35 054 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op de beheersing van geluid afkomstig van wegen, spoorwegen en industrieterreinen (Aanvullingswet geluid Omgevingswet)

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MILIEU EN WONEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2019

Met het oog op de inbreng voor het schriftelijk overleg over het voorgehangen ontwerp-Aanvullingsbesluit geluid Omgevingswet (Kamerstuk 35 054, nr. 13) heeft u verzocht om toezending van het rapport «Wijziging beschermingsniveau geluid bij Omgevingswet; Inzicht in de grootste effecten» van adviesbureau dBvision.

Het is van belang dat rapport in de volgende context te plaatsen. Het rapport van dBvision d.d. 19 juni 2018 gaf aan de hand van een eerder concept van het Aanvullingsbesluit inzicht in veranderingen in het beschermingsniveau. Die veranderingen zijn het gevolg van de voorstellen voor vereenvoudiging in de geluidnormering in combinatie met verbeterde werking van de geluidregels, inclusief monitoring van de geluidontwikkeling. Het RIVM heeft onder meer de inhoudelijke informatie uit dit rapport benut om op 24 augustus 2018 een advies te geven over de mate van gelijkwaardigheid van het beschermingsniveau van dat concept van het Aanvullingsbesluit. Dat RIVM-advies heeft geleid tot aanpassingen in het concept-Aanvullingsbesluit en in de memorie van toelichting bij de ontwerp-Aanvullingswet geluid Omgevingswet, voorafgaand aan de indiening daarvan bij de Tweede Kamer op 5 oktober 2018. De belangrijkste aanpassing betrof een minder soepele binnenwaarde voor bestaande woningen van voor 1982 (voor inwerkingtreding van de Wet geluidhinder) nabij decentrale infrastructuur en industrieterreinen. Daarmee werd een belangrijke nadelige consequentie van het toenmalige concept-Aanvullingsbesluit weggenomen.

Deze zomer heeft het RIVM opnieuw advies uitgebracht op basis van de consultatieversie van het Aanvullingsbesluit. Dat advies d.d. 2 september 2019 geeft dus een actueler beeld van het beschermingsniveau dat wordt geboden met het Aanvullingsbesluit zoals dat in vervolg op het eerdere advies is aangepast. Samenvattend concludeert het RIVM dat in het algemeen een gelijkwaardig beschermingsniveau wordt geboden, met de kanttekening dat het precieze beschermingsniveau op lokaal niveau mede afhankelijk is van de afwegingen die decentraal zullen worden gemaakt binnen de bandbreedte die de Omgevingswet daarvoor biedt om het genoemde beschermingsniveau te waarborgen.

De beide adviezen van het RIVM uit 2019 (nr. 1) en 2018 (nr. 2a) en het rapport van dBvision dat als onderlegger voor het eerste RIVM-advies kan worden gezien (nr. 2b) stuur ik u hierbij toe1.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven - Van der Meer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven