34 985 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet (Aanvullingswet natuur Omgevingswet)

S VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 september 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving heeft kennisgenomen van de reactie van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Natuur en Stikstof op het gebruikelijke halfjaarlijkse toezeggingenrappel van de Kamer. Onderdeel van het rappel was toezegging T03010, inhoudende dat bij de jaarlijkse evaluatie van de Omgevingswet zal worden bezien of de ambities voor natuur worden waargemaakt, en indien dat niet het geval is, de onderliggende redenen bekeken zullen worden. De reactie op deze toezegging was voor de leden van de fracties van BBB en GroenLinks-PvdA aanleiding om de regering nadere vragen voor te leggen. De leden van de fracties van de PvdD en Volt wensten zich bij de door de fractie van GroenLinks-PvdA gestelde vragen aan te sluiten. Een gelijkluidende brief is verzonden aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Naar aanleiding hiervan is op 18 juli 2023 een brief gestuurd aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 25 september 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Den Haag, 18 juli 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving heeft kennisgenomen van de reactie van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Natuur en Stikstof op het gebruikelijke halfjaarlijkse toezeggingenrappel van de Kamer. Onderdeel van het rappel was toezegging T03010, inhoudende dat bij de jaarlijkse evaluatie van de Omgevingswet zal worden bezien of de ambities voor natuur worden waargemaakt, en indien dat niet het geval is, de onderliggende redenen bekeken zullen worden. De reactie op deze toezegging is voor de leden van de fracties van BBB en GroenLinks-PvdA aanleiding om de regering nadere vragen voor te leggen. De vragen zijn in het bijzonder gericht aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. De leden van de fracties van de PvdD en Volt wensen zich bij de door de fractie van GroenLinks-PvdA gestelde vragen aan te sluiten.

Vragen van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie vragen de regering, naar aanleiding van de toezegging om te bezien wat de onderliggende redenen zijn waarom ambities betreffende natuur niet behaald worden, om daarbij ook aandacht te besteden aan:

  • 1. de effectiviteit van de huidige maatregelen;

  • 2. de handhaafbaarheid van de huidige maatregelen;

  • 3. het maatschappelijk draagvlak voor de huidige maatregelen.

Vragen van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA citeren uit de reactie op het toezeggingenrappel:

«Op 7 juli 2020 heeft de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Recourt (PvdA) toegezegd dat bij de jaarlijkse evaluatie van de Omgevingswet zal worden bezien of de ambities voor natuur worden waargemaakt en indien dat niet het geval is, zullen de onderliggende redenen bekeken worden. Het stelsel van de Omgevingswet wordt niet jaarlijks geëvalueerd maar wel jaarlijks gemonitord. Deze monitor richt zich echter op de verbeterdoelstellingen van de wet en niet op de maatschappelijke doelstellingen. Door de ingestelde onafhankelijke evaluatiecommissie wordt wel jaarlijks op deze monitor van het stelsel gereflecteerd. In deze evaluatiecommissie zit ook kennis over natuurwetgeving. Daarnaast worden de maatschappelijke doelstellingen van de Omgevingswet in principe gemonitord via de tweejaarlijkse Monitor NOVI van het Planbureau voor de Leefomgeving c.s. Hier maken natuur en biodiversiteit ook onderdeel van uit. Verder wordt de Eerste Kamer verzocht om deze toezegging te registreren met de Minister voor Natuur en Stikstof als verantwoordelijke bewindspersoon in plaats van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit»

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben hier de volgende vragen over:

  • 1. Het verbaast deze leden dat de monitor en de evaluatiecommissie zich niet zullen richten op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet. Juist de wens tot integraal werken aan maatschappelijke doelen was immers aanleiding voor de Omgevingswet en de regering heeft meermaals uitgesproken dat met het integraal werken onder de Omgevingswet lopende en nieuwe ontwikkelingen versneld en beter uitgevoerd konden worden. Op welke wijze gaat de regering dan wel monitoren of de Omgevingswet deze integraliteit van beleid waarmaakt, nu dat blijkbaar geen onderdeel van de evaluatiecommissie dan wel de monitor uitmaakt?

  • 2. Als de monitor van de Omgevingswet zich niet richt op het monitoren van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet, welke Minister is dan stelselverantwoordelijk voor het bewaken van maatschappelijke doelen van de NOVI?

  • 3. De regering wil deze toezegging plaatsen bij het Ministerie van LNV. Kan zij aangeven hoe de monitoring aldaar gaat plaatsvinden en hoe de terugkoppeling naar het niveau van de Omgevingswet er in de praktijk uit zal zien?

  • 4. De problemen in de natuur kennen een veelvoud aan oorzaken, waarvan het beleid en de wetgeving bij verschillende ministeries belegd zijn. Zo heeft de natuur te maken met verdroging (dat onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat valt), vermesting (dat onder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit valt), verzuring (dat onder de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Economische Zaken en Klimaat, en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit valt), en vergiftiging (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor wat betreft medicijnresiduen, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor wat betreft waterzuivering en Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor wat betreft uitlogen van mineralen en gebiedsvreemde stoffen). Natuurkwaliteit is dus bij uitstek een opgave die gebaat is bij een integrale aanpak waar ook de Minister die stelselverantwoordelijk is voor de integrale aanpak een belangrijke rol moet spelen wanneer de doelen buiten beeld blijven. Kan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangeven welke rol hij daarbij voor zichzelf ziet?

De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving ziet met belangstelling uit naar de reactie van de regering en ontvangt deze graag voor het einde van het zomerreces van de Kamer. Een gelijkluidende brief is heden verzonden aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, E. Kemperman

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2023

Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Natuur en Stikstof (N&S), de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de fracties van BBB en GroenLinks-PvdA van de vaste commissie van Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving over toezegging TO3010. Deze vragen werden ingezonden op 18 juli 2023 met kenmerk 172886.23U.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Antwoorden op de vragen die zijn gesteld door de fracties van BBB en GroenLinks-PvdA van de vaste commissie van Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving over toezegging TO2. Deze vragen werden ingezonden op 18 juli 2023 met als kenmerk 172886.23U.

Vraag 1:

De leden van de BBB-fractie vragen de regering, naar aanleiding van de toezegging om te bezien wat de onderliggende redenen zijn waarom ambities betreffende natuur niet behaald worden, om daarbij ook aandacht te besteden aan:

  • 1. de effectiviteit van de huidige maatregelen;

  • 2. de handhaafbaarheid van de huidige maatregelen;

  • 3. het maatschappelijk draagvlak voor de huidige maatregelen.

Antwoord op vraag 1:

De door de BBB-fractie voorgestelde onderwerpen zijn belegd in verschillende monitoringsprogramma’s. In 2023 is het Verbeterprogramma VHR Natuurmonitoring gestart. Dit programma richt zich op de doorontwikkeling van het stelsel van natuurmonitoring, informatievoorziening en rapportage in de periode van 2023 tot en met 2030. Het monitoren van de voortgang en de effectiviteit van natuurmaatregelen is een belangrijk onderdeel van dit programma. Daarnaast zullen vanuit afspraken met provincies in het Natuurpact en het Programma natuur inzichten komen over eventuele knelpunten in het natuurbeleid via de voortgangsrapportages, maar ook vanuit de aanpak stikstof. Handhaafbaarheid en maatschappelijk draagvlak vormen hierbij aandachtspunten.

Vraag 2

Het verbaast de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA dat de monitor en de evaluatiecommissie zich niet zullen richten op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet. Juist de wens tot integraal werken aan maatschappelijke doelen was immers aanleiding voor de Omgevingswet en de regering heeft meermaals uitgesproken dat met het integraal werken onder de Omgevingswet lopende en nieuwe ontwikkelingen versneld en beter uitgevoerd konden worden. Op welke wijze gaat de regering dan wel monitoren of de Omgevingswet deze integraliteit van beleid waarmaakt, nu dat blijkbaar geen onderdeel van de evaluatiecommissie dan wel de monitor uitmaakt?

Antwoord op vraag 2:

De maatschappelijke doelen van de omgevingswet worden gemonitord in de Monitor van de Nationale Omgevingsvisie die tweejaarlijks op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) wordt uitgevoerd. Deze monitor omvat een 100-tal indicatoren op het terrein van de fysieke leefomgeving. Deze indicatoren worden elke twee jaar geactualiseerd door het PBL in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Rijksinstituut voor cultureel erfgoed (RCE) en het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM).

De nieuw ontwikkelde monitor van het stelsel van de Omgevingswet richt zich daarnaast expliciet op de verbeterdoelstellingen van de Omgevingswet. Beide monitors vormen hiermee een aanvulling op elkaar. De onafhankelijke evaluatiecommissie zal jaarlijks reflecteren op de stelselmonitor en binnen vijf jaar een evaluatie uitvoeren. Hierbij kan zij gebruik maken van informatie uit beide monitors, eigen bevindingen en (eigen) onderzoek.

Vraag 3:

Als de monitor van de Omgevingswet zich niet richt op het monitoren van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet, welke Minister is dan stelselverantwoordelijk voor het bewaken van maatschappelijke doelen van de NOVI?

Antwoord op vraag 3:

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO). Op verzoek van de Minister voor VRO worden de maatschappelijke doelen van de omgevingswet door het PBL gemonitord in de Monitor van de Nationale Omgevingsvisie.

Vraag 4:

De regering wil deze toezegging plaatsen bij het Ministerie van LNV. Kan zij aangeven hoe de monitoring aldaar gaat plaatsvinden en hoe de terugkoppeling naar het niveau van de Omgevingswet er in de praktijk uit zal zien?

Antwoord op vraag 4:

Zie antwoord op vraag 2

Vraag 5:

De problemen in de natuur kennen een veelvoud aan oorzaken, waarvan het beleid en de wetgeving bij verschillende ministeries belegd zijn. Zo heeft de natuur te maken met verdroging (dat onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat valt), vermesting (dat onder het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit valt), verzuring (dat onder de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Economische Zaken en Klimaat, en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit valt), en vergiftiging (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor wat betreft medicijnresiduen, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor wat betreft waterzuivering en Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor wat betreft uitlogen van mineralen en gebiedsvreemde stoffen). Natuurkwaliteit is dus bij uitstek een opgave die gebaat is bij een integrale aanpak waar ook de Minister die stelselverantwoordelijk is voor de integrale aanpak een belangrijke rol moet spelen wanneer de doelen buiten beeld blijven. Kan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aangeven welke rol hij daarbij voor zichzelf ziet?

Antwoord op vraag 5:

Het belang van een integrale aanpak wordt herkend. De natuurproblematiek is complex en kent samenhang in beleid en uitvoering met veel andere domeinen. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is systeemverantwoordelijk voor integratie van sectoraal beleid in het fysieke domein. In de Monitor van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van 2022 heeft het PBL echter geconstateerd dat in de NOVI integrale doelen die gericht zijn op samenhang ontbreken. De inzet is dan ook om in de Nota Ruimte scherpe en afrekenbare doelen te formuleren waarin de samenhang tussen sectorale opgaven in de ruimte tot uiting komt. Daarnaast heeft de Minister voor Natuur en Stikstof een integrale verantwoordelijkheid voor de samenhang in het natuurbeleid.

Naar boven