35 038 EU-voorstel: Commissiemededeling inzake de uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Openbaar Ministerie COM (2018) 6411

C VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 januari 2019

De leden van de vaste commissies voor Immigratie & Asiel/JBZ-Raad2 en voor Justitie en Veiligheid3 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid4, in reactie op de brief van de commissies van 9 oktober 2018 en van het BNC-fiche5 van de regering inzake de Commissiemededeling over een mogelijke uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Openbaar Ministerie tot grensoverschrijdende terroristische misdrijven.

Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de PVV-fractie op 11 december 2018 nog een aantal vragen gesteld aan de Minister.

De Minister heeft op 14 januari 2019 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL/JBZ-RAAD EN VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 11 december 2018

De leden van de vaste commissies voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad en voor Justitie en Veiligheid hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief6, in reactie op de brief van de commissies van 9 oktober 2018 en van het BNC-fiche7 van de regering inzake de Commissiemededeling over een mogelijke uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Openbaar Ministerie tot grensoverschrijdende terroristische misdrijven. De leden van de fracties van PVV hebben naar aanleiding hiervan nog een aantal vragen.

De leden van de PVV-fractie lezen het volgende in het BNC-fiche van het kabinet:

«Het kabinet meent dat het EOM de tijd moet krijgen te doen waarvoor het oorspronkelijk is opgericht en dat pas na een grondige evaluatie kan worden bezien of de EOM-verordening het EOM voldoende armslag biedt om zijn primaire taak goed te kunnen vervullen.» 8

Kunt u aangeven of deze evaluatie invloed kan hebben op uw standpunt over bevoegdheidsuitbreiding van het EOM, of blijft u ongeacht de uitkomst van deze evaluatie de bevoegdheidsuitbreiding afwijzen? Welke mogelijkheden ziet u voor Nederland indien de uitkomst van de evaluatie negatief blijkt te zijn, wilt u dan ook tegen elke prijs deel uit blijven maken van het EOM?

Vervolgens staat in het BNC-fiche:

«Zoals het kabinet in de geannoteerde agenda voor de informele Europese Raad op 20 september jl. heeft aangegeven, is het vooralsnog niet overtuigd van de noodzaak de uitbreiding van de mandaat van het EOM aan de orde te stellen.»

De leden van de PVV-fractie vragen of u kunt aangeven welke condities u verbindt aan de hier gebruikte term «vooralsnog»?

Onder financiële gevolgen stelt het kabinet:

«Eventuele budgettaire gevolgen van deze afspraken voor de Rijksbegroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline. Het kabinet is van mening dat de EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de EU-jaarbegroting. Bovendien zal over de middelen voor 2019 besloten moeten worden in het kader van de onderhandelingen over de EU-jaarbegroting 2019. Met betrekking tot de middelen voor de periode na 2020, is de algemene kabinetsinzet ten aanzien van het volgende MFK van toepassing. Hierbij is het voor Nederland cruciaal dat niet vooruit wordt gelopen op het volgende MFK (2021–2027). De financiële gevolgen voor na 2020 dienen derhalve deel uit te maken van de onderhandelingen over het nieuwe MFK, zodat het gehele MFK-pakket integraal beoordeeld kan worden.»9

Waarom geeft het kabinet in dit fiche zo’n uitgebreide beschouwing over de budgettaire mogelijkheden, als zij ondertussen voornemens is om niet in te stemmen met de bevoegdheidsuitbreiding, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

De leden van de commissies voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad en voor Justitie en Veiligheid zien uw antwoord met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad, Dercksen

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Duthler

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2019

De leden van de PVV-fractie hebben blijkens uw brief d.d. 11 december jl. nog een aantal vragen over de mogelijke uitbreiding van de bevoegdheid van het Europees OM (EOM) tot grensoverschrijdende terroristische misdaden. Graag beantwoord ik deze vragen door middel van de onderhavige brief.

De leden van de PVV-fractie vragen in de eerste plaats of de evaluatie die is voorzien in de EOM-Verordening invloed kan hebben op het standpunt over bevoegdheidsuitbreiding van het EOM dan wel dat het kabinet, ongeacht de uitkomst van deze evaluatie, de bevoegdheidsuitbreiding blijft afwijzen. Zij willen ook graag weten welke mogelijkheden het kabinet voor Nederland ziet indien de uitkomst van de evaluatie negatief blijkt te zijn en of het kabinet dan ook tegen elke prijs deel uit wil blijven maken van het EOM.

Blijkens artikel 119, eerste lid van Verordening 2017/1939 («EOM-Verordening») geeft de Commissie uiterlijk vijf jaar na de door de Commissie overeenkomstig artikel 120, tweede lid, EOM-Verordening vast te stellen datum en daarna elke vijf jaar de opdracht deze verordening te evalueren en dient zij een evaluatieverslag in over de uitvoering en de gevolgen ervan, alsmede over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het EOM en zijn werkmethoden. De Commissie zendt het evaluatieverslag samen met haar conclusies toe aan het Europees parlement, de Raad en de nationale parlementen. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

De inzet van de Commissie is op dit moment dat het EOM eind 2020 operationeel wordt. De implicatie daarvan is in het licht van bovengenoemd artikel 119, eerste lid, EOM-Verordening dat de Commissie pas op zijn vroegst eind 2025 opdracht zal kunnen geven voor de eerste evaluatie van de EOM-Verordening en dat de uitkomst daarvan naar verwachting daarom eveneens pas in de loop van 2026 beschikbaar zal komen. Het is uiteraard niet aan dit kabinet uitspraken te doen over beleidskeuzes die mogelijk in 2026 aan de orde zullen komen. Dat laat onverlet dat het huidige kabinet niet overtuigd is van nut en noodzaak van de uitbreiding van het mandaat van het EOM en dat de Minister-President dit ook helder heeft gemarkeerd tijdens de informele Europese Raad in Salzburg op 20 september jl. Ik verwijs in dit verband graag naar mijn eerdere brieven aan uw Kamer d.d. 16 november jl.10 en 6 november jl.11 en in het bijzonder naar het antwoord op de vraag of het kabinet bereid is vanwege de mogelijke bevoegdheidsuitbreiding van het EOM af te zien van deelname aan het EOM: juridisch gezien is het niet mogelijk dat Nederland zich terugtrekt uit de nauwere samenwerking ten behoeve van het EOM.

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie welke condities het kabinet verbindt aan de term «vooralsnog» die is gebruikt onder punt 4.b van het BNC-fiche inzake de Mededeling van de Commissie inzake de mogelijke uitbreiding van de bevoegdheden van het bevoegdheden van het EOM12.

Het kabinet verbindt geen specifieke condities aan het gebruik van de term «vooralsnog». Zoals ik in antwoord op de vorige vraag ook heb aangegeven, is het kabinet niet overtuigd van nut en noodzaak van de uitbreiding van het mandaat van het EOM.

Tot slot informeren de leden van de PVV-fractie waarom het kabinet in dit fiche zo’n uitgebreide beschouwing over de budgettaire mogelijkheden geeft, als het ondertussen voornemens is om niet in te stemmen met de bevoegdheidsuitbreiding.

Een paragraaf over de eventuele budgettaire gevolgen van nieuwe Commissievoorstellen vormt vast onderdeel van ieder BNC-fiche dat uw Kamer toegaat.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Zie dossier E180028 op www.europapoort.nl

X Noot
2

Samenstelling Immigratie en Asiel/JBZ-Raad:

Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Schaap (VVD), Strik (GL), (vice-voorzitter), Knip (VVD), Faber-van de Klashorst (PVV), Schouwenaar (VVD), Gerkens (SP), Dercksen (PVV), (voorzitter), D.J.H. van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Knapen (CDA), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Stienen (D66), Wezel (SP), Bikker (CU), Overbeek (SP), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA), Andriessen (D66), Vink (D66) en Van Leeuwen (PvdD).

X Noot
3

Samenstelling Justitie en Veiligheid:

Engels (D66), Kox (SP), Van Bijsterveld (CDA), (vice-voorzitter), Duthler (VVD), (voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Knip (VVD), Backer (D66), Schouwenaar (VVD), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Gerkens (SP), Vlietstra (PvdA), Lokin-Sassen (CDA), Dercksen (PVV), D.J.H. van Dijk (SGP), Van Rij (CDA), Rombouts (CDA), Van de Ven (VVD), Wezel (SP), Bikker (CU), Baay-Timmerman (50PLUS) Van Zandbrink (PvdA), vacature (PVV), Fiers (PvdA), Andriessen (D66) en Vink (D66).

X Noot
4

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2018–2019, 35 038, B.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2018–2019, 22 112, pagina 2.

X Noot
6

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2018–2019, 35 038, B.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2018–2019, 22 112, pagina 2.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2018–2019, 22 112, pagina 3.

X Noot
9

Kamerstukken II, 2018–2019, 22 112, pagina 4.

X Noot
10

EK, 2018–2019, 33 709, AN

X Noot
11

EK, 2018–2019, 35 038, nr. B

X Noot
12

TK, 2018–2019, 22 112, nr. 2707, p. 4

Naar boven