35 070 Wijziging van de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet in verband met het centraliseren van tolkvoorzieningen ten behoeve van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met een auditieve beperking, van de luisterlijnen voor volwassenen en jeugdigen en van het vertrouwenswerk jeugd (Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 9 april 2019

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel Wet centraliseren tolkvoorzieningen auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd. Zij onderschrijven dat het voor een duurzame beschikbaarheid van genoemde voorzieningen beter is om deze te centraliseren en onder landelijke ministeriële verantwoordelijkheid te brengen, maar hebben nog wel enkele vragen.

In de memorie van toelichting2 wordt als doel van het wetsvoorstel inzake de tolkvoorziening voor auditief beperkten onder andere genoemd het regelen van afdoende rechtsbescherming. Voor de motivatie van het bieden van afdoende rechtsbescherming wordt verwezen naar de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, waarmee de regering zich committeert toe te werken naar een inclusieve samenleving. De leden van de VVD-fractie volgen de regering wanneer zij stelt dat het gebruik van een tolkvoorziening een belangrijke bijdrage levert aan de participatie van mensen met een auditieve beperking in de samenleving en dat dit als zodanig een essentiële voorziening is, waarvoor afdoende rechtsbescherming geboden is. De regering stelt dat de huidige regeling voor de tolkvoorziening onvoldoende rechtsbescherming biedt omdat er geen formele mogelijkheid voor bezwaar is. De tolkvoorziening is nu, evenals andere voorzieningen voor mensen met een beperking, geregeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De leden van de VVD-fractie vragen of voor meer essentiële voorzieningen, nodig om volwaardig te kunnen participeren, geldt dat de rechtspositie van cliënten binnen de Wmo 2015 niet afdoende is geregeld. Kan de regering aangeven waarom de rechtsbeschermingsfunctie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wel bij een gecentraliseerd aanbod afdoende kan worden geboden, maar niet binnen het gedecentraliseerde kader van de Wmo 2015?

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het streven naar een domeinoverstijgende tolkvoorziening en zien zeker ook de voordelen ten aanzien van de uitvoeringslasten en de eenheid in werkprocessen en het voordeel dat gebruikers slechts één keer een bewijs van hun beperking behoeven te overleggen. Vooralsnog lijkt het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) hiervoor de meest voor de hand liggende organisatie. Wel vragen de leden van deze fractie de regering om de reeds aan de Tweede Kamer toegezegde evaluatie over de uitvoering van de tolkvoorziening door het UWV, ook aan de Eerste Kamer te doen toekomen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enige vragen over de centralisering van de tolkvoorziening.

Tijdens het debat over het wetsvoorstel in de Tweede Kamer op 7 maart jl. heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegezegd de Kamer binnen een maand – dus begin april ─ schriftelijk te informeren over de uitkomst van het gesprek met belangenorganisaties over het «prikbord» in relatie tot de keuzevrijheid en de wijze waarop het UWV daarmee wil omgaan.3 Kan deze brief ook ter kennis van de Eerste Kamer worden gebracht?

De uitvoering van de tolkvoorziening gaat op 30 juni direct over en wordt per 1 juli 2019 een taak van het UWV. In de nota naar aanleiding van het verslag staat dat het UWV en de Berengroep, die per 1 juli de bemiddeling en declaratieafhandeling gaat uitvoeren, een communicatieplan gaan opstellen.4 Is dat plan al gereed?

Over de indexering van de tarieven voor de tolken bestaat nog onduidelijkheid. Is het juist dat de indexering wel plaats zal vinden voor de zogenaamde leefuren, maar niet voor de onderwijs-en werkuren? Als dat zo is, waarom is dat dan zo geregeld? Zou het, ook om redenen van administratieve eenvoud, niet voor de hand liggen de indexering voor alle uren te laten gelden?

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer heeft de Minister aangegeven dat de indexering dit jaar per 1 juli plaats zal vinden. Zal in de komende jaren, dus te beginnen per 2020, de indexering per 1 januari plaatshebben?

Voor auditief beperkten is 30 tolkuren per jaar voorzien. Is uit ervaring of onderzoek gebleken dat dit voldoende is? Het wetsvoorstel bevat geen evaluatieparagraaf. Hebben het UWV en de Berengroep afspraken gemaakt over de rapportage van de uitvoering? Voor hoeveel jaar is met de Berengroep een contract aangegaan?

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 7 mei 2019.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Martens

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling: Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Ganzevoort (GL), Martens (CDA), (voorzitter), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD), (vice-voorzitter), Gerkens (SP), Atsma (CDA), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Bredenoord (D66), Schnabel (D66), vacature (SP), Klip-Martin (VVD) Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA), Wever (VVD) en Vink (D66).

X Noot
2

Kamerstukken II 2018/19, 35 070, nr. 3, p. 4.

X Noot
3

Handelingen II 2018/19, nr. 60, item 12, p. 3.

X Noot
4

Kamerstukken II 2018/19, 35 070, nr. 6, p. 7.

Naar boven