35 095 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 december 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 6 december 2018 voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Bij brief van 14 december 2018 zijn ze door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

1

Kunt u een overzicht geven van alle kasschuiven op de OCW-begroting?

In de bovenstaande tabel vindt u alle kasschuiven die een effect hebben in 2018.

  • 1: Er vindt een kasschuif plaats voor de onderuitputting op de lerarenbeurs van 2018 naar 2019 ter dekking van de tegenvaller op de ramingen in 2019 (– € 15 miljoen).

  • 2: Er vind een vooruitbetaling van € 850 miljoen plaats aan OV-bedrijven voor het studentenreisproduct. Dit betreft een bevoorschotting van betalingen uit latere jaren, die dient om het kasritme van de staat te optimaliseren. Contractueel is vastgelegd dat OCW de vergoeding voor de OV-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen.

  • 3:. In de mediabegrotingsbrief is toegelicht hoe de dalende reclame-inkomsten in 2018 worden opgevangen en met welke maatregelen wordt voorkomen dat de Algemene Mediareserve (AMr) in de jaren daarna leeg raakt. Op basis van de geactualiseerde Ster raming gaat de 2e suppletoire begroting uit van een tegenvaller van € 16,6 miljoen ten opzicht van de stand bij de 1e suppletoire begroting. Ongeveer € 9 miljoen hiervan kan niet meer worden opgevangen door de AMr. Daarom is er een kasschuif toegepast waarmee de AMr in 2018 wordt aangevuld. Door de geschetste budgetontwikkeling in de mediabegrotingsbrief ontstaat in 2021 ruimte om deze kasschuif terug te betalen. Ruimte die anders zou zijn toegevoegd aan de AMr. Op deze manier zal er geen directe invloed zijn op de in de brief opgenomen ontwikkeling van het beschikbare minimumbudget voor de publieke omroep.

    De hoogte van de Ster-inkomsten is afhankelijk van meerdere factoren, die ook niet allemaal direct te beïnvloeden zijn, zoals de omvang van de reclamemarkt voor lineaire tv en radio en het bereik van de aanbodkanalen van de NPO. Reclamebeleid van de NPO, de prestatie van de Ster en de omgang van de NPO met online reclame spelen ook een rol. In oktober heeft de Ster mij geïnformeerd over de verwachte realisatie van de inkomsten over 2018. Bij brief van 7 november heeft de Ster vervolgens de nieuwe meerjarenraming gestuurd. Die raming is verwerkt in de mediabegrotingsbrief, waarbij wordt uitgegaan van Ster-inkomsten van structureel circa € 150 miljoen. Hierbij wordt op twee punten uitgegaan van meer voorzichtigheid dan de raming van de Ster.

    De mediabegrotingsbrief laat ook de geraamde ontwikkeling van de AMr zien op basis van de aangepaste raming van de Ster-inkomsten en de ontwikkeling van de uitgaven aan de publieke omroep. Om een liquiditeitstekort te vermijden waren maatregelen om de AMr op peil te houden in 2019 en 2020 onvermijdelijk. Met de NPO en de omroepen zijn daar goede afspraken over gemaakt. Het liquiditeitssaldo van de AMr wordt eind 2018 en eind 2019 geraamd op respectievelijk € 5,6 miljoen en € 16,7 miljoen. Eind 2021 is de stand van de AMr volgens de raming € 13,9 miljoen. Dit is inclusief het effect van onderstaande maatregelen en de terugbetaling van de kasschuif.

    De maatregelen komen erop neer dat:

    • 1. de toekenning van € 40 miljoen in 2019 en de uitvoering van het plan van de NPO op basis van de motie Pechtold het mogelijk maakt dat de NPO en omroepen hun aanvraag voor een financiële bijdrage vanuit de AMr voor de bekostiging van de frictiekosten maximeren op € 14 miljoen waarbij de begroting van de NPO uitging van € 21,4 miljoen.

    • 2. de NPO zijn aanvraag in 2020 voor een financiële bijdrage vanuit de AMr voor de bekostiging van meerkosten van grote sportevenementen maximeert op € 19,3 miljoen, waarbij de begroting van de NPO uitging van € 23,457 miljoen;

    • 3. uitstel verrekening van de consumentenprijsindexvergoeding van € 1,174 miljoen over 2018 naar een later moment wanneer de AMr voldoende is hersteld;

    • 4. overige maatregelen voor 2020 die in totaal maximaal € 5 miljoen moeten bijdragen aan het herstel van de AMr.

  • 4: De LPO tranche 2018 over een deel van de intensiveringen uit het Regeerakkoord wordt via deze kasschuiven ingezet als dekking voor de tegenvaller op de ramingen in 2019.

  • 5: Deze kasschuif is een saldo van meerdere kasschuiven op de apparaatskosten. De twee volgende zijn de grootste: Als gevolg van vertraging in de implementatie van de nieuwe werkplek OCW wordt € 6,5 miljoen middels een kasschuif doorgeschoven van 2018 naar 2019. Daarnaast wordt de kasschuif van 2019 naar 2018 ad € 7,5 miljoen voor uitvoeringskosten ter voorbereiding van de voorgenomen regeling scholingsvouchers door uitstel teruggeboekt naar 2019.

Artikel

Omschrijving

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1. Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

Lerarenbeurs

– 15.000

15.000

0

0

0

0

2. Studiefinanciering

OV bedrijven

850.000

0

– 425.000

– 425.000

0

0

3. Media

Algemene Media Reserve

15.000

– 15.000

0

0

0

0

4. Nog onverdeeld

LPO inzet

– 9.193

91.741

– 21.851

– 21.837

– 19.441

– 19.419

5. Apparaat Kerndepartement

Kasschuif apparaat

– 16.901

13.976

1.796

264

265

600

 

Totaal

823.906

105.717

– 445.055

– 446.573

– 19.176

– 18.819

2

Op welke wijze zijn de in het regeerakkoord gereserveerde 5 miljoen euro voor onderzoeksjournalistiek in 2018 uitgegeven?

De middelen uit het regeerakkoord zijn in 2018 aan drie doelen besteed:

  • 1. € 1 miljoen euro voor het direct ondersteunen van journalistieke producties, vooral in de regio en op lokaal niveau, via het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten;

  • 2. € 3 miljoen voor ondersteuning van innovatie en samenwerking in de sector, vooral in de regio en op lokaal niveau, via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek;

  • 3. € 1 miljoen euro voor talentontwikkeling en professionalisering van journalisten, waarvan: € 600.000 voor een regeling talentontwikkeling via het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. € 300.000 voor regelingen talentontwikkeling via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek; € 100.000 voor de uitvoering van de afspraken tussen OM, Politie en de sector in de Stuurgroep Geweld en Agressie tegen Journalisten.

3

Waarom staan de in het regeerakkoord gereserveerde 5 miljoen euro extra voor onderzoeksjournalistiek vanaf 2019 nog op de aanvullende post? Wanneer worden deze middelen met doelgerichte besteding overgeheveld?

In 2018 zijn de middelen aan drie doelen besteed, zoals benoemd in vraag 2. Voor nu wordt uitgegaan van eenzelfde soort besteding in 2019 als in 2018. Het bedrag voor 2019 staat nog op de aanvullende post omdat conform de afspraak bij het Regeerakkoord het plan voor de structurele inzet van de middelen nog goedgekeurd moet worden door het Ministerie van Financiën. Wij verwachten dat deze middelen beschikbaar komen in de Voorjaarsnota 2019. De komende twee jaar wordt goed geëvalueerd of de middelen inderdaad effectief zijn in het oplossen van knelpunten van de onderzoeksjournalistiek. Op basis daarvan wordt de structurele besteding van de middelen definitief ingericht.

4

Kunt u aangeven welke rol u heeft als het gaat om huisvestiging van scholen in Caribisch Nederland? Geldt hierbij net als in Nederland dat de gemeente hiervoor verantwoordelijk is?

Het faciliteren van onderwijshuisvesting is een taak van het openbaar lichaam, dat een wettelijke zorgtaak heeft voor het verschaffen van huisvesting aan onderwijsinstellingen. Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba was sprake van grote achterstanden in de kwaliteit van de huisvesting van het onderwijs. Ook voldeden veel gebouwen niet meer aan de eisen die daaraan tegenwoordig gesteld worden. Om deze achterstanden weg te werken zijn in 2012 plannen opgesteld tussen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de gedeputeerden van Onderwijs van ieder van de drie eilanden om de renovatie en/ of nieuwbouw van de scholen gezamenlijk aan te pakken.

5

Zijn er cijfers beschikbaar van het aantal suïcides(pogingen) onder jongeren en/of studenten?

Het aantal zelfdodingen onder mensen van 10 tot 20 jaar nam toe van 48 in 2016 tot 81 in 2017. Binnen deze groep betreft het voornamelijk oudere tieners (bron: CBS).

6

Zijn er cijfers beschikbaar van de mate van drugsgebruik onder jongeren en/of studenten?

De gegevens over alcohol en drugsgebruik zijn te vinden in onderzoek van het Trimbos instituut.

7

Zijn er cijfers beschikbaar van de mate van alcoholgebruik onder jongeren en/of studenten?

Zie vraag 6.

8

Zijn er cijfers beschikbaar van het percentage alcohol- en drugsverslaafden onder jongeren en/of studenten?

Zie vraag 6.

9

Waar komt de 19,5 miljoen euro vandaan waarmee de OCW-begroting is opgehoogd?

De € 19,5 miljoen in 2018 ter uitvoering van het amendement Van den Hul is ingepast onder de ruimte in het uitgavenplafond in 2018. De begroting is met dit bedrag verhoogd.

10

Kunt u aangeven hoe de nieuwe herverdeling van de DUO1-budgetten over de beleidsartikelen eruit ziet? Kunt u dit doen in de vorm van een «was» – «wordt» tabel: wat was de verdeling over de verschillende artikelen en hoe ziet de huidige verdeling van de kosten per beleidsartikel eruit?

Als we alleen kijken naar de herverdelingsmutaties,dan leidt dat tot de volgende wijziging van de DUO-budgetten:

DUO-budgetten (x € 1.000)
 

Stand voor herverdeling

Stand na herverdeling

Artikel 1

26.942

27.990

Artikel 3

37.476

51.950

Artikel 4

21.049

15.981

Artikel 6

16.283

13.841

Artikel 9

6.108

2.629

Artikel 11

101.672

106.511

Artikel 12

15.968

2.331

Artikel 13

6.672

11.350

Artikel 16

280

0

Artikel 25

136

3

Totaal

232.586

232.586

Naast deze herverdelingsmutaties hebben er ook andere mutaties op de DUO-budgetten plaatsgevonden, waardoor de stand in bovenstaande kolom «Stand na herverdeling» kan afwijken van de stand 2e suppletoire begroting.

11

In hoeverre zijn de uitvoeringskosten van DUO na de herverdeling te koppelen aan regelingen?

Het totaal beschikbare apparaatsbudget DUO is herverdeeld op basis van het kostprijsmodel DUO en de hoofdprodukten van DUO namelijk; bekostiging, studiefinanciering, examens, registers en informatiediensten. Dit is vervolgens doorvertaald naar de diverse artikelen. Hiermee zijn de kosten van DUO beter gekoppeld aan de uitvoering van de regelingen van de beleidsartikelen. (zie ook de tabel bij vraag 10).

12

Zijn de kosten van DUO voor uitvoering van het prestatiecontract nu per beleidsartikel realistisch en compleet? Kunt u dit toelichten?

De huidige verdeling van het apparaatsbudget over de artikelen kan realistisch worden genoemd. Het sluit nu beter aan bij de kosten die er zijn gemoeid met de hoofdprodukten per beleidsartikel.

Dit staat los van de tegenvaller die wordt gemeld in de tweede suppletoire begroting van OCW. Deze tegenvaller is het gevolg van extra beheer en onderhoud aan ICT-systemen (onder andere adaptief onderhoud voor het nieuwe ICT-systeem PVS omdat na oplevering bepaalde processen in de praktijk niet zo bleken te werken als gedacht) en tegenvallers in de personele uitgaven (bijvoorbeeld om de dienstverlening aan studenten op peil te houden). Om te voorkomen dat DUO een negatief eigen vermogen ontwikkelt, wordt voor 2018 de bijdrage aan het agentschap DUO vanuit OCW met € 12,8 miljoen verhoogd. De genoemde problematiek is deels structureel van aard, zoals extra kosten voor noodzakelijk onderhoud en vervanging van verouderde ICT-systemen en voor compliance (dit betreft kosten om te kunnen voldoen aan wet- en regelgeving, zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming). De problematiek wordt geactualiseerd en nader in beeld gebracht en bij Voorjaarsnota 2019 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de omvang en dekking van de structurele problematiek.

13

Kunt u toelichten waar de 19,5 miljoen euro verhoging op artikel 11 in 2018 vandaan komt om te voorkomen dat de OV2-bedrijven worden gekort?

Zie vraag 9.

14

Waar wordt de meevaller op de gewichtenregeling (18,5 miljoen euro) voor gebruikt?

In de tweede suppletoire begroting valt te zien dat er enkele tegenvallers waren op de OCW-begroting. Onder andere deze meevaller is gebruikt ter dekking daarvan. De begrotingsregels staan niet toe dat een meevaller wordt gebruikt voor nieuw beleid.

15

Wordt de meevaller van 18,5 miljoen euro op de gewichtenregeling in de toekomst wel gebruikt voor de nieuwe bekostigingssystematiek voor het achterstandenbeleid? Kortom, is er door deze meevaller voor de toekomstige bekostigingssystematiek voor het achterstandenbeleid 18,5 miljoen euro minder beschikbaar?

Er is door deze incidentele meevaller niet structureel minder geld beschikbaar voor het achterstandenbeleid.

16

Wat is de oorzaak dat doorstroom middelen mbo3-hbo4 niet volledig gebruikt zijn waardoor een meevaller van 3,4 miljoen euro is ontstaan? Om hoeveel studenten gaat het?

In 2018 konden mbo- en hbo-instellingen subsidie aanvragen voor activiteiten ter bevordering van de aansluiting van het mbo op het hbo. Er waren twee aanvraagperiodes. In elke aanvraagperiode was ongeveer € 7,4 miljoen beschikbaar. Het beschikbare budget in de eerste aanvraagperiode is volledig uitgeput. In de tweede aanvraagperiode is een bedrag van € 3,4 miljoen overgebleven. De reden hiervoor is dat minder instellingen een aanvraag hebben gedaan dan er budget beschikbaar was. Alle instellingen die een aanvraag hebben gedaan die aan de subsidievoorwaarden voldeed, hebben middelen ontvangen. In totaal zijn in 2018 bijna 80 aanvragen van meer dan 60 verschillende instellingen gehonoreerd. Hiermee worden in 2018 en 2019 in totaal 65.000 studenten bereikt.

17

Is de verschuiving van niet-relevante uitgaven naar relevante uitgaven van 66 miljoen euro een verschuiving van lasten die in latere jaren hetzelfde bedrag weer bespaart?

De verschuiving van niet-relevante uitgaven naar relevante uitgaven van € 66 miljoen resulteert in een eenmalige relevante tegenvaller. Een deel van de relevante omzettingen uit januari 2019 is verschoven naar het jaar 2018. Hetzelfde zal gebeuren in de komende jaren. In de jaren 2019 en verder heffen het lagere bedrag in januari en de hogere bedragen in de overige maanden van het jaar elkaar op. Alleen voor 2018 is dat niet het geval omdat er geen sprake was van lagere uitgaven in januari omdat PVS toen nog niet in werking was getreden.

18

Kunt u bevestigen dat als vijfde punt in de opsomming een tegenvaller staat van 20 miljoen euro op kortlopende vorderingen? Hoe verhoudt dit zich tot de daling van kortlopende vorderingen onder bullet 3? Om welke vorderingen gaat het hier?

Het klopt dat er een tegenvaller is van € 20 miljoen op de ontvangsten van de kortlopende vorderingen. De tegenvaller onder bullet 3 gaat over uitgaven aan kortlopende vorderingen. Het gaat voornamelijk om vorderingen op achterstallig lager recht (ALR). Als een student meer studiefinanciering heeft ontvangen dan waar hij / zij achteraf recht op had, dan wordt dat ALR genoemd. Bij het constateren van ALR probeert DUO het teveel ontvangen bedrag terug te vorderen. Dat gebeurt door middel van een kortlopende vordering en de betreffende uitgaven moeten dan als relevante uitgaven geregistreerd moeten worden ook al gaat het om leningen of prestatiebeursuitgaven die in eerste instantie niet-relevant zijn. Als het bedrag van de student wordt ontvangen staat daar een relevante ontvangst tegenover.

Met het nieuwe systeem als gevolg van PVS wordt sneller en beter ingespeeld op de werkelijkheid, waardoor ALR minder voorkomt. Hierdoor dalen de relevante uitgaven die ontstaan door ALR. Tegelijkertijd dalen de relevante ontvangsten als gevolg van ALR ook.

19

Hoe is de meevaller van 27 miljoen euro voor studiefinanciering verdeeld over lesgeld en BES5-geld?

De meevaller van € 27 miljoen is een optelsom van:

  • hogere lesgeldontvangsten ter hoogte van € 10 miljoen,

  • lagere uitgaven aan SF voor de BES-eilanden ter hoogte van € 1,5 miljoen,

  • lagere uitgaven op de post overige relevante uitgaven vanwege een daling in de kortlopende vorderingen ter hoogte van € 15 miljoen.

20

Kunt u toelichten wat het effect is op de begroting van de verschuiving van 66,0 miljoen euro van niet-relevante uitgaven naar relevante uitgaven in 2018 door de wijziging van de boekingsgang van de diploma-omzetting?

Omdat het een verschuiving van de uitgaven betreft is er per saldo op het totaalniveau van de begrotingsuitgaven geen effect. Relevante uitgaven tellen echter mee voor het EMU-saldo en het uitgavenplafond, terwijl dat niet het geval is voor niet-relevante uitgaven.

21

Is het te verwachten dat in de toekomst er minder meevallers komen op de gewichtenregeling bij artikel 1 Primair onderwijs doordat er een nieuwe verdelingssystematiek wordt ingevoerd die op meerdere factoren is gebaseerd dan alleen opleidingsniveau van de ouders?

In de toekomst zullen de meevallers of tegenvallers op de nieuwe regeling voor onderwijsachterstanden zeer beperkt zijn. Ze ontstaan nog mogelijk door bijvoorbeeld bezwaren van scholen of vanwege fusies of verzelfstandigingen. Op basis van de nieuwe verdelingssystematiek wordt het beschikbare budget namelijk volledig verdeeld. Dit komt doordat we in de nieuwe methode een relatieve doelgroep in plaats van een absolute doelgroep hanteren. De middelen worden jaarlijks over een doelgroep van 15 procent van het aantal basisschoolleerlingen verdeeld. Dit gebeurt op basis van de achterstandsscores van basisscholen die het Centraal bureau voor de statistiek jaarlijks berekent.

22

Klopt het dat er wederom een onderbesteding is op de gewichtenregeling? Kunt u een overzicht geven van de afgelopen 15 jaar van de begrote middelen voor de gewichtenregeling en de daadwerkelijk uitgegeven middelen aan deze regeling?

Het is juist dat er in 2018 een onderbesteding is op de gewichtenregeling. De omvang daarvan bedraagt naar verwachting € 18,5 miljoen.

In de begroting OCW zijn de gewichtenmiddelen een onderdeel van het instrument »bekostiging PO», en niet als zodanig herkenbaar opgenomen. Uit onderliggende modellen is het begrote bedrag voor de afgelopen 5 jaar afgeleid. Nog verder teruggaan levert cijfers met een (te) grote onzekerheidsmarge op. De daadwerkelijk uitgegeven bedragen betreffen grotendeels schooljaarbetalingen die normatief omgerekend zijn naar kalenderjaar. Ook hiervan is een belangrijk deel niet als zodanig herkenbaar in de toekenning, en moeten voor het bepalen van dat aandeel aannames worden gemaakt.

In onderstaande tabel zijn bovenbedoelde getallen opgenomen. Daarbij is er voor een zuivere vergelijking voor gezorgd dat begroot en uitgeput bedrag op hetzelfde loonpeil zijn.

jaar

begroot

realisatie

verschil

2013

384,4

387,2

– 2,8

2014

360,5

360,9

– 0,4

2015

333,3

336,9

– 3,6

2016

317,2

314,2

3,1

2017

297,8

296,2

1,6

23

Wat houdt de doorstroomregeling mbo-hbo in en wat gaat u nog doen om te kijken of die 3,4 miljoen euro goed besteed kan worden aan doorstroom mbo-hbo?

De doorstroomregeling is een tijdelijke regeling waarmee het Kabinet in 2017 en 2018 een impuls heeft gegeven aan activiteiten en projecten van mbo-instellingen en hogescholen ter verbetering van de aansluiting van mbo op hbo. Deze maatregel vloeit voort uit het actieplan voor gelijke kansen uit oktober 2016. We zullen in het voorjaar 2019 de mogelijkheid onderzoeken of we de regeling met één jaar kunnen verlengen tot en met 2019. Vanaf 2020 zullen de middelen ter bevordering van de aansluiting van mbo op hbo structureel onderdeel worden van het budget voor uitvoering van de kwaliteitsafspraken met mbo-instellingen.

24

Wat is de reden dat de regeling team- en schoolleidersbeurs een onderuitputting heeft? Wat gaat u doen met de onderuitputting die is vrijgekomen?

De onderuitputting ontstaat omdat het aantal aanvragen voor de Teambeurs achter blijft bij het aantal waarop het budget voor 2018 was gebaseerd. De oorzaak van de geringere animo is waarschijnlijk het feit dat het veel inspanning vraagt van schoolbesturen om de activiteiten die nodig zijn voor de Teambeurs op te zetten en uit te voeren. De Teambeurs heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de team- en schoolontwikkeling. Hiervoor moet er een schoolontwikkelvraag zijn geformuleerd, die aan de basis staat van de masterstudie die met meerdere leraren gevolgd wordt. Tevens dient de opgedane kennis zowel tijdens als na de studie benut te worden voor de praktijk. Dit alles doet een fors beroep op het organisatievermogen en de capaciteit van een schoolbestuur. De onderuitputting is bij de tweede suppletoire wet als meevaller geboekt en is daarmee niet inzetbaar voor nieuwe activiteiten.

25

Wat is de reden dat de kosten bij DUO aan beheer en onderhoud niet eerder voorzien konden worden, al helemaal aangezien een gedeelte over structurele problemen gaat?

De problematiek als zodanig was al eerder voorzien en aan de Kamer gemeld, onder andere in het jaarverslag over 2016 en in de begroting 2018.

In de integrale afweging van de begroting is met incidentele oplossingen, zowel aan de kosten en dekkingskant, dekking gevonden voor met name onderhoud en vervanging ter voorkoming van achterstallig onderhoud. De structurele problematiek op de begroting DUO wordt nu geactualiseerd en bij Voorjaarsnota 2019 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de omvang en dekking van deze structurele problematiek.

26

Hoeveel verschillende en welke ICT-systemen heeft DUO voor welke doelen in gebruik?

Bij DUO zijn circa 800 applicaties en pakketten in gebruik t.b.v. het uitvoeren van de (wettelijke)taken.

27

Kunt u aangeven welke gevolgen de 66 miljoen euro verschuiving van niet-relevante naar relevante uitgaven vanwege het nieuwe studiefinancieringssysteem heeft voor het EMU6-saldo in 2018?

Door deze verschuiving wordt het EMU-saldo 66 miljoen euro lager in 2018.

28

Wat zijn de consequenties van het nieuwe studiefinancieringssysteem voor komende begrotingen?

Het nieuwe studiefinancieringssysteem draait sinds voorjaar 2018. Gedurende 2018 zijn enkele boekingsgangen door dit nieuwe systeem gewijzigd. Dit heeft tot verschillende mutaties in het jaar 2018 geleid, zoals een eenmalige verschuiving van € 66,0 miljoen van niet-relevante uitgaven naar relevante uitgaven (een deel van de relevante omzettingen uit januari 2019 is verschoven naar het jaar 2018). Maar ook is er door het nieuwe studiefinancieringssysteem minder sprake van achterstallig lager recht (ALR). Dit heeft mogelijk ook consequenties op de bedragen in toekomstige jaren. De boekingsgangen zijn nu zodanig geïmplementeerd dat daar bij de komende voorjaarsnota rekening mee wordt gehouden.

29

In hoeverre en op welke wijze is er in de begroting van 2019 reeds rekening gehouden met de structurele problemen van DUO?

Deze is enkel in kwalitatieve zin benoemd. Deze problematiek wordt nu geactualiseerd en bij Voorjaarsnota 2019 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de omvang en dekking van deze structurele problematiek.

30

Worden er maatregelen genomen om de problemen/tegenvallers bij DUO structureel op te lossen?

Ja. De problematiek wordt nu geactualiseerd en bij Voorjaarsnota 2019 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de omvang en dekking van de structurele problematiek.

31

Wat is de structurele problematiek van DUO waardoor de bijdrage wordt verhoogd?

Het betreft hier de extra kosten voor noodzakelijk onderhoud en vervanging van verouderde ICT-systemen en voor compliance (dit betreft kosten om te kunnen voldoen aan wet- en regelgeving, zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming).

32

In hoeverre spelen de stijgende kosten voor externe inhuur een rol bij de problematiek bij DUO?

Niet direct. DUO streeft naar een evenwichtige balans tussen extern personeel en intern personeel om daarmee de continuïteit van het primaire proces in een veranderende omgeving te borgen. Een balans die vooral gericht is op het verder afbouwen van extern personeel ten gunste van het verder investeren in de kwaliteiten van intern personeel. De schaarste van met name automatiseringspersoneel heeft echter een rem gegeven op het verder verambtelijken van relatief dure externe capaciteit voor goedkopere ambtelijke capaciteit.

33

Welk zichtbaar effect heeft de verhoging van het budget van DUO op de kwaliteit van de dienstverlening aan studenten?

Er is geen zichtbaar effect van het verhogen van het budget op de kwaliteit van de dienstverlening. Wij richten ons in eerste instantie op het behouden van het bestaande serviceniveau van de dienstverlening.

34

Wat is de oorzaak dat 175 miljoen euro minder prestatiebeurs is omgezet in een lening? Om hoeveel studenten gaat het? Over welke jaren is deze studieschuld opgebouwd? Welke gevolgen heeft dit voor de lopende en opvolgende begrotingen?

Met de invoering van het nieuwe studiefinancieringssysteem is er nu sprake van één geïntegreerd systeem, waarbij bepaalde boekingsgangen zijn verbeterd. Het betreft hier de niet-relevante boekingsgang van prestatiebeurs naar definitieve rentedragende lening. Deze boeking vindt in het nieuwe systeem pas plaats als de diplomatermijn van de prestatiebeurs verstrijkt., waar dit voorheen al eerder werd omgezet naar een lening.

De diplomatermijn bedraagt 10 jaar, het betreft dan ook prestatiebeurzen die over de afgelopen 10 jaar zijn opgebouwd. Deze worden dus op een later moment omgezet naar een definitieve rentedragende lening. Het is niet bekend om hoeveel studenten dit gaat.

De boekingsgangen zijn nu zodanig geïmplementeerd dat daar bij de komende voorjaarsnota rekening mee wordt gehouden.

35

In hoeverre heeft de kasschuif van 15 miljoen euro van 2019 naar 2018 op artikel 15 media invloed op de beschikbare middelen voor media in 2019?

Zie antwoord op vraag 59.

36

In hoeverre bent u voornemens om bij de Voorjaarsnota het gat van 15 miljoen euro op de mediabegroting in 2019 op te vangen, nu de Algemene Mediareserve hiervoor niet (meer) toereikend zal zijn /lijkt te zijn?

Zie antwoord op vraag 59.

37

Wat wordt precies bedoeld met het dalend aantal plaatsen in justitiële jeugdinrichtingen? Betekent dit minder plaatsen voor jongeren in jeugdinrichtingen of dat er minder jongeren geplaatst zijn in jeugdinrichtingen? Wat is daar de oorzaak van?

De oorzaak van de kostendaling is dat het aantal opgenomen jongeren in een justitiële inrichting daalt. Daardoor daalt ook de door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) jaarlijks vastgestelde capaciteit. En aangezien elke inrichting gekoppeld is aan een school, daalt de capaciteit van de scholen mee met de capaciteit van de bijbehorende inrichting en dalen dus de onderwijskosten.

38

Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat geen enkele leerling van de opgeheven school naar de fusieschool is gegaan?

Dit is mogelijk omdat ouders van leerlingen van de opgeheven school de vrijheid hebben om hun kind niet naar de door het bestuur gekozen fusieschool te laten gaan.

39

Kunt u aangeven op hoeveel fusies de terugvordering van het fusiegeld van 6,8 miljoen euro betrekking heeft?

Het betreft 18 fusies.

40

Kunt u nader toelichten hoe het kan dat er 10,4 miljoen euro onterecht ontvangen fusiegelden zijn teruggevorderd?

Het gaat om € 10,4 miljoen aan extra ontvangsten, waarvan € 6,8 miljoen door de Inspectie van het Onderwijs opgelegde sancties betreft. Een fusieschool heeft alleen recht op fusiecompensatie, indien er na een fusie, die altijd per 1 augustus plaatsvindt, daadwerkelijk leerlingen overgaan van de opgeheven school naar de fusieschool. Dat kan pas worden vastgesteld ná de fusie. Maar het bestuur van de fusieschool maakt meteen kosten (bijvoorbeeld voor personeel van de opgeheven school dat per 1 augustus is overgegaan). Vandaar dat de fusiecompensatie vanaf de fusiedatum van 1 augustus wordt toegekend. Achteraf wordt op basis van de eerste leerlingentelling ná de fusie gekeken hoe het zit met de leerlingenstroom tussen opgeheven school en fusieschool. Bij een aantal fusies uit 2014 – 2016 heeft de Inspectie van het Onderwijs hiernaar onderzoek gedaan, en sancties opgelegd.

41

Kunt u aangeven wat de wachtgeldkosten inhouden en bij hoeveel besturen op welke manier onterechte declaraties zijn geconstateerd?

De wachtgeldkosten betreffen de uitgaven voor wettelijke en bovenwettelijke uitkeringen voor werkloosheid in het po. Het Participatiefonds (Pf) betaalt deze kosten namens de sector po aan de uitkeringsinstanties UWV en WWPlus. Bij iedere nieuwe uitkering toetst het Pf op basis van haar reglement of de kosten ten laste komen van het fonds (het collectief) of van het schoolbestuur waar het ontslag heeft plaatsgevonden. In het laatste geval worden de kosten achteraf in rekening gebracht van het betrokken schoolbestuur. Dit gebeurt door DUO via inhouding op de rijksbekostiging. Het bedrag van de inhouding wordt vervolgens overgemaakt aan het Pf. Gemiddeld vindt dat jaarlijks plaats in circa 4% van de nieuwe uitkeringen. In de jaren 2015–2018 is een inhaalslag uitgevoerd op de uitkeringskosten in de jaren vanaf 2012. In 2018 is naast de uitkeringslast over 2018 dus ook een deel van de kosten van uitkeringen over 2017 en eerder op deze manier verrekend. Op deze inhaalslag heeft het bedrag van de desaldering ad € 26 miljoen betrekking. De inhaalslag is eind 2018 zo goed als afgerond.

42

Wat is de reden dat scholen in eerste instantie fusiegelden hebben ontvangen, terwijl er geen enkele leerling van de opgeheven school naar de fusieschool is gegaan? Wordt hier vooraf niet op gecontroleerd voordat de fusiegelden overgemaakt worden?

Zie het antwoord op vraag 40.

43

Wat is de oorzaak van de mutatie op het gebied van de kwaliteitsafspraken in het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie?

De mutatie wordt grotendeels verklaard doordat het Investeringsbudget in 2019 eenmalig met € 11 miljoen verlaagd is. Deze middelen zijn toegevoegd aan het macrobudget van de aoc’s. Dit is conform de afspraak in het Bestuursakkoord mbo7.

44

Welke subsidies vallen onder «overige subsidies» en wat is de oorzaak van de mutatie?

Zie hiervoor de subsidiebijlage behorende bij de begroting 2018 en 2019. In de subsidiebijlage kunt u zien dat onder andere de post kwaliteitsplannen/excellentieplannen onder de post overige subsidies valt. Daarnaast vallen hier andere subsidies onder die verstrekt worden om beleidsdoelstellingen te halen. Het gaat hier om posten zoals het Techniekpact, het Netwerk Burgerschap, het Steunpunt Taal en Rekenen, JOB, COMBO en kwaliteitsbeleid.

De mutatie is ontstaan doordat een aantal projecten is doorgeschoven naar 2019. Hierdoor is een deel van het budget in 2018 vrijgevallen. Daarnaast is de start van de werkzaamheden van een aantal projecten vertraagd en leiden in 2019 tot betalingen.

45

Wat is de reden dat in artikel 7 (wetenschappelijk onderwijs) 200 duizend euro minder aan opdrachten wordt besteed?

Zoals uit de tabel blijkt wordt in artikel 7 niet € 200.000 minder maar € 678.000 meer aan opdrachten besteed, is met name bedoeld voor beleidsgericht onderzoek. De in de vraag genoemde 200 duizend euro is wel terug te vinden in artikel 8 (zie hiervoor het antwoord op vraag 46).

46

Wat is de reden dat in artikel 8 (internationaal beleid) 200 duizend euro minder aan opdrachten wordt besteed?

De begrote middelen van artikel 8 voor het instrument opdrachten is in de najaarsnota van 2018 bijgesteld. Het betreft de begrote middelen voor incidentele internationale activiteiten en voor beleidsonderzoek en benchmarking. In 2018 zijn er minder opdrachten gegeven voor incidentele internationale activiteiten dan begroot. Daarnaast zijn de beoogde opdrachten voor beleidsonderzoek verschoven naar 2019.

47

Welke overwegingen liggen eraan ten grondslag dat bij de onderuitputting van de Lerarenbeurs de regeling niet verder wordt verruimd voor leraren die al een beroep hebben gedaan op de Lerarenbeurs in de tijd vóórdat het politieke besluit werd genomen dat docenten hun bevoegdheid moesten behalen voor het vak dat zij gaven, maar die nu met het hogere instellingscollegegeld voor een tweede master ernstig in de problemen komen als zij alsnog hun bevoegdheid willen behalen?

Elke docent kan éénmalig gebruik maken van de lerarenbeurs om een masteropleiding te volgen. Dit geldt ook voor docenten die al een mastertitel hebben behaald, maar die nu graag een andere studie willen volgen of tweede onderwijsbevoegdheid willen halen. Met de lerarenbeurs kunnen docenten één masteropleiding volgen en/of één bacheloropleiding/deficiëntieopleiding.

Docenten die graag een tweede onderwijsbevoegdheid willen halen, kunnen er ook voor kiezen om het zijinstroomtraject te doen. Hiervoor zijn ook subsidies beschikbaar en deze route is meer toegespitst op de verworvenheden die de MA-opgeleide docent al heeft; en mogelijk ook qua tijd en energie een mindere investering.

48

Wat is de reden dat het budget voor de lerarenbeurs opnieuw niet is opgemaakt?

Het budget van de lerarenbeurs is de afgelopen jaren toegenomen, maar wordt niet volledig uitgeput. Op 4 december 2018 is een amendement (35 000 VIII, nr. 115) aangenomen dat regelt dat de verwachte onderuitputting op de lerarenbeurs vanaf 2019 wordt ingezet voor verhoging van het budget voor de regeling zijinstroom en voor regionale aanpak van het lerarentekort.

Het budget van de lerarenbeurs is de afgelopen jaren toegenomen, maar de vraag ernaar niet evenredig, waardoor het budget niet volledig is uitgeput. Op 4 december 2018 is een amendement (35 000 VIII, nr. 115) aangenomen dat regelt dat de verwachte onderuitputting op de lerarenbeurs vanaf 2019 wordt ingezet voor verhoging van het budget voor de regeling zijinstroom en voor regionale aanpak van het lerarentekort. Daarmee zal de onderuitputting naar verwachting niet nogmaals optreden.

49

Wat is de oorzaak van het verschil in de reisvoorziening? Hoeveel reisbewegingen staan hier tegenover? Hoeveel kilometers hebben studenten met een studentenreisproduct in totaal gereisd en met welk vervoersmiddel? Hoeveel van deze kilometers werden volledig vergoed door het studentenreisproduct en hoeveel kilometers hebben studenten met een korting gereisd? Kunt u de bijdragen aan vervoersbedrijf uitsplitsen?

De bedragen die OCW betaalt aan de vervoerders zijn met deze suppletoire begroting niet gewijzigd, met uitzondering van de vooruitbetaling in 2018. De vooruitbetaling heeft als doel het optimaliseren van het kasritme van de Staat en heeft geen oorzaak in onderliggende aantallen of prijzen; het betreft slechts een verschuiving van de betaling tussen jaren.

Losstaand van de betalingen aan vervoerders heeft er een verschuiving plaatsgevonden van 21,5 miljoen van niet-relevante uitgaven aan de reisvoorziening naar relevante uitgaven. Deze verschuiving maakt onderdeel uit van de 66 miljoen euro verschuiving als gevolg van de wijziging van de boekingsgang van de diploma-omzetting. Doordat voor meer studenten de prestatiebeurs direct na afstuderen wordt omgezet in een gift in plaats van in het jaar daarna, verschuiven deze uitgaven eerder van niet-relevant naar relevant.

Tot slot is 5 miljoen euro verschoven van niet-relevante uitgaven naar relevante uitgaven aan de prestatiebeurs die betrekking heeft op de reisvoorziening voor bolstudenten als gevolg van een iets lagere realisatie dan geraamd. Het gaat hier niet om betalingen aan vervoerders, maar om de boeking van de prestatiebeursschuld van de reisvoorziening bij bolstudenten.

De bedragen die OCW aan de vervoerders betaalt in een bepaald jaar worden niet beïnvloed door het aantal reisbewegingen in dat jaar. Eens per drie jaar wordt onderzoek gedaan naar het reisgedrag (het aantal gereisde kilometers) met eventuele aanpassingen van de prijzen in toekomstige jaren tot gevolg. Het meest recente onderzoek gaat over 2015/2016 en heeft geleid tot lagere prijzen vanaf 2017. De aantallen kilometers in 2018 zijn dan ook niet bekend.

In het contract tussen OCW en de vervoerders worden drie partijen onderscheiden. Het gaat om de treinvervoerders, de streekvervoerders die georganiseerd zijn in de Vereniging Studentenkaart Streekvervoer (VSS) en de stadsvervoerders die georganiseerd zijn in de Vereniging van Stedelijke Vervoerbedrijven (VSV). Onderstaande tabel laat de geraamde bedragen aan de vervoerders zien voor 2018 uitgesplitst naar deze drie partijen.

x € 1 miljoen

2018

Trein

1.062,7

VSS

435,3

VSV

226,1

Totaal

1.724,1

50

Klopt het dat de grootste tegenvaller komt door de gevolgen van het nieuwe studiefinancieringssysteem? Welke gevolgen heeft deze nieuwe systematiek voor komende begrotingen?

Dit klopt. Het nieuwe studiefinancieringssysteem draait sinds voorjaar 2018. Gedurende 2018 zijn enkele boekingsgangen door dit nieuwe systeem gewijzigd. Dit heeft tot verschillende mutaties in het jaar 2018 geleid, zoals een eenmalige verschuiving van € 66,0 miljoen van niet-relevante uitgaven naar relevante uitgaven (een deel van de relevante omzettingen uit januari 2019 is verschoven naar het jaar 2018). Maar ook is er door het nieuwe studiefinancieringssysteem minder sprake van achterstallig lager recht (ALR). Dit heeft mogelijk ook consequenties op de bedragen in toekomstige jaren. De boekingsgangen zijn nu zodanig geïmplementeerd dat daar bij de komende voorjaarsnota rekening mee wordt gehouden.

51

Wat zijn de consequenties van het nieuwe studiefinancieringssysteem voor komende begrotingen?

Het nieuwe studiefinancieringssysteem draait sinds voorjaar 2018. Gedurende 2018 zijn enkele boekingsgangen door dit nieuwe systeem gewijzigd. Dit heeft tot verschillende mutaties in het jaar 2018 geleid, zoals een eenmalige verschuiving van € 66,0 miljoen van niet-relevante uitgaven naar relevante uitgaven (een deel van de relevante omzettingen uit januari 2019 is verschoven naar het jaar 2018). Maar ook is er door het nieuwe studiefinancieringssysteem minder sprake van achterstallig lager recht (ALR). Dit heeft mogelijk ook consequenties op de bedragen in toekomstige jaren. De boekingsgangen zijn nu zodanig geïmplementeerd dat daar bij de komende voorjaarsnota rekening mee wordt gehouden.

52

Kunt u nader toelichten hoe het komt dat er 5 miljoen euro minder reisvoorziening aan bol8-studenten is uitgegeven dan was geraamd?

De € 5 miljoen bijstelling voor de reisvoorziening voor bolstudenten is een gevolg van een iets lagere realisatie dan geraamd. Dat de realisatie lager is uitgevallen dan geraamd kan enerzijds komen doordat er in totaal minder bol studenten zijn in studiejaar 2018 dan vooraf was geraamd of anderzijds doordat minder bol-studenten recht hebben op een reisvoorziening in 2018. Pas als de definitieve cijfers over 2018 binnen zijn, ontstaat hierover meer duidelijkheid.

53

Wat is de exacte hoogte van de Algemene Mediareserve in 2018 en in 2019? Indien een exact getal voor de hoogte van de Algemene Mediareserve onbekend is, wat is dan uw inschatting van de hoogte van deze reserves?

Zie antwoord vraag 1, pt. 3.

54

Hoe hoog zijn de tegenvallers die niet vanuit de Algemene Mediareserves gecompenseerd kunnen worden?

Zie antwoord vraag 1, pt. 3.

55

Welke maatregelen worden er in 2019 genomen om de mindering van middelen in de Algemene Mediareserve op te vangen?

Zie antwoord vraag 1, pt. 3.

56

Wat is de oorzaak dat de STER-inkomsten verder gedaald waren dan verwacht? Wanneer werd dat bekend?

Zie antwoord vraag 1, pt. 3.

57

Hoe groot schat u de terugloop van de STER-inkomsten over de komende jaren en waar baseert u deze verwachting op?

Zie antwoord vraag 1, pt. 3.

58

In hoeverre heeft de kasschuif van 15 miljoen euro van 2019 naar 2018 op artikel 15 media invloed op de beschikbare middelen voor media in 2019? Hoe werkt dit door in de jaren erna?

Zie antwoord vraag 1, pt. 3.

59

In hoeverre bent u voornemens om bij de Voorjaarsnota het gat van 15 miljoen euro op de mediabegroting in 2019 op te vangen, nu de Algemene Mediareserve hiervoor niet (meer) toereikend zal zijn / lijkt te zijn?

Zie antwoord vraag 1, pt. 3.

60

Welke gevolgen verwacht u van het overhevelen naar het gemeentefonds van het budget op het gebied van vrouwen- en LHBT9- emancipatiebeleid? Hoeveel gemeenten gaan er hierdoor financieel op vooruit en hoeveel gemeenten gaan er hierdoor op achteruit? Waar moet een gemeente aan voldoen om aangemerkt te worden als een actieve gemeente op het gebied van vrouwen- en LHBT-emancipatiebeleid?

De overboeking naar het gemeentefonds gebeurt ieder jaar en dit is een gebruikelijke werkwijze bij een decentralisatie-uitkering. Er is geen sprake van voor- of achteruitgang.

OCW werkt samen met gemeenten aan lokaal beleid voor economische zelfstandigheid van vrouwen en met Regenboogsteden aan lokaal LHBT beleid. De gemeenten ontvangen hiervoor een decentralisatie-uitkering via het gemeentefonds van het Ministerie van BZK. De deelnemende gemeenten hebben hun beleidsdoelstellingen vastgelegd in een beleidsplan dat is voorgelegd aan OCW. De gemeenten leveren cofinanciering door een equivalent bedrag aan financiële middelen of inzet van fte. Voor economische zelfstandigheid van vrouwen ontvangen 24 centrumgemeenten afhankelijk van hun aanvraag € 15.000 tot € 40.000 voor 2018. Voor LHBT-emancipatie ontvangen 36 gemeenten € 20.000 en G4 € 50.000 voor 2018.

61

Kan de stijging van de personeelskosten nader worden toegelicht door het aantal extra fte weer te geven evenals de stijging van de kosten per fte, zowel voor eigen – als extern personeel?

Het eigen personeel is gestegen met 74 fte en de kosten per fte met € 1.052 gelijk aan 1,5% op jaarbasis. Extern personeel is toegenomen met 257 fte en de gemiddelde kosten met ca. € 2.850 per fte gelijk aan 2%.

62

Wat is de oorzaak van ziekteverzuim bij DUO? Welke maatregelen zijn genomen om dit terug te dringen? Welk effect had dit naar verwachting moeten hebben en waarom is dit niet gerealiseerd? Wat betekent dit voor apparaatskosten?

Het gaat met name om langdurig ziekteverzuim. Het langdurig verzuim is beïnvloedbaar en door gerichte aanpak van deze categorie verwacht DUO haar verzuim de komende twee jaren naar 4,5% terug te dringen. Met name binnen de uitvoering betekent een hoog ziekteverzuim meer inhuur van vervangende capaciteit. Het verzuim geeft dus met name meerkosten op het gebied van uitzendkrachten.

63

Hoe heeft de inwerkingtreding van het nieuwe studiefinancieringssysteem (PVS) geleid tot hogere onderhoudskosten? Zijn de verhoogde beheer- en onderhoudskosten van incidentele of structurele aard? In welke mate houdt het Ministerie van OCW al rekening met onderhoudskosten?

Het betreft hier incidentele kosten welke in de 2e suppletoire begroting zijn gedekt. Het gaat hier vooral om adaptief onderhoud. Bij oplevering van het PVS-systeem bleken bepaalde processen in de praktijk toch niet zo te werken als gedacht. Daardoor waren aanpassing benodigd op het systeem en in de processen.

Op basis van het huidige totale ICT-landschap van DUO is via de zogenaamde Life Cycle Management methodiek (o.a. gebaseerd op functiepunten en de huidige verwachte levensduur van een systeem) inzichtelijk welke aanpassingen (structureel onderhoud) benodigd zijn om het systeemlandschap voor de huidige taken (inclusief PVS) meerjarig up to date te houden. Bij Voorjaarsnota 2019 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de omvang en dekking van de structurele problematiek.

64

Wat is het huidige ziekteverzuim bij DUO en wat was de verwachte terugdringing van het ziekteverzuim?

Het huidige verzuim (12-maandsgemiddelde) ligt op 5,6%. Afgesproken was een verzuim van 4,7%. Door met name het terugdringen van het langdurig verzuim verwacht DUO in 2020 op een niveau van rond 4,5% te komen.

65

Wat is de reden dat de invoering van PVS heeft geleid tot extra beheer en onderhoudskosten?

Deze kosten moeten worden gezien in het kader van nazorg en gewenning aan het nieuwe systeem.

66

Wat is de reden dat de kosten van de invoering van PVS niet voorzien konden worden?

Deze kosten waren deels wel voorzien maar niet in die mate waarin ze zich nu hebben voorgedaan.

67

Kunt u aangeven welk deel van de problematiek (de 55,4 miljoen euro overschrijding op de begroting, omzet moederdepartement) structureel van aard is?

Het gaat bij de omzettoename van 55,4 mln. om extra taken en opdrachten die bij DUO belegd zijn Dit is inclusief de overschrijding van 12,8 mln. Zoals ook gemeld bij vraag 12 wordt de problematiek geactualiseerd en nader in beeld gebracht. Bij Voorjaarsnota 2019 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de omvang en dekking van de structurele problematiek.

68

Kunt u aangeven welke garanties er zijn geboden dat ondanks de ICT-problemen bij DUO men de ICT-werkplekken van het Ministerie van OCW kan verzorgen?

Het betreft hier een facilitaire ICT-dienst zijnde de werkplekvoorziening. Deze staat los van de problematiek van tijdig vervangen van bedrijfstoepassingen ten behoeve van het primair proces.


X Noot
1

DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs.

X Noot
2

OV: openbaar vervoer.

X Noot
3

mbo: middelbaar beroepsonderwijs.

X Noot
4

hbo: hoger beroepsonderwijs.

X Noot
5

BES: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

X Noot
6

EMU: Economisch en Monetaire Unie.

X Noot
8

bol: beroepsopleidende leerweg.

X Noot
9

LHBT: lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele personen en transgenders.

Naar boven