34 880 Evaluatie Jeugdwet

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2019

De Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: de inspecties) hebben praktijkonderzoek gedaan naar de risico?s voor kinderen die wachten op onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Ook hebben de inspecties onderzoek gedaan naar de toezichthoudende taak van de RvdK op de jeugdreclassering. Hierbij bied ik uw Kamer beide onderzoeksrapporten aan1 en geef ik mijn beleidsreactie.

1. Wachttijden bij de RvdK

In de zomer van 2018 hebben de Inspecties hun zorgen geuit over de lange wachttijden bij de RvdK. Naar aanleiding hiervan stelde de RvdK het verbeterplan «Versnellen naar 2020 ? tijdig en vitaal» op, met als doelstelling om op 1 januari 2020 een wachttijd van ten hoogste tien dagen te realiseren. In mijn brief van 5 november jongstleden heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd.2 De rapportage van de inspecties die ik u aanbied betreft een praktijktoets op de beheersmaatregelen die de RvdK heeft getroffen om de veiligheid van kinderen die wachten op raadsonderzoek zo goed mogelijk te borgen. De centrale vraag is of de maatregelen van de RvdK leiden tot het vergroten van het zicht op de veiligheid van deze kinderen en het beperken van de risico?s.

De inspecties concluderen dat de genomen maatregelen het zicht op de veiligheid voor kinderen die wachten op raadsonderzoek onvoldoende vergroot en de veiligheidsrisico?s onvoldoende beperken. In hun aanbeveling geven de inspecties aan te verwachten dat de RvdK op casusniveau passende afspraken maakt met de ketenpartners over het zicht op de veiligheid van kinderen die langer dan tien dagen moeten wachten op een onderzoek door de RvdK.

Beleidsreactie

Ik neem het signaal van de inspecties dat er meer zou moeten worden gedaan om de veiligheid te kunnen garanderen van kinderen die wachten op raadsonderzoek serieus. De directie van de RvdK onderschrijft eveneens de noodzaak om de huidige beheersmaatregelen aan te scherpen en heeft mij verzekerd dat ? wanneer de dreiging voor een kind acuut is ? er door de RvdK direct wordt ingegrepen en het kind niet op een wachtlijst terecht komt. Naar aanleiding van het inspectierapport heb ik met de RvdK afgesproken dat de volgende verbeteracties per 1 maart zijn geëffectueerd:

  • De melder/casusregisseur wordt door de RvdK actief geïnformeerd over de wachttijd.

  • In alle zaken waarin een kind (naar verwachting) langer dan tien dagen op raadsonderzoek wacht, worden op casusniveau afspraken gemaakt met de melder/casusregisseur over de veiligheid van het kind.

  • In alle zaken vindt een risico-inschatting plaats waarin het ontbreken of weigeren van hulpverlening door een gezin wordt meegewogen.

  • In iedere zaak wordt vastgelegd wat de minimale vereisten zijn om de veiligheid voor het kind te kunnen garanderen en wie hier vanuit de gemeente toezicht op houdt. Wanneer er wijzigingen zijn neemt de melder/casusregisseur contact op met de RvdK zodat op basis van actuele informatie kan worden ingeschat of handelen door de RvdK (direct) nodig is.

  • De RvdK maakt met de relevante ketenpartners afspraken over contactmomenten met de melder/casusregisseur over de actuele situatie en de naleving van de veiligheidsafspraken. Dit tussentijds contact heeft als doel om doorlopend zicht te houden op de risico?s voor het kind.

Focus op kerntaken

Zoals aangekondigd tijdens het wetgevingsoverleg van 12 november 2018 (Kamerstukken 35 000 XVI en 35 000 VI, nr. 107) publiceert de RvdK de actuele wachttijden sinds januari 2019 op de website. Eind januari 2019 stonden 2790 kinderen op de wachtlijst. In november waren dat nog 2900 kinderen. Op dit moment is de RvdK hard bezig om achterstanden weg te werken. Om te verzekeren dat de wachttijden binnen de norm gaan vallen is het nodig dat de RvdK, naast het verbeteren van het werven, opleiden en binden van nieuwe medewerkers en het versnellen van de interne organisatieverandering, op korte termijn meer focus legt op zijn wettelijke taken.3 Hierbij wordt ook gekeken naar de afbouw van de belangrijke bijdrage die de RvdK de afgelopen jaren heeft geleverd aan de decentralisatie van jeugdhulp zoals het geven van voorlichting aan wijkteams over het jeugdbeschermingsstelsel.

Verbeteren informatievoorziening:

  • Medewerkers van de RvdK zijn nu veel tijd kwijt aan het beantwoorden van algemene vragen van ketenpartners. Deze activiteit behoort niet tot de taken van de RvdK. Om dit te verbeteren worden samenwerkingspartners geïnformeerd over wat zij wel en niet kunnen verwachten van de consultatie door de RvdK. Ter ondersteuning wordt de informatievoorziening op bijvoorbeeld de website van de RvdK aangepast zodat ouders en professionals hier gemakkelijk relevante informatie over jeugdbescherming en de taken van de RvdK kunnen vinden.

Heldere aanspreekpunten:

  • De RvdK wordt na de afronding van een beschermingsonderzoek nog vaak benaderd voor consult over onderwerpen waar de RvdK weinig in kan betekenen, zoals plaatsingsproblematiek, een ontbrekend hulpaanbod of te weinig jeugdbeschermingscapaciteit. Met samenwerkingspartners in de jeugd(beschermings)keten worden daarom afspraken gemaakt over hoe deze vragen naar het juiste aanspreekpunt te geleiden.

Meer impact bij gezag- en omgangszaken:

  • De RvdK wordt nu nog te vaak betrokken bij een situatie op het moment dat nog niet alle kansen zijn benut om ouders, met de juiste ondersteuning, zelf tot een oplossing te laten komen in het belang van het kind. Met samenwerkingspartners verkent de RvdK op welke wijze zijn expertise ingezet kan worden wanneer er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging van het betrokken kind. Dit sluit aan bij het Programma Scheiden zonder Schade en vormt onderdeel van de experimenten die in de regiolabs worden uitgevoerd.

De RvdK is in de eerste plaats zelf aan zet om te bewaken dat de werkzaamheden goed aansluiten bij zijn kerntaken en capaciteit en dat expertise zo wordt ingezet dat zaken binnen de gestelde termijnen worden afgerond. Ik juich het dan ook toe dat er inspanningen worden gepleegd om de noodzakelijke scherpte te creëren over de kerntaak van de RvdK. De veiligheid van kinderen moet daarbij wel voorop staan. Dit betekent dat er in de samenwerking met andere organisaties in de keten, waaronder Veilig Thuis en de Gecertificeerde Instelling (GI), geen «gaten» mogen vallen of onduidelijkheden mogen ontstaan over rollen en verantwoordelijkheden. De RvdK zal over de aanscherping van zijn taken in gesprek gaan met gemeenten en ketenpartners, ik zal de RvdK daarbij vanuit mijn stelselverantwoordelijkheid ondersteunen.

2. De toezichthoudende taak van de RvdK

De RvdK heeft de wettelijke taak om de rapportages van de jeugdreclassering te toetsen op kwaliteit en tijdigheid. Zo nodig kan de RvdK een aanwijzing geven aan de GI die de jeugdreclasseringstaak uitoefent. Met het bewaken van continuïteit en samenhang in de jeugdstrafrechtketen vervult de RvdK volgens de inspecties een waarborgfunctie. De inspecties hebben onderzoek verricht naar deze taak van de RvdK omdat de context waarbinnen de RvdK werkt, verandert. Daarnaast vormen eerdere onderzoeken van de inspecties waaruit verbeterpunten ten aanzien van de toezichthoudende taak van de RvdK naar voren komen aanleiding voor het onderzoek.4

De inspecties komen tot de conclusie dat de wijze waarop de RvdK op dit moment uitvoering geeft aan de toezichthoudende taak onvoldoende bijdraagt aan de borging van continuïteit en samenhang binnen de jeugdstrafrechtketen.

De medewerkers van de RvdK geven volgens de inspecties prioriteit aan andere taken, waardoor de toezichthoudende taak ondergeschoven raakt.

Beleidsreactie

Als casusregisseur volgt de RvdK iedere jeugdstrafzaak vanaf de politie tot het nazorgtraject. Hierdoor kan de RvdK bijdragen aan een effectieve uitvoering van straffen. Een belangrijk onderdeel van deze toezichthoudende taak is bijvoorbeeld om te toetsen of er consequent wordt teruggemeld als een jongere de bijzondere voorwaarden van zijn straf niet nakomt.

Zoals de inspecties aangeven, is de RvdK voor een goede uitvoering van zijn toezichthoudende taak afhankelijk van de andere partners in de jeugdstrafrechtketen. Ook in dit geval is meer scherpte over de verantwoordelijkheden van de RvdK en andere betrokkenen noodzakelijk. Tegen deze achtergrond heb ik met de RvdK afgesproken dat hij, conform het verzoek van de inspecties, voor de zomer een verbeterplan opstelt. Dit plan zal in overleg met ketenpartners en mijn ministerie worden opgesteld en ingaan op:

  • Het landelijk inzetten van een handelingskader waarin staat beschreven op welke wijze de toezichthoudende taak wordt ingevuld, inclusief de termijnbewaking, om de tijdigheid van interventies en rapportages te waarborgen.

  • Het ontwikkelen van een escalatiemodel met heldere handvatten voor medewerkers om de juiste interventie te kiezen, waaronder de vraag in welke gevallen wel of niet een aanwijzing wordt gegeven.

  • Afspraken met het Openbaar Ministerie (OM) en GI?s over rollen en verantwoordelijkheden, in het bijzonder waar het gaat om het overtreden van opgelegde voorwaarden door de jeugdigen, zodat consequente handhaving wordt geborgd.

  • Inzichtelijk maken van de wijze waarop kennis en expertise ten aanzien van de toezichthoudende taak binnen de RvdK wordt geborgd.

  • Inzichtelijk maken hoe invulling wordt gegeven aan de communicatie richting ketenpartners over de invulling van de toezichthoudende taak.

Tot slot

Ik heb met de RvdK afgesproken dat hij alles op alles zet om deze (aanvullende) maatregelen te realiseren en mij over de voortgang regelmatig informeert. Dat betreft zowel de veiligheidsafspraken voor kinderen die op een onderzoek door de RvdK wachten als op de reductie van de wachttijden. De RvdK zal de inspecties door middel van viermaandelijkse voortgangsrapportages op de hoogte houden. Daarnaast zal ik uw Kamer eind mei 2019 in de voortgangsrapportage Zorg voor de Jeugd op de hoogte stellen van de stand van zaken van de aanpak van de wachttijdenproblematiek bij de RvdK.

Ik ben mij ervan bewust dat een versterking van de positie van de RvdK op zijn toezichthoudende taak tijd en capaciteit vraagt. Tegelijkertijd vragen de maatregelen voor het terugdringen van de wachttijden om een forse inspanning. De RvdK staat dan ook voor een zware opgave. Ik blijf met de RvdK in gesprek om de voortgang te bewaken en zo nodig bij te kunnen sturen zodat de benodigde verbeteringen daadwerkelijk worden gerealiseerd. Hierbij staat voorop dat de veiligheid van de kinderen waar de RvdK advies over uitbrengt steeds de hoogste prioriteit heeft.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 34 880, nr. 12.

X Noot
3

Kamerstuk 34 880, nr. 12 en Kamerstukken 35 000 XVI en 35 000 VI, nr. 107.

X Noot
4

Casusonderzoek Nissewaard (Rapport van de inspectie Justitie en Veiligheid en inspectie Gezondheidszorg en Jeugd), 2017.

Naar boven