34 967 Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het geboorteverlof en het aanvullend geboorteverlof teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling van de band tussen de partner van de moeder en het kind en tevens de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten alsmede uitbreiding van het adoptie- en pleegzorgverlof (Wet invoering extra geboorteverlof)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 18 juli 2018

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

   

blz.

     

ALGEMEEN

2

     

I.

Verlof in verband met geboorte

3

A.

Voorgeschiedenis

3

B.

Verruiming geboorteverlof

3

C.

Doelstellingen

4

D.

Beleidscontext

4

E.

Arbeidsmarkteffecten

5

     

II.

Invulling van de regeling

5

A.

Doelgroep van de regeling

5

B.

Duur van het (aanvullende) geboorteverlof

6

C.

Hoogte van de uitkering van het aanvullende geboorteverlof

7

D.

Keuze bij opname van het (aanvullende) geboorteverlof

9

E.

Mate van gebondenheid

10

F.

Aanvraag van de uitkering

10

G.

Internationale aspecten

10

     

III.

Reacties

11

A.

Opvattingen SER en sociale partners

11

B.

Internetconsultatie

12

C.

Adviescollege toetsing regeldruk

13

     

IV.

Uitvoering en handhaving

13

A.

Uitvoeringstoets UWV

13

B.

Evaluatie

13

     

V.

Budgettaire consequenties, administratieve lasten en regeldruk

14

A.

Uitkeringslasten

14

ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel van de wijziging van de Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het geboorteverlof en het aanvullend geboorteverlof teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling van de band tussen de partner van de moeder en het kind en tevens de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten alsmede uitbreiding van het adoptie- en pleegzorgverlof (Wet invoering extra geboorteverlof). Voorliggend wetsvoorstel betreft een uitwerking van een voorgenomen maatregel uit het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst». De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van het wetsvoorstel nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstellingkennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij pleiten al langer voor uitbreiding van het geboorteverlof en aanvullend verlof. Zij zijn er van overtuigd dat dit wetsvoorstel een positieve bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de band tussen de partner (meestal de vader) bij de zorg voor het kind. Ook geeft dit wetsvoorstel de mogelijkheid aan ouders om zorg en arbeid beter te combineren en te verdelen. Genoemde leden hebben nog wel een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en zien het wetsvoorstel als een grote stap vooruit naar een evenwichtige verdeling van arbeid en zorg tussen partners en de versterking van de arbeidsparticipatie van vrouwen. Gezien het feit dat vier van de vijf vaders na de geboorte van hun kind nu al meer verlof opnemen dan waar zij wettelijk recht op hebben, komt het wetsvoorstel tegemoet aan een maatschappelijke wens. Genoemde leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van het GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Genoemde leden zijn uiteraard verheugd dat het geboorteverlof wordt uitgebreid. Dit is een belangrijke stap voor een meer gelijke verdeling van werk en zorg tussen moeders en hun partners. Zij hebben nog wel een aantal vragen en opmerkingen over het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel met de zeer toepasselijke naam. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Genoemde leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zijn blij met deze voorgenomen verruiming van het geboorteverlof. Deze leden vinden het van belang dat ouders de ruimte hebben om naast werken, ook te zorgen. Dat beide partners er in de eerste periode kunnen zijn voor hun pasgeboren kind, past daarbij. Genoemde leden willen graag hun complimenten uitspreken voor de bedenker van de naam van het wetsvoorstel en de afkorting «WIEG». Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen over het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling geconstateerd dat de regering opnieuw een wetsvoorstel heeft gebaard dat het verlof regelt na de geboorte van een kind. Zij zijn benieuwd in hoeverre dit voorstel levensvatbaar zal blijken te zijn. Het bevalt deze leden dat de regering aandacht heeft voor het belang dat ouders en kinderen tijd met elkaar doorbrengen. Zij hopen dat dit belang in beleid en wetgeving ook duidelijker gestalte krijgt in de jaren na het geboorteverlof.

I. Verlof in verband met geboorte

A. Voorgeschiedenis

In de memorie van toelichting geeft de regering aan ook de invoering van geboorteverlof in Caribisch Nederland te overwegen. De leden van de VVD-fractie vragen wat de redenen voor deze overweging zijn. Wat is de huidige situatie binnen Caribisch Nederland wat betreft verlof rondom de geboorte en opvoeding van het kind? Waarom zou het noodzakelijk zijn om een geboorteverlof ook binnen Caribisch Nederland in te voeren?

De leden van de SGP-fractie lezen dat het verlof vanwege de geboorte van een kind door de wetgever als essentieel is benoemd. Het zijn belangrijke momenten in het leven waarop werknemers het recht wordt gegund de nieuwe situatie te verwerken. Deze leden vragen waarom in dit licht een bijzondere regeling voor rouwverlof momenteel ontbreekt. Zou het niet in de rede liggen om naar analogie van het wetsvoorstel en in aanvulling op het calamiteitenverlof ten behoeve van het aanwezig zijn bij overlijden en begrafenis, te komen tot een wettelijk recht om een aantal dagen betaald verlof te ontvangen? Genoemde leden menen dat de intensiteit van de verwerking van een overlijden niet minder hevig is dan van een geboorte.

B. Verruiming geboorteverlof

De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke manier het voorliggende voorstel de doelstellingen van het wetsvoorstel gaat bereiken: een betere binding tussen partner en kind en het stimuleren van arbeidsparticipatie van de vrouw. Kan de regering een nadere, op onderzoek gebaseerde, onderbouwing geven? Kan de regering inzicht geven in hoe dergelijke regelingen, vanuit een nationale overheid in andere landen, hebben geleidt tot een evenwichtigere balans en een grotere arbeidsdeelname?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe de invoering van het extra geboorteverlof de keuzemogelijkheden van ouders, voor het combineren van arbeid en zorg, bevordert. Dit ook gezien de verschillende vormen en hoogtes van uitkering en loondoorbetaling? Hoe verhoud dit zich tot het gegeven dat in veel cao’s inmiddels eigen vormen en afspraken zijn ontstaan die veel beter recht kunnen doen aan sectorspecifieke kenmerken?

Hoewel de leden van de GroenLinks-fractie deze stap vooruit waarderen, streven zij naar nog uitgebreidere verlofregelingen. De GroenLinks-fractie deelt de doelstellingen van de regering, namelijk het bereiken van een betere participatie van partners bij de zorg en opvoeding, het bevorderen van de arbeidsparticipatie van vrouwen en het bereiken van een meer evenwichtige verdeling van arbeid- en zorgtaken tussen partners. Deze leden zijn van mening dat een week volledig betaald geboorteverlof daarvoor niet genoeg is. Voor een fundamentele verandering is er wat genoemde leden betreft langer volledig betaald verlof nodig. Ook de SER wijst erop dat het effectief zou zijn wanneer beide ouders recht zouden hebben op langer ouderschapsverlof.

De leden van de GroenLinks-fractie pleiten voor geboorteverlof met behoud van loon voor de duur van vier weken. Op deze manier kunnen alle ouders, ongeacht hun financiële situatie, de eerste vier weken bij hun pasgeboren kind zijn. Kan de regering een schatting geven van de kosten van uitbreiding van het recht op geboorteverlof met behoud van loon van viermaal de arbeidsduur per week?

C. Doelstellingen

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting in paragraaf «doelstellingen» dat de economische zelfstandigheid van vrouwen een stuk lager is dan die van mannen. Net als de regering vinden genoemde leden deze situatie onwenselijk, zij vragen op welke manier het voorliggend voorstel een bijdrage levert aan de economische zelfstandigheid van vrouwen.

De regering beschrijft dat het flexibel kunnen opnemen van het geboorteverlof de werkhervatting van vrouwen kan ondersteunen en tegelijkertijd dat solo-zorg de moeder kan stimuleren meer te werken. De leden van de D66-fractie vragen hoe de manier waarop het extra geboorteverlof wordt opgenomen, invloed kan hebben op het behalen van de beleidsdoelstellingen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de motivering van het wetsvoorstel een bijzondere paradox lijkt te bevatten. De uitbreiding van het geboorteverlof is (mede) bedoeld als springplank voor hogere arbeidsparticipatie van beide ouders na afloop van het verlof. Aldus komt de doelstelling van het wetsvoorstel erop neer dat ouders kortstondig de mogelijkheid wordt geboden meer bij hun kinderen te zijn ten einde daarna per saldo minder bij hun kinderen te zijn dan momenteel het geval is. Deze leden vragen hoe de doelstelling van het wetsvoorstel te rijmen is met de belangen van het kind. Waarom ligt in de memorie van toelichting het zwaartepunt bij arbeidsparticipatie in plaats van de rechten van het kind?

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor het feit dat in andere Europese landen op grond van inhoudelijke overwegingen aangaande het belang van hechting tussen ouders en kinderen in de eerste levensjaren van het kind veel ruimere mogelijkheden tot het opnemen van verlof bestaan. Zij vragen waarom deze overwegingen in het wetsvoorstel nog ontbreken, terwijl de SER inmiddels wel melding maakt van de ontwikkeling en het welzijn van het jonge kind gedurende het eerste levensjaar. Deze leden pleiten ervoor dit primaire belang van het kind veel intensiever te verdisconteren in de beleidsoverwegingen van volwassenen.

D. Beleidscontext

De regering schetst onder beleidscontext de verschillende regelingen die zijn ontstaan, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan de regering toelichten op welke wijze, in navolging van de kritiek van de SER op het woud aan regelingen, er de komende jaren voor wordt gezorgd dat de regelingen rond verlof voldoende duidelijk en bekend zijn?

De leden van de D66-fractie vragen in hoeveel cao’s het ouderschapsverlof (gedeeltelijk) wordt doorbetaald en wat de hoogte is van de doorbetaling.

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel werkgevers bereid zijn om een bovenwettelijke aanvulling tot 100% van het dagloon aan te bieden aan de werknemer als secundaire arbeidsvoorwaarden. Kan dit punt ook bij de evaluatie worden betrokken?

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de oproep van de SER, VNO-NCW en MKB Nederland om te komen tot een geïntegreerde ouderschapsverlofregeling. Deze leden constateren dat door dit wetsvoorstel niet alleen de financiële lasten van werkgevers stijgen, maar ook de complexiteit van de regelingen toeneemt. Het is mogelijk dat een werkgever in het jaar na de geboorte met maar liefst een viertal regelingen te maken krijgt: calamiteitenverlof, geboorteverlof, aanvullend geboorteverlof en ouderschapsverlof. Genoemde leden vragen waarom het niet mogelijk is om tot meer eenvoud in de regelgeving te komen en waarom de regering daartoe dit wetsvoorstel niet heeft aangegrepen. Zij vragen waarom bijvoorbeeld het calamiteitenverlof inzake de bevalling moet worden gehandhaafd, nu de duur van het geboorteverlof tot een volledige werkweek wordt opgerekt en wanneer een minimum voor het geboorteverlof zou bestaan.

E. Arbeidsmarkteffecten

Onder arbeidsmarkteffecten geeft de memorie van toelichting aan dat, wanneer partners een deel van de zorgtaken op zich nemen en dit mogelijk ook blijven doen, dit het arbeidsaanbod van vrouwen kan doen toenemen. De leden van VVD-fractie willen hierbij op merken dat het bevorderen van de arbeidsparticipatie één van de doelstellingen is van het voorliggende wetsvoorstel. Genoemde passage uit de toelichting is echter een stuk voorzichtiger over de effecten van het voorstel. Kan de regering nader ingaan op de effecten van het voorliggende voorstel op de arbeidsparticipatie van vrouwen?

De regering merkt op dat het gemiddeld aantal uren dat moeders werken na de geboorte van het eerste kind met vijf uur daalt, maar nog verder daalt na de eerste verjaardag. In hoeverre relativeert dit gegeven de invloed van extra verlofmogelijkheden in het eerste jaar, gegeven het doel van een hogere arbeidsparticipatie? Wat doet dit wetsvoorstel hier volgens de regering aan?

II. Invulling van de regeling

A. Doelgroep van de regeling

De leden van de D66-fractie vragen hoe groot de groep werknemers is die wel verlof mag opnemen maar geen uitkering krijgt, omdat voor hen geen Aof-premie wordt afgedragen.

Voorts vragen genoemde leden of er samenloop kan plaatsvinden met de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Zou het kunnen dat door het opnemen van het extra geboorteverlof het uurloon op basis waarvan het Lage-Inkomensvoordeel (LIV) wordt toegekend, onder de vastgestelde bandbreedtes komt? Hoe wordt op dit moment omgegaan met vormen van (gedeeltelijk betaald) ouderschapsverlof en het LIV?

De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen om de positie van zzp-ers. Niet alle zzp-ers kunnen zelf hun werktijden en verlofperiodes bepalen, of zijn in staat om zelf middelen te reserveren om verlof op te nemen. Heeft de regering in beeld hoe groot de groep zzp-ers is die hier geen mogelijkheden toe heeft? Zo nee, is de regering bereid dit te onderzoeken? Er is nu wel een regeling voor zzp-ers die zwanger worden. Wat zou het kosten om een vergelijkbare regeling te maken voor zzp-ers wiens partner een kind krijgt?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering ervoor kiest om zelfstandigen en moeders niet onder doelgroep te laten vallen die gebruik kan maken van het aanvullend geboorteverlof. De leden van de PvdA-fractie vinden dit een gemiste kans. Om die reden horen zij graag welke andere mogelijkheden er zijn om ook het (aanvullend) geboorteverlof beschikbaar te maken voor zelfstandigen? Zou een uitkering via het UWV een mogelijkheid zijn? Wat zijn de kosten voor een regeling voor zelfstandigen?

Ook horen de leden van PvdA-fractie graag waarom er niet voor is gekozen om ook moeders de mogelijkheid te geven om gebruik te maken van het aanvullend geboorteverlof? Het huidige bevallingsverlof is namelijk bedoeld en nodig voor herstel na de bevalling. Om de arbeidsparticipatie van vrouwen te stimuleren is het namelijk van belang dat ook vrouwen recht krijgen op betaald verlof. Wat zouden de kosten zijn om dit aanvullend geboorteverlof voor moeders te realiseren? Wat zijn hiervoor de overwegingen om dit niet te doen?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat zzp-ers geen aanspraak zullen kunnen maken op de voorgestelde regeling. Zij vragen de regering in hoeverre dit wenselijk is en of hierdoor niet een nog groter verschil ontstaat in de positie van zzp-ers ten opzichte van werknemers in loondienst. Kan de regering aangeven welke (on)mogelijkheden er zijn om deze regeling ook toegankelijk te maken voor zzp-ers c.q. welke alternatieven er voor zzp-ers kunnen worden ontwikkeld?

Genoemde leden vragen of de regering kan ingaan op de samenloop tussen het voorliggende wetsvoorstel en de Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl). Hoe tellen de verlofuren bijvoorbeeld mee voor het lage inkomensvoordeel (LIV)? Dit is met name van belang voor sectoren waarin de lonen op of net boven het minimumloon liggen. Kan de regering nader ingaan op de samenhang tussen de voorgenomen regeling en de Wtl?

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering in stellige termen kan aangeven dat het zwaarwegende belang van de gezondheid van moeder en kind niet aan de orde is bij het (aanvullende) geboorteverlof, terwijl de regering in onderdeel Ic juist de positieve effecten van het verlof op moeder en kind benadrukt.

B. Duur van het (aanvullende) geboorteverlof

De leden van de SP-fractie vragen met hoeveel de duur moet worden verkort als men uitgaat van een uitkering van 100%. Hoeveel zou de duur moeten worden verkort als men uitgaat voor een uitkering van 100% voor de 4.000 werknemers die onder het sociaal minimum dreigen te komen? De leden van de SP-fractie vragen hoeveel een extra week aanvullend geboorteverlof zal kosten.

De leden van de PvdA-fractie zien de gekozen duur van het aanvullend geboorteverlof als een eerste goede stap. Echter de leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering niet heeft gekozen voor uitvoering van het breed gedragen SER-advies «Optimalisering verlof geboorte kind» waarin wordt gekozen voor (in eerste instantie) zes weken betaald ouderschapsverlof.

De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat de gebrekkige aansluiting van het calamiteitenverlof en het kraamverlof in het wetsvoorstel blijft bestaan. Door het uitgangspunt dat het geboorteverlof pas de dag na de bevalling ingaat, ontstaat onduidelijkheid en kunnen werknemers ongelijk worden behandeld. Het betekent dat een geboorte om 00:30 in plaats van om 23:30 ertoe leidt dat de werknemer de eerste dag geen wettelijk recht op verlof heeft en mogelijk om dringende redenen nog voor een deel van de dag door de werkgever kan worden opgeroepen. Deze leden constateren eveneens dat de exacte inhoud van de huidige verlofregelingen rond de geboorte bij velen onbekend is, zelfs mede in stand gehouden door berichtgeving van de NOS. Tevens constateren genoemde leden dat bij velen doorgaans verondersteld wordt dat de dag die wettelijk gezien als calamiteitenverlof geldt onderdeel uitmaakt van de twee dagen kraamverlof, waardoor er minder verlof wordt gekregen dan waarop zij recht hebben. Zij constateren dat deze problematiek door het wetsvoorstel niet verdwijnt, zeker niet in situaties waarin werknemers een beperkt aantal dagen per week werken. Genoemde leden vragen waarom de regering niet heeft besloten om tot een betere afstemming te komen.

C. Hoogte van de uitkering van het aanvullende geboorteverlof

De leden van de VVD-fractie constateren dat het aanvullend geboorteverlof van vijf weken een UWV-uitkering kent die 70% van het dagloon is, en als maximum 70% van het maximum dagloon vergoedt. Kan de regering uiteen zetten wat dit betekent voor iemand die modaal verdient en voor iemand die bijvoorbeeld twee keer modaal verdient? Wat betekent het opnemen van het aanvullend geboorteverlof van vijf weken achter elkaar voor de inkomenssituatie bij deze voorbeelden? De regering wijst in dit kader ook op de mogelijkheid het verlof gespreid op te nemen. Wat is zijn verwachting aangaande het gebruik van deze mogelijkheid?

De memorie van toelichting geeft aan dat de bijdrage van de werknemer tot uiting komt in de vermindering van loon met 30%. De leden van de VVD-fractie willen hierbij opmerken dat het ook kan voorkomen dat de vermindering van het loon groter dan 30% kan zijn, omdat de uitkering is gebaseerd op het gemaximeerde dagloon. Kan de regering nader ingaan op de mogelijke inkomenseffecten voor personen die een loon hebben boven het gemaximeerde dagloon?

De regering geeft in de toelichting aan dat opname van verlof, voor huishoudens boven het gemaximeerde dagloon, aanzienlijke financiële gevolgen kan hebben, maar dat deze huishoudens dit kunnen opvangen middels sparen. De leden van de VVD-fractie vragen deze stelling nader te onderbouwen. Voorts vragen zij de regering waarom het aannemelijk wordt gevonden dat huishoudens eerst moeten sparen alvorens zij het verlof kunnen opnemen. Hoe zal dit een bijdrage leveren aan de doelstellingen van het wetsvoorstel?

Kan de regering ook nader ingaan op de mate van flexibiliteit als het gaat om de invulling van de vijfweken extra geboorteverlof? De regering geeft aan dat de uitkeringsopname per hele week zal plaatsvinden, maar dat de opname, in de praktijk ook in halve weken kan. Hoe ziet de regering dit voor zich? Is het ook denkbaar dat deze vijf weken bijvoorbeeld verspreid worden over vijf maanden? Met name voor lagere inkomens biedt dit enerzijds bescherming tegen een grotere inkomensderving en anderzijds ruimte om toch invulling te geven aan de zorg thuis. De leden van de VVD-fractie vragen of een grote flexibiliteit in spreiding mogelijk is.

De leden van de CDA-fractie zijn met de regering van mening dat ten aanzien van de betaling van de periode van het aanvullend geboorteverlof ook van de werknemer een financiële bijdrage mag worden verwacht. De bijdrage van de werknemer komt tot uiting in de vermindering van loon met 30%. Voor werknemers die tot de lagere inkomensgroepen behoren kan dit soms tot gevolgen hebben dat zij bij opname van het aanvullend geboorteverlof onder het sociaal minimum komen. De regering raamt deze groep op ongeveer 4.000 werknemers. Deze groep werknemers zal hierdoor naar verwachting geen gebruik maken van de verlofmogelijkheden die dit wetsvoorstel biedt. Deze leden zouden dit een gemiste kans vinden. Heeft de regering overwogen om hiervoor aanvullende of flankerende maatregelen te nemen? Zo ja, wat zouden hier de financiële gevolgen van zijn? Zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie vragen hoe groot de groep werknemers is die door de 70% doorbetaling van het extra geboorteverlof onder het minimumloon per maand kan komen en hoe groot de groep werknemers is die onder het sociaal minimum terecht kan komen (ongeacht andere inkomens in het huishouden). In welke mate kan het gespreid opnemen van het verlof voor deze groepen uitkomst bieden? Wat is de arbeidsmarktpositie van de moeder in deze huishoudens? Genoemde leden vragen of de regering nadere opties heeft verkend om deze groepen aan te vullen en welke afwegingen zijn gemaakt om dat niet te doen.

In de memorie van toelichting wordt de omvang van de groep werknemers die (met het huishoudinkomen) door het opnemen van het extra geboorteverlof mogelijk onder het sociaal minimum komt, geraamd op 4.000. De leden van de D66-fractie vragen wat de arbeidsmarktpositie van deze groep is. Zijn dit mensen die in deeltijd werken en werken in deze gevallen beide partners in het huishouden? Hebben deze huishoudens mogelijk recht op een aanvulling vanuit de toeslagenwet?

De leden van de D66-fractie vragen of er bekend is welke motieven zwaar wegen om wel of niet verlof op te nemen of arbeid en zorg te verdelen tussen partners. Zijn er verschillen in deze motieven voor huishoudens met een inkomen rond minimumloon en bijvoorbeeld huishoudens met een inkomen boven maximum dagloon? Wat zijn de verwachtingen van het gebruik van beide groepen van het extra geboorteverlof?

De leden van de GroenLinks-fractie achten uitbreiding naar vier weken zeker noodzakelijk, gezien het voorstel van het kabinet om de uitkering van het aanvullend geboorteverlof te baseren op 70% van het dagloon. De leden zien een risico dat niet alle inkomensgroepen hier gebruik van kunnen maken. Bij vermindering van loon met 30 procent is het onder omstandigheden zelfs mogelijk dat een werknemer bij opname van aanvullend geboorteverlof onder het sociaal minimum komt. De regering raamt deze groep op circa 4.000 werknemers. Van hoeveel van deze circa 4.000 werknemers verwacht de regering dat zij geen gebruik zullen maken van het aanvullende geboorteverlof? Vindt de regering het ook onwenselijk dat bepaalde groepen hier geen gebruik van kunnen maken? Is daarnaast bekend hoe groot de groep is die vanwege financiële overwegingen maar gedeeltelijk gebruik zal kunnen maken van het aanvullende verlof?

De leden van de SP-fractie betreuren het dat vastgehouden wordt aan een uitkering van 70% van het dagloon in plaats van 100%. Zeker voor de naar schatting 4.000 werknemers die mogelijk bij volledige opname van het verlof onder het sociaal minimum komt. Waarom kan er niet gewerkt worden met een garantie op een uitkering op het niveau van het bestaansminimum? Wat zijn de voor- en nadelen van een aanvulling tot het sociaal minimum? Hoeveel extra kosten zijn er nodig om de uitkering voor iedereen 100% te maken? Hoeveel extra kosten zijn er nodig om de uitkering voor de 4.000 werknemers die onder het sociaal minimum dreigen te komen een uitkering van 100% te geven?

Genoemde leden vragen bij welk inkomen het omslagpunt volgens de regering gaat liggen voor de keuze tot het opnemen van het aanvullend geboorteverlof. Waarom is er niet voor gekozen om tot aan dat inkomen een hogere uitkering te doen toekomen?

De leden van de PvdA-fractie maken zich grote zorgen over de groep ouders die als zij gebruik willen maken van het aanvullend geboorteverlof onder het sociaal minimum terecht komen. Is de regering bereid om hier nog eens specifiek naar te kijken om dit te voorkomen? Is er geen mogelijkheid om een extra aanvulling voor deze groep te realiseren, zodat zij niet onder het sociaal minimum terecht komen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het voor alle ouders wel mogelijk zal zijn om gebruik te gaan maken van het aanvullende geboorteverlof, aangezien het verlof slechts voor 70% zal worden doorbetaald. Veel ouders (denk bijvoorbeeld ook aan eenverdieners) zullen zich deze inkomstenderving niet kunnen permitteren. In hoeverre verwacht de regering dat hierdoor een tweedeling ontstaat tussen gezinnen met lagere inkomens en hogere inkomens? Kan de regering hierop reflecteren? Welke mogelijkheden zijn er om te voorkomen dat er een dergelijke tweedeling ontstaat door deze regeling? Hoe gaat de regering stimuleren dat werknemers daadwerkelijk gebruik gaan maken van het aanvullende geboorteverlof?

Genoemde leden lezen dat het voor de groep werknemers rond het sociaal minimum onder omstandigheden mogelijk is dat zij bij opname van aanvullend geboorteverlof onder het sociaal minimum komen. Dit maakt het voor de betreffende groep erg onaantrekkelijk om aanvullend geboorteverlof op te nemen. Kan de regering toelichten welke mogelijkheden er zijn om deze kwetsbare groep toch in staat te stellen om aanvullend geboorteverlof op te nemen, bijvoorbeeld door werknemers die een inkomen hebben ter hoogte van het minimumloon te compenseren?

De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre werknemers die door het opnemen van aanvullend kraamverlof onder het sociaal minimum terecht komen aanspraak op bijstand kunnen maken en, wanneer dat het geval is, of het wenselijk is dat het inkomen uit een tweetal bronnen samengesteld moet worden.

D. Keuze bij opname van het (aanvullende) geboorteverlof

De leden van de D66-fractie vragen wat de ervaringen zijn met de bepaling dat de werkgever na overleg met de werknemer de mogelijkheid heeft om bij zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang het verlof te wijzigen. Deze bepaling bestaat al voor het ouderschapsverlof. Genoemde leden vragen of bekend is in welke mate werkgevers zich beroepen op deze bepaling en of het een belemmering kan vormen om het verlof op te nemen.

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat het absolute recht van de werknemer om het geboorteverlof naar eigen inzicht in te vullen met name voor kleine werkgevers tot lastige situaties kan leiden, bijvoorbeeld wanneer een werknemer het verlof als aaneengesloten periode opneemt. Dat kan zelfs zo zijn wanneer de periode redelijk voorzienbaar is. Zij vragen waarom de regering niet op zeer bescheiden wijze mogelijkheden biedt om tot een belangenafweging te komen. Naar de mening van deze leden is daar reden toe, aangezien het onvoorwaardelijk recht op drie dagen ouderschapsverlof vanwege het ontbreken van verplichte loondoorbetaling momenteel ook tot een zekere weging van belangen leidt.

E. Mate van gebondenheid

De leden van de VVD- fractie vragen de regering hoe het bij het voorliggende voorstel mogelijk blijft om aanvullende afspraken te maken via cao’s die afwijken van de wettelijke bepalingen. Welke ruimte hebben kleine werkgevers om binnen de eigen organisatie het verlof in te vullen, dan wel op te vangen?

F. Aanvraag van de uitkering

De toelichting geeft aan dat de aanvraag van de uitkering wordt gedaan door tussenkomst van de werkgever. De leden van de VVD-fractie vragen hierbij aandacht voor de administratieve lasten die deze systematiek met zich meebrengt voor werkgevers. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft hier in de bijdrage ook nadrukkelijk aandacht op gevestigd en heeft een alternatief geboden. De leden van de VVD-fractie vragen de regering de keuze om de aanvraag van de uitkering via de werkgever te laten lopen nader uiteen te zetten en daarbij nader in te gaan op de bezwaren en het geboden alternatief door het ATR.

De memorie van toelichting stelt dat met systematiek wordt aangesloten bij de aanvraag van de zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering. De leden van de VVD-fractie vragen of de keuze systematiek zwaarder weegt dan het verlichten van de administratieve lasten voor de (kleine) werkgever. Genoemde leden vragen de regering of er bereidheid bestaat dit punt te heroverwegen om in de uitvoering werkgevers tegemoet te komen.

G. Internationale aspecten

De leden van de CDA-fractie hebben nog een vraag over de samenhang met het Europese beleid. Er is een nieuw richtlijnvoorstel in voorbereiding. Hoe verhoudt onderhavig wetsvoorstel zich met het richtlijnvoorstel «Evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU» van de Europese Commissie? Kan de regering precies aangeven wat de verschillen zijn tussen onderhavig wetsvoorstel en het beoogde richtlijnvoorstel? In hoeverre voldoet Nederland met dit wetsvoorstel aan het richtlijnvoorstel?

De leden van de D66-fractie vragen hoe voorliggend voorstel zich verhoudt tot het voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, die op steun lijkt te kunnen rekenen in het Europees parlement. Voldoet het huidige voorstel volgens de regering aan de richtlijn?

De leden van de D66-fractie vragen of de uitkering gedurende het extra geboorteverlof volgens de Europese sociale zekerheidsverordening 883/2004 zou kunnen worden gezien als een gezinsuitkering. Dit zou kunnen betekenen dat gezinnen die over de grens wonen waarvan de partners in Nederland werken, ook aanspraak kunnen maken op de uitkering.

In de Europese richtlijn «Evenwicht werk en privé» is ook vastgelegd dat partners recht zouden moeten hebben op minimaal tien dagen betaald verlof, zo constateren de leden van de GroenLinks-fractie. Hoe verhoudt voorliggend wetsvoorstel zich tot het richtlijnvoorstel? Voldoet Nederland met deze wetgeving aan het richtlijnvoorstel? Kan de regering dit uitgebreid toelichten?

De leden van de SP-fractie vragen naar een overzicht van soortgelijke verlofregelingen in andere lidstaten van de Europese Unie en hoe deze zijn vormgegeven. Wat is het Europees gemiddelde?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering van plan is om ook de Europese richtlijn «Evenwicht werk en privé» te volgen en zodoende er voor zorg te dragen dat er minimaal zes weken betaald verlof komt.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot het richtlijnvoorstel «Evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU» van de Europese Commissie. Voldoet Nederland met de voorgenomen wetgeving aan de eisen van de richtlijn of zullen er na inwerkingtreding van de richtlijn aanpassingen nodig zijn? Welke eventuele aanpassingen en meerkosten voorziet de regering?

De leden van de SGP-fractie vragen waarop de regering haar standpunt baseert dat het geboorteverlof van een week in overeenstemming zou zijn met de voornemens van de EU om in de richtlijn een minimum van tien dagen vast te leggen gedurende welke het volledige loon moet worden doorbetaald. Zij vragen waarom de regering vooruitloopt op de nieuwe richtlijn wanneer binnen afzienbare termijn duidelijkheid bestaat over de nieuwe kaders.

III. Reacties

A. Opvattingen SER en sociale partners

Wat is de reactie op het SER-advies om integraal naar de vormen van verlof rond de zorg en opvoeding van het kind te kijken in plaats van een nieuwe systematiek te introduceren, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Ook verschillende organisaties hebben dit punt gemaakt tijdens de internetconsultatie. Onder meer LTO Nederland stelt dat er geen nieuwe regelingen bij moeten komen, maar dat bestaande regelingen in één geïntegreerde geboorteverlofregeling moeten worden geïntegreerd. Wat is de reactie op deze opmerkingen? Het argument dat dat de aard van de verschillende verlofregelingen is, maakt nog niet dat er geen reden is om het geheel te vereenvoudigen en te versimpelen. De leden van de VVD-fractie vragen een reflectie van de regering op dit punt.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering zoveel belang hecht aan de voorgestelde financiering. Wat zijn de voor- en nadelen van de financiering via de Aof-premie tegenover financiering vanuit de algemene middelen? Waarom gaat de regering niet overstag omdat meer dan de helft van de internetconsultatie, maar ook de SER en zowel de werkgeversorganisatie en werknemersorganisatie pleiten voor financiering vanuit de algemene middelen? Wanneer uitgegaan wordt van financiering uit de algemene middelen valt het bezwaar voor het niet uitkeren aan zelfstandigen toch ook weg omdat zelfstandigen wel belastingen betalen en niet de Aof-premie?

De leden van de PvdA-fractie zijn zeer verbaasd over het ter zijde schuiven van het breed gedragen SER-advies «Optimalisering verlof geboorte kind». Daarom vragen genoemde leden hoeveel waarde de regering hecht aan dit SER-advies. Ook horen deze leden graag hoe de regeringsplannen zich verhouden tot de wens van de Europese ministers van Sociale Zaken om minimaal zes weken (gedeeltelijk) betaald verlof en de partner van de moeder recht op tien dagen kraamverlof te realiseren?

B. Internetconsultatie

ONL:

In haar bijdrage in de internetconsultatie geeft Stichting ONL aan dat het recht dat niet opgenomen geboorteverlof bij een nieuwe werkgever kan worden opgenomen, is opgenomen. Volgens ONL ontbreekt het daarbij echter aan het waarborgen ervan, om zo werkgevers niet te verrassen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader ingaan op dit punt van ONL. Is het mogelijk om dit probleem, via een melding bij aanvang van de arbeidsovereenkomst, te ondervangen?

ONL vraagt daarnaast aandacht voor de administratieve lasten voor met name kleine werkgevers, zonder HR-afdeling. Het is niet ondenkbaar dat de archivering, aanvraag en administratieve afhandeling voor met name deze groep relatief zwaar uitpakt en verhoudingsgewijs dus tot hogere kosten leidt bij een kleine werkgever dan bij een grotere werkgever. Ziet de regering mogelijkheden kleinere werkgevers hierin te ontlasten? Dit ook in reactie op het advies van het Adviescollege toetsing regeldruk.

LTO Nederland:

De leden van de VVD-fractie constateren in de bijdrage van LTO Nederland aandacht voor het tijdig melden van het verzoek tot vijf weken aanvullend geboorteverlof en vervanging tijdens deze periode. LTO stelt dat werkgevers het verzoek moeten kunnen weigeren vanwege bedrijfs- of dienstbelang. Kan de regering aangeven welke mogelijkheden de werkgever heeft om vanuit bedrijfs- of dienstbelang verlof te weigeren? Kan het niet zo zijn dat het opnemen van extra geboorteverlof in sectoren die seizoensgebonden opereren tot extra lasten kunnen leiden?

LTO geeft in haar bijdrage aan de internetconsultatie aan dat er in sommige cao’s afspraken zijn gemaakt, zoals het in mindering brengen van geboorteverlofdagen op de bovenwettelijke vakantiedagen. Het wetsvoorstel geeft aan dat dit niet meer kan, het afwijken van de wettelijke bepalingen ten nadele van de werknemer. Kan de regering aangeven of dit ook geldt voor bovenwettelijke bepalingen in een cao, zoals hierboven vermeldt? Deelt de regering de constatering van onder meer LTO dat hierbij de overheid ingrijpt in afspraken gemaakt tussen sociale partners? In dat kader geeft de regering ook aan geen voorstander te zijn van afwijking bij cao ten nadele van werknemers. Verwacht de regering dat sociale partners hier in gezamenlijkheid geen goede afwegingen kunnen maken?

VNO-NCW:

De leden van de VVD-fractie vragen de regering een reactie te geven op de inbreng van VNO-NCW dat het criterium «zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang» de lat voor werkgevers om tot een wijziging van de, door de werknemers gewenste invulling van het verlof te komen, erg hoog legt. Waarom is de regering van mening dat het criterium «zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang» voldoende ruimte biedt aan de werkgever. Deelt de regering de mening van VNO-NCW dat, het al reeds bestaande criterium van zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang, in zeer beperkte mate de mogelijkheid biedt voor de werkgever om tot aanpassing van een verzoek van de werknemer te komen? Kan inzicht worden gegeven in hoe vaak de afgelopen jaren tot een aanpassing van het kraamverlof is gekomen, op basis van dit criterium?

VNO- NCW wijst erop dat de primaire doelstelling van dit wetsvoorstel ook anders inhoud en vorm kunnen krijgen dan via extra betaald verlof voor rekening van de werkgever. Kan de regering hierop reflecteren en inzicht geven in welke zwaarwegende redenen er zijn om dit niet over te laten aan werkgevers en werknemers onderling?

C. Adviescollege toetsing regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) geeft in haar bijdrage onder punt twee aan dat er minder belastende alternatieven zijn voor de aanvraag van het aanvullend geboorteverlof, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Hierbij gaat het ATR onder meer in op de tussenkomst van de werkgever bij de aanvraag. De aanvraag van het aanvullend geboorteverlof moet volgens artikel 4:2c, lid 1 gebeuren door tussenkomst van de werkgever. In de toelichting wordt aangegeven dat hiermee wordt aangesloten bij de systematiek van de zwangerschaps- en bevallingsuitkering. Het ATR stelt dat in de driehoeksverhouding tussen werknemer, werkgever en UWV het, gezien de rollen en verantwoordelijkheden, het logisch zou zijn dat de werknemer de aanvraag doet. Het ATR stelt dat de aanvraag betrekkelijk simpel is voor de werknemer en er daarom geen tussenkomst van de werkgever nodig is. De leden van de VVD-fractie vragen om nader in te gaan op het advies van het ATR om de tussenkomst van de werkgever bij de aanvraag van het aanvullend geboorteverlof achterwege te laten. Kan de regering in de reactie ook ingaan op het alternatief van het ATR door het UWV een melding te laten doen bij de werkgever voor de periode van toekenning?

IV. Uitvoering en handhaving

A. Uitvoeringstoets UWV

Het UWV geeft aan dat, door de gekozen systematiek, uitbetaling via de werkgever voor stimulans zorgt het loon in de praktijk vaker geheel door te betalen. Het ligt volgens het UWV voor de hand om in de praktijk de normale loonwaarde door te betalen en achteraf de uitkering van 70% van het (gemaximeerde) dagloon als compensatie van UWV te krijgen. De leden van de VVD-fractie willen weten op basis van welke gegevens het UWV deze aanname baseert. De werkgever maakt naast het doorbetalen van de normale loonwaarde, administratieve kosten en eventuele kosten ter vervanging van de werknemer. Daarnaast kunnen de kosten voor het doorbetalen van de normale loonwaarde veel hoger zijn dan het «gat» van 30% tussen de uitkering en het gemaximeerde dagloon. Deelt de regering de mening van het UWV dat, via de gekozen systematiek, werkgevers worden gestimuleerd de normale loonwaarde door te betalen tijdens het aanvullend geboorteverlof? Zo ja, waarop is dit gebaseerd?

De leden van de SP-fractie vragen wat de regering gaat doen als het wetsvoorstel nog niet is geïmplementeerd voor 1 oktober 2018. Wat zullen de gevolgen zijn voor de beoogde inwerkingtredingsdatum indien 1 oktober 2018 niet wordt gehaald? Wat zullen de gevolgen zijn voor de UWV?

B. Evaluatie

De leden van de D66-fractie vragen of het gebruik naar type contract kan worden opgenomen in de evaluatie. Wat is de verwachting van opname van het extra geboorteverlof bij verschillende type contracten? Uit het onderzoek bij de monitor arbeidsmarkt1 blijkt namelijk dat werknemers met een flexibele arbeidsrelatie minder vaak gebruik maken van verlofregelingen.

De leden van de D66-fractie onderschrijven dat de verdeling van arbeid en zorg tussen mannen en vrouwen niet alleen afhankelijk is van praktische en financiële factoren, maar spelen gewoontes, verwachtingen en sociale druk ook een belangrijke rol. De wetswijziging wordt daarom ook geflankeerd door een campagne. Genoemde leden vragen of bekendheid met de regeling onderdeel zal zijn van de evaluatie.

Voorts vragen zij of de bepaling dat werkgevers na overleg met de werknemer de mogelijkheid heeft om bij zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang het verlof te wijzigen, wordt meegenomen in de evaluatie. De leden vragen of de evaluatie al eerder dan na de genoemde 5 jaar mogelijk en nuttig zou kunnen zijn, bijvoorbeeld twee jaar na inwerkingtreding van de tweede fase.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de wet na vijf jaar geëvalueerd zal worden. Deze leden vragen of eerdere monitoring en evaluatie niet gewenst is, aangezien het van belang is om vroegtijdig in kaart te brengen welke eventuele belemmeringen er zijn bij bepaalde doelgroepen en/of sectoren en daar tijdig op bij te sturen.

V. Budgettaire consequenties, administratieve lasten en regeldruk

A. Uitkeringslasten

De leden van de SP-fractie vragen naar een nadere onderbouwing voor de groep partners van circa 25% die geen gebruik gaat maken van het aanvullende geboorteverlof. Wat voor redenen zijn er voor niet-gebruik? Kan dit ook voor verschillende redenen in een percentage worden uitgedrukt van het totaal aan circa 25% niet-gebruik?

De leden van de SP-fractie vragen met hoeveel procentpunt de basispremie van het arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) omhoog moet om de uitkering te doen laten stijgen naar 100%. Met hoeveel zou de Aof-basispremie omhoog moeten als voor de 4.000 werknemers die onder het bestaansminimum dreigen te vallen een 100% uitkering zouden krijgen? Kan dit ook worden aangegeven voor beide scenario’s bij een 80% uitbetaling en 90% uitbetaling?

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering zowel de uitbreiding van het geboorteverlof als de invoering van het aanvullende geboorteverlof voor rekening van de werkgevers laat komen. Deze leden vragen of het niet van meer evenwicht zou getuigen wanneer een deel, bijvoorbeeld het geboorteverlof, voor rekening van de werkgever zou komen, terwijl het aanvullende verlof uit de algemene middelen zou worden betaald.

De voorzitter van de commissie, Rog

Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp


X Noot
1

Kamerstuk 29 544, nr. 831

Naar boven