34 950 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2017

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juni 2018

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het Rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) (Kamerstuk 34 950 VI, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

Adjunct-griffier van de commissie, Schoor

Vraag 1

Op welke termijn zou het Ministerie van Justitie en Veiligheid inzicht moeten kunnen bieden in de maatregelen die nodig zijn om de knelpunten in de strafrechtketen als geheel op te lossen?

Wij kunnen op grond van ons onderzoek geen termijn noemen. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de Minister van Justitie en Veiligheid.

Vraag 2

Kunt u een overzicht geven van de uitgaven van het Ministerie van Veiligheid en Justitie in de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014?

Het is volgens ons aan de Minister van Justitie en Veiligheid om deze vraag te beantwoorden. Voor het antwoord verwijzen wij dan ook naar de Minister aan wie dezelfde vraag is gesteld.

Vraag 3

Kunt u toelichten bij welke subsidieontvanger het ontbreken van een controleverklaring met een oordeel over de rechtmatigheid bij een verantwoording over 2016 als onzeker beoordeeld is?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen wij u naar de bedrijfsvoeringsparagraaf zoals opgenomen in hoofdstuk 6 van het jaarverslag 2017 van het ministerie. Zoals de Minister daar in paragraaf 1 weergeeft ontbreekt een controleverklaring met een oordeel over de rechtmatigheid in de verantwoording over 2016 van Vluchtelingen Werk Nederland (€ 12,4 miljoen).

Vraag 4

Heeft u advies aan de Minister en/of de Kamer over hoe de asielreserve inzichtelijker gemaakt kan worden en beter gecontroleerd?

Omdat we de feitelijke werking, dat wil zeggen de inzichtelijkheid en controleerbaarheid van de asielreserve als zodanig niet hebben onderzocht, hebben we hierover ook geen advies aan de Minister en/of de Kamer.

Vraag 5

Welke maatregelen zijn van de Minister van Justitie en Veiligheid nodig om de onvolkomenheid in het subsidie- en bijdragenbeheer op te lossen?

Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen wij u graag naar paragraaf 4.3.2 van ons rapport bij het jaarverslag.

Ten aanzien van het subsidiebeheer bevelen wij de Minister aan de aanbevelingen uit het eigen onderzoek naar de inrichting van het subsidiebeheer verder uit te werken in 2018 en te komen tot een structurele borging van het subsidiebeheer binnen het kerndepartement.

Ten aanzien van het bijdragenbeheer bevelen wij de Minister aan extra aandacht te geven aan het actualiseren van de toezichtinstrumenten, waaronder de accountantsprotocollen voor externe accountants, zodat de externe accountants het onderzoek naar de rechtmatige besteding toereikend kunnen uitvoeren. Verder bevelen wij aan het reviewbeleid vanuit de dienstonderdelen op te bouwen en centrale, risicogerichte, afwegingen te maken waarbij inhoudelijke gronden leidend zijn in plaats van beschikbare reviewcapaciteit.

Vraag 6

In hoeverre wijken de in de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid weergegeven inkomsten uit de ontneming van crimineel vermogen af van de werkelijke bedragen ten gevolge van de onzekerheden over de stand van de openstaande rechten?

Wij kunnen deze vraag niet beantwoorden omdat we de relatie tussen onzekerheden over de stand van de openstaande rechten en de omvang van de inkomsten uit de ontneming van crimineel vermogen niet hebben onderzocht.

Vraag 7

Is inmiddels meer bekend over de omvang van de openstaande rechten in de afpakketen gericht op de ontneming van crimineel vermogen?

Deze vraag is ook aan de Minister van JenV gesteld. Wij verwijzen naar zijn antwoord.

Vraag 8

Zijn de financiële risico's ten gevolge van de problematische voortgang van Programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI) door het recente besluit van de Minister voor Rechtsbescherming voldoende afgedekt?

Deze besluitvorming had op het moment van totstandkoming van het Verantwoordingsonderzoek nog niet plaatsgevonden en is daarom in dit kader niet door ons onderzocht. Derhalve kunnen wij deze vraag niet beantwoorden.

Vraag 9

Hoe hoog kan het financiële risico vanwege de problematische voortgang van KEI voor de Minister voor Rechtsbescherming maximaal zijn?

We kunnen geen antwoord geven op deze vraag omdat we dit niet hebben onderzocht.

Vraag 10

Wat wordt bedoeld met de zin: «Zo is nog altijd ongeveer een derde van de inkoopuitgaven onrechtmatig (13,1 miljoen euro) als gevolg van het niet naleven van de inkoopregelgeving.»? Over welke inkoopregelgeving gaat dit?

Het NFI heeft in 2017 intensief gewerkt om de basis van het financieel beheer op orde te krijgen. Hiertoe zijn vooral in de tweede helft van het jaar flinke stappen gezet: zo zijn belangrijke beheersmaatregelen rond het inkoopproces geïmplementeerd. Aan de andere kant constateren we ook dat het NFI er nog niet is. Zo is in 2017 nog altijd een derde van de inkoopuitgaven onrechtmatig als gevolg van het niet naleven van de inkoopregelgeving.

Wat de inkoopregelgeving betreft gelden voor het inkopen en aanbesteden van goederen en diensten diverse wettelijke bepalingen op grond van de Aanbestedingswet 2012 en de daarop gebaseerde nadere regelgeving zoals de Gids proportionaliteit.

Vraag 11

Kunt u een uitspraak doen over de inhoudelijke gevolgen voor bijvoorbeeld het detentieklimaat en de resocialisatiemogelijkheden van de bezuinigingen die met het Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen 2013 – 2018 zijn gemoeid? Zo ja, wat zijn uw bevindingen?

Daar kunnen we op basis van het Verantwoordingsonderzoek 2017 geen uitspraak over doen. Het onderzoek heeft zich beperkt tot de financiële gevolgen van de getroffen huisvestingsmaatregelen.

Vraag 12

Welke gevolgen hebben het vastgoedmanagement van de nationale politie voor de uitvoering van de politiefunctie?

Wij kunnen deze vraag niet beantwoorden omdat we de gevolgen van het vastgoedmanagement van de nationale politie voor de uitvoering van de politiefunctie niet hebben onderzocht.

Vraag 13

Welke besluiten zijn door de Minister van Veiligheid en Justitie betreffende de huisvesting van de politie in 2014 genomen die voor vele jaren gevolg zouden hebben, terwijl bleek dat een aantal elementen van vastgoedmanagement eind 2014 nog niet op orde was?

In ons Rekenkameronderzoek Huisvesting Nationale politie uit 2015 wezen we erop dat er besluiten waren genomen over de afstoot van panden, terwijl niet alle gegevens over de vastgoedportefeuille bekend waren. Daarnaast ging het om besluiten over wijzigingen in de huisvestingsplannen en besluiten over (forse) investeringen terwijl de gevolgen van die wijzigingen en investeringen op lange termijn niet inzichtelijk gemaakt werden (p. 11–14).

Vraag 14

Kunt u meer uitleg geven bij de zin: «In 2019 zal het openbaar ministerie naar verwachting deels overgaan naar een andere vorm van bekostiging.»? Hoezo naar verwachting? Waar is dat van afhankelijk? Hoe oordeelt u over de huidige vorm van bekostiging en wat vindt u van de te verwachten nieuwe vorm van bekostiging?

Wij hebben «naar verwachting» geschreven omdat het hier gaat om een wijziging van de bekostiging in de toekomst. Wij hebben niet onderzocht van welke factoren de invoering afhankelijk is. Ook hebben wij geen specifiek onderzoek verricht naar de huidige en nieuwe vorm van bekostiging.

Naar boven