35 063 Voorstel van wet van de leden Kwint en Westerveld tot wijziging van diverse onderwijswetten teneinde te verbieden dat leerlingen van ouders die geen vrijwillige geldelijke bijdrage hebben voldaan worden buitengesloten van activiteiten

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID VAN MEENEN

Ontvangen 10 december 2019

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel B, wordt in artikel 46a voor de tekst de aanduiding «1.» geplaatst en worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:

    • a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 13, zevende lid, langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,

    • b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en

    • c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

II

In artikel II, onderdeel B, wordt in artikel 41a voor de tekst de aanduiding «1.» geplaatst en worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:

    • a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,

    • b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en

    • c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

III

In artikel III, onderdeel B, wordt in artikel 28b voor de tekst de aanduiding «1.» geplaatst en worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:

    • a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 11b, of eindtermen en eindexamenprogramma’s langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,

    • b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en

    • c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

IV

In artikel IV, onderdeel B, wordt in artikel 47a voor de tekst de aanduiding «1.» geplaatst en worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:

    • a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 11, vierde lid, langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,

    • b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en

    • c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

V

In artikel V, onderdeel B, wordt in artikel 66a voor de tekst de aanduiding «1.» geplaatst en worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Aan het eerste lid wordt in ieder geval voldaan voor de daar bedoelde activiteiten, indien:

    • a. deze activiteiten buiten de kerndoelen, bedoeld in artikel 34, of eindtermen en eindexamenprogramma’s langdurig aan leerlingen worden aangeboden door een school die door dat bevoegd gezag in stand gehouden wordt,

    • b. die school is aangesloten bij een verband van scholen die dergelijke activiteiten organiseren, en

    • c. krachtens een door dat verband vastgestelde code een regeling is getroffen voor de leerlingen ten aanzien van wie niet of niet geheel de gevraagde ouderbijdrage wordt betaald.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gesteld aan de scholen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en aan de code, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c.

Toelichting

Het is wenselijk dat leerlingen niet van extracurriculaire activiteiten worden uitgesloten, wanneer voor hen niet de daarvoor gevraagde ouderbijdrage wordt betaald. Daartoe strekt het initiatiefwetsvoorstel. Echter het vrijwillige karakter van de ouderbijdrage in combinatie met het beoogde recht van die leerlingen om, ook bij het niet betalen van de daartoe strekkende ouderbijdrage, aan de activiteit deel te nemen, kan in het nadeel strekken van zogeheten profielscholen. Dat zijn scholen die gedurende en naast het wettelijk verplichte onderwijs een toegevoegd educatief programma aanbieden waarvoor de regulier bekostiging niet toereikend is. Te denken valt aan technasia, LOOT-scholen (Landelijke Organisatie Onderwijs en Topsport), scholen met een DAMU-licentie (dans en muziek) of tweetalig onderwijs.

Voorkomen moet worden dat door het vrijwillige karakter van de bijdrage in combinatie met het recht dat leerlingen te allen tijde aan de extra activiteiten kunnen deelnemen, de profielscholen door verminderde ouderbijdragen hun onderwijsprogramma niet meer zouden kunnen financieren. Dit amendement regelt daarom dat zij zich kunnen aansluiten bij een overkoepelend verband, dat een voor de scholen bindende regeling heeft getroffen ten aanzien deze specifieke leerlingen. Bijvoorbeeld zou een bijzondere financiering geregeld kunnen worden, waardoor de extra onderwijsprogramma’s geen risico lopen.

Deze bindende regeling voorziet er ten minste in dat leerlingen voor wie de bijdrage aan de activiteiten niet of niet geheel voldaan kan worden, vrijgesteld worden van deze bijdrage en zodoende deel kunnen nemen aan de activiteiten. Tevens worden scholen die zo’n regeling niet of onvoldoende treffen door dit overkoepelende verband gesanctioneerd of uitgesloten. De Minister stelt bij ministeriële regeling nadere voorschriften aan de code en aan de daaraan verbonden scholen.

Van Meenen

Naar boven