35 000 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019

Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 november 2018

Naar aanleiding van een door uw leden aangenomen motie (Kamerstuk 34 775 XIII, nr. 141) zijn, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, met het CBS de mogelijkheden verkend die leiden tot het zo laat mogelijk samenbrengen van oogstramingen van de uien ten behoeve van de landbouwrekening, met als doel deze in december (in plaats van in oktober) te publiceren.

Het CBS publiceert voorlopige cijfers over de oogst van zaaiuien eind oktober en de definitieve cijfers eind januari. De voorlopige ramingen van de uiencijfers vormen input voor de Landbouwrekeningen. De Landbouwrekeningen zijn, als onderdeel van de Nationale Rekeningen, Europees verplichte statistieken. Het CBS is verplicht deze aan te leveren in december. Het CBS heeft als enige de beslissingsbevoegdheid over de inhoud en het tijdstip van statistische berichten en publicaties. In overleg met het CBS zijn de redenen voor het al dan niet later verzamelen van de gegevens afgewogen.

Het CBS verzamelt gegevens (ten behoeve van oogstramingen) van een groot aantal gewassen. Hiermee voorziet het CBS in een behoefte aan betrouwbare landbouwstatistieken. De gegevens ten behoeve van de oogstramingen worden verzameld in twee tranches. In september vindt de eerste tranche plaats waarin gegevens over de gewassen granen1, koolzaad en maisgewassen2 worden verzameld. Begin oktober vindt de tweede tranche plaats waarin de gegevens over zaaiuien, poot- en consumptieaardappelen en cichorei worden verzameld. De uitvraag van de gegevens ten behoeve van de ramingen van zaaiuien wordt dus gecombineerd met de uitvraag naar andere akkerbouwgegevens.

Het later verzamelen van gegevens ten behoeve van de ramingen van zaaiuien betekent een verzwaring van de lastendruk voor boeren, omdat het inwinnen van de gegevens dan niet meer gecombineerd kan worden met de uitvraag naar andere Europees verplichte informatie (onder andere cijfers over poot- en consumptieaardappelen). Dit betekent daarnaast dat het CBS extra kosten moet maken.

Zoals aangegeven bij het beantwoorden van eerdere vragen (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1953) van de Kamer zie ik geen reden aan te nemen dat de publicatie van de oogstcijfers door het CBS marktverstorende gevolgen heeft. Het is mogelijk dat voorlopige ramingen invloed kunnen hebben op prijszetting. De raming van het CBS is echter onafhankelijk. Er is geen partij die op voorhand meer of minder voordeel heeft van de raming. De raming voorziet in oktober hiermee in een nationale behoefte aan cijfers die inzicht bieden in de markt. Zonder een voorlopige raming door het CBS is het zeer waarschijnlijk dat andere gegevens, die verzameld worden door individuele ketenpartijen, gebruikt worden om prijzen te bepalen.

Gezien het hiervoor genoemde zie ik het later verzamelen van de cijfers ten behoeve van de ramingen van zaaiuien als onwenselijk.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Granen omvatten winter- en zomertarwe, winter- en zomergerst, rogge, haver, triticale

X Noot
2

Maisgewassen omvat korrelmais, snijmais en corncob mix

Naar boven