35 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019

Nr. 146 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2018

In deze brief wordt u geïnformeerd over de beleidsmatige mutaties op de begroting van het Ministerie van OCW die na de Najaarsnota (Kamerstuk 35 095, nr. 1) hebben plaatsgevonden. Eerst leggen wij u uit waarom wij deze brief sturen.

De Eerste en Tweede Kamer hebben budgetrecht over de begroting van de ministeries. Door de begroting aan te nemen, en de mutaties op de begroting bij de 1e en 2e Suppletoire Begrotingswet aan te nemen, autoriseren beide Kamers deze uitgaven.

De 2e Suppletoire Begrotingswet (Kamerstuk 35 095 VIII, nrs. 1 en 2), die in december wordt verstuurd, is de laatste gelegenheid waarop de ministers mutaties ter autorisatie kunnen voorleggen aan het parlement. De mutaties die daarna nog plaatsvinden worden slechts achteraf geautoriseerd in de Slotwet, waarbij de laatste stand van de begroting in overeenstemming wordt gebracht met de uiteindelijke realisatie. Deze autorisatie vindt achteraf plaats.

Om het parlement te informeren en invloed te kunnen laten uitoefenen op mutaties die na de 2e Suppletoire Begrotingswet plaatsvinden, sturen wij u deze brief. Daarin brengen wij u vooraf op de hoogte van de laatste beleidsmatige mutaties op de begroting. De Algemene Rekenkamer hecht hier ook waarde aan, en beoordeelt beleidsmatige mutaties die niet in deze brief staan dan ook als onrechtmatig.

In deze brief noemen we alle beleidsmatige mutaties. Beleidsmatig staat hierbij tegenover technisch. De tendens van de afgelopen jaren is dat ministers steeds meer mutaties als beleidsmatig melden in deze brief, om beide Kamers zo goed mogelijk te informeren. Er is geen ondergrens voor de omvang van mutaties die moeten worden toegelicht, zoals wel het geval is bij de suppletoire begrotingen, dus ook zeer kleine mutaties worden gemeld in deze brief.

Een laatste aandachtspunt is dat het bij de mutaties vaak om verplichtingenmutaties gaat waaraan in 2018 geen uitgavenmutaties verbonden zijn. In veel gevallen komen deze verplichtingen in 2019 tot een betaling.

Een bijzondere categorie van verplichtingen zijn de garantieverplichtingen. Dit zijn risico’s waarvoor het Ministerie van OCW garant staat, mochten deze tot een uitgave komen. In deze brief wordt de stand van de garantieverplichtingen geactualiseerd.

Dit alles leidt ertoe dat in deze brief vooral kleinere uitvoeringsmutaties en verplichtingenmutaties worden toegelicht, die op een ander moment in de begrotingscyclus niet of minder prominent aan de orde zouden zijn gekomen. Voor een nadere beschouwing over dit aspect van het budgetrecht verwijzen wij naar het rapport van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven uit 2015 over de macht en kracht van het budgetrecht (Kamerstuk 33 670, nr. 11), waarin een hoofdstuk is gewijd aan slotwetmutaties.

Uitgavenmutaties

De volgende mutaties op de uitgaven van de OCW-begroting na Najaarsnota zijn op dit moment bekend.

  • Op artikel 1 (Primair onderwijs) gaan zowel de ontvangsten als de uitgaven onder bijdrage aan ZBO’s/RWT’s met € 2,8 miljoen omhoog als gevolg van een desaldering. Dit betreft teruggevorderd wachtgeld van leraren bij de ontvangsten dat wordt gestort in het Participatiefonds. Als een leraar wachtgeld toegekend krijgt, maakt het participatiefonds dit over naar de school. Later wordt er gecontroleerd of deze leraar terecht wachtgeld heeft ontvangen. Indien dat onterecht was, dan worden de gelden teruggevorderd en komt het binnen op artikel 1 (Primair Onderwijs) als ontvangst. Vervolgens wordt dit weer teruggegeven aan het Participatiefonds.

  • Bij de middelen voor doorstroom mbo-hbo op artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) onder aanvullende bekostiging is sprake van een overlopende verplichting op de uitgaven naar 2019. In september 2018 hebben circa 35 mbo-instellingen en hogescholen subsidie toegekend gekregen voor projecten ter bevordering van de doorstroom van mbo naar hbo, specifiek in het economische domein. De projecten lopen door in 2019. Conform de subsidieregeling wordt 25% van het in 2018 verplichte subsidiebedrag in 2018 uitbetaald en 75% van het verplichte subsidiebedrag in 2019. Deze 75% resulteert in een overlopende verplichting van € 2,8 miljoen.

  • Van artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) wordt een bedrag van € 0,5 miljoen overgeboekt van bijdrage aan ZBO’s/RWT’s naar artikel 3 (Voortgezet onderwijs) vanwege onvoorziene extra kosten voor examens NT2. Deze middelen zijn bestemd voor het College van Toetsen en Examens.

  • Door een administratieve fout zijn er op artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) onder bijdrage aan medeoverheden uitgaven gedaan aan gemeenten voor het Regionaal Programma, terwijl dit pas in 2019 had moeten gebeuren. Dit leidt in 2018 tot een overschrijding van het budget met € 1 miljoen.

  • Eind 2018 zijn er nog verplichtingen aangegaan voor Tel mee met Taal op artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) onder subsidies. Abusievelijk is dit niet verwerkt in de verplichtingenstand in de 2e suppletoire begroting. Daarom wordt de verplichtingenstand nu met € 5,7 miljoen opgehoogd.

  • In het Masterplan Onderwijshuisvesting Caribisch Nederland is vertraging ontstaan. Hierdoor schuiven een aantal betalingen op artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) onder opdrachten van 2018 naar 2019. Dit resulteert in een overlopende verplichting van € 1,2 miljoen.

  • Vanaf artikel 14 (Cultuur) wordt van het instrument subsidies € 50.000 overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor een bijdrage aan Rijksprijs Gouden Piramide. Daarnaast wordt van hetzelfde instrument € 75.000 overgeboekt aan het Ministerie van Binnenlandse zaken voor een bijdrage aan het werkbudget College Rijksadviseurs.

  • Bij artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid) vindt een budgetoverboeking plaats van € 0,7 miljoen van het instrument subsidies naar het instrument bekostiging. Dit bedrag wordt uitgekeerd aan NWO. Met NWO is afgesproken dat deze middelen besteed zullen worden aan diversiteit. NWO matcht dit bedrag met € 0,7 miljoen uit eigen middelen.

Verplichtingenmutaties

De volgende mutaties in de verplichtingen hebben na de Najaarsnota plaatsgevonden. Deze mutaties zijn geen mutaties in de uitgaven en hebben daarom ook geen effect op de eindejaarsmarge.

  • Op artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) worden de verplichtingen onder het instrument bekostiging verlaagd met € 111 miljoen. Deze verplichtingen zouden volgens de stand bij Najaarsnota in 2018 worden verplicht en in 2019 worden uitbetaald. Ze worden echter zowel in 2019 verplicht als uitbetaald. Het betreft de wachtgelden 2019 en de overgangsbekostiging 2019–2021 vanwege afschaffing cascadebekostiging voor de mbo-instellingen.

  • Voor artikel 7 (Wetenschappelijk onderwijs) worden de verplichtingen per saldo met € 2,44 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit betreft enerzijds verplichtingen die tot een bedrag van € 3,9 miljoen pas in 2019 zullen worden aangegaan. De verdeling over de instrumenten is € 2,2 miljoen op bekostiging, € 1,2 miljoen op (inter)nationale organisaties en € 0,5 miljoen op opdrachten. En anderzijds is op het instrument subsidies de meerjarige subsidie in het kader van Integraal Veiligheid HO (€ 1,5 miljoen) die voorzien was voor 2019 nog in 2018 verleend.

  • De verplichtingen op artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid) worden onder bekostiging met € 160 miljoen verhoogd. Dit betreft een correctie op de bij Voorjaarsnota ingeboekte regeerakkoordmiddelen voor 2019 voor digitale infrastructuur, nationale wetenschapsagenda en grote infrastructurele onderzoeksvoorzieningen. Achtergrond is dat de verplichtingen in het jaar vóór de kasuitgaven worden aangegaan in plaats van in hetzelfde jaar.

Garantieverplichtingen en achterborgstellingen

  • De garantieverplichtingen van de indemniteitsregeling worden verhoogd met € 3,7 miljoen. Het totaal komt hiermee op € 256,4 miljoen. OCW stelt zich hiermee garant voor een deel van het risico op schade/verlies bij bruiklenen door musea, waardoor zij een lagere verzekeringspremie betalen.

  • De achterborgstellingen van het Nationaal Restauratiefonds worden verhoogd met € 4,6 miljoen. Het totaal komt hiermee op € 315,2 miljoen. OCW staat hiermee garant voor leningen die het Nationaal Restauratiefonds aangaat voor financiering van restauraties aan monumenten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven