34 940 Wijzing van de Wet op de huurtoeslag in verband met het laten vervallen van de bepaling dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met het percentage van de netto-bijstandsontwikkeling indien dat percentage lager is dan het percentage van de huurprijsontwikkeling en van de maximale inkomensgrenzen vanaf welke geen huurtoeslag wordt toegekend (Wet aanpassing indexering eigen bijdrage huurtoeslag en het vervallen van de maximale inkomensgrenzen)

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING1

Vastgesteld 6 november 2018

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de PVV-fractie hebben van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij hebben nog een aantal vragen.

De leden van de fractie van de SP hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het regelt twee veranderingen in het systeem van huurtoeslag die naar de mening van deze leden inhoudelijk niets met elkaar te maken hebben. Waarom heeft de regering niet gekozen voor twee afzonderlijke wetsvoorstellen, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggend wetsvoorstel. Het wetsvoorstel bevat twee belangrijke aanpassingen. Het vervallen van de maximale inkomensgrens verdient een compliment. De vragen van deze leden richten zich op de afschaffing van de KAN-bepaling.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij hebben een enkele vraag. Deze vraag gaat niet over de inhoud van de wet, die op zichzelf helder is, maar over de vormgeving ervan. Het wetsvoorstel biedt twee uiteenlopende aanpassingen aan de bestaande wet, die elk verschillend uitpakken voor mensen met een laag inkomen: de ene gunstig, de andere niet gunstig, hetgeen tot een verschillende appreciatie kan leiden. De Eerste Kamer heeft via de motie-Hoekstra de regering verzocht zich in het vervolg te onthouden van een koppeling van separate wetsvoorstellen waardoor de Eerste Kamer de mogelijkheid wordt ontnomen om een separaat politiek eindoordeel te vellen over die eigenstandige wetsvoorstellen.2 In de geest van deze motie zou het wenselijk zijn geweest ook dit wetsvoorstel op te knippen. Heeft de regering dit overwogen en zo nee, waarom niet? Wil de regering in voorkomende gevallen uitvoering geven aan de wens om verschillende voorstellen in afzonderlijke tranches op te knippen, zodat elke tranche een eigen politiek oordeel kan krijgen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel aanpassing indexering eigen bijdrage huurtoeslag en het vervallen van de maximale inkomensgrenzen. Zij hebben nog een aantal vragen.

2. Schrappen KAN-bepaling

Met het schrappen van de KAN-bepaling wordt de eigen bijdrage gekoppeld aan de huurprijsontwikkeling, zo lezen de leden van de PVV-fractie. Kan de regering een uitgebreide doorberekening voorleggen van de effecten van de investeringen in de sociale huursector voor aardgasvrij en/of klimaatneutraal wonen (per woning circa 60.000 euro) op de huurprijsontwikkeling en de daaraan verbonden eigen bijdrage?

De leden van de SP-fractie staan positief tegenover het voorstel om de huurtoeslag over een langer inkomenstraject af te bouwen. Deze leden hebben echter grote bedenkingen bij het andere voorstel, het schrappen van de zogenaamde KAN-bepaling. Daardoor wordt de eigen bijdrage in de huur (huur min huurtoeslag) geïndexeerd met de ontwikkeling van de gemiddelde huurprijzen, in plaats van met de laagste van ofwel de huurprijsontwikkeling ofwel de ontwikkeling van de bijstandsuitkering. Omdat naar verwachting de huurprijsontwikkeling ook de komende jaren boven de bijstandsontwikkeling zal liggen, zal deze wetswijziging leiden tot een extra verhoging van de eigen bijdrage in de huur. En daarmee tot een bezuiniging op de huurtoeslag.

De leden van de SP-fractie hebben hierover de volgende vragen. Hoeveel zal de eigen bijdrage in de huur door het schrappen van de KAN-bepaling naar verwachting extra stijgen in 2019? En cumulatief in 2021 en in 2030? Waarop baseert de regering de aanname dat huishoudens met lage inkomens de ruimte hebben om een groter deel van hun inkomen aan huur te kunnen betalen? De leden van de SP-fractie vrezen dat het aantal mensen dat problemen heeft met het betalen van hun huur hierdoor verder zal toenemen. Wat vindt de regering hiervan?

Uit de antwoorden van de Minister in het debat in de Tweede Kamer begrijpen de leden van de PvdA-fractie dat de afschaffing van de KAN-bepaling geen bezuinigingsmaatregel is. Daarom vragen deze leden de regering welk feitelijk probleem zij met de afschaffing van de KAN-bepaling wil oplossen.

De leden van de PvdA-fractie willen weten hoe effectief de KAN-bepaling de afgelopen jaren is geweest. Daarom hebben deze leden de volgende vragen. Hoe vaak heeft de afgelopen 10 jaar de indexering plaatsgevonden op basis van de huurprijsontwikkeling en hoe vaak op basis van de netto-bijstandsontwikkeling? Kan de regering ook de beide percentages (per jaar) over de afgelopen 10 jaar weergeven? De werkwijze volgens de KAN-bepaling heeft de afgelopen 10 jaar tot een feitelijke stijging van de eigen bijdrage geleid. Kan de regering deze feitelijke stijging in beeld brengen (percentage en absoluut)? En deze feitelijke stijging (volgens de KAN-bepaling) vergelijken met de stijging (percentage en absoluut) die zou hebben plaatsgevonden als er jaarlijks geïndexeerd was volgens de huurprijsontwikkeling?

Kan de regering op basis van dit historisch beeld inzicht geven in de te verwachtten toekomstige effecten voor de huurders, op korte en lange termijn, van deze aanpassing? Zullen de toekomstige effecten naar verwachting gelijk zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Kan de regering hierbij een relatie leggen met de effecten van deze maatregel op de ontwikkeling van de (toekomstige) betalingsproblemen?

Met het afschaffen van de KAN-bepaling vervalt een jaarlijks direct sturingsinstrument tegen te forse stijging van de eigen bijdrage en de daarmee samenhangende toename van betalingsproblemen. De regering vervangt deze directe sturing door een algemene en indirecte sturing via de inkomens- en koopkrachtplaatjes. Deze algemene inkomens- en koopkrachtberekeningen staan ter discussie, omdat de koopkrachtvoorspellingen van het CPB per definitie niet uitkomen, sowieso niet voor individuele mensen. Ook gezien de omvang van de huurquote voor mensen met lage inkomens (oplopend tot 40%) is directe sturing (via een matiging van de indexering) erg effectief. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarom zij de directe sturing op de feitelijke kosten voor de eigen bijdrage wil vervangen door een indirecte algemene sturing. Is de regering van mening dat deze algemene sturing effectiever is? Zo ja, waarop is dit gebaseerd? Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een toelichting van de regering hierop.

Deze leden hebben ook een vraag over de timing van het wetsvoorstel. Zij vragen de regering of deze maatregel, juist in deze tijd van woningnood en forse investeringen bij de woningbouwcorporaties op het gebied van duurzaamheid, verstandig is. Niet uit te sluiten is dat dit, en mogelijk andere factoren, een (stevig) effect gaat hebben op de toekomstige huurprijzen. Daarom vragen de leden van de PvdA-fractie de regering hoe zij het afschaffen van de KAN-bepaling beoordeelt in het kader van bovengenoemde huurprijsbepalende ontwikkelingen. Vraagt de situatie op de woningmarkt niet een integraal maatregelenpakket? Heeft de regering overwogen om deze maatregel uit te stellen totdat de effecten van de verduurzaming in beeld zijn en/of de woningmarkt weer tot rust is gekomen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie onderkennen dat de uiteindelijke budgettaire effecten van het schrappen van de KAN-bepaling afhangen van het toekomstige verschil tussen de netto-bijstandsontwikkeling en huurontwikkeling. Zij kijken echter met tevredenheid naar het feit dat op dit moment de impact voor huishoudens die afhankelijk zijn van huurtoeslag minder groot lijkt te worden dan ten tijde van het opstellen van het regeerakkoord nog werd gedacht. Terwijl er in 2020 € 70 miljoen extra naar de huurtoeslag gaat vanwege het vervallen van de maximale inkomensgrenzen, levert het schrappen van de KAN-bepaling in dat jaar slechts € 7 miljoen op en in 2022 uiteindelijk € 51 miljoen in plaats van de eerder geraamde € 138 miljoen. Hierdoor stijgt de huurtoeslag uiteindelijk met € 0,80 per maand minder en zal de jaarlijkse stijging in de periode 2019–2022 uitkomen op € 6 per maand. Deze leden vragen hoe de impact van het schrappen van de KAN-bepaling zich verhoudt tot de overige voor deze doelgroep in het regeerakkoord getroffen maatregelen en met de impact van bijvoorbeeld het laatste augustusbesluitvormingspakket voor dezelfde groep.

3. Vervallen maximale inkomensgrenzen

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn zeer positief over het schrappen van de maximale inkomensgrenzen, zodat de huurtoeslag voortaan geleidelijk wordt afgebouwd en huurders bij een inkomensverhoging niet langer met een extreme armoedeval te maken zullen krijgen. Door deze maatregel verdwijnen de extremen in de marginale druk, die in het ergste geval in 2018 kon oplopen tot 161%, namelijk voor eenverdieners met een brutoloon van € 32.000. Door het geheel aan maatregelen van dit kabinet en niet in het minst door deze maatregel, halveert de marginale druk bij dit inkomensniveau voor deze gezinnen naar uiteindelijk 83% in 2021. Deze leden constateren echter dat deze maatregel pas ingaat per 2020. Wat betekent dat voor de extremen in marginale druk in 2019, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Wordt deze nog dramatischer dan in 2018, of zal deze als gevolg van de overige fiscale maatregelen al lager uitvallen dan 161%. En hoeveel huishoudens hebben als gevolg van de maximale inkomensgrenzen in 2019 nog te maken met een marginale druk van meer dan 100% c.q. hoeveel huishoudens zullen in 2020 vanwege het vervallen van de inkomensgrenzen weer wat gaan overhouden van € 1 inkomensstijging?

4. Gevolgen

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat een huurtoeslag kan worden aangevraagd tot een van te voren vastgestelde maximale huur, te weten € 710,68 per maand in 2018. In de huidige woningmarkt, vooral in de steden, stijgen de prijzen snel, zowel voor huurders als kopers. Steeds minder huizen vallen hierdoor qua huur onder de genoemde vastgestelde maximale huurgrens. Dat dat grote maatschappelijke problemen met zich meebrengt, hoeft geen betoog. Zeker als daarbij trends als flexibilisering van de economie en voortgaande verdunning van huishoudens c.q. de groei van het aantal eenpersoonshuishoudens bij in ogenschouw worden genomen. Steeds meer huurders wonen daardoor scheef, duur scheef wel te verstaan: hun huur is te hoog in relatie tot hun inkomen.

Deze leden vragen derhalve in hoeverre de huidige maximale huur- c.q. liberalisatiegrens knelt. Deze leden onderkennen dat er vele maatregelen nodig zijn om de (te) snelle huurstijging in de vrije sector het hoofd te bieden en de rol van beleggers met betrekking tot bestaande woningen in steden terug te dringen, niet in het minst om de kansen voor starters en voor middeninkomens op de woningmarkt te bevorderen, maar in dit kader vragen deze leden of de regering aanleiding ziet de vastgestelde maximale huur de komende jaren zodanig te verhogen, dat meer mensen – die qua inkomen in aanmerking zouden komen voor huurtoeslag – aanspraak kunnen maken op een steuntje in de rug, te weten op de huurtoeslag. Heeft de regering zicht op de ontwikkeling van het aantal huurders, bijvoorbeeld in de afgelopen 10 jaar, dat qua inkomen wel, maar qua huurhoogte geen aanspraak op de huurtoeslag kan maken? Kan de regering dat inzicht inclusief cijfers met de Kamer delen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie ten slotte.

5. Inwerkingtreding

Volgens de memorie van toelichting (p. 6) moet om de KAN-bepaling per 1 januari 2019 inwerking te laten treden de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk 15 oktober 2018 zekerheid hebben over de toe te passen parameters huurtoeslag voor het jaar 2019. Nu dit wetsvoorstel nog niet is vastgesteld door de Eerste Kamer is deze uiterste termijn niet gehaald, zo stellen de leden van de PVV-fractie vast. Kan de regering aangeven wat het effect is van het niet halen van deze termijn?

6. Consultatie

De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting (p. 7), naar aanleiding van de reactie van seniorenorganisatie KBO-PCOB: «Daarnaast is het schrappen van de KAN-bepaling bestendig beleid en niet bedoeld voor uitsluitend de duur van de huidige kabinetsperiode.» Tegelijkertijd onderbouwt de regering het koopkracht- en budgettaire effect van het schrappen van de KAN-bepaling met het totaalpakket aan maatregelen in het huidige regeerakkoord. Kan de regering nader (en cijfermatig) onderbouwen welke concrete maatregelen uit het regeerakkoord een bestendig beleid moeten opleveren om voor huurders in de sociale huursector het negatieve koopkracht- en budgettaire effect van het schrappen van de KAN-bepaling voor de lange termijn (ook voorbij de huidige kabinetsperiode) te compenseren?

De commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Engels

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Engels (D66) (voorzitter), Nagel (50PLUS), Meijer(SP), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), vac. (D66), Schouwenaar (VVD), Van Strien (PVV), P. van Dijk (PVV), Gerkens (SP), Van Hattem (PVV), Köhler (SP) (vicevoorzitter), Lintmeijer (GL), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Verheijen (PvdA), Bikker (CU), Klip-Martin (VVD), Sini (PvdA), Van der Sluijs (PVV), Fiers (PvdA)

X Noot
2

Motie-Hoekstra (CDA) c.s. over het niet meer koppelen van eigenstandige wetsvoorstellen, Kamerstukken I 2015/16, 34 300, O.

Naar boven