Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juli 2019
In vervolg op de plenaire behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel is door uw Kamer
verzocht om uiteen te zetten wat de noodzaak is van besluitvorming over aanvaarding
van dit wetsvoorstel voor 1 september 2019.
Het wetsvoorstel waarmee de afbouwgrens voor paren wordt verhoogd betekent een aanzienlijke
wijziging in de systematiek van het kindgebonden budget, waarvoor voldoende voorbereidingstijd
vereist is. Zo dient de Belastingdienst/ Toeslagen bij het vaststellen van de afbouwgrens
een onderscheid te gaan maken tussen paren en alleenstaanden. Voorts is van belang
dat de eerste voorschotten volgens de aangepaste systematiek in de maand voor de invoering
worden verstrekt (bij invoering per 1 januari 2020 worden de eerste voorschotten op
basis van de gewijzigde systematiek per december 2019 verstrekt). Voorafgaand daaraan
informeert de Belastingdienst/Toeslagen potentieel rechthebbende ouders over het mogelijke
recht en moeten ouders voldoende gelegenheid hebben om een aanvraag voor het kindgebonden
budget in te dienen.
In de uitvoeringtoets van de Belastingdienst/Toeslagen die met het wetsvoorstel meegezonden
is, wordt over de invoeringsdatum het volgende aangegeven: «Deze wetswijziging is
uitvoerbaar met een ingangsdatum van 1 januari 2020. Dit betekent wel dat in het najaar
van 2019 de content (website, proefberekening, etc.) moeten worden aangepast. Uiterlijk
1 september 2019 moet er zekerheid zijn over de invoering en volledige informatie
beschikbaar zijn.»
Wanneer het wetsvoorstel voor 1 september 2019 wordt aanvaard door uw Kamer kunnen
wij de tijdige invoering per 1 januari 2020 garanderen. Bij latere aanvaarding van
dit wetsvoorstel kunnen wij die garantie niet geven.
Voor de indexering moet de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk 15 oktober over de
percentages beschikken. Het wetsvoorstel waarmee de niet-indexering wordt hersteld,
wordt zo spoedig mogelijk bij beide Kamers ingediend.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel