35 061 Wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES en de Wet bestrijding maritieme ongevallen in verband met de schrapping van de beperking van aansprakelijkheid voor vorderingen inzake wrakopruiming

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 23 augustus 2018 en het nader rapport d.d. 17 oktober 2018, aangeboden aan de Koning door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 28 juni 2018, no.2018001148, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES en de Wet bestrijding maritieme ongevallen in verband met de schrapping van de beperking van aansprakelijkheid voor vorderingen inzake wrakopruiming, met memorie van toelichting.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 28 juni 2018, nr. 2018001148, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 augustus 2018, nr. W17.18.0162/IV, bied ik U hierbij aan.

Het wetsvoorstel strekt tot invoering van volledige aansprakelijkheid van de eigenaar voor de kosten van wrakopruiming van een zeeschip dat gezonken is in de Nederlandse wateren door wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek BES en de Wet bestrijding maritieme ongevallen. De aanleiding voor dit wetsvoorstel is de opruiming van de op 5 december 2012 na een aanvaring gezonken autocarrier Baltic Ace nabij de haven van Rotterdam. Deze opruiming leidde tot hoge kosten voor de Nederlandse overheid.2

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het voorstel aan de Tweede Kamer te zenden, maar heeft een opmerking over de motivering van het voorstel wat betreft de gelding van het Protocol bij het verdrag van Londen voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

Het wetsvoorstel betreft twee verdragen: het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen en het Protocol bij dat verdrag.3 Het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen beperkt de aansprakelijkheid. Het Protocol wijzigt dat verdrag: het verhoogt de aansprakelijkheidslimieten en geeft de ruimte om alle limieten op te heffen. Volgens de toelichting op het voorliggende wetsvoorstel is het destijds de bedoeling geweest het hele Koninkrijk te binden aan het Protocol.4 Uit de toelichting op de goedkeuringswet voor het Protocol volgt een genuanceerder beeld: de Nederlandse Antillen wilden medegelding en Aruba beraadde zich nog. In het advies inzake het Protocol heeft de Raad erop aangedrongen het Protocol te laten gelden voor het hele Koninkrijk. De regering heeft in het nader rapport dit standpunt onderschreven.5 Deze gelding is destijds echter niet gerealiseerd: het Protocol geldt alleen voor het land Nederland. Niet op voorhand is duidelijk waarom is nagelaten het intussen ook te ratificeren voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De noodzaak om ook voor deze eilanden een volledige aansprakelijkheid van de eigenaar voor de kosten van wrakopruiming van een zeeschip dat gezonken is in te voeren geldt op eenzelfde wijze als voor het land Nederland. Als zich een geval voordoet van schade door een scheepswrak op de kust van één van de eilanden, kunnen de gevolgen heel groot zijn. De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van een opmerking. Zij geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat daaraan aandacht is geschonken. De Afdeling merkt op dat het Protocol bij het Verdrag van Londen niet is geratificeerd voor Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Daarnaast merkt zij op dat de noodzaak voor deze eilanden een volledige aansprakelijkheid van de eigenaar voor de kosten van wrakopruiming in te voeren op eenzelfde wijze geldt als voor het land Nederland. De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

De toelichting is op dit punt aangevuld. Vermeld is dat Aruba, Curaçao en Sint-Maarten het Protocol bij het Verdrag van Londen nog niet hebben geratificeerd. Zij zullen, indien zij dit wensen, hiervoor zelf de benodigde wetgeving tot stand moeten brengen. De problematiek betreffende de aansprakelijkheid voor wrakopruiming is voor Aruba, Curaçao en Sint-Maarten inderdaad niet anders dan voor Nederland. Om die reden is het wetsvoorstel onder de aandacht gebracht van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Het is echter aan Aruba, Curaçao en Sint-Maarten om daarover te beslissen en zo nodig de daartoe benodigde wetgeving tot stand te brengen.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vicepresident van de Raad van State,

J.P.H. Donner

Ik moge U, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Kamerstukken II 2015/16, 31 409, nr. 92, Rapport «Schrappen mogelijkheid tot limiteren aansprakelijkheid wrakopruiming», Asser Institute Centre for International & European Law, 5 april 2016.

X Noot
3

Het op 19 november 1976 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen (Trb. 1980, 23). Het op 2 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1996 tot wijziging van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen (Trb. 1997, 300).Het Verdrag van Londen is goedgekeurd voor het hele Koninkrijk, bij Rijkswet van 14 juni 1969, Stb. 240, geciteerd in Trb. 1990, 111.

X Noot
4

Memorie van toelichting, paragraaf 2.7 Inhoud van het voorstel.

X Noot
5

Kamerstukken II 2008/09, 31 872 (R 1876), nr. 4. «De memorie van toelichting bij het voorstel van rijkswet vermeldt dat de regering van Aruba zich nog beraadt over de wenselijkheid van medegelding van het Protocol. Het belangrijkste onderdeel van het Protocol is de verhoging van de toepasselijke aansprakelijkheidslimieten. De op dit punt bewerkstelligde internationale uniformiteit is van belang voor het Koninkrijk als maritieme en vlaggenstaat. Nu dit belang zich niet beperkt tot Nederland en de Nederlandse Antillen, is het naar het oordeel van de Raad aangewezen dat het Protocol ook op Aruba zal gelden. De Raad adviseert daarom medegelding in alle landen van het Koninkrijk te bevorderen.»

Naar boven