35 004 Wijziging van de Wet opslag duurzame energie (in verband met de vaststelling van tarieven voor het jaar 2019)

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 7 december 2018

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen van de fractie van de PVV over het voorliggend wetsvoorstel. Graag ga ik hieronder in op deze vragen. Het kabinet is de Eerste Kamer zeer erkentelijk voor de spoedige behandeling van dit wetsvoorstel. Het is van belang dat dit wetsvoorstel op 1 januari 2019 in werking treedt aangezien de tarieven die ingevolge dit wetsvoorstel worden geïntroduceerd, in het jaar 2019 zorgen voor de dekking van de kasuitgaven van de SDE+.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van PVV

1. De leden van de PVV-fractie vroegen waarom de tarieven voor opslag duurzame energie (ODE) wederom verhoogd moeten worden, terwijl uit diverse publicaties, onder andere van de Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), is gebleken dat de doelen bij lange na niet gehaald zullen worden.

De tarieven van de ODE worden verhoogd om dekking te geven aan de kasuitgaven van de SDE+. Deze kasuitgaven komen voort uit de verplichtingen die in de jaren voor 2019 zijn aangegaan. Daarmee wordt de ontwikkeling van duurzame energie bevorderd en komt het doelbereik dichterbij.

2. De leden van de PVV-fractie vroegen of het voor het klimaat niets uitmaakt wat Nederland doet, aangezien de emissie van Nederland slechts 0,35% van de wereldwijde emissie bedraagt.

Nederland levert een vanuit mondiaal perspectief kleine maar zeker niet te verwaarlozen bijdrage aan het tegengaan van klimaatverandering. Het klimaatprobleem is bij uitstek een probleem waarvan de oplossing alleen dichterbij komt wanneer alle landen, inclusief Nederland, hieraan bijdragen. Internationale samenwerking en het nakomen van de internationale afspraken zoals afgesproken in het Parijs-akkoord zijn daarom van groot belang. Nederland zet om die reden nadrukkelijk in om gezamenlijk met andere landen dit probleem aan te pakken.

3. De leden van de PVV-fractie vroegen of de klimaatdoelen gehaald kunnen worden nu er volgens deze leden geen bewijs is dat de door de mens uitgestoten CO2 als enige variabele zou gelden voor klimaatverandering.

De regering deelt de mening niet dat de doelen van het Parijsakkoord niet gehaald zouden kunnen worden omdat er geen bewijs is dat de door de mens uitgestoten CO2 als enige variabele zou gelden voor klimaatverandering.

Wel constateert de regering – onder andere op basis van het UNEP GAP Report – dat de huidige toegezegde bijdragen van de partijen aan het akkoord nog onvoldoende zijn om de Parijs-doelen te realiseren. Daarom zet Nederland zich actief in om landen aan te sporen hun inspanningen te vergroten. Dit sluit aan bij de Nederlandse inzet om Europees de ambitie te verhogen naar 55%-reductie in 2030.

4. De leden van de PVV-fractie vroegen waarom Nederland technieken als wind- en zonne-energie uit de ODE blijft financieren, terwijl onderzoek naar Thorium-energie bijvoorbeeld niet plaatsvindt.

Wind- en zonne-energie zijn als hernieuwbare bronnen cruciaal voor Nederland om een CO2-arme energievoorziening van de toekomst te realiseren. Tot en met 2030 is de stimulering van Thoriumcentrales nog niet aan de orde omdat deze techniek nog niet volwassen is. Ook zijn er geen marktpartijen bekend die thans bereid zouden zijn om een dergelijke centrale in Nederland te bouwen. Dit neemt niet weg dat de toepassing van een dergelijke techniek na 2030 een mogelijkheid kan zijn om naar een verdere CO2-arme energievoorziening te streven.

5. De leden van de PVV-fractie vroegen waarom de regering de uitgaven voor de SDE+ niet terugschroeft, omdat de te verwachten effecten naar de mening van deze leden nihil zijn, zodat ook de ODE naar beneden kan of kan worden afgeschaft.

Anders dan de leden van de PVV-fractie is de regering van mening dat stimulering van hernieuwbare energie en andere CO2-reducerende opties wel degelijk effectief zal zijn om op termijn naar een CO2-arme samenleving te kunnen streven. Terugschroeven van de SDE+ en in het kielzog daarvan verminderen of afschaffen van de ODE is niet aan de orde.

6. De leden van de PVV-fractie vroegen waarom 6 miljard euro voor elektrische auto’s geen enkel effect heeft en deze ODE-opslag wel.

Stimulering van opties als elektrisch vervoer en hernieuwbare energie zijn beide nodig om op termijn naar een CO2-arme samenleving te kunnen streven. De ODE geeft hierbij slechts dekking aan de uitgaven die gepaard gaan met de SDE+.

7. De leden van de PVV-fractie vroegen naar de gevolgen van de stijgende energierekening van de burger door de verhoging van de ODE.

Jaarlijks wordt door PBL, CBS, RVO, en ECN-TNO de Nationale Energieverkenning gepubliceerd die een geactualiseerd beeld geeft, ook ten aanzien van de ontwikkeling van de energierekening en de ODE per huishouden. PBL zal ook inzicht geven in de spreiding van deze cijfers tussen groepen huishoudens en woningtypen.

8. De leden van de PVV-fractie vroegen of protesten zoals deze zich thans in Frankrijk voordoen ook in Nederland kunnen gebeuren.

Draagvlak en de positie van huishoudens met lage inkomens is een belangrijk vraagstuk en wordt door de regering niet uit het oog verloren. Dit vraagstuk speelt bij het vaststellen van de ODE maar ook bij het tot stand komen van het Klimaatakkoord. Bij de nadere uitwerking van het Klimaatakkoord zal het vraagstuk van de verdeling van de lasten prominent aan de orde komen. In dat verband speelt ook mee dat de SDE+-regeling wordt verbreed. In dat licht zal ook worden bekeken of de lastenverdeling van de ODE aanpassing behoeft.

9. De leden van de PVV-fractie vroegen naar een analyse van de daling in emissies in de Verenigde Staten en de stijging van de emissies in de Europese Unie in de meest recente jaren.

Laat ik voorop stellen dat de emissies in de Verenigde Staten per capita significant hoger zijn dan in de Europese Unie en in Nederland. Zo zijn de emissies in VS gedaald van 19,8 ton CO2 per hoofd van de bevolking in 1990 naar 16,1 ton CO2 per hoofd van de bevolking in 2015. De emmissies in Nederland zijn gedaald van 10,7 ton ton CO2 per hoofd van de bevolking in 1990 naar 9,8 ton CO2 per hoofd van de bevolking in 2015. De Verenigde Staten heeft dus een langere weg af te leggen dan de Europese Unie en Nederland.

Het klopt dat in de meest recente jaren de emissies in de Verenigde Staten zijn gedaald, waar de emissies in de Europese Unie zijn toegenomen. Over een langere periode bekeken zijn in zowel de Verenigde Staten als in de Europese Unie de emissies afgenomen.

 

Absoluut verschil (Mt CO2)

Relatief verschil (%)

 

VS

EU

VS

EU

2016–17

– 23

47

– 0.5%

1.5%

2014–17

– 333

66

– 6.5%

2.1%

2010–17

– 487

– 441

– 9.6%

– 11.1%

2000–17

– 788

– 590

– 14.1%

– 15.7%

(Bron: IEA)

Volgens het Internationaal Energie Agentschap heeft de daling in de Amerikaanse uitstoot van de afgelopen jaren veel te maken met de omschakeling van kolen op gas als gevolg van de schaliegasrevolutie en aanhoudend lage aardgasprijzen.

10. De leden van de PVV-fractie vroegen of het voortzetten van massa-immigratie belangrijker is dan klimaatverandering.

Voor het kabinetsstandpunt inzake migratie en het verdrag van Marrakesh verwijs ik u graag naar Staatssecretaris Harbers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Ten aanzien van het klimaatbeleid houdt het kabinet onverminderd vast aan de doelstelling van 49 procent reductie in 2030.

11. De leden van de PVV-fractie vroegen of het is opgevallen dat in het SR1.5 (het special report van het IPCC)1 het «carbon emission budget» om te komen tot 1,5 graden Celsius en 2 graden Celsius opwarming zeer aanzienlijk is verruimd, tot wel 500% of het AR5 hiermee volledig onderuit is gehaald en waarom de media hieraan geen enkele aandacht hebben besteed.

Het kabinet is zich bewust dat de koolstofbudgetten in het 1,5 graden rapport voor 2 en 1,5 graden opwarming groter zijn dan in AR5. De bijgestelde centrale schattingen voor het resterende koolstofbudget van het IPCC in het 1.5 ° C rapport zijn 1320 GtCO2 voor een 66% kans om de temperatuurstijging onder de 2° C en 770 GtCO2 voor een kans van 50% om temperatuur onder de 1.5 °C te houden in 2100.

De verschillen met AR5 zijn gebaseerd op nieuwe wetenschappelijke inzichten en met name door een aangepaste methode voor het meten van de wereldwijd gemiddelde opwarming, waarbij niet alleen de lucht, maar voor de oceanen ook de wateroppervlaktetemperatuur wordt meegenomen. Omdat de oceaanoppervlaktetemperatuur iets minder snel stijgt dan de luchttemperatuur, is de gerealiseerde mondiaal gemiddelde opwarming ca. 0,1 graad minder dan op basis van alleen de luchttemperatuur. Daardoor is het koolstofbudget voor 2 en 1,5 graden opwarming respectievelijk ca 300 en 200 GtCO2 groter dan in AR5.

De verschillen zijn dus wetenschappelijk en methodisch verklaarbaar en halen het AR5 rapport dus niet onderuit.

Het is aan de vrije media in Nederland om aan onderwerpen al dan niet aandacht te geven. De regering heeft hier dan ook geen mening over.

12. De leden van de PVV-fractie vroegen of, een enkel land uitgezonderd, niemand zich houdt aan het vrijblijvende akkoord van Parijs.

Het klimaatprobleem is bij uitstek een probleem waarvan de oplossing alleen dichterbij komt wanneer alle landen, inclusief Nederland, hieraan bijdragen. Internationale samenwerking en het nakomen van de internationale afspraken uit het Parijs-akkoord (zowel juridisch bindende als niet-juridisch bindende afspraken) zijn daarom van groot belang.

Nederland zet om die reden nadrukkelijk in op het gezamenlijk met andere landen aanpakken van het probleem en op het maken van goede afspraken over de implementatie van het Parijs-akkoord, inclusief goede afspraken over het monitoren van de voortgang van het behalen van de doelen die zijn afgesproken in het Parijs-akkoord.

13. De leden van de PVV-fractie vroegen waarom biomassa niet schrapt als vorm van duurzame energie en waarom de regering blijft vasthouden aan fictieve modellen.

Biomassa is – net als zonne-energie en windenergie – energie die is opgewekt uit hernieuwbare bronnen. Dit is in Nederland zo en ook in de rest van Europa. Ten aanzien van de CO2-emissies geldt daarbij dat de benutting van biomassa niet met CO2-uitstoot gepaard gaat, omdat de geëmitteerde koolstof eerder uit de atmosfeer is opgenomen door de betreffende vegetatie.

Het kabinet realiseert zich dat bij de inzet van biomassa voor energie wel sprake is van emissies in de keten, zoals bij landgebruik en transport, maar deze emissies komen in de boekhouding terug bij de betreffende emissiecategorieën.

Dit is in lijn met internationale afspraken over de registratie van broeikasgasemissies om dubbeltellingen te voorkomen en consistentie te borgen.

14. De leden van de PVV-fractie vroegen hoe het doel om Nederland van het gas af te halen zich verhoudt tot Nord Stream 2.

Er is geen relatie tussen het streven om Nederland van het gas af te halen en Nord Stream 2. Nord Stream 2 is een commercieel initiatief om gas naar Noordwest-Europa te transporteren op basis van marktinschattingen van de initiatiefnemers.

15. De leden van de PVV-fractie vroegen hoe de cijfers inzake het aardgasgebruik zich verhouden tot de doelstelling om huishoudens van het gas af te halen.

Ik herken deze cijfers. Deze cijfers betekenen dat er een grote uitdaging ligt om de gasconsumptie bij huishoudens in 2050 zoveel mogelijk te reduceren.

16. De leden van de PVV-fractie vroegen naar een gedetailleerde berekening van het effect dat gepaard gaat met het van het gas afhalen van de Nederlandse huishoudens op het wereldwijde klimaat.

De mondiale impact op het klimaat door het verminderen en op termijn beëindigen van de aardgaswinning in Groningen is op zichzelf beperkt, zoals ik al aangaf. Zoals aangegeven is het klimaatprobleem echter bij uitstek een probleem waarvan de oplossing alleen dichterbij komt wanneer alle landen, inclusief Nederland, hieraan bijdragen.

Daarbij komt dat de gaswinning in Groningen zoals bekend ook om geheel andere redenen op termijn wordt beëindigd, namelijk het verminderen van aardbevingsrisico’s in deze regio. Een gedetailleerde berekening waar deze leden naar vragen, is niet beschikbaar.

17. De leden van de PVV-fractie vroegen hoe het sluiten van enkele moderne kolencentrales in Nederland en het beleid om woningen van het aardgas af te sluiten zich verhoudt met de bouw van kolencentrales elders in de wereld.

In het Regeerakkoord wordt een CO2-reductiedoel van 49% in 2030 ten opzichte van 1990 nagestreefd. Een belangrijk onderdeel daarvan is het sluiten van de resterende kolencentrales uiterlijk in 2030. Daarmee levert Nederland een bijdrage aan de doelen die nodig zijn om in 2050 een CO2-arme energievoorziening te realiseren en loopt ten opzichte van sommige regio’s in de wereld daarmee voorop.

Het beleid om woningen in de toekomst voor een deel niet langer met aardgas te verwarmen, past in hetzelfde beleid. Verder wordt daarmee de noodzakelijke aardgaswinning uit Groningen verder beperkt, hetgeen bijdraagt aan het verminderen van de nadelen van gaswinning in deze regio.

18. De leden van de PVV-fractie vroegen naar de kosten van het van het aardgas afhalen van alle huishoudens.

Anders dan de leden aannemen is het in het rapport genoemde bedrag van € 235 miljard niet te vertalen in kosten die samenhangen met het aardgasvrij maken van woningen. Dit hoge bedrag zou namelijk alleen gelden indien alle woningen bijna energieneutraal zouden worden gemaakt. Het gaat hier om de zogenoemde BENG-norm die louter geldt voor nieuwbouwwoningen.

Een betere vergelijking is de ook in het rapport genoemde € 80 miljard om alle woningen naar energielabel A te krijgen. In dat geval kan een warmtepomp of een warmtenet volstaan om de aardgasconsumptie via een CV-ketel over te nemen.

19. De leden van de PVV-fractie vroegen naar de hoogte van de beperking van de temperatuurstijging indien landen hun beloftes gemaakt in Parijs zouden nakomen.

Het kabinet acht het niet zinvol om alleen te kijken naar de temperatuureffecten van de inspanningen onder het Akkoord van Parijs tot 2030. Het gaat om het totaal van de inspanningen deze gehele eeuw die bepalend is of de doelen van het Akkoord van Parijs worden gehaald. Daartoe is nodig dat de mondiale emissies eerst niet verder groeien en reeds voor 2030 gaan dalen. De recente rapporten van het IPCC en UNEP hebben aangegeven dat er nog veel te weinig gebeurt en we op koers liggen naar 3 graden temperatuurstijging i.p.v. 2, laat staan 1,5. Om de benodigde reducties tot stand te brengen is een vergaande transformatie van onze energievoorziening en economie noodzakelijk en dat vergt een lange termijn strategie, ambitie en volharding. Dat is waar het kabinet op inzet, zowel internationaal, Europees als nationaal.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Intergovernmental Panel on Climate Change, Special report on Global Warming of 1.5, https://www.ipcc.ch/sr15/.

Naar boven