34 992 (R2106) Goedkeuring van het op 11 december 2008 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en Trb. 2013, 42)

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 8 juni 2017 en het nader rapport d.d. 9 juli 2018, aangeboden aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 6 april 2017, no. 2017000603, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 11 december 2008 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (Trb. 2011, 222 en Trb. 2013, 42), met memorie van toelichting.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 6 april 2017, no. 2017000603, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 juni 2017, nr. W03.17.0098/II/K, bied ik U hierbij aan.

Het voorstel strekt tot goedkeuring van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de overeenkomsten voor het internationaal vervoer van goederen geheel of gedeeltelijk over zee (hierna: het Verdrag). Het voornaamste doel van dit Verdrag is het moderniseren en uniformeren van de bestaande verdragen inzake goederenvervoer over zee.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk adviseert de wetgevingsprocedure voort te zetten, maar in de toelichting nader in te gaan op de gevolgen die het voorstel heeft voor de Nederlandse logistieke sector.

Anders dan de verdragen die onderhavig Verdrag vervangt, ziet dit Verdrag niet alleen op het vervoer over zee, maar ook op het aanvullende vervoer. Dat kan vervoer over weg of spoor zijn, maar ook via binnenvaart.

In de consultatiereacties bij de uitvoeringswet van het Verdrag van de brancheverenigingen Transport en Logistiek Nederland (TLN), de Nederlandse Organisatie voor Expeditie en Logistiek (FENEX) en de Internationale Vereniging voor de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de binnenvaart en de verzekering en voor het houden van het register van binnenschepen in Europa (IVR), is gevraagd om het Verdrag niet te ratificeren, omdat daardoor de opgenomen hogere aansprakelijkheden die voor zeevervoer gelden ook voor het aanvullend vervoer kunnen gaan gelden.

De regering is in de toelichting bij de uitvoeringswet van het Verdrag ingegaan op de bezwaren van de brancheverenigingen, maar heeft daarbij het Verdrag als gegeven beschouwd. Bij de goedkeuringswet dient echter inzicht te worden geboden in de beoogde gevolgen van het Verdrag en de vraag of deze voor Nederland wenselijk zijn. In de toelichting bij de goedkeuringswet wordt niet ingegaan op de keuze om het Verdrag, anders dan de voorgaande verdragen, eveneens van toepassing te laten zijn op zeevervoerovereenkomsten waar ook andere wijzen van vervoer worden gebruikt. Blijkens de tekst van het Verdrag is dit een bewuste keuze geweest van de verdragsluitende partijen.

De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de keuze om het Verdrag ook van toepassing te laten zijn op het ten opzichte van het maritieme vervoer aanvullende vervoer en daarbij de gevolgen voor de Nederlandse logistieke sector in beeld te brengen.

Naar aanleiding van het advies van de Raad wordt in paragraaf 2 van hoofdstuk IV van de memorie van toelichting nader toegelicht waarom in het Verdrag ook het ten opzichte van het maritieme vervoer aanvullend vervoer is geregeld, hoe de toepassing van het Verdrag op dit aanvullende vervoer is geregeld en wat de gevolgen hiervan zijn voor de Nederlandse logistieke sector.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in de memorie van toelichting de recente ratificatie van Kameroen te vermelden en voorts om in paragraaf III (Koninkrijkspositie) de positie van Sint Maarten ten aanzien van de medegelding te actualiseren. Ten slotte is van de gelegenheid gebruikt gemaakt om enkele redactionele wijzigingen door te voeren.

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van Aruba, aan die van Curaçao en aan die van Sint Maarten, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk,

J.P.H. Donner

Ik moge U, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten te zenden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van rijkswet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven