34 950 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2017

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 juni 2018

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het jaarverslag van 16 mei 2018 inzake het Ministerie van Buitenlandse Zaken 2017 (Kamerstuk 34 950 V, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

1

Hoeveel fte is er in 2017 ingezet in Den Haag en Brussel ten behoeve van het Brexitproces (incl de Taskforce Brexit)?

Antwoord:

Tussen 1 juli 2017 en 31 december 2017 zijn 16 personen (15,5 fte) ingezet ten behoeve van het Brexitproces:

  • 9 BZ-ambtenaren, standplaats Den Haag (8,5 fte);

  • 5 ambtenaren van andere departementen, standplaats Den Haag (5 fte);

  • 1 BZ-ambtenaar, standplaats Brussel (1 fte);

  • 1 lokale BZ-medewerker, standplaats Dublin (1 fte).

Daarnaast leveren zowel andere departementen als ambassades en de PVEU in Brussel een extra inspanning om het Brexitproces in goede banen te leiden.

2

Welke taken verricht het Border Security Team en welk mandaat heeft het?

Antwoord:

Bovenop de reguliere inzet heeft Nederland in de periode januari 2016 tot januari 2018 additionele capaciteit in de vorm van een Border Security Team (BST) geleverd. Onder het mandaat van het Europese Grens- en Kustwacht Agentschap Frontex heeft het BST de Griekse autoriteiten in de hotspot op het eiland Chios ondersteund. Het BST heeft bijgedragen aan het beheersen van de migrantenstroom door het uitvoeren van grenspatrouilles en de screening, registratie en identificatie van migranten. Het BST heeft de Griekse autoriteiten ook geholpen met het terugkeerproces van migranten en het organiseren van documententrainingen.

3

Kunt u uitgebreider toelichten waarom u vaststelt dat het door Nederland voorgezeten voorbereidend comité van de toetsingsconferentie van het non-proliferatieverdrag (NPV PrepCom) «boven verwachting goed verliep»?

Antwoord:

De verwachtingen voor de NPV PrepCom 2017 waren niet hooggespannen. Dat had een aantal oorzaken: het mislukken van de toetsingsconferentie in 2015 (in 2016 vond geen NPV-bijeenkomst plaats), het uitblijven van vooruitgang rondom het instellen van een massavernietigingswapenvrije zone in het Midden-Oosten, toenemende spanningen tussen de VS en RF, onenigheid over het kernwapenverbod, en het aantreden van de regering-Trump en daarmee gepaarde onzekerheid rondom het nieuwe nucleaire beleid van de VS.

Ondanks deze complexe situatie lukte het Nederland niet alleen om de noodzakelijke procedurele besluiten te nemen, maar ook om sterke inhoudelijke uitkomstdocumenten te produceren met daarin onder andere een breed scala aan ontwapeningsverplichtingen. Doel is dat deze leiden tot nieuwe afspraken in 2020. De documenten zijn dan ook door de voorzitter van de PrepCom 2018, Polen, gebruikt als basis voor verdere onderhandeling en discussies. Landen hebben zich opnieuw gecommitteerd aan het NPV en de doelstellingen daarin, inclusief een kernwapenvrije wereld.

Daarnaast heeft Nederland nieuwe werkmethoden geïntroduceerd, inclusief een programma van regionale consultaties, die de transparantie, inclusiviteit en efficiëntie van NPV-bijeenkomsten hebben verhoogd. Voor deze Nederlandse initiatieven werd brede waardering uitgesproken tijdens zowel de PrepCom 2017 als de PrepCom 2018.

4

Heeft Rusland de verschuldigde bedragen in de zaak rond de Arctic Sunrise voldaan?

Antwoord:

De Russische Federatie heeft het verschuldigde bedrag nog niet voldaan. Nederland heeft de Russische Federatie verzocht om betaling. De vordering van Nederland op de Russische Federatie verloopt niet. Zolang deze vordering niet is voldaan moet daarover rente worden betaald.

5

Waarom is in 2017 bijna 4,5 miljoen euro minder uitgegeven aan de Verenigde Naties? Wordt dit geld op andere wijze uitgegeven?

Antwoord:

De Nederlandse verplichte bijdrage aan de VN bedraagt een percentage van het in de Algemene Vergadering van de VN goedgekeurde totale VN-budget. In 2017 was de aan Nederland toegerekende bijdrage lager dan begroot. Het niet uitgegeven budget vloeit terug naar de begroting van het Ministerie van Buitenlandse zaken en wordt samen met andere restbudgetten opnieuw toegekend binnen deze begroting en is als zodanig niet individueel traceerbaar.

6

Op welke wijze heeft het prioritaire thema LHBTI (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender- en intersekse personen) concreet geleid tot hogere uitgaven voor landenprogramma’s mensenrechten? Welke (extra) projecten zijn hiermee gefinancierd?

Antwoord:

In 2017 is, via de verschillende fondsen waaruit mensenrechtenprojecten worden gefinancierd, ongeveer EUR 1 miljoen meer besteed aan projecten op het gebied van gelijke rechten voor LHBTI’s dan in 2016. In de Mensenrechtenrapportage 2017 heeft de Kamer een gedetailleerd overzicht ontvangen van welke projecten in welke landen gefinancierd zijn.

7

Op welke wijze heeft het prioritaire thema vrijheid van journalisten concreet geleid tot hogere uitgaven voor landenprogramma’s mensenrechten? Welke (extra) projecten zijn hiermee gefinancierd?

Antwoord:

In 2017 is, via de verschillende fondsen waaruit mensenrechtenprojecten worden gefinancierd, ongeveer EUR 0,7 miljoen meer besteed aan projecten op het gebied van vrijheid van meningsuiting dan in 2016. In de Mensenrechtenrapportage 2017 heeft de Kamer een gedetailleerd overzicht ontvangen van welke projecten in welke landen gefinancierd zijn.

8

Kunt u de «vooruitgang op het gebied van nucleaire ontwapening en non-proliferatie» specificeren?

Antwoord:

«Vooruitgang op het gebied van nucleaire ontwapening en non-proliferatie» refereert aan de versterking en implementatie van het politiek-juridisch systeem dat de niet-verspreiding van kernwapens garandeert en bijdraagt aan het proces van nucleaire ontwapening, met een wereld zonder kernwapens als uiteindelijk doel. Het gaat daarbij om verschillende uni-, bi-, of multilaterale initiatieven en instrumenten.

9

Kunt u de bijdragen aan het Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen (NRFP) «Matra» en «Shiraka» specificeren? Aan welke projecten zijn in het kader van deze partnerschappen (extra) bijdragen geleverd? Waarom is in 2017 3 miljoen euro meer dan begroot hieraan uitgegeven? Uit welke middelen is deze overschrijding betaald?

Antwoord:

In het kader van het NFRP-Shiraka programma werd EUR 4,5 miljoen besteed aan maatschappelijke initiatieven en EUR 4,0 miljoen aan activiteiten ter versterking van overheden. Beide in de doellanden van het programma. Daarnaast werd EUR 1 miljoen besteed aan het beurzenprogramma voor de MENA-regio, EUR 1,4 miljoen aan onderwijsactiviteiten in de regio voor Syriërs en EUR 1,3 miljoen aan overige activiteiten. De stichtingen van de Nederlandse politieke partijen ontvingen EUR 1,1 miljoen voor activiteiten in de MENA regio.

In het kader van het NFRP-Matra programma werd EUR 11,1 miljoen besteed aan activiteiten gericht op rechtsstaatsontwikkeling, goed bestuur en democratisering. Hiervan werd EUR 6 miljoen besteed aan activiteiten die werden uitgevoerd door projectpartners uit de doellanden en is voor een bedrag van EUR 5,1 miljoen aan projecten gerealiseerd in samenwerking met vertegenwoordigers van het Nederlandse en internationale maatschappelijk middenveld. Daarnaast ontvingen de Nederlandse politieke partijstichtingen EUR 0,6 miljoen voor activiteiten in de Matra landen (Oostelijk Partnerschap + Westelijke Balkan).

Aan de vooravond van de behandeling van de begroting voor 2017 in de Tweede Kamer heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een brief (Kamerstuk 34 550 V, nr. 43 van 21 november 2016) aan de Kamer gestuurd. Hierin wordt een verhoging van het NFRP met EUR 4,5 miljoen aangekondigd. Dit om uitvoering te geven aan de motie Servaes/Ten Broeke (Kamerstuk 34 300 V, nr. 26). Deze verhoging is verwerkt bij de eerste suppletoire begroting 2017.

10

Waarom is in 2017 bijna 14 miljoen euro minder uitgegeven aan de VN-contributie voor crisisbeheersingsoperaties dan begroot?

Antwoord:

Uitgaven voor de VN-crisisbeheersingsoperaties vinden plaats op basis van betaalafroepen per VN-crisisbeheersingsoperatie die van de VN worden ontvangen. Deze betaalafroepen worden door de VN berekend op basis van 1) de mandaten die door de VN-Veiligheidsraad per missie zijn verleend en 2) de begroting die per missie in de AVVN (Algemene Vergadering van de Verenigde Naties) wordt vastgesteld en met een vast percentage over de lidstaten wordt verdeeld. Het totaal van deze betaalafroepen lag in 2017 bijna EUR 17 miljoen lager dan begroot.

11

Hoeveel trainingen zijn aan buitenlandse diplomaten gegeven van de 2,5 miljoen euro die hieraan is besteed?

Antwoord:

In 2017 zijn 26 trainingen aan buitenlandse diplomaten gegeven. Er zijn 329 diplomaten uit 122 landen getraind.

12

Op welke manier heeft de Minister het afgelopen jaar de gedachtenvorming over de institutionele structuur van de EU geregisseerd?

Antwoord:

De discussies over de institutionele structuur van de EU vallen in het kader van reeds langer lopende wetgevingstrajecten als besluitvorming in het kader van de Leaders» Agenda. Het kabinet heeft in het afgelopen jaar, nadat mede op Nederlands initiatief de Leaders Agenda tot stand is gekomen op verschillende manieren de gedachtenvorming over de institutionele structuur geregisseerd. Daarbij stond steeds voor ogen dat het Nederlands standpunt dat door kabinet en Kamer is vastgelegd, ook zo veel mogelijk met gelijkgezinde lidstaten werd uitgedragen in de verschillende EU-fora, van werkgroepen tot en met de Europese Raad. Op een aantal onderwerpen is het kabinet hierin geslaagd, zoals met betrekking tot de herziening van de kiesakte, waarbij Nederland niet met een kiesdrempel wordt geconfronteerd, tot en met de inzet op meer transparantie in de onderhandelingen over de deelname van de Raad tot een verplicht transparantieregister. Hoewel deze dossiers nog niet geheel zijn afgerond, zijn de uitkomsten van de onderhandelingen tot dusverre steeds in lijn met de kabinetsinzet. Op andere dossiers, zoals de samenstelling van het Europees parlement in een post-Brexit situatie, is gebleken dat de Nederlandse gedachtenvorming onder de lidstaten in onvoldoende mate gedeeld werd. Ten aanzien van de gedachtenvorming over de institutionele structuur van de EU blijft dus van belang dat er bij voorkeur zo veel mogelijk met gelijkgezinde lidstaten wordt opgetrokken. Hetzelfde geldt voor de inzet die uw Kamer en het kabinet delen ten aanzien van transparantie en informatievoorziening.

13

Op welke manier geeft de Minister vorm aan zijn coördinerende rol bij de Brexit-onderhandelingen en bij de vormgeving van de nieuwe relatie?

Antwoord:

Om het Nederlandse belang zo effectief mogelijk te kunnen behartigen is onder verantwoordelijkheid van de Minister van BZ een Taskforce Brexit ingericht. Deze taskforce, waarin ook andere ministeries zijn vertegenwoordigd, is belast met de coördinatie van de Rijksbrede inzet ten aanzien van de uittreding van het VK uit de Europese Unie. Deze coördinatie richt zich op het gehele besluitvormingsvormingsproces in de aanloop naar de bijeenkomsten van de Raad Algemene Zaken en de Europese Raad, beide in artikel 50-samenstelling, waarin de richtsnoeren en het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie in de verschillende fases van de onderhandelingen wordt vastgesteld.

De Taskforce bereidt in afstemming met het Ministerie van Algemene Zaken de desbetreffende ministerraden voor evenals de overleggen tussen de Tweede Kamer en de bewindslieden die in dit verband plaatsvinden. Tijdens de onderhandelingen met het VK coördineert de taskforce de instructies voor de permanente vertegenwoordiger in Coreper en de artikel 50 Raadswerkgroep.

Naast dit formele besluitvormingsvormingsproces coördineert de taskforce ook de meer informele contacten die de afzonderlijke bewindslieden met hun buitenlandse ambtgenoten of met de Europese Commissie (team Barnier), de Raad en het Europese parlement onderhouden. Ook de ambtelijke bilaterale contacten worden op elkaar afgestemd om het Nederlandse geluid zo krachtig en eensgezind mogelijk te laten klinken. Minstens zo belangrijk is de afstemming van contacten van de afzonderlijke departementen die met burgers, bedrijfsleven en andere belanghebbenden plaatsvinden over de gevolgen van Brexit.

De coördinatie op het Brexit-dossier behelst naast het zorgdragen voor de Nederlandse belangen bij de «ordelijke uittreding» van het VK ook het waarborgen van de Nederlandse belangen in een nieuwe relatie van de EU met het VK.

14

Waarom waren er in 2017 nog uitgaven aan het EU voorzitterschap onder artikel 3.4?

Antwoord:

Kosten gemaakt in 2017 met betrekking tot het EU-voorzitterschap hebben betrekking op eindafrekeningen van diverse partijen. Het ging hierbij om kosten waarvoor contractuele verplichtingen bestonden en die in 2017 tot uitgaven hebben geleid, waaronder ICT-kosten. Deze diensten werden ingehuurd bij het shared service center ICI en werden in 2017 definitief afgerekend.

15

Kan de Minister de totale ontvangsten van de EU voor Nederland in zijn geheel voor 2017 uiteenzetten, incl de fondsen in gedeeld beheer maar ook alle subsidies die rechtstreeks aan mensen, bedrijven of lagere overheden worden uitgekeerd (denk aan Horizon2020, Erasmusbeurs, etc)?

Antwoord:

Ontvangsten uit de EU-begroting komen rechtstreeks ten goede aan de begunstigde, zoals agrarische ondernemers, regio’s of kennisinstellingen. In het (openbare) financieel jaarverslag van de EU-begroting («financial report») wordt jaarlijks een overzicht gegeven van de afdrachten uit de verschillende lidstaten en de middelen die uit de EU-begroting per uitgavencategorie naar deze lidstaten toegaan. Dit jaarverslag is voor het jaar 2017 nog niet beschikbaar gesteld.

16

Hoeveel gedetineerdenbezoeken zijn in 2017 afgelegd, in zorg- en niet-zorglanden? Welke actie heeft u genomen om de voorgenomen verbetering van gedetineerdenbegeleiding in zorglanden in 2017 te bewerkstelligen?

Antwoord:

Uit het digitale systeem van BZ is te herleiden dat in 2017 ruim 4.600 bezoeken zijn afgelegd aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland, waarvan ruim een derde in zorglanden. Van het totale aantal bezoeken zijn ruim 1.700 bezoeken afgelegd door consulaire medewerkers van het ministerie. De overige door het ministerie geregistreerde bezoeken zijn afgelegd door vrijwilligers van Reclassering Nederland, die daarvoor subsidie ontvangt van de rijksoverheid. Daarnaast vonden bezoeken plaats van de Stichting Epafras en de Stichting PrisonLAW die in 2017 ook werden gesubsidieerd (voor respectievelijk onder andere een tijdschrift voor gedetineerden en juridisch advies aan gedetineerden).

Het BZ-beleidsdoel in 2015 was de invoering van meer maatwerk aan gedetineerden. Het maatwerk houdt in dat sinds 2015 instrumenten gedifferentieerder worden ingezet en dat de inzet meer is aangepast aan de situatie waarin de gedetineerde zich bevindt. Hiertoe introduceerde BZ in 2015 een onderscheid in zorglanden (niet adequate detentieomstandigheden) en niet-zorglanden (adequate detentieomstandigheden). Vanaf 2015 geldt een basispakket voor gedetineerden in de niet-zorglanden (bijvoorbeeld een lagere bezoeknorm) en een aanvullend maatwerkpakket in de zorglanden (bijvoorbeeld de mogelijkheid van meer bezoeken en de inzet van meer instrumenten).

De gedetineerdenbegeleiding houdt veel meer in dan alleen bezoeken. Het afleggen van bezoeken is slechts een onderdeel van het gehele pakket aan consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Andere aspecten van gedetineerdenbegeleiding zijn onder meer de contacten met lokale autoriteiten over hun verantwoordelijkheid voor de Nederlandse gedetineerden, subsidies aan andere Nederlandse organisaties die gedetineerden begeleiden (op het gebied van resocialisatie, maatschappelijke, sociale en geestelijke zorg en juridisch advies), informatieverschaffing aan Nederlandse gedetineerden en aan hun contactpersonen en een noodbudget voor noodzakelijke medische zorg voor zieke gedetineerden. Deze instrumenten worden zo gericht mogelijk ingezet. Zo kan maatwerk bijvoorbeeld ook andere vormen van contact dan een bezoek inhouden.

Het ministerie besteedt speciale aandacht aan kwetsbare Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Teneinde deze groep beter te signaleren is een checklist ontwikkeld die medewerkers als leidraad hanteren bij hun eerste bezoek aan een gedetineerde. Daarnaast zijn met subsidieontvanger Reclassering Nederland afspraken gemaakt over specifieke aandacht voor het aspect kwetsbaarheid bij de bezoeken die de vrijwilligers van deze organisatie aan gedetineerden afleggen. Op basis van de rapportages van deze bezoeken kan het ministerie indien nodig gerichte actie ondernemen.

17

Op welke wijze maakt u voortgang met het verbeteren van stemmen in het buitenland? Is het mogelijk om de termijn waarbinnen Nederlanders in het buitenland moeten stemmen te verruimen richting de verkiezingsdatum in Nederland?

Antwoord:

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor de Kieswet en dus voor de regelgeving met betrekking tot het stemmen vanuit het buitenland. De Minister van BZK zal voor het zomerreces de uitkomsten van de evaluatie van de recente verkiezingen naar de Tweede Kamer sturen en ingaan op het stemmen vanuit het buitenland. De vraag of het mogelijk is om de termijn waarbinnen Nederlanders in het buitenland moeten stemmen te verruimen wordt daarbij meegenomen.

18

Waarom is in 2017 ruim 2,7 miljoen euro minder uitgegeven aan het Internationaal Cultuurbeleid?

Antwoord:

De uitvoering van de tweede hoofddoelstelling van het beleid liep door de motie-Van Veen aanzienlijke vertraging op voor de cultuurprogramma’s in vier landen, omdat het vierjarig cultuurbeleid niet op 1 januari 2017 kon starten als gevolg van de aanpassingen. Het beleidsterrein was in deze landen helemaal nieuw, waardoor een langere opstarttijd nodig is om medewerkers in te werken, meerjarenplannen te ontwikkelen en het maatschappelijk middenveld te identificeren. Om deze redenen kon het budget voor 2017 niet volledig worden uitgegeven. Daarnaast is het door het Agentschap RVO uitgevoerde Creative Twinning-programma, onderdeel van dezelfde doelstelling, door dezelfde oorzaak pas begin 2018 opengesteld. Het gereserveerde budget voor het programma kon daardoor niet in 2017 worden besteed.

19

Kunt u de uitgaven van Bezoeken hoogwaardigheidsbekleders en uitgaven Corps Diplomatique en internationale organisaties (realisatie 2,2 miljoen euro) specificeren?

Antwoord:

Onder deze uitgaven vallen kosten van staatsbezoeken en officiële en werkbezoeken van hoogwaardigheidsbekleders en representatieve uitgaven in verband met het Corps Diplomatique en in Nederland gevestigde internationale organisaties. Hieraan is in 2.017 EUR 2,2 miljoen uitgegeven, waarvan EUR 1,9 miljoen voor onder andere inkomende en uitgaande staatsbezoeken en officiële bezoeken en overige kosten Hof, zoals bijvoorbeeld ontvangsten voor het Corps Diplomatique op uitnodiging van de Koning. De overige kosten hebben betrekking op afscheidslunches van vertrekkende ambassadeurs, kosten van het VIP center Schiphol, geschenken en vervoerskosten bezoekende delegaties.

20

Hoeveel is binnen de begroting van Buitenlandse Zaken bijgedragen aan staatsbezoeken van het Koninklijk Huis? Kunt u de bedragen die hiermee gemoeid zijn specificeren per bezoek?

Antwoord:

Op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt jaarlijks een bedrag van twee miljoen euro gereserveerd voor inkomende en uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken. Werkelijke uitgaven aan deze bezoeken bedroegen in 2.016 EUR 2,3 miljoen, in 2.017 EUR 1,9 miljoen. De uitgaven worden niet per bezoek gespecificeerd vanwege het risico dat hieruit ten onrechte een beeld van verschillende waardering van de bezochte landen zou kunnen voortvloeien.

21

Hoe vaak heeft de diplomatieke dienst leden van het Koninklijk Huis ondersteund bij bezoeken aan het buitenland die niet formele staats- en/of werkbezoeken waren, maar voor bijvoorbeeld vakantie of andere doeleinden?

Antwoord:

Het Koninklijk Huis wordt door de diplomatieke dienst ondersteund bij reizen naar het buitenland. Om veiligheidsredenen wordt deze ondersteuning verleend, bijvoorbeeld bij transfers op luchthavens of tijdens het verblijf in het buitenland.

Over reizen van het Koninklijk Huis, anders dan formele staats- of werkbezoeken, worden geen mededelingen gedaan.

22

Waarom is ruim 3 miljoen euro extra uitgegeven aan Paspoortgelden en overige consulaire dienstverlening? Kunt u deze uitgaven specificeren?

Antwoord:

De extra uitgaven aan verstrekte reisdocumenten en overige consulaire dienstverlening kunnen voornamelijk toegewezen worden aan drie zaken: 1) de gevolgen van het in 2012 gewijzigde paspoortbeleid (waarbij kinderbijschrijvingen vervangen moesten worden door kinderpaspoorten) dat 5 jaar later tot veel extra aanvragen heeft geleid; 2) de eind 2016 ingevoerde wereldwijde verstrekking van Nederlandse Identiteitskaarten waardoor naast paspoorten veel extra Nederlandse identiteitskaarten werden aangevraagd; en 3) de onrust die de Brexit bij Nederlanders in het VK heeft veroorzaakt en tot veel extra aanvragen heeft geleid.

23

Waarom is er een overschrijding van bijna 10 miljoen euro op «Visa opbrengsten»?

Antwoord:

De ontvangsten bleken hoger dan verwacht door een toename van het aantal visumaanvragen. De toename zit voornamelijk bij de visumaanvragen wereldwijd, waarbij de absolute aantallen aanvragen uit India, Indonesië en Rusland zijn toegenomen. Voor 2018 en meerjarig is de raming van de opbrengsten naar boven bijgesteld. Overigens is het visumproces niet kostendekkend, de prijsstelling van visumleges wordt in Brussel bepaald in het kader van Schengenwetgeving en is thans niet kostendekkend.

24

Welke technische problemen in 2017 hebben ertoe geleid dat de vervolgtrajecten voor de modernisering van consulaire diplomatie 2.0 nog niet aanbesteed konden worden en de verplichting nog niet kon worden aangegaan?

Antwoord:

De technische problemen hadden betrekking op de verbindingen in het wereldwijde netwerk en op de koppelvlakken tussen verschillende applicaties. Daarbij speelde de complicerende factor dat deze applicaties afkomstig zijn van uiteenlopende leveranciers.

Voor deze technische problemen waren vaak ad hoc oplossingen nodig, die extra tijd en capaciteit kostten. Grosso modo is de modernisering van de consulaire diplomatie 2.0 echter binnen de bandbreedte van de planning gebleven.

25

Kunt u verklaren waarom het aantal visumaanvragen uit Rusland is toegenomen?

Antwoord:

De daling in het aantal visumaanvragen voor Nederland door Russische burgers, die eind 2014 werd ingezet, en het daaropvolgend weer toenemen van het aantal visumaanvragen hangen samen met de economische omstandigheden, zoals de wisselkoers van de Russische roebel ten opzichte van de euro en meer in het algemeen de economische crisis die Rusland trof. Deze trend zie je ook bij de andere Schengenlanden.

26

Vallen de kosten van attachés van andere ministeries volledig binnen de begroting van die betreffende ministeries? Zo nee, welke kosten draagt het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij aan attachés van andere ministeries?

Antwoord:

De directe kosten voor attachés, die vanuit de HGIS gefinancierd worden, zoals loonkosten, kosten voor dienstreizen, vergoedingen en huisvesting staan op de begrotingen van het betreffende vakministerie. Deze uitgaven zijn ook nader toegelicht in het HGIS jaarverslag. De generieke kosten, zoals voor kantoorhuisvesting, I CT-verbindingen en beveiliging, worden gedragen door Buitenlandse Zaken en worden niet toegerekend aan een ander ministerie.

Daarnaast is er een categorie attachés die niet vanuit de HGIS gefinancierd wordt. Zowel de directe kosten alsook de generieke kosten staan op de begroting van het betreffende ministerie. De generieke kosten voor deze categorie worden eerst door BZ gemaakt en vervolgens doorbelast aan het vakdepartement.

27

Waarom is 11,3 miljoen extra aan shared service organisaties uitgegeven?

Antwoord:

BZ maakt voor een aantal diensten gebruik van shared service organisaties binnen het Rijk. Dit geldt onder meer voor ICT-diensten via SSC-ICT, huisvesting van het ministerie via het Rijksvastgoedbedrijf en facilitaire dienstverlening op het ministerie via FM Haaglanden. Als gevolg van de verhuizing van BZ, medio 2017, zijn extra kosten gemaakt omdat zowel het oude pand aan de Bezuidenhoutseweg als de nieuwe locatie aan de Rijnstraat tegelijkertijd in gebruik waren. Daarnaast zijn ook extra uitgaven voor ICT via de shared service organisatie SSC-ICT gedaan als gevolg van de verhuizing naar de nieuwe locatie, waaronder de verhuizing van het datacentrum voor BZ, maar ook vanwege gestegen kosten voor deze centrale diensten. Dit wordt jaarlijks via de toekenning van de loon- en prijsbijstelling uit de HGIS gecompenseerd.

28

Kunt u specificeren wat onder «overige materiele uitgaven» wordt bedoeld? Kunt u specificeren waarom hier 21,6 miljoen euro extra aan uitgegeven is?

Antwoord:

De overige materiele uitgaven betreffen de uitgaven die niet onder de andere twee categorieën, ICT en bijdrage shared-service organisaties, vallen. Het betreft onder meer uitgaven voor de bedrijfsvoering op de vertegenwoordigingen in het buitenland en op het ministerie, huisvestingkosten voor kantoren, residenties en dienstwoningen in het buitenland en kosten voor beveiliging van deze panden.

De extra kosten hebben met name betrekking op investeringen die gedaan zijn in vastgoed in het buitenland. Dit als onderdeel van het beleid om de ambassadekantoren conform Het Nieuwe Werken functioneel, doelmatig en duurzaam in te richten, zoals is toegelicht in het overzicht «meerjarenplan huisvesting (bladzijde 56–57 van het Jaarverslag)». Een deel van de stijging van de kosten voor de bedrijfsvoering in het buitenland wordt veroorzaakt door inflatie en koersontwikkelingen. Dit wordt via de loon- en prijsbijstelling vanuit de HGIS gecompenseerd.

29

Waarom is 14,7 miljoen euro extra uitgegeven aan de inhuur van extern personeel? Kunt u specificeren aan hoeveel fte en aan welke (specialistische) functies dit is besteed?

Antwoord:

In bijlage 2 van het BZ jaarverslag is een specificatie opgenomen op welke onderdelen de externe inhuur heeft plaatsgevonden. Het merendeel van de kosten heeft betrekking op uitzendkrachten, die wereldwijd op een groot aantal posten zijn ingezet ter vervanging van ziekteverlof van medewerkers, zwangerschapsverlof of incidenteel bij specifieke evenementen die op verschillende locaties georganiseerd werden. De kostenstijging ten opzichte van 2016 is grotendeels administratief van aard. Op grond van interdepartementale harmonisatie van definities van externe inhuur is in de cijfers van 2017 voor het eerst de (facilitaire) inhuur van personeel dat wordt ingezet voor ontwikkelen, beheer en onderhoud van IT-systemen meegeteld.

30

Wat houdt de nieuw geïntroduceerde inkoopmodule en het hierbij behorende centraal contractenregister in? Welke kosten zijn gemoeid met de implementatie van deze module?

Antwoord:

In 2017 is BZ voor de financiële administratie naar SAP overgestapt en deze inkoopmodule is een geïntegreerd onderdeel van dit SAP-programma. Het centrale contractregister (conform de code contractprocesbeheer rijksoverheid 2008) wordt beheerd in deze inkoopmodule.

Met de implementatie van deze module zijn geen meerkosten gemoeid, omdat het integraal onderdeel waren van de brede SAP implementatie.

31

Welke contracten zijn als gevolg van de nieuwe inkoopmodule en het daarbij behorende contractenregister vastgelegd voor de gehele looptijd?

Antwoord:

In het contractregister worden alle contracten met een inkoopwaarde van meer dan EUR 15.000 vastgelegd voor de gehele looptijd van het contract.

32

Waarom zijn er extra kosten gemaakt voor digitale verbindingen met vertegenwoordigingen in het buitenland?

Antwoord:

Vanwege de uitbreiding en toegenomen behoefte aan capaciteit in het wereldwijde netwerk heeft BZ geïnvesteerd in de digitale verbindingen naar de buitenlandse vestigingen. Deze capaciteitsuitbreiding is noodzakelijke vanwege het toegenomen digitale verkeer in samenwerkingsfunctionaliteit zoals het delen van data, telefonie en videodiensten.

33

Welke risico’s loopt het Ministerie van BZ door het beheer van het nieuwe financiële systeem SAP? Welke extra compenserende maatregelen zijn nodig om deze risico’s te beperken?

Antwoord:

BZ maakt medegebruik van het financiële systeem SAP van het Ministerie van IenW. Als het Ministerie van IenW het beheer van SAP niet goed op orde heeft, kan BZ beveiligingsrisico’s lopen. Als compenserende maatregel is met behulp van een convenant afgesproken dat het SAP systeem jaarlijks op diverse manieren onderzocht wordt. Tevens is bepaald dat IenW en BZ elkaar over en weer tijdig informeren als uit audits, onderzoeken of anderszins blijkt dat er op het gebied van beveiliging bevindingen, incidenten of (mogelijke) risico’s zijn, zodat deze spoedig kunnen worden opgelost.

34

Voor welke exacte periode is dubbele huurlasten betaald in verband met de verhuizing van de Bezuidenhoutseweg naar de Rijnstraat? Hoeveel heeft dit precies gekost?

Antwoord:

Het betreft de periode van 1 april 2017 tot en met 30 september 2017, waarin voor zowel het pand Bezuidenhoutseweg als het pand Rijnstraat huur in rekening is gebracht. De huur voor het pand Bezuidenhoutseweg over deze periode bedroeg EUR 10,4 miljoen.

35

Wat zijn de totale extra kosten die gemoeid zijn geweest met de verhuizing van het departement van de Bezuidenhoutseweg naar de Rijnstraat?

Antwoord:

De totale extra kosten van de verhuizing van het departement van de Bezuidenhoutseweg naar de Rijnstraat zijn nog niet bekend aangezien de oplevering van het pand Bezuidenhoutseweg nog gaande is.

36

Kunt u verklaren waarom de gemiddelde bezetting (fte) op de posten met 7 is gedaald en tegelijkertijd de gemiddelde prijs van de loonkosten met bijna 5.000 euro is gestegen?

Antwoord:

In 2017 werd de loonkostenstijging van het ambtelijk personeel veroorzaakt door het cao-akkoord (verhoging brutoloon), stijging van de werkgeverslasten (verhoging werkgeversdeel pensioenpremies ABP) en door incidentele loonontwikkeling (schaalstappen en bevorderingen).

De gemiddelde loonkosten op het departement respectievelijk op de posten worden daarnaast beïnvloed door organisatorische maatregelen en overplaatsingen.

37

Waarom zijn in de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR) aanvallen van statelijke actoren niet meegenomen?

Antwoord:

De Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR) is een rijksbreed kader dat is opgesteld onder de verantwoordelijkheid van BZK. BZ hanteert de BZ Baseline Informatiebeveiliging die momenteel wordt geactualiseerd en waarin het omgaan met aanvallen van statelijke actoren is meegenomen.

38

Welke risico's hebben directies en posten in 2017 gelopen vanwege tekortkomingen op het gebied van de informatiebeveiliging? Heeft dit geleid tot incidenten?

Antwoord:

BZ doet uit beveiligingsoverwegingen geen uitspraken over specifieke risico’s. Er is niet geconstateerd dat posten en directies risico’s hebben gelopen als gevolg van tekortkomingen op het gebied van informatiebeveiliging. Dit heeft niet geleid tot incidenten.

39

Welke concrete stappen hoopt u de komende jaren nog op het gebied van digitalisering van de dienstverlening te maken?

Antwoord:

Het ministerie zet zich nu en de komende jaren in voor de uitrol van een moderne, digitale frontoffice waarin aanvragers laagdrempelig een visumaanvraag kunnen indienen. In Nederland verlopen steeds meer contacten tussen burger en overheid via het internet. Voor Nederlanders in het buitenland is dat echter niet altijd het geval en daarom zal in 2019 uitvoering worden gegeven aan de afspraak in het Regeerakkoord om één loket buitenland in te richten waar zo veel mogelijk digitale overheidsdiensten voor Nederlanders in het buitenland worden gebundeld.

BZ werkt de komende jaren verder aan de realisering van de departementale I-strategie BZ 2016–2019, die komend jaar geactualiseerd zal worden. Speerpunten op het gebied van digitalisering zijn:

  • Verdere uitbouw van elektronische diensten aan burgers, bedrijven en andere overheidsorganisaties, met een accent op consulaire e-dienstverlening;

  • verdere implementatie van voorzieningen voor een wereldwijd digitaal slagvaardige NL-diplomatie, onder andere wereldwijd mobiel werken en digitaal samenwerken;

  • onderzoeken, pilots en implementatie van voorzieningen voor (big)data-analyse ten behoeve van meer fact-based en evidence-based beleidsontwikkeling en management van BZ-processen alsook ter verbetering van het handelingsperspectief binnen de opdracht van BZ;

  • modernisering van het ICT-fundament van BZ, waaronder het wereldwijd datacommunicatienetwerk

40

Weke aanbevelingen zijn door het Audit Committee in 2017 gedaan over de BZ Ontwikkelagenda? Zijn – en zo ja hoe – deze aanbevelingen opgevolgd?

Antwoord:

Het Audit Committee adviseerde BZ om door te gaan met de ontwikkelagenda, die fundamentele zaken adresseert die de organisatie vooruit helpen. De agenda moet bijdragen aan een BZ dat 1) extern gericht is, 2) doel- en resultaatgericht te werk gaat en rekenschap aflegt, 3) flexibel en wendbaar is, 4) heldere verantwoordelijkheden kent en 5) divers is samengesteld met een inclusieve organisatiecultuur. Het Audit Committee benadrukte het belang van een helder proces en onderstreepte het belang van voorbeeldgedrag in trajecten waar gedragsveranderingen centraal staat, zoals de ontwikkelagenda.

De bestuursraad van Buitenlandse Zaken heeft de uitvoering van de ontwikkelagenda voor 2018 opnieuw hoog op de agenda gezet. De bestuursraad geeft opvolging aan de aanbevelingen van het Audit Committee door in de besluitvorming rond organisatievraagstukken en de communicatie erover consequent het verband te leggen met de ontwikkelagenda. Ook in de managementopleidingen staan de thema’s van de agenda centraal. BZ heeft extra capaciteit vrijgemaakt voor de ondersteuning van initiatieven op de vijf thema’s van de ontwikkelagenda.

41

Welke aanbevelingen zijn door het Audit Committee in 2017 gedaan over het Dutch Good Growth Fund? Zijn – en zo ja hoe – deze aanbevelingen opgevolgd?

Antwoord:

Het Audit Committee was positief over de opzet en de werking van het DGGF dat bestaat uit drie onderdelen en wordt uitgevoerd door drie verschillende organisaties. Een aandachtspunt van het Audit Committee betrof de aanvragen door Nederlandse ondernemers bij onderdeel 1 van het DGGF, in het bijzonder het risico op het te strikt toepassen van de regels door RVO bij de verstrekking van financiering aan ondernemers. Een andere aanbeveling betrof de noodzaak om een goed evenwicht te zoeken tussen enerzijds additionaliteit van de financiering en anderzijds de wens om toegankelijk te zijn voor ondernemers. Beide aanbevelingen worden herkend door BZ en zijn opgevolgd in de gesprekken die het ministerie heeft met de uitvoeringsorganisaties. Zoals in de Nota Investeren in Perspectief aangekondigd zullen de voorwaarden van het DGGF worden aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven die willen opereren in risicovolle landen. Nederlandse investeerders, exporteurs en startups zullen dus beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen.

42

Kunt u de uitgaven aan het Dutch Good Growth Fund specificeren?

Antwoord:

In 2017 bedroegen de uitgaven aan het Dutch Good Growth Fund EUR 43.628.645. Voor verdere specificatie verwijs ik u naar de BHOS begroting artikel 1.4.

43

Welke aanbevelingen zijn door het Audit Committee in 2017 gedaan over de uitwerking van de Visie op toezicht? Zijn – en zo ja hoe – deze aanbevelingen opgevolgd?

Antwoord:

Het Audit Committee was positief over de richting die BZ heeft ingezet met de visie op toezicht en adviseerde BZ om door te gaan met de verdere implementatie. Het Audit Committee benadrukte het belang om in de beleidscyclus in te zetten op effectmeting, het toepassen van open data en data-analyse in het toezicht, het ontwikkelen van dashboards en wees op het belang van het helder formuleren van doelen en resultaten. Deze aspecten komen ondermeer in het Programma Resultaatgericht Werken aan de orde.

44

Welke aanbevelingen zijn door het Audit Committee in 2017 gedaan over de hervorming van het vastgoedbeleid? Zijn – en zo ja hoe – deze aanbevelingen opgevolgd?

Antwoord:

Het Audit Committee heeft de aanbeveling gedaan om de uitgangspunten van het vastgoedbeleid helder en inzichtelijk vast te leggen. Deze uitgangspunten, die ook verwerkt zijn in de achtereenvolgende Masterplannen Huisvesting en Vastgoed, zijn conform aanbeveling vastgelegd in een notitie d.d. 13 oktober 2017. Deze notitie vormt de basis voor het vormgeven van het Masterplan 2019 en verder.

45

Wat zijn de uitkomsten van het medewerkersbelevingsonderzoek en de meting van de bezettingsgraad van het pand aan de Rijnstraat geweest?

Antwoord:

De uitkomsten van het medewerkersbelevingsonderzoek laten zien dat het gebouw en de facilitaire dienstverlening nog niet naar behoren functioneren.

De uitkomsten betreffen de volgende aspecten:

De kantoor ruimte wordt als druk ervaren. Niet alle werkplekken in het gebouw ondersteunen de dagelijkse activiteiten. Ook is het gebouw onvoldoende herkenbaar als Rijkskantoor.

HNW vraagt om nieuwe omgangsvormen.

Het onderzoek naar de bezettingsgraad laat zien dat de actuele bezetting op de Rijnstraat hoog is: op 5 van de 10 dagen wordt de norm van een gemiddelde bezetting van 75% per dag (of hoger) bereikt of overschreden. In circa 10% van de meetmomenten is in het gehele pand minder dan 10% van de bureauwerkplekken beschikbaar.

46

Waarom is er twijfel of de 0,5-norm met betrekking tot het nieuwe pand aan de Rijnstraat toereikend is voor de functionele behoefte van BZ?

Antwoord:

Met de verhuizing van het departement van de Bezuidenhoutseweg naar de Rijnstraat is Het Nieuwe Werken volledig ingevoerd. In de praktijk brengt dat nog de nodige uitdagingen met zich mee die de aandacht vragen, zoals de gewenning aan de krappe norm van 0,5 arboconforme werkplek per FTE. De aard van de werkprocessen leidt ertoe dat medewerkers bij voorkeur in de directe omgeving van hun collega’s willen werken. De beschikbaarheid van goede, arboconform toegeruste werkplekken in een verhouding van 1 werkplek per 2 fte wordt als zeer krap ervaren. De in 2017 verrichte meting laat een bezettingsgraad zien van boven 90% van deze werkplekken op een groot aantal meetmomenten.

47

Hoeveel medewerkers kunnen momenteel nog niet gehuisvest worden in het nieuwe pand aan de Rijnstraat?

Antwoord:

Thans is een aantal medewerkers (circa 250 fte, oplopend naar circa 400 fte in het eerste kwartaal van 2020) niet in het pand Rijnstraat 8 gehuisvest, maar in twee andere panden in de regio Den Haag. Het oplopende aantal fte heeft te maken met een interne reorganisatie waarbij de 6 in het buitenland gevestigde Regionale Service Organisaties (RSO), die de posten ondersteunen op consulair, financieel en bedrijfsvoeringsterrein, in de komende jaren worden gecentraliseerd en overgaan naar het ministerie in Den Haag.

Naar boven