Vragen van de leden Geurts en Van den Berg (beiden CDA) aan de Ministers van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit en Economische Zaken en Klimaat over oogstramingen CBS
(ingezonden 16 maart 2018).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen 30 april 2018). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1719.
Vraag 1
Kunt u verklaren waarom over de periode 2010–2017 over het algemeen de definitieve
ramingen lager uitvielen dan de voorlopige ramingen, zoals is te zien in de meegestuurde
gegevens?1
Antwoord 1
Het overzicht van de uienoogst in de periode 2010 t/m 2017, dat reeds is verstrekt
bij de eerdere beantwoording van de vragen over dit onderwerp, laat zien dat de cijfers
voor deze periode zowel vier maal naar boven als vier maal naar beneden zijn bijgesteld.
Voor consumptieaardappelen zijn dit voor dezelfde periode drie bijstellingen naar
beneden en vijf naar boven. Het gestelde dat de definitieve ramingen over het algemeen
lager uitvielen in de periode 2010 – 2017 is dus niet juist.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de voorlopige ramingen onterecht invloed kunnen hebben op de
prijszetting, aangezien in de meegestuurde gegevens is te zien dat vanaf 2014 de definitieve
oogstramingen lager uitvallen dan de voorlopige ramingen bij uien en consumptieaardappelen?
Antwoord 2
Voorlopige ramingen kunnen inderdaad invloed hebben op de prijszetting. De raming
van CBS is onafhankelijk. Hierdoor is er niet één schakel in de keten die daar meer
of minder voordeel van kan hebben. Zonder een voorlopige raming door CBS is het zeer
waarschijnlijk dat deze prijszetting ook zal plaatsvinden, maar dan op basis van eigen,
wellicht minder transparante gegevens, die verzameld worden door individuele ketenpartijen.
De definitieve ramingen van de bruto opbrengst per hectare kunnen zowel naar beneden
als naar boven worden bijgesteld ten opzichte van de voorlopige ramingen. De overzichten
laten zien dat vanaf 2014 beide mogelijkheden zijn voorgekomen.
Vraag 3
Gezien u aangeeft dat de oogstcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
invloed hebben op de prijszetting en de handel van uien, bent u bereid om te bekijken
hoe de bekendmaking van deze cijfers zo min mogelijk marktverstorende gevolgen heeft?
Antwoord 3
Ik ben niet van mening dat de bekendmaking van de oogstcijfers door CBS marktverstorende
gevolgen heeft. Zie daarvoor ook het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Gezien de lidstaten uiterlijk 31 maart definitieve oogstgegevens moeten verstrekken
aan Eurostat, is het mogelijk om alleen de definitieve ramingen openbaar te maken?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
CBS heeft de wettelijke plicht om de resultaten van het verzamelen van gegevens te
publiceren (Artikel 3.1 CBS-Wet). De voorlopige oogstramingscijfers vormen input voor
de Landbouwrekeningen. De Landbouwrekeningen zijn, als onderdeel van de Nationale
Rekeningen, Europees verplichte statistieken. Op basis van de Landbouwrekeningen wordt
onder meer jaarlijks in december het inkomen van de landbouwsector berekend.
De resultaten van de voorlopige oogstramingen van de zaai-uien worden in oktober gepubliceerd.
Hoewel op dat moment de levering van oogstgegevens over zaai-uien niet verplicht is
voor Eurostat, is dat wel het moment waarop de cijfers beschikbaar zijn en dus door
CBS moeten worden gepubliceerd (Artikel 3.1 CBS-wet).
Met deze publicatie wordt op dat moment ook voorzien in een nationale behoefte aan
transparante en onafhankelijke cijfers (zie ook antwoord op vraag 2). Zo worden de
voorlopige cijfers onder meer door het Comité Ui, Wageningen Economic Research (WEcR)
en GroentenFruit Huis gebruikt bij het uitvoeren van hun taken.
Vraag 5
Is er een Europese verplichting om de voorlopige ramingen bekend te maken? Zo nee,
is het mogelijk dat het CBS af ziet van het verzamelen van deze gegevens of de openbaarmaking
daarvan?
Antwoord 5
Er is geen Europese verplichting om de voorlopige ramingen bekend te maken. In het
antwoord op vraag 4 is reeds aangegeven waarom de cijfers gepubliceerd worden.
X Noot
1Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1425