35 000 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2019

Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 mei 2019

In deze brief informeer ik u over de laatste stand van zaken over de verbreding van de sluis, bruggen en vaargeulen bij Kornwerderzand. Het kabinet heeft bij de Voorjaarsnota (Kamerstuk 35 210, nr. 1) besloten om 40 mln. extra beschikbaar te stellen als rijksbijdrage aan de financiering van de verbreding van het sluiscomplex. Deze extra impuls is een belangrijke stap, waarmee een lang gekoesterde wens van de regio en uw Kamer dichterbij komt. Hiermee onderstreept het kabinet de inzet om ook met infrastructurele investeringen de economische ontwikkelingen in deze regio te stimuleren.

In het notaoverleg MIRT van 29 november 2018 (Kamerstuk 35 000 A, nr. 80) heb ik met uw Kamer van gedachten gewisseld over de verbreding van het sluiscomplex bij Kornwerderzand. Ik heb in het bestuurlijk overleg van 22 november 2018 afspraken gemaakt om samen met hen op zoek te gaan naar de resterende dekking van circa 85 mln. Door deze 40 mln. extra stelt het kabinet nu, samen met de bijdrage van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat van 56 mln1., ruim 96 mln. beschikbaar voor het project.

In het bestuurlijk overleg is afgesproken nader onderzoek te doen naar de werkgelegenheids- en verdringingseffecten van verbreding van de sluis (inclusief een second opinion van het CPB) en de mogelijkheden voor versobering en optimalisatie. Deze onderzoeken zullen zeer binnenkort worden opgeleverd.

Na de extra bijdrage van 40 mln. van het kabinet, resteert er nog een financiële opgave van circa 45 mln. Rijk en regio zijn in constructief overleg om te bezien hoe de resterende opgave overbrugd kan worden. Ik streef ernaar om uw Kamer voorafgaand aan het AO MIRT nader te informeren.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Waarvan 30 mln. conform motie van het lid Hoogland c.s., Kamerstuk 34 550 A, nr. 40

Naar boven