35 079 Voorstel van wet van de leden Kuiken, Van Toorenburg, Van Wijngaarden, Van der Graaf en Van der Staaij houdende regels over het bestuursrechtelijk verbieden van organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden (Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties)

Nr. 26 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID GROOTHUIZEN TER VERVANGING VAN NR. 23

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Onze Minister kan een rechtspersoon en ieder ander als zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten tredend lichaam of samenwerkingsverband bij beschikking verbieden als de werkzaamheid van die rechtspersoon of dat lichaam of samenwerkingsverband:

    • a. een cultuur van wetteloosheid creëert, bevordert of in stand houdt door het stelselmatig plegen van strafbare feiten;

    • b. een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormt van als wezenlijk ervaren beginselen van de Nederlandse rechtsorde; en

    • c. de Nederlandse samenleving of delen daarvan ontwricht of kan ontwrichten.

Toelichting

De vrijheid van vereniging kan alleen worden beperkt in het belang van de openbare orde en onder de voorwaarden die door de formele wetgever zijn geformuleerd. Dit volgt uit artikel 8 van de Grondwet. Indiener is met de Afdeling advisering van de Raad van State van mening dat de bestuurlijke verbodsbevoegdheid nadere invulling behoeft. De indiener stelt daarom voor om bij «cultuur van wetteloosheid» (die zo kenmerkend is voor OMG’s) te verduidelijken dat de werkzaamheid van de organisatie in elk geval het stelselmatig plegen van strafbare feiten moet omvatten. Vooral het stelselmatige laat zien dat er geen sprake is van incidenten, maar dat de wetteloosheid eigen is aan de organisatie in kwestie. Verder moet de werkzaamheid van de organisatie een aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van onze rechtsorde en onze samenleving of delen daarvan ontwrichten of kunnen ontwrichten. Deze twee laatste criteria concretiseren het openbare-ordebegrip van artikel 8 van de Grondwet, zoals dat wordt uitgelegd door de Hoge Raad.1 Zij komen in de plaats van de zinsnede aan het begin van het eerste lid zoals dat is voorgesteld door de initiatiefnemers «Als dat noodzakelijk is in het belang van de openbare orde».

Groothuizen


X Noot
1

HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1124.

Naar boven