34 977 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid alsmede enkele wetten van andere ministeries (Verzamelwet SZW 2019)

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 10 september 2018

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

blz.

 

I

ALGEMEEN

2

 
 

1.

Inleiding

2

 

2.

Klein beleid

2

 

2.1

Remigratiewet (Artikel VII)

2

 

2.2

Wijziging van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Artikel XXVI)

2

 

2.3

Wijzigingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: Wajong) (Artikel XIV, onderdelen A en C)

2

 

2.4

Verloonde uren voor de quotumheffing (Artikel XVI, onderdeel C)

4

 

2.5

Wijziging minimumjeugdloon in de Wtl (Artikel XXX, onderdelen B en C)

4

 

2.6

Geen ziekengeld over de periode waarover de WIA-uitkering te laat is aangevraagd (Artikel XXXI, onderdeel B)

4

 

3.

Uitvoering

5

 

II

ARTIKELGEWIJS

5

 

III

NOTA VAN WIJZIGING

6

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: SZW), de zogenoemde Verzamelwet SZW 2019. Naar aanleiding van het voorstel hebben deze leden nog enkele verhelderende vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij merken op dat het hier vooral om technische wijzigingen gaat en wijzigingen die voortvloeien uit «klein beleid».

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Verzamelwet SZW 2019.

1. Inleiding

De leden van de SP-fractie vragen de regering om schematisch aan te geven welke wijzigingen van de Verzamelwet SZW 2019 als «klein beleid» kunnen worden beschouwd en welke wijzigingen van technische aard zijn. Kan de regering aangeven welke wijzigingen van invloed zijn op de koopkracht van mensen?

2. Klein beleid

2.1 Remigratiewet (Artikel VII)

In paragraaf 2.3 van de memorie van toelichting geeft de regering uitleg bij het voorgestelde artikel VII uit de verzamelwet SZW 2019. Dit betreft een wijziging in de Remigratiewet naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2017. De leden van de VVD-fractie vragen wat de financiële gevolgen zijn van het overgangsrecht dat nu wordt geregeld.

2.2 Wijziging van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Artikel XXVI)

In artikel XXVI van de Verzamelwet 2019 wordt de grondslag voor gegevensverstrekking aan private toezichthouders verruimd. In de memorie van toelichting geeft de regering aan dat deze gegevens noodzakelijk kunnen zijn voor private toezichthouders in de uitvoering. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de overdracht van gegevens beperkt is tot die gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het toezicht. Welke waarborgen zijn er?

2.3 Wijzigingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: Wajong) (Artikel XIV, onderdelen A en C)

De leden van de D66-fractie vragen hoe na deze wijzigingen in de Wajong de situatie van iemand met reguliere studiefinanciering (lening, collegegeldkrediet of studentreisproduct) verschilt van iemand die het levenlanglerenkrediet ontvangt. Zou iemand met reguliere studiefinanciering (ook als het alleen collegegeldkrediet is) in de Wajong2010 nog steeds onder de studieregeling blijven vallen? En wat is de reden voor dit verschil? Geldt het ontvangen van reguliere studiefinanciering dan nog steeds als uitsluitingsgrond voor de Wajong2015? Hoe groot zou potentieel de groep zijn die in de Wajong2010 en de Wajong2015 met reguliere studiefinanciering of collegegeldkrediet studeert?

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over het levenlanglerenkrediet, maar deze leden betreuren het dat de regeling niet eerder in werking kan treden. Zij hebben nog enkele vragen met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen van de Wajong in combinatie met school of studie. De leden van de SP-fractie zijn zeer verheugd over de toezeggingen in antwoord op de schriftelijke vragen van Jasper van Dijk over het levenlanglerenkrediet voor Wajongers1 en in antwoord op de schriftelijke vragen over het niet uitvoeren van een motie over meervoudig gehandicapte kinderen.2 De leden van de SP-fractie hebben dan ook met instemming kennisgenomen van het – in de brief Kabinetsreactie beleidsdoorlichting Wajong3 – geformuleerde uitgangspunt dat Wajongers gestimuleerd worden zich te blijven ontwikkelen: «Onderwijs biedt mogelijkheden voor ontplooiing en een gelegenheid om nieuwe kennis en vaardigheden op te doen. Daarom wil ik belemmeringen om ontwikkelingsmogelijkheden te benutten wegnemen.» en «Ik deel, mede op basis van deze exercitie, de wens van uw Kamer vanuit de overtuiging dat belemmeringen voor ontwikkelingsmogelijkheden moeten worden weggenomen. Waar perspectief op de arbeidsmarkt ontbreekt, dient ontwikkeling door middel van onderwijs gericht op de uitstroom naar dagbesteding een belangrijk sociaal doel.» De leden van de SP-fractie zijn dan ook blij dat hen is toegezegd «Met het oog hierop ben ik voornemens om de studieregeling in de Wajong2010 vanaf 2020 af te schaffen. Wajongers blijven dan in de werkregeling Wajong2010.» Tevens hebben zij als toezegging gekregen betreffende de uitvoering van de motie Siderius4: «Ik ben dan ook bereid om uitvoering te geven aan de motie Siderius met het doel te voorkomen dat het recht op een uitkering reden is om te stoppen met onderwijs. Het type onderwijs dat wordt gevolgd is hierbij niet relevant.»

Mede naar aanleiding van deze toezeggingen hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen. Klopt het dat in het voorliggende wetsvoorstel de studieregeling in de Wajong2010 niet daadwerkelijk wordt afgeschaft? Is het volgen van een studie of onderwijs met deze wetswijziging nog steeds een uitsluitingsgrond voor de Wajong2015 of wordt deze bepaling geschrapt en waar dan? Lezen de leden van de SP-fractie het goed dat in voorliggend wetsvoorstel niet de studieregeling in de Wajong2010 en de uitsluitingsgrond studerende in de Wajong2015 worden geschrapt maar dat slechts de definities van «studeren» gelijk worden getrokken? Hierbij wordt de definitie gewijzigd van «aanspraak kunnen maken op studiefinanciering» naar «daadwerkelijk ontvangen van studiefinanciering» en er wordt een uitzonderingspositie voor het levenlanglerenkrediet gecreëerd. De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom er niet voor de toegezegde wijziging is gekozen maar voor een beperktere wijziging. Of komt het voorstel voor het schrappen van de studieregeling in de Wajong2010 en de uitsluitingsgrond studerende in de Wajong2015 nog? Welke gevolgen heeft deze beperking in de praktijk? Zijn er groepen in de Wajong2010 of Wajong2015 die hierdoor toch nog steeds niet kunnen leren? Zo ja, welke? Zijn er situaties mogelijk waarin de studieregeling uit de Wajong2010 nog van toepassing kan zijn? Zo ja, welke? Zijn er situaties waarin leren of studeren bij Wajong2015 nog een uitsluitingsgrond kan zijn? Zo ja, welke? Kan een Wajonger straks bijvoorbeeld een havo- of vmbo-opleiding volgen zonder dat dit gevolgen heeft voor zijn of haar uitkering? Kan een Wajonger straks een mbo-opleiding, hbo-opleiding of universitaire studie volgen in voltijd dan wel deeltijd zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitkering? Is het voor al deze groepen noodzakelijk dat ze een levenlanglerenkrediet hebben? Wat gebeurt er met de Wajongers die geen levenlanglerenkrediet hebben of hier geen aanspraak op kunnen maken?

De leden van de SP-fractie zijn blij dat de regering de motie van Siderius uit wil voeren. Met voorliggend voorstel lijkt echter geen uitvoering te worden gegeven aan deze motie. Waarom niet? Wat gebeurt er nu concreet voor meervoudig gehandicapte kinderen die bijvoorbeeld Mytylonderwijs volgen en hun ouders? Wanneer kunnen deze kinderen onderwijs volgen en recht hebben op een Wajong-uitkering? Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in eerdere communicatie met het programma Radar aangegeven dat de wet per januari 2019 gewijzigd zou worden, in lijn met de motie Siderius. Gaat de regering dit alsnog doen? Mensen gingen er naar aanleiding van de uitzending immers vanuit dat dit vanaf januari 2019 geregeld zou zijn.

De leden van de SP-fractie willen graag uitleg over de terugwerkende kracht clausule. Welke wetswijzigingen betreft dit? Betreft dit ook de mogelijkheid om leren en Wajong te kunnen combineren? Kan dit ook van toepassing zijn op de uitvoering van de motie Siderius? En kan dit van toepassing zijn op Wajongers die nog onder de studieregeling in de Wajong2010 vallen of onder de uitsluitingsgronden van de Wajong2015?

2.4 Verloonde uren voor de quotumheffing (Artikel XVI, onderdeel C)

In de memorie van toelichting bij het voorstel wordt in paragraaf 2.7 nader ingegaan op voorgesteld artikel XVI, onderdeel c. Met het artikel wordt een wijziging aangebracht in berekening van de verloonde uren in het kader van de quotumheffing. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of nader toegelicht kan worden welk effect deze wijziging heeft op de uitwerking van de quotumheffing indien deze quotumheffing geeffectueerd wordt. Welke bijzondere maatregelen worden door de Inspectie SZW getroffen om de genoemde taken onder artikel IV van de Verzamelwet SZW 2019 in overeenstemming met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) uit te voeren? Wat is hier voor noodzakelijk?

2.5 Wijziging minimumjeugdloon in de Wtl (Artikel XXX, onderdelen B en C)

De leden van de SP-fractie vragen wanneer de resultaten van de evaluatie van de eerste verhoging van het minimumjeugdloon verwacht wordt.

2.6 Geen ziekengeld over de periode waarover de WIA-uitkering te laat is aangevraagd (Artikel XXXI, onderdeel B)

De leden van de SP-fractie vragen welke gronden ondeugdelijk zijn bij het te laat indienen van de WIA-aanvraag (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) door de verzekerde wat tot gevolg heeft dat geen ziekengeld wordt uitgekeerd. Welke financiële gevolgen heeft dit voor de verzekerde?

3. Uitvoering

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reacties van de verschillende betrokken uitvoeringsorganisaties die om advies zijn gevraagd en hebben hierover een aantal vragen. Zo vragen deze leden aan de regering of de aparte uitvoeringstoets van het UWV met betrekking tot het levenlanglerenkrediet voor Wajongers inmiddels is afgerond en wat hiervan de resultaten zijn. In hoeverre leiden deze resultaten tot extra uitvoeringskosten voor het UWV? En wat zijn de gevolgen voor de inwerkingtreding van dit onderdeel van het wetsvoorstel? In hoeverre vormt het feit dat de SUWI-uitwisseling pas in de tweede helft van 2019 klaar is een probleem voor de uitvoering? Heeft het door DUO gewenste overleg over de noodzakelijke bestandsuitwisseling tussen UWV en DUO inmiddels plaatsgevonden? Waar heeft dit overleg toe geleid? Kan de regering verzekeren dat de bestandswisseling op 1 januari 2019 gereed zal zijn? Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie de regering om een reactie op het voorstel van de SVB om het Wederzijdse anticumulatie SVB-Internationale Organisaties mee te nemen in de Verzamelwet 2019. Wat vindt de regering van dit voorstel?

De leden van de D66-fractie vragen of er al een aparte uitvoeringstoets door het UWV over de wijziging van de Wajong en het levenlanglerenkrediet heeft plaatsgevonden. Het UWV gaf in de uitvoeringstoets aan dat het voorstel nog onvoldoende uitgewerkt was om een oordeel over te geven. Is dat nu wel mogelijk? Wat is de inschatting over de uitvoerbaarheid, de ingangsdatum en de mogelijke extra kosten volgens het UWV?

De leden van de D66-fractie vragen wat de reactie is op het voorstel van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om een wederzijdse anticumulatie bepaling op te nemen voor gezinsbijslagen van internationale organisaties. Om hoeveel gevallen gaat dit? En waarom is er niet voor gekozen de wet zo te wijzigen dat deze aansluit bij de ontstane uitvoeringspraktijk?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat voor de Wajong het levenlanglerenkrediet wordt uitgezonderd van het begrip studiefinanciering. Hiermee krijgen ook mensen met een Wajong-uitkering de mogelijkheid om het levenlanglerenkrediet in te zetten zoals het bedoeld is. De leden van de GroenLinks-fractie hebben naar aanleiding van de uitvoeringstoetsen echter nog wel wat zorgen over de uitvoering. Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) geeft in haar uitvoeringstoets aan dat de wijzigingen nog onvoldoende uitgewerkt zijn om een oordeel over de uitvoerbaarheid te geven en dat zij nog een aparte uitvoeringstoets zal uitvoeren. Wat heeft deze toets opgebracht? Heeft dit nog gevolgen voor de inwerkingtreding van dit onderdeel van het wetsvoorstel? Ook Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) geeft aan dat deze wijziging gevolgen heeft, omdat een bestandsuitwisseling tussen UWV en DUO noodzakelijk is. Deze bestandsuitwisseling kan op 1 januari 2019 gereed zijn, maar DUO is op zijn vroegst in de tweede helft van 2019 klaar voor een SUWI-net (DKD) uitwisseling. In hoeverre vormt dit een probleem voor de uitvoering van dit onderdeel van het wetsvoorstel?

II. ARTIKELGEWIJS

Artikel IV ARBEIDSOMSTANDIGHEDENWET

De leden van de VVD-fractie vragen de regering welke bijzondere maatregelen door de Inspectie SZW worden getroffen om de genoemde taken onder artikel IV van de Verzamelwet SZW 2019 in overeenstemming met de AVG uit te voeren? Wat is hiervoor noodzakelijk?

De leden van de D66-fractie vragen welke bijzondere maatregelen de Inspectie SZW treft om de verzameling van persoonsgegevens in overeenstemming te laten zijn met de AVG. Zijn deze bijzondere maatregelen, bijvoorbeeld wat betreft de opslagtermijn, het niveau van beveiliging van de gegevens en het beperken van de kring van personen die toegang hebben tot die gegevens, voor de Inspectie SZW ook uitvoerbaar?

Artikel X WERKLOOSHEIDSWET (WW)

De leden van de SP-fractie vragen of de verhoging van de maximale onbelaste vrijwilligersvergoeding en de voorgestelde aanpassingen in de wet negatieve financiële gevolgen kunnen hebben, bijvoorbeeld op het gebied van toeslagen.

III. NOTA VAN WIJZIGING

De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze de kwaliteit van de schuldbemiddelaars wordt gewaarborgd bij het mandateren door de gemeente van natuurlijke- of rechtspersonen, dan wel categorieën daarvan, voor het kunnen afgeven van een zogeheten «285-verklaring»? Moet hierbij altijd worden voldaan aan geldende Nen-norm voor schuldbemiddelaars?

De leden van de SP-fractie hebben nog een aantal vragen over de nota van wijziging. Welke commerciële partijen worden met voorliggend voorstel toegelaten? In de toelichting wordt als aanleiding voor de voorliggende wijziging verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad. Over de uitspraak van de Hoge Raad wordt geschreven: «Daarin staat met zoveel woorden dat een redelijke wetstoepassing meebrengt dat aanvaard wordt dat de verklaring als bedoeld in artikel 285, eerste lid, onderdeel f, Fw naast de gemeente ook kan worden afgegeven door personen als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel c, Wck; dat wil zeggen advocaten, curatoren, bewindvoerders, notarissen, deurwaarders, registeraccountants en accountants-administratieconsulenten». Is met deze jurisprudentie voorliggend wetsvoorstel wel noodzakelijk? Het is immers met deze uitspraak al mogelijk. Welke partijen hebben input geleverd op voorliggend voorstel?. Wat was de mening van Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de kredietbanken, NVVK en andere relevante partijen?

De leden van de SP-fractie constateren dat in toelichting over de huidige wet staat: «De Wet op het consumentenkrediet (hierna: Wck) kent in artikel 47 een algemeen verbod op schuldbemiddeling als commerciële activiteit… Het verbod beoogt te voorkomen dat personen met problematische schulden niet de juiste schuldbemiddeling geboden krijgen en/of verder gedupeerd worden doordat zij hoge kosten moeten betalen voor de gezochte hulp». Hoe gaat in de nieuwe situatie voorkomen worden dat mensen met schulden het slachtoffer worden van slechte schuldbemiddeling of malafide op geld beluste bureaus?

De leden van de SP-fractie constateren dat in toelichting over de huidige wet staat: «De Wck wijst deze personen en instellingen aan vanuit de gedachte dat de wettelijk vastgelegde waarborgen in combinatie met de publieke controle een zekere kwaliteitsgarantie van de schuldbemiddeling biedt.» Hoe gaat blijvend de kwaliteit gegarandeerd worden? Tevens staat in de toelichting: «Voorgesteld wordt daarom artikel 285, eerste lid, onderdeel f, Fw ook op dit punt te wijzigen. Het betreft wettelijk afgebakende beroepsgroepen, welke beroepsuitoefening met diverse waarborgen zijn omkleed zodat ook zij de rechter vanuit hun expertise mogen voorlichten over de situatie van de verzoeker om zo een goede toegang tot de schuldsaneringsregeling te verzekeren.»

In de nota van wijziging onder artikel XXVIA staat echter «In artikel 48, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het consumentenkrediet wordt «andere door gemeenten gehouden instellingen, die zich krachtens hun doelstelling met schuldbemiddeling bezighouden» vervangen door «instellingen, die zich in opdracht en voor rekening van gemeenten met schuldbemiddeling bezighouden».» Daarmee is de groep instanties dus niet gelimiteerd en met waarborgen omkleed. Onderkent de regering dit? Zo nee, waar is in dit lid de waarborg dat het om afgebakende groepen gaat met bijbehorende waarborgen? Welke nieuwe groepen en welke commerciële partijen zouden hier in theorie ook onder kunnen gaan vallen?

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Sjerp


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2398

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2760

X Noot
3

Kamerstuk 30 982, nr. 40

X Noot
4

Kamerstuk 31 497, nr.188

Naar boven