De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel V, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 1 komt te luiden:
1. Artikel 11a, aanhef, komt te luiden:
Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de beschikking waarin is vermeld dat de bekostiging
een aanvang zal nemen, bedoeld in artikel 79, achtste lid, van de Wet op het primair
onderwijs, artikel 86, zesde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 66, derde
lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, doch uiterlijk vier maanden voorafgaande
aan de aanvang van de bekostiging, toont het bevoegd gezag bij de inspectie aan dat
het ten aanzien van die instelling kan voldoen aan de vereisten met betrekking tot:.
2. De onderdelen 2 en 3 vervallen.
3. Onderdeel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel c wordt «artikel 21 van de Wet op de expertisecentra» vervangen door
«artikel 12 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 21 van de Wet op de expertisecentra
en artikel 24 van de Wet op het voortgezet onderwijs».
b. In onderdeel d wordt «de artikelen 28g en 28h van de Wet op de expertisecentra» vervangen
door «de artikelen 17a en 17b van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 28g
en 28h van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 24d en 24e van de Wet op het
voortgezet onderwijs».
c. «De verplichting, bedoeld in de onderdelen c en d is niet van toepassing op het bevoegd
gezag dat een beschikking als bedoeld in de eerste volzin heeft ontvangen in het jaar
voorafgaand aan de datum waarop dit artikel is gewijzigd door de Wet van ... tot wijziging
van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking
brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte
is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen).» vervalt.
Toelichting
Ondergetekenden zijn van mening dat de mogelijkheid moet blijven bestaan om effectief
toezicht te houden in de fase tussen het moment dat de beschikking inzake bekostiging
is gegeven en het moment dat de school daadwerkelijk start. Indien bijvoorbeeld voor
de zomervakantie blijkt dat onvoldoende bevoegd personeel is geworven en dat evenmin
de verwachting bestaat dat het bevoegd gezag hierin tijdig zal slagen, kan het raadzaam
zijn te voorkomen dat de school start. Dit amendement zorgt er daarom voor dat de
Minister, op basis van onderzoek van de inspectie, niet alleen de mogelijkheid behoudt
maatregelen te treffen in het speciaal onderwijs, maar ook in het basis- en voortgezet
onderwijs. Het voorstel sluit aan bij de analyse van de Afdeling advisering van de
Raad van State dat het toezicht geconcentreerd dient te worden op de fase zo kort
mogelijk voorafgaand aan de aanvang van de bekostiging (Kamerstukken II 2011–2012,
32 007, nr. 18, p. 17).
Het bevoegd gezag zal uiterlijk vier maanden voorafgaande aan de aanvang van de bekostiging
op 1 augustus moeten aantonen dat het voldoet aan de eisen inzake bekwaamheid, onderwijstijd
en de scheiding tussen bestuur en toezicht. Daarna kan de inspectie de Minister aan
de hand van de risicoanalyse nog voor de zomervakantie adviseren of maatregelen moeten
worden getroffen en ouders een andere school moeten zoeken.
Bisschop Rog