35 099 (R2114) Voorzieningen voor de behandeling van geschillen tussen het Koninkrijk en de landen (Rijkswet Koninkrijksgeschillen)

H BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 maart 2021

In reactie op de brief van 15 januari jl. van de voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties over de voortgang van de memorie van antwoord inzake het voorstel van rijkswet Koninkrijksgeschillen (Kamerstukken I 2020/21, 35 099 (R2114), G) bericht ik u, mede namens de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, als volgt.

Zoals u weet, heeft de regering van het Koninkrijk enkele maanden geleden twee voorstellen van rijkswet ter advisering aanhangig gemaakt bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk die de Caribische landen van het Koninkrijk aangaan: het voorstel van rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling en het voorstel van rijkswet Aruba financieel toezicht. Wij achten het wenselijk deze advisering af te wachten, alvorens tot inzending van de memorie van antwoord wordt overgegaan. Zowel het voorstel van rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling als het voorstel van rijkswet Aruba financieel toezicht bevat arrangementen voor de beslechting van geschillen.

Wij verwachten dat de Afdeling haar adviezen over bovengenoemde voorstellen van rijkswet binnen enkele weken uitbrengt. Zo spoedig mogelijk hierna zullen wij u de memorie van antwoord doen toekomen dan wel berichten over de gevolgen van de advisering door de Afdeling voor het traject van het voorstel van rijkswet Koninkrijksgeschillen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven