35 026 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019)

Nr. 65 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2019

Op 18 maart 2019 heb ik van de vaste commissie voor Financiën een brief ontvangen met het verzoek om een reactie op de brief van Slachtofferhulp Nederland, de Vereniging van Letselschade Advocaten LSA en het Verbond van Verzekeraars d.d. 15 februari 2019 over de fiscale behandeling van letselschadevergoedingen.

De briefschrijvers geven aan de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Leijten en Lodders inzake letselschadevergoedingen1 te ondersteunen maar schrijven ook begrip te hebben voor mijn argument dat het uitzonderen van letselschadevergoedingen nog meer complexiteit aan het huidige belastingstelsel zou brengen. Tegelijkertijd constateren zij, omdat er voor toeslagen op grond van de hardheidsclausule wel uitzonderingen bestaan, dit voor slachtoffers tot onbegrip leidt. Ook menen zij dat de huidige systematiek tot vertraging leidt, omdat er onzekerheid kan bestaan over de hoogte van de door de verzekeraar te vergoeden fiscale component. In deze brief licht ik kort toe welke fiscale gevolgen een ontvangen letselschadevergoeding kan hebben en geef ik daarna de stand van zaken van het onderzoek naar aanleiding van de motie inzake letselschadevergoedingen.

Fiscale gevolgen letselschadevergoeding

Een eenmalige uitkering van een letselschadevergoeding is niet belast voor de loon- of inkomstenbelasting (box 1). Voor zover het bedrag van de schadevergoeding op de peildatum van 1 januari van ieder jaar nog in bezit is van een persoon, is het vermogen en maakt daarmee deel uit van de rendementsgrondslag van box 3. Uitgangspunt bij box 3 is dat vermogen dat op de peildatum tot het bezit behoort ongeacht de herkomst daarvan onder de rendementsgrondslag van box 3 valt. Met vermogen verkregen als letselschadevergoeding kan, net zoals met ander vermogen, een rendement worden behaald. Deze inkomsten uit vermogen worden in de vermogensrendementsheffing op forfaitaire wijze belast. Het is gebruikelijk dat bij het bepalen van de omvang van de schade rekening wordt gehouden met de ingeschatte belastingheffing als gevolg van de te ontvangen schadevergoeding waardoor de schadevergoeding hoger zal worden vastgesteld. In het geval er geen belastingheffing wordt verwacht zal de schadevergoeding dientengevolge ook lager worden vastgesteld.

Motie Leijten/Lodders

In de motie Leijten/Lodders (Kamerstuk 35 026, nr. 55) waaraan de briefschrijvers refereren wordt het kabinet verzocht een poging te doen het aantal mensen met een letselschadevergoeding in kaart te brengen, het financiële beslag te bepalen van een uitzondering van deze vergoedingen op de grondslag van de vermogensrendementsheffing, de wijze waarop een uitzondering kan worden vormgegeven aan te geven en over de uitvoerbaarheid hiervan door de Belastingdienst te informeren. Zoals ik in mijn fiscale moties- en toezeggingenbrief van 4 april 2019 heb geschreven loopt dit onderzoek nog en is het mijn streven uw Kamer hierover voor het zomerreces te informeren.2

Ik vertrouw erop u hiermee voor dit moment voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

Kamerstuk 35 026, nr. 55.

X Noot
2

Kamerstuk 35 000 IX, nr. 19, p. 14/

Naar boven