34 985 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet (Aanvullingswet natuur Omgevingswet)

T VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 30 januari 2024

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 hadden kennisgenomen van de brief van 25 september 20232 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waarin, mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof, vragen werden beantwoord die waren gesteld naar aanleiding van de reactie van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Natuur en Stikstof op het gebruikelijke toezeggingenrappel van de Kamer, waar toezegging T03010 een onderdeel van was.3 De leden van de fractie van de BBB wensten de regering naar aanleiding hiervan een aantal vervolgvragen te stellen.

Naar aanleiding hiervan is op 7 november 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Natuur en Stikstof.

De Minister heeft op 30 januari 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Minister voor Natuur en Stikstof

Den Haag, 7 november 2023

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 25 september 20234 van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waarin, mede namens u, vragen worden beantwoord die zijn gesteld naar aanleiding van de reactie van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en u op het gebruikelijke toezeggingenrappel van de Kamer, waar toezegging T03010 een onderdeel van was. De leden van de fractie van de BBB wensen de regering naar aanleiding hiervan enkele vervolgvragen te stellen.

De leden van de fractie van de BBB merken op dat de antwoorden van de regering zien op de opzet van de monitoring van de stand van c.q. de ontwikkeling van de natuur. De leden van de fractie van de BBB willen graag aanvullende vragen stellen over de werking van de diverse programma's zoals het Verbeterprogramma VHR Natuurmonitoring. Deze leden achten het van belang om met deze antwoorden een objectief en getrouw beeld van de daadwerkelijke uitvoering van de stand ─ en ontwikkeling ─ van de natuur in Nederland te krijgen. Een dergelijk beeld achten de leden van de fractie van de BBB van groot belang voor het prioriteren van natuurdoelstellingen, dan wel de afweging tussen diverse belangen, zoals bijvoorbeeld de balans tussen natuur en landbouw, alsmede het maken van moeilijke keuzes daarin. Een transparante monitoring op basis van een transparante en navolgbare procedure draagt bij aan het verstevigen van het draagvlak bij de belanghebbenden. De antwoorden zoals de leden van de fractie van de BBB die tot op heden hebben ontvangen, roepen vragen op in relatie tot de kennis van de praktijk / uitvoering van deze leden.

Naar de leden van de fractie van de BBB begrijpen, is de uitvoering van «de monitoring van de natuur» belegd bij de provincies, die hiervoor op hun beurt ─ via het Interprovinciaal Overleg (IPO) ─ de uitvoeringsorganisatie BIJ12 inschakelen. De leden van de fractie van de BBB constateren dat deze uitvoeringsorganisatie in opdracht van de provincies werkt en op haar beurt weer leunt op de data die door verschillende (particuliere) stichtingen worden aangeleverd, alsmede meldingen uit diverse natuurnetwerken. De regering baseert haar beleidsbeslissingen op de adviezen van de (uitvoeringsorganisaties van de) provincies.

De leden van de fractie van de BBB wijzen erop dat bovengeschetste gang van zaken tot beslissingen leidt die door veel betrokkenen en experts, die dagelijks met de natuur te maken hebben, als onjuist worden gezien of tenminste niet worden begrepen. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de officiële aantallen van de soort wolf, de soorten haas en konijn en de beleidsbeslissingen die hierover door de regering zijn of worden genomen.

Deze leden merken verder op dat de bestuurlijke transparantie bij navragen (via Woo-verzoeken) te wensen overlaat. De data die door monitoring van «de stand van de natuur» gebruikt worden, zijn alleen door middel van een betaald abonnement verkrijgbaar. Deze zijn dus niet openbaar en transparant voor iedereen beschikbaar. Data blijken vaak ook laat beschikbaar te zijn via de voortgangsrapportages.

Voor de leden van de fractie van de BBB is niet geheel duidelijk hoe de procedure om tot partner van uitvoeringsorganisatie B12 te worden erkend en dus data te kunnen aanleveren voor de Nationale Flora en Fauna Databank (NFFD) is geregeld. Deze leden wensen de regering hierover de volgende aanvullende vragen te stellen.

  • 1. Kan de regering aangeven in hoeverre de data, zoals deze door de zogenaamde soortenorganisaties (bijvoorbeeld de Zoogdiervereniging, SOVON, de Vlinderstichting e.a.), objectief gevalideerd en geverifieerd worden door onafhankelijke experts?

  • 2. Kan de regering ─ wellicht via het IPO ─ de toelatingsprocedure overleggen op grond waarvan een organisatie tot data-leverancier wordt toegelaten c.q. wordt erkend door de uitvoeringsorganisatie BIJ12 dan wel het IPO, zodat hieruit de objectiviteit en onafhankelijkheid van deze dataleveranciers kan worden gewaarborgd?

  • 3. Over welke deskundigheid dienen deze organisaties/individuele experts te beschikken alvorens zij de data in de NFFD kunnen leveren?

  • 4. Is het de regering bekend dat een aantal soortenorganisaties die nu een dominante rol spelen in de oordeelsvorming voor wat betreft de stand van de natuur en de ontwikkeling hiervan hun eigen ideologische agenda openlijk nastreven? Als voorbeeld hiervan wijzen deze leden op de experts van de Zoogdiervereniging, die ijverden voor de terugkeer van de wolf, het vergroten van de populatie van de wolf in Nederland en nu – door genoemde systematiek van data aanleveren, verifiëren en valideren – een doorslaggevende stem hebben in het vaststellen van de stand van de soort en de populatieomvang welke bepaald moet worden voor een gunstige staat van instandhouding van de soort?

  • 5. Kan de regering deze leden uitleggen waarom een deel van de dataverzameling van landelijke data, welke zo cruciaal zijn voor beeld- en oordeelsvorming over de stand van c.q. de ontwikkeling van de natuur in Nederland, in handen is van private organisaties die niet of nauwelijks controleerbaar zijn op de juistheid, volledigheid en kwaliteit van de natuurdata?

  • 6. Kan de regering aangeven om welke reden, voor een kwalitatieve en kwantitatieve inventarisatie van natuurdata, er voor de vaststelling van de stand van de natuur en de ontwikkeling ervan, geen gebruik wordt gemaakt van de – sinds decennia bestaande – data van de tellingen, welke door onder andere de Jagersverenigingen periodiek en volgens vastgestelde protocollen (waaronder het vier-ogenprincipe) worden verzameld?

    In dit kader wijzen de leden van de fractie van de BBB erop dat deze data, waarnemingen en afschotgegevens alsmede valwildcijfers met vermelding van plaats, datum, tijd, soort enzovoorts jarenlang worden vastgelegd in het Fauna Registratie Systeem (FRS) voor vrijwel alle provincies of vergelijkbare systemen in enkele provincies. Daarnaast merken deze leden op dat bedoelde data wel worden gebruikt voor het opstellen van faunabeheerplannen door de Faunabeheereenheden op basis van diverse ontheffingen van de Natuurbeschermingswet worden verleend waaronder (landelijke en provinciale) vrijstellingen, ontheffingen en opdrachten.

De leden van de fractie van de BBB merken verder op dat jagers een theoretische en praktische opleiding voltooien, vier (ministerieel erkende) examens afleggen en beschikken over praktijkervaring. Deze leden wensen de regering daarom de volgende vragen te stellen.

  • 7. Hoe verhoudt deze expertise (van individuele jagers) zich tot die van de soortenorganisaties en individuele meldingen door «natuurspotters», die worden geaccepteerd in de database? De tellingen van jagers worden niet geaccepteerd en dus niet meegewogen in de oordeelsvorming en besluitvorming met betrekking tot de stand van soorten. De leden van de fractie van de BBB denken daarbij ook aan het besluit van de regering om de jacht op de haas (in drie provincies) en het konijn (in alle provincies) op voorhand niet te openen.

  • 8. Kan de regering aantonen dat de data waarop wel beleid wordt gebaseerd en die door de leveranciers van deze data worden aangeleverd, conform de beschreven procedure, door «dataleveranciers / melders» met voldoende kennis van zaken worden geleverd? Dit doordat zij bijvoorbeeld ook beschikken over een wettelijk erkend natuurdiploma, zoals jagers beschikken over het wettelijk erkend diploma «Jacht en Faunabeheer».

  • 9. Indien dit niet het geval is; waarom worden gediplomeerd experts dan buiten de data van de tellingen gehouden en wordt er beleid gemaakt en worden er beleidsbeslissingen genomen op basis van data welke door niet aantoonbaar deskundigen worden geleverd?

  • 10. En indien dit wel het geval is, over welke erkende diploma’s beschikken de toegelaten / erkende melders van natuurdata dan? Kan de regering cijfers (aantallen) overleggen van deze diploma’s en – door de regering erkende opleidingsinstituten of – opleidingen noemen die garanderen dat de data van de tellingen of natuurwaarnemingen door melders met verstand van zaken worden gedaan en geleverd?

  • 11. De leden van de fractie van de BBB wijzen erop dat jagers en jachthouders wettelijk verplicht zijn om te zorgen voor een voldoende wildstand. Hoe verklaart de regering haar besluit om de jacht te beperken op genoemde soorten haas en konijn ten opzichte van deze wettelijk verplichte verantwoordelijkheid welke reeds bij de jagers/jachthouders is belegd?

  • 12. Is de regering bereid om het gehele construct, waarop de data van de tellingen / natuurwaarnemingen is gebouwd en op grond waarvan door de Minister oordeelsvorming en besluitvorming wordt gebaseerd, grondig tegen het licht te laten houden voor wat betreft objectiviteit, transparantie en mogelijk de (schijn van) belangenverstrengeling tussen ideologisch gedreven organisaties en de zuiverheid van procedures en data?

  • 13. Is de regering bereid tot een onafhankelijk onderzoek naar de werking van het stelsel van natuurmonitoring, juist nu de belangen van diverse groeperingen op transparante en gelijkwaardige manier tegen elkaar moeten worden afgewogen bij het maken van keuzes en het stellen van prioriteiten over onze natuur in relatie tot bijvoorbeeld de belangen van de landbouw?

  • 14. Is de regering bereid om daadwerkelijk inzet te leveren om de beschikbare capaciteit van een netwerk van 28.000 opgeleide natuurkenners, inclusief beproefde geautomatiseerde systemen, alsmede een fijnmazige infrastructuur van 285 Wildbeheerseenheden en vele duizenden vrijwilligers alsnog in te zetten voor het monitoren van de stand van de natuur in Nederland? Zo nee, waarom niet?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met

belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze

brief. Een gelijkluidende brief is heden verzonden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, E. Kemperman

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2024

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van leden van de fractie van de BBB over Nadere vragen inzake toezegging T03010 (kenmerk 173906.16U, ingezonden 7 november 2023).

1

Kan de regering aangeven in hoeverre de data, zoals deze door de zogenaamde soortenorganisaties (bijvoorbeeld de Zoogdiervereniging, SOVON, de Vlinderstichting e.a.), objectief gevalideerd en geverifieerd worden door onafhankelijke experts?

Antwoord

Soortenorganisaties verzamelen in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) al ruim 20 jaar structureel natuurdata in Nederland. Het NEM is een samenwerkingsverband van de ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur en Waterstaat, het Planbureau voor de Leefomgeving, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de provincies. De meetprogramma’s in het kader van het NEM worden uitgevoerd volgens vaste voorschriften voor verzameling en verwerking. Het onafhankelijke CBS controleert de gegevens op volledigheid en kwaliteit van de data en verwerkt het in jaarlijkse indexcijfers, trends en graadmeters. De kwaliteit van de landelijke resultaten van de NEM-tellingen worden door het CBS als hoog beoordeeld.

Ook individuele burgers kunnen natuurdata verzamelen. Veel van deze data wordt opgeslagen in de NDFF.

Er vindt altijd kwaliteitscontrole plaats van deze data. De data worden eerst gevalideerd alvorens ze worden opgenomen in de NDFF.

Validatie van waarnemingen in de NDFF verloopt voor 85 procent automatisch (betreft goed herkenbare soorten of waarnemingen van plantensoorten op bekende groeiplaatsen). Het resterende deel wordt door experts gevalideerd. Deze experts beschikken over vergaande soortkennis.

Zo nodig wordt extra bewijs van de waarnemer gevraagd en beoordeeld. De experts valideren geen eigen waarnemingen, alleen waarnemingen van anderen.

Het hierboven geschetste stelsel van natuurmonitoring en de kwaliteitsbewaking daarvan wordt tot dusverre ook door de rechter geaccepteerd als voldoende onderbouwing.

2

Kan de regering ─ wellicht via het IPO ─ de toelatingsprocedure overleggen op grond waarvan een organisatie tot data-leverancier wordt toegelaten c.q. wordt erkend door de uitvoeringsorganisatie BIJ12 dan wel het IPO, zodat hieruit de objectiviteit en onafhankelijkheid van deze dataleveranciers kan worden gewaarborgd?

Antwoord

Alle organisaties en individuen kunnen natuurdata aanleveren aan de NDFF. Er is geen toelatingsprocedure tot de NDFF; de kwaliteit wordt geborgd met het validatieproces (zoals beschreven onder vraag 1).

3

Over welke deskundigheid dienen deze organisaties/individuele experts te beschikken alvorens zij de data in de NFFD kunnen leveren?

Antwoord

Zie antwoord 2.

4

Is het de regering bekend dat een aantal soortenorganisaties die nu een dominante rol spelen in de oordeelsvorming voor wat betreft de stand van de natuur en de ontwikkeling hiervan hun eigen ideologische agenda openlijk nastreven? Als voorbeeld hiervan wijzen deze leden op de experts van de Zoogdiervereniging, die ijverden voor de terugkeer van de wolf, het vergroten van de populatie van de wolf in Nederland en nu – door genoemde systematiek van data aanleveren, verifiëren en valideren – een doorslaggevende stem hebben in het vaststellen van de stand van de soort en de populatieomvang welke bepaald moet worden voor een gunstige staat van instandhouding van de soort?

Antwoord

Het natuurbeleid wordt gevoerd door het betreffende bevoegde gezag, op basis van objectieve gegevens. De verzameling van telgegevens in het NEM vindt altijd plaats volgens een objectief vastgesteld protocol. Zowel het proces als de verzamelde data worden gecontroleerd door het CBS. Meer informatie over dit proces is te vinden op: https://longreads.cbs.nl/meetprogrammas-flora-en-fauna-2022/

Onder het antwoord op vraag 1 heb ik aangegeven dat iedereen natuurwaarnemingen kan doen. Daarbij heb ik ook aangegeven hoe de kwaliteitswaarborging is georganiseerd.

5

Kan de regering deze leden uitleggen waarom een deel van de dataverzameling van landelijke data, welke zo cruciaal zijn voor beeld- en oordeelsvorming over de stand van c.q. de ontwikkeling van de natuur in Nederland, in handen is van private organisaties die niet of nauwelijks controleerbaar zijn op de juistheid, volledigheid en kwaliteit van de natuurdata?

Antwoord

Het stelsel met NEM en NDFF bevat tal van waarborgen voor deskundigheid, kwaliteitsbewaking en onafhankelijkheid. Zie onder vraag 1.

Het is aan de betrokken overheden (zoals Rijk en provincies) om beleid te maken op basis van deze gevalideerde data.

6

Kan de regering aangeven om welke reden, voor een kwalitatieve en kwantitatieve inventarisatie van natuurdata, er voor de vaststelling van de stand van de natuur en de ontwikkeling ervan, geen gebruik wordt gemaakt van de – sinds decennia bestaande – data van de tellingen, welke door onder andere de Jagersverenigingen periodiek en volgens vastgestelde protocollen (waaronder het vier-ogenprincipe) worden verzameld?

In dit kader wijzen de leden van de fractie van de BBB erop dat deze data, waarnemingen en afschotgegevens alsmede valwildcijfers met vermelding van plaats, datum, tijd, soort enzovoorts jarenlang worden vastgelegd in het Fauna Registratie Systeem (FRS) voor vrijwel alle provincies of vergelijkbare systemen in enkele provincies. Daarnaast merken deze leden op dat bedoelde data wel worden gebruikt voor het opstellen van faunabeheerplannen door de Faunabeheereenheden op basis van diverse ontheffingen van de Natuurbeschermingswet worden verleend waaronder (landelijke en provinciale) vrijstellingen, ontheffingen en opdrachten.

Antwoord

Er wordt op verschillende manieren data verzameld, die voor verschillende doeleinden gebruikt worden.

Voor het bepalen van de staat van instandhouding van haas en konijn is gebruik gemaakt van landelijke NEM tellingen (meetnet Dagactieve Zoogdieren). Dit zijn trendtellingen die door het CBS worden gevalideerd.

Het CBS heeft in 2013 gekeken naar de cijfers van de wildbeheereenheden, met name tellingen van wildlijstsoorten, en was destijds van oordeel dat deze cijfers, onder meer vanwege de verschillen tussen wildbeheereenheden, ongeschikt zijn om landelijke trends mee te berekenen. Het telprotocol bleek ruimte te laten voor verschillende manieren van tellen, waardoor cijfers moeilijk te vergelijken en te combineren waren. Daarnaast ontbrak het aan een landelijk uniform validatieprotocol. Deze bevinding werd in 2018 bevestigd door BIJ125. Het CBS heeft geen oordeel gegeven over de bruikbaarheid van de cijfers op provinciaal niveau. Faunabeheereenheden stellen voor hun werkgebied een faunabeheerplan vast. Het is aan de faunabeheereenheid om te beoordelen op welke basis zij hun faunabeheerplannen opstellen. Het faunabeheerplan behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten van de provincie waarin de faunabeheereenheid werkzaam is. Mijn ministerie speelt hierin geen rol.

Ik vind het waardevol dat in het veld ook geteld wordt door de Jagersvereniging. Deze gegevens wil ik in de toekomst graag gebruiken in aanvulling op de gegevens uit het NEM. Daarom zijn in november dit jaar de Jagersvereniging en het CBS, in opdracht van LNV, een project gestart om de telprotocollen te analyseren en, indien nodig aan te scherpen. Binnen dit project worden tevens de telgegevens van de wildbeheereenheden aan een validatieproces door het CBS onderworpen. Dit project wordt naar verwachting eind 2024 opgeleverd.

7

Hoe verhoudt deze expertise (van individuele jagers) zich tot die van de soortenorganisaties en individuele meldingen door «natuurspotters», die worden geaccepteerd in de database? De tellingen van jagers worden niet geaccepteerd en dus niet meegewogen in de oordeelsvorming en besluitvorming met betrekking tot de stand van soorten. De leden van de fractie van de BBB denken daarbij ook aan het besluit van de regering om de jacht op de haas (in drie provincies) en het konijn (in alle provincies) op voorhand niet te openen.

Antwoord

De afweging om de telgegevens van de jagers niet mee te nemen bij besluitvorming over de staat van instandhouding voor haas en konijn is niet gebaseerd op een oordeel over de expertise van de jagers, maar doordat geen eenduidig telprotocol gehanteerd werd en door het ontbreken van een landelijk uniform validatieprotocol.

Daarom is mijn ministerie in november dit jaar met de Jagersvereniging en het CBS, in opdracht van LNV een project gestart om de telprotocollen te analyseren en, indien nodig aan te scherpen. Zie verder mijn antwoord op vraag 6.

8

Kan de regering aantonen dat de data waarop wel beleid wordt gebaseerd en die door de leveranciers van deze data worden aangeleverd, conform de beschreven procedure, door «dataleveranciers / melders» met voldoende kennis van zaken worden geleverd? Dit doordat zij bijvoorbeeld ook beschikken over een wettelijk erkend natuurdiploma, zoals jagers beschikken over het wettelijk erkend diploma «Jacht en Faunabeheer».

9

Indien dit niet het geval is; waarom worden gediplomeerd experts dan buiten de data van de tellingen gehouden en wordt er beleid gemaakt en worden er beleidsbeslissingen genomen op basis van data welke door niet aantoonbaar deskundigen worden geleverd?

10

En indien dit wel het geval is, over welke erkende diploma’s beschikken de toegelaten / erkende melders van natuurdata dan? Kan de regering cijfers (aantallen) overleggen van deze diploma’s en – door de regering erkende opleidingsinstituten of – opleidingen noemen die garanderen dat de data van de tellingen of natuurwaarnemingen door melders met verstand van zaken worden gedaan en geleverd?

Antwoord op vragen 8, 9 en 10

Het beleid wordt onder andere gebaseerd op gevalideerde data uit de NDFF (zie vraag 1 en 5) en op statistische bewerkingen (zoals trendgegevens of extrapolaties) en kwaliteitsbewaking door het onafhankelijke CBS.

Voor het doen van waarnemingen en invoering van waarnemingen in de NDFF zijn geen diploma’s nodig. De kwaliteit wordt gewaarborgd door het validatieproces zoals beschreven in mijn antwoord op vraag 1.

11

De leden van de fractie van de BBB wijzen erop dat jagers en jachthouders wettelijk verplicht zijn om te zorgen voor een voldoende wildstand. Hoe verklaart de regering haar besluit om de jacht te beperken op genoemde soorten haas en konijn ten opzichte van deze wettelijk verplichte verantwoordelijkheid welke reeds bij de jagers/jachthouders is belegd?

Antwoord

In de nota van toelichting bij het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet is aangegeven dat de jacht niet wordt geopend op soorten waarvan de staat van instandhouding in het geding is. Uit het rapport van WENR Staat van instandhouding haas en konijn volgt dat de staat van instandhouding van de haas en het konijn ongunstig is. Daarmee is de staat van instandhouding van de haas en het konijn «in het geding». Dit staat los van de verplichting van jagers om te zorgen voor een voldoende wildstand.

12

Is de regering bereid om het gehele construct, waarop de data van de tellingen / natuurwaarnemingen is gebouwd en op grond waarvan door de Minister oordeelsvorming en besluitvorming wordt gebaseerd, grondig tegen het licht te laten houden voor wat betreft objectiviteit, transparantie en mogelijk de (schijn van) belangenverstrengeling tussen ideologisch gedreven organisaties en de zuiverheid van procedures en data?

Antwoord

De objectiviteit en transparantie van de data zijn gewaarborgd. De data wordt (deels) verzameld door soortenorganisaties omdat zij beschikken over voldoende capaciteit en expertise via hun netwerk van vele duizenden vrijwilligers. Zonder hun inspanningen is het onmogelijk om een fijnmazig beeld te krijgen van de staat van de Nederlandse natuur. Doordat de procedures en data gevalideerd zijn, is de objectiviteit en de transparantie gewaarborgd.

13

Is de regering bereid tot een onafhankelijk onderzoek naar de werking van het stelsel van natuurmonitoring, juist nu de belangen van diverse groeperingen op transparante en gelijkwaardige manier tegen elkaar moeten worden afgewogen bij het maken van keuzes en het stellen van prioriteiten over onze natuur in relatie tot bijvoorbeeld de belangen van de landbouw?

Antwoord

Op vraag 12 heb ik de vraag over de objectiviteit en transparantie beantwoord.

De afweging tussen diverse belangen (vertegenwoordigd door diverse groeperingen) komt tot uiting in de politieke keuzes en het beleid dat wordt gemaakt. Het monitoringsstelsel is geen onderdeel van deze belangenafweging, het is een neutraal stelsel dat data levert op basis waarvan politieke keuzes en beleid kunnen worden gemaakt.

Daarnaast wordt er door veel partijen gewerkt aan het Verbeterprogramma VHR Monitoring. In 2026 wordt een onafhankelijke tussentijdse evaluatie van dit Verbeterprogramma uitgevoerd.

Bij die evaluatie kan ook het bestaande stelsel van natuurmonitoring worden betrokken. Op dit moment zijn er echter geen middelen beschikbaar voor deze aanvullende evaluatie.

14

Is de regering bereid om daadwerkelijk inzet te leveren om de beschikbare capaciteit van een netwerk van 28.000 opgeleide natuurkenners, inclusief beproefde geautomatiseerde systemen, alsmede een fijnmazige infrastructuur van 285 Wildbeheerseenheden en vele duizenden vrijwilligers alsnog in te zetten voor het monitoren van de stand van de natuur in Nederland? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Ik vind het waardevol dat door de jagers in het veld wordt geteld. Deze gegevens wil ik in de toekomst graag gebruiken in aanvulling op de gegevens uit het NEM. Zoals beschreven in vraag 6 is mijn ministerie daarom in november dit jaar met de Jagersvereniging en het CBS, in opdracht van LNV, een project gestart om de telprotocollen te analyseren en indien nodig aan te scherpen.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink


X Noot
1

Samenstelling:

Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen (BBB), Jaspers (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 34 985, S.

X Noot
3

In de oorspronkelijke briefwisseling was abusievelijk sprake van toezegging T03130 in plaats van T03010. In dit verslag is dat gecorrigeerd.

X Noot
4

Kamerstukken I 2023/24, 34 985, S.

Naar boven