34 914 Wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PbEU 2016, L 138/44), richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PbEU 2016, L 138/102), richtlijn (EU) 2016/2370 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur (PbEU 2016, L 352/1) en tevens ter goede uitvoering van verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PbEU 2016, L 138/1) en van verordening (EU) 2016/2338 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor (PbEU 2016, L 354/22)

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 oktober 2018

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdelen a en i vervallen onder verlettering van de onderdelen b tot en met h tot a tot en met g en vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel g (nieuw) door een punt.

b. In onderdeel a (nieuw) vervalt «en onderhoud».

2. In het zesde lid wordt «een vergunning voor indienststelling respectievelijk een nieuwe vergunning voor indienststelling als bedoeld in artikel 9, derde lid, heeft verleend» vervangen door «een vergunning voor indienststelling als bedoeld in artikel 26h, eerste lid, heeft verleend, of een besluit als bedoeld in artikel 26i, eerste lid, heeft genomen».

2

In artikel I, onderdeel I, onder 3, wordt in het voorgestelde artikel 17, derde lid, onderdeel d, «54, eerste lid, tweede volzin» vervangen door «54, eerste lid, derde en vierde volzin».

3

In artikel I, onderdeel K, wordt in het voorgestelde artikel 26q, tweede lid, «artikel 26o, onderdeel f» vervangen door «artikel 26o, onderdeel e».

4

Artikel I, onderdeel L, onder 2, komt te luiden:

2. In het derde lid wordt «artikel 3 van richtlijn 2004/49/EG» vervangen door: artikel 2, derde lid, of artikel 3 van de spoorwegveiligheidsrichtlijn.

5

In artikel I, onderdeel U, wordt «16a tot en met 16f» vervangen door «16a tot en met 16e».

Toelichting

Algemeen

In deze nota van wijziging worden aanpassingen voorgesteld van het wetsvoorstel tot wijziging van de Spoorwegwet, de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PbEU 2016, L 138/44), richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PbEU 2016, L 138/102), richtlijn (EU) 2016/2370 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur (PbEU 2016, L 352/1) en tevens ter goede uitvoering van verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PbEU 2016, L 138/1) en van verordening (EU) 2016/2338 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1370/2007, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands personenvervoer per spoor (PbEU 2016, L 354/22).

De wijzigingen betreffen een verduidelijking van de verhouding tussen artikel 6 van de Spoorwegwet en het voorgestelde hoofdstuk 2a van die wet, alsmede het herstel van enkele onvolkomenheden.

Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel 1 (artikel 6 Spoorwegwet)

De wijziging van artikel 6, eerste lid, betreft een verduidelijking van de verhouding tussen de nationale regels met betrekking tot de eigenschappen van hoofdspoorweginfrastructuur enerzijds en het EU-kader anderzijds. Artikel 6, eerste lid, bevat een delegatiegrondslag op basis waarvan regels met betrekking tot de technische eigenschappen van hoofdspoorweginfrastructuur gesteld kunnen worden. Inmiddels is het merendeel van die regels inmiddels vervangen door de interoperabiliteitsrichtlijn en de op basis daarvan vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit (TSI’s). Het op grond van artikel 6 van de Spoorwegwet vastgestelde Besluit hoofdspoorweginfrastructuur bevat dan ook vrijwel geen regels meer met betrekking tot de eigenschappen van de hoofdspoorweginfrastructuur. Het voorgestelde hoofdstuk 2a implementeert de interoperabiliteitsrichtlijn en bevat grondslagen om de uitvoering van die richtlijn te waarborgen in lagere regelgeving. Onderwerpen die in ieder geval binnen de reikwijdte van dat hoofdstuk vallen zijn de algemene technische kenmerken van de infrastructuur, het onderhoud daarvan en de energievoorziening. Deze «subsystemen» worden vrijwel volledig door Europese TSI bestreken. Nationale regels mogen enkel nog gesteld worden om voorschriften te stellen met betrekking tot onderwerpen die wel door de TSI’s worden bestreken, maar daarin nog niet geharmoniseerd zijn (zoals open punten). Het voorgestelde hoofdstuk 2a bevat daartoe een delegatiegrondslag. Om duidelijk te maken dat hoofdstuk 2a met betrekking tot die onderdelen het enige juridische kader vormt, wordt voorgesteld de desbetreffende onderdelen uit artikel 6, eerste lid, te schrappen. Daarmee wordt de verhouding tussen de delegatiegrondslag in artikel 6, eerste lid, en het voorgestelde hoofdstuk 2a verduidelijkt.

Onderdeel 2 (artikel 17, derde lid, Spoorwegwet)

In het oorspronkelijke wetsvoorstel is verwezen naar artikel 54, eerste lid, tweede volzin, van de gewijzigde SERA-richtlijn. Ten opzichte van de oorspronkelijke SERA-richtlijn is die tweede volzin niet gewijzigd, maar de derde en vierde volzin wel. Met deze wijziging wordt de verwijzing hersteld.

Onderdeel 3 (artikel 26q, tweede lid, Spoorwegwet)

In het voorgestelde artikel 26q, tweede lid, wordt abusievelijk verwezen naar onderdeel f van artikel 26o Spoorwegwet in plaats van onderdeel e. Dit wordt hersteld.

Onderdeel 4 (artikel 27, derde lid, Spoorwegwet)

Per abuis is in artikel 27, derde lid, van de Spoorwegwet niet verwezen naar artikel 2, derde lid, van de Spoorwegveiligheidsrichtlijn. Met het toevoegen van die bepaling wordt beter aangesloten bij het toepassingsbereik van de spoorwegveiligheidsrichtlijn.

Onderdeel 5 (artikel 76, tweede lid, Spoorwegwet)

Abusievelijk is in de opsomming van artikel 76, tweede lid, van de Spoorwegwet opgenomen dat ACM toezicht houdt op artikel 16f. Dat artikel betreft de veiligheidsvergunning voor de beheerder. In de Europese systematiek is het de nationale veiligheidsinstantie die toezicht houdt op de veiligheidsvergunning van de beheerder. In Nederland voert de ILT deze taak uit en dat moet zo blijven. Deze nota van wijziging verduidelijkt dat.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven