Inhoud
|
blz.
|
|
|
|
|
|
I.
|
Algemeen
|
2
|
|
1.
|
Aanleiding en totstandkoming van het Verdrag
|
2
|
|
2.
|
De werking van het Verdrag
|
3
|
|
|
2.1.
|
Doel: implementatie BEPS-maatregelen in belastingverdragen
|
3
|
|
|
2.2.
|
Systematiek: flexibiliteit binnen grenzen
|
4
|
|
|
2.3
|
Structuur van bepalingen in het Verdrag
|
4
|
|
3.
|
De inhoud van het Verdrag in vogelvlucht
|
5
|
|
|
3.1.
|
Deel I: De werkingssfeer en interpretatie van uitdrukkingen (artikelen 1 en 2)
|
5
|
|
|
3.2.
|
Deel II: Hybride mismatches (artikelen 3, 4 en 5)
|
5
|
|
|
3.3.
|
Deel III: Verdragsmisbruik (artikelen 6, 7, 8, 9, 10 en 11)
|
6
|
|
|
3.4
|
Deel IV: Ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting (artikelen 12, 13, 14
en 15)
|
6
|
|
|
3.5
|
Deel V: Verbeteringen geschillenbeslechting (artikelen 16 en 17)
|
7
|
|
|
3.6
|
Deel VI: Arbitrage (artikelen 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25 en 26)
|
7
|
|
|
3.7
|
Deel VII: Slotbepalingen (artikelen 27 tot en met 39)
|
8
|
|
|
3.8
|
Eenieder verbindende bepalingen
|
8
|
|
4.
|
Positie Nederland bij ondertekening
|
8
|
|
5.
|
Positie Curaçao
|
10
|
|
6
|
Gevolgen van Verdrag voor belastingverdragen Nederland en Curaçao
|
10
|
|
7.
|
Koninkrijkspositie
|
11
|
|
8.
|
EU-aspecten
|
11
|
|
9.
|
Budgettaire aspecten
|
11
|
|
10.
|
Uitvoeringsgevolgen
|
12
|
II.
|
Artikelsgewijze toelichting
|
12
|
BIJLAGE 1
|
40
|
BIJLAGE 2
|
42
|
BIJLAGE 3
|
89
|
I. Algemeen
Inleiding
Het Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde
maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (hierna: »het
Verdrag»), is op 24 november 2016 te Parijs tot stand gekomen1. Het Verdrag strekt ertoe wereldwijd de uitkomsten van het zogenoemde project base erosion and profit shifting (hierna: «BEPS») van de Raad van de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (hierna: «OESO») en de leiders van de G20 – met betrekking tot het tegengaan
van oneigenlijk gebruik van belastingverdragen en het verbeteren van geschillenbeslechting
– op een snelle en efficiënte wijze door te laten werken in de bilaterale belastingverdragen
van de landen die aan dit BEPS-project deelnemen. Met dit Verdrag kunnen ook de door
het Koninkrijk der Nederlanden gesloten belastingverdragen in lijn worden gebracht
met de uitkomsten van dit BEPS-project zonder dat hiervoor bilaterale onderhandelingen
nodig zijn. Dit geldt, naast de ten behoeve van het land Nederland gesloten belastingverdragen,
ook voor de belastingverdragen die ten behoeve van Curaçao zijn gesloten, omdat de
regering van Curaçao heeft aangegeven medegelding te wensen. Ten behoeve van Curaçao
zijn twee belastingverdragen gesloten, die de regering van Curaçao beide onder de
werking van het Verdrag wenst te brengen. De regering van Aruba, waarvoor geen enkel
dubbel belastingverdrag geldt, heeft aangegeven geen medegelding te wensen. De regering
van Sint Maarten waarvoor slechts één belastingverdrag geldt, heeft eveneens aangegeven
geen medegelding te wensen.
Vooraf wordt opgemerkt dat deze memorie van toelichting vooral vanuit het perspectief
van het land Nederland is geschreven. Waar nodig, wordt in de artikelsgewijze toelichting
ook op de positie van het land Curaçao ingegaan. Daarnaast wordt opgemerkt dat in
deze toelichting op veel plaatsen wordt gerefereerd aan het «OESO-modelverdrag». Hiermee
wordt bedoeld de OECD Model Tax Convention on Income and on Capital, naar de tekstversie van 15 juli 2014.
1. Aanleiding en totstandkoming van het Verdrag
Internationale belastingontwijking staat hoog op de politieke agenda, zowel nationaal
als internationaal. De afgelopen jaren is meer bewustwording ontstaan en overeenstemming
bereikt over maatregelen om te voorkomen dat verschillen in belastingsystemen of -verdragen
op oneigenlijke wijze worden gebruikt om de belastinggrondslag van landen uit te hollen
of winsten te verschuiven.
Vanwege het grote maatschappelijke belang en de wens te komen tot wereldwijde, gecoördineerde
afspraken, heeft de G20 in september 2013 een ambitieus actieplan van de OESO omarmd.
De uitkomsten van dat BEPS-actieplan zijn op 5 oktober 2015 gepresenteerd. Het BEPS-actieplan
bestaat uit 15 acties en geeft landen instrumenten om ongewenste grondslaguitholling
en winstverschuiving tegen te gaan. Het betreft enerzijds voorstellen tot aanpassing
van nationale regelgeving en anderzijds voorstellen tot aanpassing van belastingverdragen.
Het onderhavige Verdrag bevat de voorstellen tot aanpassing van belastingverdragen.
Vanwege de grote hoeveelheid belastingverdragen wereldwijd is een snelle aanpassing
van deze verdragen via (alleen) bilaterale onderhandelingen niet goed mogelijk. In
het kader van actiepunt 15 van het BEPS-actieplan is daarom de mogelijkheid onderzocht
om door middel van een multilateraal instrument de verdragsgerelateerde BEPS-uitkomsten
in één keer te implementeren in zoveel mogelijk bilaterale belastingverdragen. Zoals
is uiteengezet in de brief van het kabinet van 28 oktober 2016 aan de Tweede Kamer
is de (technische) vormgeving van het Verdrag besproken in een Ad Hoc Groep van bijna
100 landen, waarin ook ontwikkelingslanden ruim vertegenwoordigd zijn.2 De door deze Ad Hoc Groep opgestelde tekst voor het Verdrag is vervolgens op 24 november
2016 vastgesteld en gepubliceerd.3 De overeenstemming die binnen de Ad Hoc Groep is bereikt over de uitleg van het Verdrag
is vastgelegd in het Explanatory statement to the multilateral convention to implement tax treaty related
measures to prevent base erosion and profit shifting – dat tegelijk met de tekst van het Verdrag openbaar is gemaakt.4
In de periode daarna is er een proces op gang gekomen waarbij partijen hebben kunnen
aangeven welke belastingverdragen zij onder de werkingssfeer van het Verdrag wensen
te brengen en van welke in het Verdrag opgenomen opties en voorbehouden gebruik gemaakt
gaat worden. Uiteindelijk heeft dit proces zijn beslag gekregen met de ondertekening
van het onderhavige Verdrag op 7 juni 2017 door 68 partijen, waaronder het Koninkrijk
der Nederlanden. Inmiddels is het Verdrag door 70 partijen ondertekend.
De positie die de regering voor Nederland bij ondertekening van het Verdrag heeft
ingenomen is in lijn met de kabinetsappreciatie van de publicatie van de rapporten
bij de 15 BEPS-acties van 5 oktober 2015.5 Daarbij heeft het kabinet aangegeven de BEPS-voorstellen op het gebied van belastingverdragen
tot het Nederlandse verdragsbeleid te rekenen. De voorgenomen positie van Nederland
onder dit Verdrag heeft het kabinet meer gedetailleerd toegelicht in de brief aan
de Tweede Kamer van 28 oktober 2016 en in zijn op 21 maart 2017 aan de Tweede Kamer
verzonden reactie in het kader van het schriftelijke overleg over deze brief.6 Met de totstandkoming van dit Verdrag en de uiteindelijke ondertekening en ratificatie
daarvan door een groot aantal landen, wordt een belangrijke stap gezet tot een snelle
en efficiënte implementatie van de verdragsgerelateerde BEPS-uitkomsten.
2. De werking van het Verdrag
2.1 Doel: implementatie BEPS-maatregelen in belastingverdragen
Het doel van het Verdrag is om de doorwerking te regelen van voorgestelde maatregelen
uit de rapporten bij de BEPS-acties 2 (neutralisering van hybride mismatchstructuren),
6 (het tegengaan van verdragsmisbruik), 7 (voorkomen van kunstmatig ontgaan van vaste
inrichtingen) en 14 (verbeteringen geschillenbeslechting) op een snelle, gecoördineerde
en consistente wijze op het netwerk van belastingverdragen, zonder dat hiervoor bilaterale
onderhandelingen nodig zijn. De BEPS-maatregelen die zijn opgenomen in het Verdrag
werken door in bilaterale belastingverdragen als de betreffende verdragspartners (i)
beide het tussen hen gesloten belastingverdrag onder de werking van het Verdrag hebben
gebracht (hierna: gedekt belastingverdrag) en (ii) beide de doorwerking van een specifieke
BEPS-maatregel voor hun bilaterale verdragsrelatie hebben geaccepteerd.
2.2. Systematiek: flexibiliteit binnen grenzen
Het Verdrag is bedoeld om door te werken in vele belastingverdragen wereldwijd die
qua tekst onderling sterk (kunnen) verschillen. Het Verdrag is daarom niet opgezet
als een wijzigingsprotocol dat elk afzonderlijk belastingverdrag artikelsgewijs aanpast,
maar zal naast bestaande belastingverdragen van toepassing zijn. De wijze waarop het
Verdrag doorwerkt in bestaande belastingverdragen wordt uitdrukkelijk in het Verdrag
geregeld. Kort gezegd regelen de zogenoemde compatibiltiy clauses dat dit Verdrag voorrang heeft op de desbetreffende bepalingen van de bestaande belastingverdragen
die onder de reikwijdte van het Verdrag zijn gebracht.
Het Verdrag bevat ten eerste BEPS-maatregelen die onderdeel zijn van een zogenoemde
«minimumstandaard». Dit zijn de maatregelen waarvan in de BEPS-rapporten is geconcludeerd
dat deze minimaal nodig zijn om verdragsmisbruik op een adequate manier te bestrijden
en geschillenbeslechting te verbeteren. Hier kan op verschillende wijze invulling
aan worden gegeven. Ten tweede bevatten de BEPS-rapporten voorstellen die kunnen helpen
bij de bestrijding van verdragsmisbruik en de verbetering van geschillenbeslechting,
maar die niet als noodzakelijk zijn bestempeld. Om rekening te houden met de verschillende
posities die Partijen kunnen innemen ten aanzien van de maatregelen die onderdeel
zijn van de minimumstandaard en de optionele maatregelen, kent het Verdrag een grote
mate van flexibiliteit.
Die flexibiliteit komt tot uitdrukking in: (i) de keuze welke belastingverdragen worden
aangemeld om onder de werking van het Verdrag te vallen (artikel 2 van het Verdrag),
(ii) de keuze tussen alternatieven bij de invulling van de minimumstandaard (artikel 6,
7 en 16 van het Verdrag), (iii) de mogelijkheid een volledig voorbehoud te maken bij een bepaling met als gevolg dat deze bepaling niet doorwerkt in de belastingverdragen
van de Partij die het voorbehoud maakt, (iv) de mogelijkheid een beperkt voorbehoud te maken voor bestaande bepalingen in belastingverdragen die voldoen aan bepaalde
specifieke objectieve kenmerken, en (v) de keuze voor verschillende BEPS-maatregelen
die met het Verdrag niet «automatisch» gelden, maar waarvoor een actieve keuze is
vereist.
De posities van alle Partijen bij het Verdrag en de gevolgen daarvan voor de gedekte
belastingverdragen worden kenbaar gemaakt via een systeem van kennisgevingen en voorbehouden.
De Secretaris-Generaal van de OESO treedt daarbij op als depositaris en zal de verschillende
kennisgevingen en voorbehouden van de Partijen bij het Verdrag publiceren. Bij ondertekening
van het Verdrag hebben de Partijen aangegeven of hun positie (i) definitief is, (ii) nog
wordt bevestigd bij het deponeren van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring
of (iii) voorlopig is. Voor Nederland zijn bij ondertekening voorlopige keuzes neergelegd.
Voor Curaçao zijn op een later moment eveneens voorlopige keuzes kenbaar gemaakt.
Dit betekent dat de keuzes en voorbehouden van Nederland en Curaçao kunnen worden
gewijzigd tot aan het moment waarop de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring
bij de depositaris wordt gedeponeerd. Feitelijk betekent dit dat de keuzes en voorbehouden
herzien kunnen worden tot aan ratificatie.
2.3 Structuur van bepalingen in het Verdrag
De bepalingen uit het Verdrag die de doorwerking regelen van de voorstellen uit de
BEPS-rapporten (de artikelen 3 tot en met 17 van het Verdrag) kennen een vaste structuur.
Als eerste is de eigenlijke BEPS-maatregel opgenomen en is bepaald hoe deze doorwerkt
naar gedekte belastingverdragen. Daarbij is relevant dat de tekst van de in het Verdrag
opgenomen bepalingen niet steeds geheel overeenkomt met de tekst van de in de BEPS-rapporten
voorgestelde maatregelen. Dit is een gevolg van de techniek van het Verdrag en doet
niet af aan de betekenis van de verschillende BEPS-maatregelen zoals deze zijn toegelicht
in de desbetreffende BEPS-rapporten. Daarna is omschreven welke voorbehouden Partijen
bij een in het Verdrag opgenomen bepaling kunnen maken. Het kan hierbij gaan om een
volledig voorbehoud voor alle belastingverdragen die een Partij heeft aangemeld. Een volledig voorbehoud
leidt er dus toe dat een specifieke maatregel uit het Verdrag niet doorwerkt in alle
gedekte belastingverdragen van die Partij. Het kan ook gaan om een beperkt voorbehoud om specifieke bestaande bepalingen uit een belastingverdrag te behouden of juist
alleen bestaande verdragsbepalingen te vervangen. Met een dergelijk beperkt voorbehoud wordt dus niet de gehele bepaling uitgesloten, maar wordt de bepaling slechts uitgesloten
voor bepaalde gedekte belastingverdragen die bijvoorbeeld al een vergelijkbare bepaling
bevatten.
Vervolgens bevatten de artikelen van het Verdrag bepalingen op grond waarvan Partijen
keuzes kunnen maken die binnen het betreffende artikel mogelijk zijn. Uit oogpunt
van duidelijkheid en transparantie is tot slot vastgelegd dat Partijen hun keuzes
meedelen aan de depositaris waarmee de gevolgen in beeld worden gebracht voor de gedekte
belastingverdragen. Voor zover deze zogenoemde kennisgevingen van verdragspartners
bij een gedekt belastingverdrag niet overeenkomen, worden de verdragsbepalingen van
de gedekte belastingverdragen niet aangepast. Bepalingen uit het Verdrag die gelden
in plaats van of bij afwezigheid van bestaande bepalingen uit een gedekt belastingverdrag werken wel door in een gedekt
belastingverdrag als enkel de kennisgevingen bij die bepalingen niet (geheel) overeenkomen.
De bepalingen uit het Verdrag hebben in die gevallen voorrang op de bepalingen uit
de gedekte belastingverdragen voor zover die laatste onverenigbaar zijn met de betreffende
bepalingen uit het Verdrag.
3. De inhoud van het Verdrag in vogelvlucht
De inhoud van het Verdrag wordt hierna op hoofdlijnen beschreven.
3.1 Deel I: De werkingssfeer en interpretatie van uitdrukkingen (artikelen 1 en 2)
De artikelen 1 en 2 regelen de werkingssfeer van het Verdrag en de uitleg van in het
Verdrag gebruikte uitdrukkingen. Uit deze artikelen vloeit voort dat het Verdrag doorwerkt
naar een belastingverdrag dat door beide verdragsluitende partijen bij dat belastingverdrag
is aangemeld (gedekt belastingverdrag).
3.2 Deel II: Hybride mismatches (artikelen 3, 4 en 5)
De maatregelen die zijn opgenomen in de artikelen 3 tot en met 5, zijn afkomstig uit
de rapporten bij de BEPS-acties 2 en 6.
Artikel 3 betreft aanpassingen om zowel dubbele belasting als dubbele niet-belasting
te voorkomen in situaties waarbij inkomen uit de andere verdragsluitende staat wordt
genoten door of door tussenkomst van transparante entiteiten. Artikel 3 regelt kort
gezegd wanneer in dergelijke situaties een beperking van (bron-)belastingheffing in
een (bron-)staat op grond van een belastingverdrag aan de orde is.
Artikel 4 bevat een regel voor het bepalen van de woonplaats voor de toepassing van
een belastingverdrag van een niet-natuurlijk persoon met een zogenoemde dubbele woonplaats.
Met deze zogenoemde tiebreaker trachten de bevoegde autoriteiten een dergelijk dubbel inwonerschap weg te nemen
door onderling overleg.
Artikel 5 bevat drie opties om de vrijstellingsmethode in belastingverdragen voor
het vermijden van dubbele belasting niet toe te passen in situaties waarin dit zou
leiden tot dubbele niet-belasting.
3.3. Deel III: Verdragsmisbruik (artikelen 6, 7, 8, 9, 10 en 11)
De maatregelen die zijn opgenomen in de artikelen 6 tot en met 11 zijn afkomstig uit
het rapport bij BEPS-actie 6.
Artikel 6 is onderdeel van de minimumstandaard. Het betreft de aanpassing van de preambule
van belastingverdragen. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat belastingverdragen bedoeld
zijn om dubbele belasting te vermijden zonder daarmee mogelijkheden tot dubbele niet-belasting
of beperkte belasting via belastingontwijking of -ontduiking te creëren (waaronder
door middel van treaty-shopping-structuren). Deze aanpassing is van belang bij de uitleg en toepassing van belastingverdragen.
Artikel 7 is eveneens onderdeel van de minimumstandaard. Het betreft maatregelen om
verdragsmisbruik en vooral treaty-shopping tegen te gaan waarmee op oneigenlijke wijze verdragsvoordelen worden verkregen. In
het rapport bij BEPS-actie 6 is voorgesteld om dit verdragsmisbruik te bestrijden
met (i) een principal purposes test (hierna: «PPT»), (ii) een PPT in combinatie met een vereenvoudigde limitation-on-benefits-bepaling (hierna: «LOB»), of (iii) een (gedetailleerde) LOB in combinatie met een
antidoorstroombepaling. Met de PPT kunnen verdragsvoordelen worden geweigerd bij transacties
of constructies waarbij het verkrijgen van deze voordelen daarvan een van de hoofddoelen
is. Bij een LOB wordt beschreven welke belastingplichtigen in welke omstandigheden
gerechtigd zijn tot verdragsvoordelen. De hiervoor beschreven optie (iii) is niet
uitgewerkt in het rapport bij BEPS-actie 6 en ook niet in het Verdrag.
Artikel 8 betreft een maatregel tegen dividend stripping. Voor het verlaagde bronheffingstarief voor deelnemingsdividenden wordt geëist dat
sprake is van een bezitsperiode van ten minste 365 dagen.
Artikel 9 ziet op bepalingen uit belastingverdragen over vervreemdingswinsten van
aandelen in entiteiten die hoofdzakelijk onroerende zaken bezitten (onroerendezaaklichamen).
De criteria die worden gehanteerd om te beoordelen of sprake is van een belang in
een onroerendezaaklichaam worden aangescherpt, zodat de toepassing van zulke bepalingen
minder eenvoudig omzeild kunnen worden. Ook biedt artikel 9 de mogelijkheid te kiezen
voor een bepaling die ziet op de verdeling van heffingsrechten bij de vervreemdingswinsten
van aandelen in onroerendezaaklichamen (inclusief de aangescherpte criteria) en zo
deze bepaling op te nemen in belastingverdragen waar een dergelijke bepaling nog niet
is opgenomen.
Artikel 10 betreft een maatregel met als doel verdragsvoordelen over inkomen te beperken
als dat inkomen in het land waar de ontvanger ervan is gevestigd, wordt vrijgesteld
omdat het inkomen wordt toegerekend aan een (passieve) vaste inrichting in een derde
land dat dit inkomen niet of slechts beperkt belast.
Artikel 11 bevat een zogenoemde saving clause. Hiermee wordt bepaald dat landen door belastingverdragen niet worden beperkt in
de belastingheffing van eigen inwoners, behoudens voor zover dat voortvloeit uit de
in dit artikel genoemde bepalingen van gedekte belastingverdragen.
3.4 Deel IV: Ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting (artikelen 12, 13,
14 en 15)
De artikelen 12 tot en met 15 van het Verdrag zien op vaste inrichtingen en zijn gebaseerd
op de voorgestelde maatregelen uit het rapport bij BEPS-actie 7. De vaststelling van
de aanwezigheid van een vaste inrichting van een onderneming in een ander land vormt
een belangrijk onderdeel bij de toewijzing van heffingsrechten over ondernemingswinst
onder belastingverdragen. De artikelen 12 tot en met 15 zijn bedoeld om te voorkomen
dat de aanwezigheid van een vaste inrichting kan worden omzeild.
Artikel 12 ziet op structuren waarbij een afhankelijke vertegenwoordiger van een onderneming
overeenkomsten tot stand brengt tussen die onderneming (in dit verband de «principaal»
genoemd) en een klant van de principaal. Via artikel 12 worden de criteria aangescherpt
op basis waarvan een vaste inrichting aanwezig wordt geacht voor die principaal.
Artikel 13 heeft betrekking op in belastingverdragen benoemde uitzonderingen voor
de aanwezigheid van een vaste inrichting. Dit artikel bevat daarnaast een bepaling
om te voorkomen dat activiteiten tussen nauw verbonden personen worden gefragmenteerd,
waardoor deze een ondersteunend of voorbereidend karakter zouden krijgen en daarmee
niet als vaste inrichting zouden worden aangemerkt
Artikel 14 ziet op de bepaling in veel belastingverdragen waardoor bij bouw- en constructiewerkzaamheden
pas een vaste inrichting aanwezig is als deze werkzaamheden een bepaalde drempelperiode
overschrijden. Met artikel 14 wordt beoogd te voorkomen dat werkzaamheden worden opgesplitst
tussen nauw verbonden personen om zo per werkzaamheid onder de drempelperiode te blijven
(antisplitsingbepaling).
Artikel 15 bevat de definitie van een «nauw met een onderneming verbonden persoon»
ten behoeve van de hiervoor beschreven maatregelen op het gebied van vaste inrichtingen.
3.5 Deel V: Verbeteringen geschillenbeslechting (artikelen 16 en 17)
Artikel 16 is een minimumstandaard afkomstig uit het rapport bij BEPS-actie 14. Dit
artikel zorgt voor de doorwerking in gedekte belastingverdragen van bepalingen in
overeenstemming met de minimumstandaard over de procedure voor onderling overleg.
Met dat overleg wordt beoogd geschillen over de toepassing van belastingverdragen
of moeilijkheden en twijfels over de interpretatie van de daarin opgenomen verdragsbepalingen
op te lossen. Het artikel regelt daarmee onder meer (een verbeterde) toegang tot een
procedure voor onderling overleg en voorkomt dat de implementatie van uit een dergelijke
procedure voortgekomen oplossingen wordt gehinderd door termijnen in de nationale
wetgeving van een van de verdragspartners.
Artikel 17 bevat de verplichting dat landen over en weer rekening houden met winstcorrecties
die bij ondernemingen worden aangebracht in overeenstemming met het arm’s lenght-beginsel (transfer pricing-correcties). Deze bepaling is eveneens afkomstig uit het rapport bij BEPS-actie 14.
3.6 Deel VI: Arbitrage (artikelen 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25 en 26)
De artikelen 18 tot en met 26 bevatten bepalingen over verplichte en bindende arbitrage.
Als de bevoegde autoriteiten van landen een geschil tussen beide landen over de toepassing
van een belastingverdrag ten aanzien van een bepaalde persoon niet binnen twee jaar
kunnen oplossen, wordt – als die persoon daarom verzoekt – dat geschil voorgelegd
aan een arbitragecommissie. De uitkomst van deze arbitrage is bindend voor beide landen.
3.7 Deel VII: Slotbepalingen (artikelen 27 tot en met 39)
De artikelen 27 tot en met 39 bevatten de slotbepalingen van het Verdrag. Hierin zijn
onder meer regels opgenomen over de kennisgevingen en voorbehouden. Ook zien deze
artikelen op de ondertekening, wijziging, inwerkingtreding en opzegging van het Verdrag.
3.8 Eenieder verbindende bepalingen
Naar het oordeel van de regering bevatten de artikelen waarin de eigenlijke BEPS-maatregelen
zijn opgenomen in het Verdrag (artikelen 3 tot en met 17 van het Verdrag) eenieder
verbindende bepalingen in de zin van de artikelen 93 en 94 Grondwet, die aan de burger
rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Dat geldt ook voor het artikel
waarin de arbitrageprocedure is opgenomen (artikel 19 van het Verdrag).
4. Positie Nederland bij ondertekening
Bij ondertekening van het Verdrag door het Koninkrijk der Nederlanden is het uitgangspunt
van Nederland geweest om bij de maatregelen uit het Verdrag in beginsel geen voorbehouden
te maken. Dit is in lijn met de in de genoemde brieven van 5 oktober 2015 en 28 oktober
2016 uiteengezette positie. Hierop zijn enkele uitzonderingen gemaakt. Deze hebben
vooral een technische achtergrond. Het betreft:
-
(i) een (beperkt) voorbehoud om meer gedetailleerde bestaande verdragsbepalingen te behouden
die dubbele belasting en dubbele niet-belasting voorkomen bij de toepassing van belastingverdragen
in het geval van hybride entiteiten;
-
(ii) een volledig voorbehoud op de zogenaamde saving clause die bepaalt dat een land zijn
eigen inwoners mag belasten behoudens opgesomde artikelen uit het betreffende belastingverdrag;
-
(iii) een (beperkt) voorbehoud bij de antisplitsingbepaling uit artikel 14 van het Verdrag
om de, met de antisplitsingbepaling vergelijkbare, «offshore»-bepalingen in de Nederlandse
belastingverdragen te behouden; en
-
(iv) een (beperkt) voorbehoud om bestaande bepalingen over verplichte en bindende arbitrage
in de Nederlandse belastingverdragen te behouden.
Op deze positie wordt meer gedetailleerd ingegaan in de artikelsgewijze toelichting.
Voor het overzicht wordt deze positie hieronder schematisch weergegeven.
Schema 1: positie Nederland bij ondertekening Verdrag
Verdragsbepaling
|
Achtergrond (verkort)
|
Positie Nederland bij ondertekening
|
Artikel 1 & 2 -Belastingverdragen onder Verdrag brengen
|
Efficiënte implementatie BEPS-verdragsmaatregelen
|
Alle Nederlandse belastingverdragen aanmelden, tenzij (her)onderhandeling loopt.
|
Artikel 3 -
Hybride entiteiten
|
Artikel 3, lid 1, Verdrag:
Rapport BEPS-actie 2, § 435
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen, met beperkt voorbehoud voor gedetailleerde
bestaande verdragsbepalingen die in detail problematiek regelen (artikel 3, vijfde
lid, onderdeel d, Verdrag).
|
Artikel 3, lid 2, Verdrag:
Rapport BEPS-actie 6, § 64
|
Artikel 3, lid 3, Verdrag:
Rapport BEPS-actie 2, blz. 143
|
Artikel 4 -
Entiteiten met een dubbele woonplaats
|
Rapport BEPS-actie 6, § 48
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen (geen voorbehoud).
|
Artikel 5 -Niet toepassen vrijstellingsmethode voor het voorkomen van dubbele belasting
|
Rapport BEPS-actie 2, § 442 t/m 444
|
Doorwerking van optie A (artikel 5, tweede lid) in gedekte belastingverdragen (geen
voorbehoud).
|
Artikel 6 – Doel van een gedekt belastingverdrag
(minimumstandaard)
|
Rapport BEPS-actie 6, § 72
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen (volledige tekst voorgesteld in het rapport
bij BEPS-actie 6).
|
Artikel 7 – Voorkoming verdragsmisbruik (minimumstandaard)
|
Rapport BEPS-actie 6, § 22
|
Doorwerking artikel 7, lid 1, van het Verdrag (PPT) in gedekte belastingverdragen,
inclusief toevoeging artikel 7, lid 4, van het Verdrag (geen voorbehoud).
|
Artikel 7, lid 1, Verdrag:
Rapport BEPS-actie 6, § 26 (Principal Purpose Test (PPT))
|
Artikel 7, leden 3 en 4, Verdrag:
Rapport BEPS-actie 6, § 16
|
Artikel 7, leden 8 tot en met 13:
Rapport BEPS-actie 6, § 25 (Limitation on Benefits (LOB))
|
Artikel 8 – Jaarsbezitseis tegen dividend stripping
|
Rapport BEPS-actie 6, § 36
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen (geen voorbehoud).
|
Artikel 9 – Jaar terugkijken voor belangen in onroerendezaaklichamen
|
Rapport BEPS-actie 6, § 44
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen (geen voorbehoud, geen keuze voor artikel 9,
lid 4, Verdrag).
|
Artikel 10 – Anti-misbruikbepaling voor vaste inrichting in derde rechtsgebieden
|
Rapport BEPS-actie 6, § 52
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen (geen voorbehoud).
|
Artikel 11 – Saving clause
|
Rapport BEPS-actie 6, § 63
|
Volledig voorbehoud.
|
Artikel 12 -Vaste inrichting bij commissionairs-structuren en vergelijkbare strategieën
|
Artikel 12, lid 1, Verdrag:
Rapport BEPS-actie 7, blz. 16
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen (geen voorbehoud).
|
Artikel 13 -Kunstmatig omzeilen vaste inrichting door uitzonderingen voor specifieke
activiteiten
|
Artikel 13, leden 1 tot en met 3, Verdrag:
Rapport BEPS-actie 7, blz. 28 en 29 (Optie A), 38 (Optie B)
|
Doorwerking van in gedekte belastingverdragen (met keuze voor optie A, geen voorbehoud).
|
Artikel 13, lid 4, Verdrag: Rapport BEPS-actie 7, blz. 39 (antifragmentatieregel).
|
Artikel 14 – Opsplitsen van contracten
|
Rapport BEPS-actie 7, blz. 43
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen met voorbehoud artikel 14, lid 3, onderdeel
b, Verdrag (in verband met «offshore-bepalingen»).
|
Artikel 15 – Definitie nauw met een onderneming verbonden persoon
|
Rapport BEPS-actie 7, blz. 16 en 17
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen.
|
Artikel 16 – Procedure voor onderling overleg (minimumstandaard)
|
Rapport BEPS-actie 14, Element 1.1 (en element 3.1 en 3.3)
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen.
|
Artikel 17 – Overeenkomstige aanpassing
|
Rapport BEPS-actie 14, Best Practice 1
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen.
|
Artikel 18 tot en met 26 – Verplichte en bindende arbitrage
|
Buiten BEPS-rapporten
|
Doorwerking in gedekte belastingverdragen, met voorbehoud voor bestaande verplichte
en bindende arbitrage.
|
5. Positie Curaçao
De regering van Curaçao heeft de intentie om de volgende bepalingen uit het Verdrag
te laten doorwerken in de belastingverdragen die voor Curaçao met Malta en voor de
Nederlandse Antilllen met Noorwegen7 zijn gesloten en die Curaçao onder de werking van het Verdrag wil brengen:
-
(i) artikel 5, optie A (niet toepassen van de vrijstellingsmethode voor het voorkomen
van dubbele belasting in de daarin beschreven gevallen), die alleen doorwerkt in het
belastingverdrag met Malta;
-
(ii) artikel 6 (een aanpassing van de preambule om het doel van het belastingverdrag te
verduidelijken (minimumstandaard));
-
(iii) artikel 7 (het voorkomen van verdragsmisbruik door een PPT (minimumstandaard)) inclusief
het vierde lid van artikel 7 (geen voorbehoud);
-
(iv) artikel 13, optie A (het voorkomen dat het bestaan van een vaste inrichting op kunstmatige
wijze wordt omzeild door gebruik van de uitzonderingen voor specifieke activiteiten
en acceptatie van de antifragmentatieregel), waardoor ook de definitie van «nauw met
een onderneming verbonden persoon» uit artikel 15 doorwerkt;
-
(v) artikel 16 (de procedure voor onderling overleg), waarbij Curaçao een indiening van
een verzoek tot deze procedure in de woonstaat van de belastingplichtige wenst te
combineren met een notificatie- of consultatieprocedure (minimumstandaard);
-
(vi) artikel 18 tot en met 26 (verplichte en bindende arbitrage), met een voorbehoud voor
bestaande verplichte en bindende arbitrage.
6. Gevolgen van Verdrag voor belastingverdragen Nederland en Curaçao
Met de voorlopige positie bij de ondertekening van het Verdrag heeft het Koninkrijk
der Nederlanden, voor Nederland, te kennen gegeven op welke wijze het de werking van
zijn gedekte Nederlandse belastingverdragen wil aanpassen. Bij ondertekening van het
Verdrag hebben de andere Partijen bij het Verdrag ook hun positie kenbaar gemaakt,
maar in de meeste gevallen nog niet definitief. De positie van de andere Partijen
bij het Verdrag is van belang voor de concrete gevolgen die het Verdrag heeft voor
het Nederlandse verdragennetwerk. Het Verdrag werkt immers alleen door als de verdragspartner
bij een belastingverdrag – als Partij bij het Verdrag – ook heeft aangegeven dat belastingverdrag
onder de werking van het Verdrag te willen brengen. Daarnaast werken de in het Verdrag
opgenomen maatregelen uit de BEPS-rapporten en de arbitragebepalingen alleen door
in gedekte belastingverdragen voor zover beide verdragspartners bij het betreffende
belastingverdrag kort gezegd dezelfde keuzes hebben gemaakt onder het Verdrag.
Over de positie van de verdragspartners bij de relevante belastingverdragen bestaat
uiterlijk zekerheid op het moment van deponering van de akte van bekrachtiging, aanvaarding
of goedkeuring door de betreffende verdragspartner. Het is mogelijk om na ratificatie
van het Verdrag voorbehouden in te trekken of te vervangen door een voorbehoud dat
een minder ruime strekking heeft. Partijen zullen dit moeten doorgeven aan de depositaris.
Het kan dus zijn dat bepalingen uit het Verdrag op een later moment doorwerken in
een gedekt belastingverdrag doordat een verdragspartner bij dat belastingverdrag een
voorbehoud intrekt of vervangt. Voor Curaçao waren de definitieve voorlopige keuzes
op het moment van ondertekening nog niet beschikbaar. Deze zijn op een later tijdstip
kenbaar gemaakt aan de depositaris.
7. Koninkrijkspositie
De goedkeuring van het Verdrag wordt gevraagd voor Nederland en Curaçao. Wat Nederland
betreft zal het Verdrag worden aanvaard voor het Europese en het Caribische deel van
Nederland.
De regeringen van Aruba en Sint Maarten hebben aangegeven geen medegelding te wensen.
Er zijn namelijk geen belastingverdragen ten behoeve van Aruba gesloten en ten behoeve
van Sint Maarten is slechts één belastingverdrag gesloten, namelijk met Noorwegen,
ten tijde dat Sint Maarten nog deel uitmaakte van de Nederlandse Antillen.
8. EU-aspecten
De diverse aanpassingen die het Verdrag doorvoert hebben geen gevolgen voor bestaande
EU-regelgeving. In EU-verband wordt wel gesproken over onderwerpen die ook in het
Verdrag aan de orde komen, maar uiteindelijke uitwerkingen daarvan staan naast elkaar.
Een voorbeeld is het mechanisme voor geschillenbeslechting waarbij de belastingplichtige
de keuze heeft om de voor hem meest passende arbitrage (verdrag of Europese richtlijn)
te kiezen.
9. Budgettaire aspecten
Met belastingverdragen wordt onder meer beoogd dubbele belasting te vermijden om daarmee
internationale barrières voor grensoverschrijdende investeringen of werkzaamheden
weg te nemen. Dit gebeurt door heffingsrechten te verdelen tussen verdragspartners.
De verdeling die daarbij wordt overeengekomen is normaliter in balans. De economische
stimulans die uitgaat van het wegnemen van internationale barrières leidt in beginsel
tot hogere belastingopbrengsten, maar deze zijn moeilijk in te schatten. Het onderhavige
Verdrag wijzigt de overeengekomen verdeling van heffingsrechten in beginsel niet.
Wel bestrijdt het Verdrag misbruik hetgeen op zichzelf tot hogere belastingopbrengsten
kan leiden (belastingontwijking wordt immers voorkomen). Tegelijkertijd kan het Verdrag
effect hebben op de belastingopbrengsten ten aanzien van ondernemingen die gebruik
maken van het uitgebreide Nederlandse verdragennetwerk zonder dat sprake is van reële
economische activiteiten in Nederland. Enerzijds zullen structuren die via Nederland
lopen verdwijnen en anderzijds zullen bedrijven hun structuren aanpassen, hetgeen
een aantrekkend effect kan hebben op economisch reële activiteiten in Nederland, hetgeen
tot hogere (vennootschaps- en loon-)belasting kan leiden. Per saldo wordt verwacht
dat de budgettaire gevolgen nihil zijn.
10. Uitvoeringsgevolgen
De uitvoeringsgevolgen voor de Belastingdienst in Nederland zijn beoordeeld met een
uitvoeringstoets. De maatregelen in het Verdrag zijn uitvoerbaar en de uitvoeringsgevolgen
en -kosten zijn beperkt. De uitvoeringstoets is als bijlage opgenomen.
II. Artikelsgewijze toelichting
Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting bij het Verdrag. Artikelen 2 en 3
van de goedkeuringswet, die betrekking hebben op de voorbehouden die Nederland en
Curaçao maken bij het Verdrag, worden niet separaat behandeld, maar komen aan de orde
bij de artikelen van het Verdrag waarin die voorbehouden worden genoemd.
Deel I: De werkingssfeer en interpretatie van uitdrukkingen (artikelen 1 en 2)
Artikel 1
Artikel 1 beschrijft de werkingssfeer van het Verdrag. Het Verdrag is van toepassing
op alle belastingverdragen zoals gedefinieerd in artikel 2, eerste lid, onderdeel
a, van het Verdrag. Deze verdragen worden aangeduid als «gedekte belastingverdragen».
Artikel 2
Artikel 2 bevat definities van in het Verdrag gebruikte uitdrukkingen. Het eerste
lid, onderdeel a, definieert het begrip «gedekte belastingverdragen». Dat zijn de
belastingverdragen waar het Verdrag op van toepassing is. Op grond van deze bepaling
is het Verdrag van toepassing op (onderdeel i) in werking getreden verdragen ter vermijding
van dubbele belasting naar het inkomen (ongeacht of deze mede betrekking hebben op
andere belastingen) die (onderdeel ii) door de Partijen (in de zin van onderdeel b
van dit eerste lid) bij het Verdrag zijn genotificeerd bij de depositaris. Door die
kennisgeving geven Partijen aan het desbetreffende belastingverdrag onder de werkingssfeer
van het Verdrag te brengen. In artikel 39 van het Verdrag is geregeld dat de Secretaris-Generaal
van de OESO de depositaris van dit Verdrag zal zijn. Hierop wordt bij de toelichting
op artikel 39 nader ingegaan. Uit het Explanatory Statement bij het Verdrag blijkt dat het Verdrag niet bedoeld is om door te werken op verdragen
die alleen betrekking hebben op lucht- en scheepvaart of op sociale zekerheid.
Verder is het volgens onderdeel ii van het eerste lid mogelijk belastingverdragen
die al wel getekend zijn, maar die nog niet in werking zijn getreden onder de werkingssfeer
van het Verdrag te brengen. De datum van inwerkingtreding van deze verdragen moet
dan te zijner tijd worden genotificeerd aan de depositaris. Voor Nederland kan dit
de belastingverdragen met Kenia, Malawi en Zambia betreffen en voor Curaçao het verdrag
met Malta.
In artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder i, letter B, van het Verdrag is bepaald
dat het Verdrag ook van toepassing kan zijn op belastingverdragen waarbij rechtsgebieden
of territoria partij zijn die wat betreft hun internationale betrekkingen vallen onder
de verantwoordelijkheid van een Partij bij het Verdrag. Deze rechtsgebieden of territoria
kunnen andere keuzes maken onder het Verdrag dan de Partij onder wiens verantwoordelijkheid
ze vallen. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, betekent dit dat Nederland,
Aruba, Curaçao en Sint Maarten onder deze categorie vallen.
In artikel 2, eerste lid, onderdeel b van het Verdrag wordt een definitie gegeven
van de uitdrukking «Partij». Onder die uitdrukking wordt ten eerste verstaan een staat
voor wie het Verdrag in werking is getreden overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag.
Voorts wordt onder die term begrepen een rechtsgebied dat het Verdrag heeft ondertekend
uit hoofde van artikel 27, eerste lid, onderdeel b of c en waarvoor het Verdrag in
werking is getreden. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, vallen Nederland,
Aruba, Curaçao en Sint Maarten, die geen van alle zelfstandige verdragsluitende bevoegdheid
hebben, niet onder deze categorie.
Artikel 2, eerste lid, onderdeel c van het Verdrag bepaalt dat onder de uitdrukking
«verdragsluitend rechtsgebied» een partij bij een gedekt belastingverdrag wordt bedoeld.
Tot slot wordt in artikel 2, eerste lid, onderdeel d, een definitie gegeven van de
uitdrukking ondertekenaar. Dat is een staat die of een rechtsgebied dat het Verdrag
ondertekend heeft, maar waarvoor het nog niet van kracht is.
Artikel 2, tweede lid, van het Verdrag bevat een algemene interpretatieregel voor
uitdrukkingen die niet in het Verdrag zijn gedefinieerd. Tenzij de context een andere
interpretatie vergt, gaat het om de betekenis die deze uitdrukkingen hebben (op het
moment van toepassen van het Verdrag) volgens het relevante gedekte belastingverdrag.
De verwijzing naar gedekte belastingverdragen brengt mee dat definitiebepalingen in
die belastingverdragen ook relevant zijn voor de uitleg van niet gedefinieerde uitdrukkingen
in het Verdrag. De verwijzing omvat mede de in veel gedekte belastingverdragen opgenomen
bepaling, overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van het OESO-modelverdrag, over de
doorwerking van het nationale recht bij de interpretatie van in belastingverdragen
niet gedefinieerde uitdrukkingen.
Wat betreft de positie van het Nederland heeft de regering ervoor gekozen alle in
werking getreden verdragen ter vermijding van dubbele belasting naar het inkomen (en
vermogen) onder de werking van het Verdrag te brengen, met uitzondering van verdragen
met een aantal landen waarmee onderhandelingen lopen. Bij ondertekening zijn daarom
alle belastingverdragen aangemeld, behalve de verdragen met België, Brazilië, Bulgarije,
Denemarken, Ierland, Oekraïne, Polen, Spanje en Zwitserland.
Curaçao heeft er voor gekozen beide voor Curaçao geldende belastingverdragen ter vermijding
van dubbele belasting naar het inkomen (en vermogen) onder de werking van het Verdrag
te brengen. Dit betreft de verdragen met Noorwegen en Malta. Het verdrag met Noorwegen
dat op 13 november 1989 tot stand kwam ten behoeve van de Nederlandse Antillen, geldt
nog steeds voor Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland.
Voorts zal de ratificatie van het Verdrag voor Caribisch Nederland samenvallen met
ratificatie voor Europees-Nederland. Het Verdrag zal voor dat deel van Nederland alleen
werking hebben voor zover een gedekt belastingverdrag daar materiële werking heeft.
Deel II: Hybride mismatches (artikelen 3, 4 en 5)
Artikel 3 van het Verdrag en de artikelen 2 en 3 van de rijkswet
Artikel 3 van het Verdrag bevat bepalingen die zijn ontleend aan de rapporten bij
BEPS-acties 2 en 6. Het gaat hierbij om de verdragstoepassing in gevallen dat een
entiteit door een van de verdragspartners als belastingplichtige wordt beschouwd,
terwijl de andere verdragspartner voor de belastingheffing door de entiteit heen kijkt
naar de achterliggende deelnemers. Men spreekt in dit verband ook wel over hybride
entiteiten.
Artikel 3, eerste lid, van het Verdrag regelt dat als een verdragsluitend rechtsgebied
door of door tussenkomst van een hybride entiteit verkregen inkomen in aanmerking
neemt als inkomen van een inwoner, dit inkomen ook voor de toepassing van een gedekt
belastingverdrag als zodanig moet worden behandeld. Deze bepaling voorkomt onder meer
dat een gedekt belastingverdrag niet toegepast zou kunnen worden enkel omdat verdragsluitende
rechtsgebieden een entiteit anders kwalificeren. De bepaling voorkomt echter ook dat
een belastingverdrag wordt toegepast – waardoor een verdragsluitend rechtsgebied in
zijn (bron)heffingsrechten wordt beperkt – voor inkomen dat bij geen van de verdragspartners
in aanmerking wordt genomen als inkomen van een inwoner.
Artikel 3, tweede lid, van het Verdrag ziet op de toepassing van de bepalingen in
gedekte belastingverdragen die zien op de wijze waarop dubbele belasting wordt vermeden.
Dit lid bepaalt dat een verdragsluitend rechtsgebied geen vermindering ter vermijding
van dubbele belasting hoeft te verlenen aan zijn inwoners voor inkomen dat enkel in
het andere verdragsluitende rechtsgebied mag worden belast omdat het betreffende inkomen
in zoverre ook inkomen is van een inwoner van dat andere verdragsluitende rechtsgebied.
Het derde lid van artikel 3 hangt samen met het eerste lid. Deze bepaling regelt dat
de bepaling van het eerste lid niet afdoet aan het recht van een verdragsluitend rechtsgebied
om zijn eigen inwoners te belasten. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat de heffingsrechten
van een verdragsluitend rechtsgebied beperkt zouden worden voor inkomen van een eigen
inwoner ((niet-transparante) entiteit) omdat zijn verdragspartner deze entiteit als
transparant aanmerkt (en inkomen bij de achterliggende partners/deelnemers in aanmerking
neemt). Het derde lid geldt alleen voor gedekte belastingverdragen waarvoor – op basis
van een gemaakt voorbehoud – de zogenaamde «saving clause» (artikel 11) uit het Verdrag
niet van toepassing is, omdat het derde lid anders overbodig zou zijn. Gelet op het
voorbehoud dat Nederland maakt bij artikel 11 van het Verdrag, geldt deze bepaling
voor alle gedekte belastingverdragen van Nederland waarin artikel 3 van het Verdrag
doorwerkt.
Het vierde lid regelt de doorwerking van de hiervoor besproken regels in een gedekt
belastingverdrag. Dit lid bepaalt dat artikel 3, eerste lid (zoals dat eventueel is
aangevuld door het hiervoor beschreven derde lid) gaat gelden in plaats van, of bij
ontbreken van, bepalingen in gedekte belastingverdragen die zien op het in aanmerking
nemen van door of door tussenkomst van hybride entiteiten verkregen inkomen als inkomen
van een inwoner van een verdragsluitend rechtsgebied. Het maakt daarbij niet uit of
dat gebeurt door een in een gedekt belastingverdrag opgenomen algemene of gedetailleerde
bepaling.
Het vijfde lid biedt Partijen de mogelijkheid om een voorbehoud te maken bij de bepalingen
van artikel 3. Dit artikel bevat geen minimumstandaard en daarom kan een Partij een
voorbehoud maken bij het gehele artikel, om bestaande (meer specifieke) bepalingen
in gedekte belastingverdragen over hybride entiteiten te behouden of juist alleen
deze te vervangen.
Het zesde lid van artikel 3 ziet op de kennisgeving van bepalingen uit gedekte belastingverdragen
waarvan beoogd wordt dat artikel 3, eerste lid (al dan niet aangepast door het derde
lid), van het Verdrag daarvoor in de plaats treedt. Wanneer de verdragsluitende rechtsgebieden
die partij zijn bij een gedekt belastingverdrag een dergelijke bepaling hebben genotificeerd,
zal deze worden vervangen door artikel 3, eerste lid, en eventueel de bepaling van
het derde lid. In andere gevallen zal het eerste lid voorgaan op bepalingen uit een
gedekt belastingverdrag voor zover deze laatste onverenigbaar zijn met de bepalingen
van artikel 3, eerste lid.
De regering vindt het wenselijk dat in belastingverdragen wordt geregeld dat situaties
met hybride entiteiten niet leiden tot dubbele belasting of beperking van heffingsrechten
zonder dat inkomen bij een verdragspartner bij de belastingheffing in aanmerking wordt
genomen. Daarom maakt de regering geen algeheel voorbehoud bij deze bepaling. Het
Verdrag biedt een regel waarmee veel (complexe) situaties met betrekking tot de verdragstoepassing
in geval van hybride entiteiten kunnen worden opgelost bij de toepassing van de gedekte
belastingverdragen van Nederland. In enkele Nederlandse belastingverdragen zijn evenwel
bepalingen opgenomen die meer maatwerk bieden dan de bepaling van artikel 3 van het
Verdrag, zonder afbreuk te doen aan de principes voor het oplossen van dubbele belasting
of het onterecht beperken van heffingsrechten. Voor die gevallen maakt de regering
gebruik van de mogelijkheid van artikel 3, vijfde lid, onderdeel d, om een (beperkt)
voorbehoud op te nemen. Hiervoor wordt ook verwezen naar artikel 2, onderdeel I, van
de rijkswet. Dit betreft de bepalingen die zijn opgenomen in de belastingverdragen
met Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, zodat de daarin opgenomen
meer gedetailleerde bepalingen over hybride entiteiten hun werking behouden.
Curaçao heeft in zijn voorlopige keuzes onder het Verdrag aangegeven een volledig
voorbehoud te willen maken bij dit artikel. Hierdoor werkt dit artikel niet door op
de gedekte belastingverdragen van Curaçao. Hiervoor wordt ook verwezen naar artikel 3,
onderdeel I, van de rijkswet.
Artikel 4van het Verdrag en artikel 3 van de rijkswet
Artikel 4, eerste lid, van het Verdrag bevat een regel voor het bepalen van de woonplaats
voor de toepassing van een gedekt belastingverdrag van een niet-natuurlijk persoon
die volgens de nationale regelgeving van elk van de verdragsluitende staten als inwoner
van de «eigen» staat wordt beschouwd. In een dergelijk geval wordt wel gesproken over
entiteiten met een «dubbele woonplaats». Deze bepaling komt inhoudelijk overeen met
een voorgestelde wijziging van de tekst van artikel 4, derde lid, van het OESO-modelverdrag
zoals opgenomen in het rapport bij BEPS-actie 6. Op basis van deze bepaling zullen
de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden trachten om in onderling
overleg de woonplaats van een entiteit met een dubbele woonplaats vast te stellen.
Daarbij wordt gelet op de plaats waar de werkelijke leiding van die entiteit is gelegen,
naar welk recht de entiteit is opgericht en eventuele andere relevante omstandigheden.
Als de bevoegde autoriteiten geen overeenstemming bereiken over de woonplaats van
een entiteit met een dubbele woonplaats voor toepassing van het gedekte belastingverdrag,
komen dat lichaam geen verdragsvoordelen toe, tenzij de bevoegde autoriteiten dat
in onderling overleg mochten bepalen.
Artikel 4, tweede lid, regelt dat de bepaling van het eerste lid in de plaats komt
van de bepalingen in gedekte belastingverdragen die betrekking hebben op het vaststellen
van de woonplaats van entiteiten met een dubbele woonplaats (corporate-tiebreaker-bepalingen). De bepaling van het eerste lid vindt ook toepassing bij het ontbreken
van een corporate-tiebreaker-bepaling in een gedekt belastingverdrag. Volgens de tweede volzin van dit tweede
lid werkt de bepaling van het eerste lid niet door op bepalingen in gedekte belastingverdragen
die zien op situaties van Dual-listed company arrangements.
In artikel 4, derde lid, zijn de voorbehouden opgenomen die Partijen kunnen maken
bij deze bepaling. Partijen bij het Verdrag kunnen zich het recht voorbehouden dit
artikel in zijn geheel niet toe te passen op de gedekte belastingverdragen. Verder
is een voorbehoud mogelijk waarmee bepaalde typen corporate-tiebreaker-bepalingen niet worden vervangen door de bepaling uit artikel 4, eerste lid, van
het Verdrag. De regering heeft bij ondertekening geen voorbehoud gemaakt bij het onderhavige
artikel aangezien zij van mening is dat deze bepaling een geëigend instrument is om
bepaalde situaties van belastingontwijking te bestrijden. In veel Nederlandse belastingverdragen
is om die reden ook al een corporate-tiebreaker-bepaling op basis van onderling overleg opgenomen. Om zoveel mogelijk uniformiteit
in toepassing en uitleg te bereiken heeft Nederland geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid
een voorbehoud te maken bij deze bepaling ter behoud van bestaande bepalingen in gedekte
belastingverdragen (die overigens inhoudelijk nauw aansluiten bij de in het eerste
lid van dit artikel opgenomen bepaling).
Het vierde lid van artikel 4 regelt de kennisgevingen met betrekking tot dit artikel.
Partijen bij het Verdrag dienen – behalve als zij een volledig voorbehoud maken bij
dit artikel – de bestaande in het tweede lid omschreven corporate-tiebreaker-bepalingen te notificeren die niet vallen binnen de reikwijdte van een van de voorbehouden
uit het derde lid, onderdeel b, c of d. De regel uit het eerste lid vervangt de bepaling
die is genotificeerd door de verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag.
In andere gevallen heeft de regel uit het eerste lid voorrang op bepalingen uit een
gedekt belastingverdrag voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het eerste
lid.
Curaçao heeft in zijn voorlopige keuzes onder het Verdrag aangegeven een volledig
voorbehoud te willen maken bij dit artikel. Hierdoor werkt dit artikel niet door op
de gedekte belastingverdragen van Curaçao. Hiervoor wordt ook verwezen naar artikel 3,
onderdeel II, van de rijkswet.
Artikel 5
Artikel 5 van het Verdrag bevat bepalingen die doorwerken op de voorkomingsbepalingen
in gedekte belastingverdragen. De bepalingen zijn gebaseerd op het rapport bij BEPS-actie
2. In de kern beogen de bepalingen te voorkomen dat een verdragsluitend rechtsgebied
inkomen van zijn inwoners vrijstelt, terwijl zijn verdragspartner dat inkomen, gelet
op de bepalingen van het desbetreffende belastingverdrag, ook niet in de heffing betrekt.
Het eerste lid geeft aan dat een Partij kan kiezen tussen drie opties (A, B of C).
Als twee verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag verschillende
keuzes maken werkt de aanpassing van de voorkomingbepalingen asymmetrisch. Dat wil
zeggen dat deze alleen geldt voor de inwoners van het verdragsluitende rechtsgebied
dat voor de optie heeft gekozen. Dit is mogelijk gemaakt omdat het gebruikelijk is
dat elke verdragspartner bij een belastingverdrag zijn eigen methodiek kiest voor
het voorkomen van dubbele belasting van zijn inwoners.
Optie A wordt beschreven in het tweede en derde lid. Deze optie is gebaseerd op artikel 23A,
vierde lid, van het OESO-modelverdrag. Het betreft een aanvulling op de vrijstellingsmethode.
Met deze regel wordt voorkomen dat inkomen door beide verdragspartners bij een belastingverdrag
niet of lager wordt belast als gevolg van een verschillende interpretatie van dat
belastingverdrag of omdat er tussen verdragspartners geen overeenstemming bestaat
over de relevante feiten. In dat geval vindt op grond van de laatste zin van het tweede
lid slechts een verrekening plaats van de buitenlandse belasting in plaats van een
volledige vrijstelling van dat inkomen. Als een Partij kiest voor Optie A, dan geldt
deze op grond van het derde lid voor gedekte belastingverdragen op grond waarvan een
verdragsluitend rechtsgebied inkomen of vermogen vrijstelt.
Optie B is beschreven in het vierde en vijfde lid. Deze optie ziet op de situatie
waarbij inkomen in het land van de ontvanger daarvan als dividend wordt vrijgesteld
en in het land van waaruit het wordt betaald bij de belastingheffing aftrekbaar is.
Optie B regelt dat in dergelijke gevallen het ontvangstland op grond van het Verdrag
geen vrijstelling verleent, maar slechts een verrekeningsmethode toepast voor de belasting
die het andere land heeft geheven. Deze verrekeningsmethode is beschreven in de laatste
zin van het vierde lid.
Optie C wordt beschreven in het zesde en zevende lid van het Verdrag. Het gaat hierbij
kort gezegd om het geheel vervangen van een vrijstellingsmethode in gedekte belastingverdragen
door een verrekeningsmethode.
Bij de totstandkoming van de tekst van het Verdrag is in de Ad Hoc Groep onderkend
dat asymmetrische toepassing van deze bepaling mogelijk moet zijn. Voor Partijen die
geen van de opties kiezen en dit niet wenselijk vinden, biedt het achtste lid de mogelijkheid
om een volledig voorbehoud te maken op artikel 5 voor bepaalde of alle gedekte belastingverdragen
van het desbetreffende verdragsluitende rechtsgebied. Als Partijen (die al dan niet
zelf voor optie A of B kiezen) alleen een bezwaar hebben tegen een asymmetrische toepassing
van optie C (de verrekeningsmethode) kunnen zij op grond van het negende lid van artikel 5
een voorbehoud maken dat asymmetrische toepassing van Optie C verhindert.
Het tiende lid regelt de kennisgeving van de keuze voor een van de opties A, B of
C en de bepalingen waar deze opties betrekking op hebben.
Als woonstaat past Nederland afhankelijk van het soort inkomen een vrijstellings-
of een verrekeningsmethode toe. Kort gezegd, verleent Nederland voor actief inkomen
(zoals ondernemingswinsten of arbeidsinkomen) in de regel een vrijstelling, terwijl
bij passief inkomen (zoals dividend of interest) een verrekening wordt verleend van
de buitenlandse bronbelasting. De regering vindt het echter ongewenst dat de vrijstellingsmethode
wordt toegepast als inkomen niet of lager belast wordt als gevolg van verschillen
in interpretatie van de feiten of van de bepalingen van een gedekt belastingverdrag.
Daarom heeft de regering bij ondertekening van het Verdrag gekozen voor Optie A.
Ook Curaçao kiest voor de doorwerking van optie van A op zijn gedekte belastingverdragen.
Deel III: Verdragsmisbruik (artikelen 6, 7, 8, 9, 10 en 11)
Artikel 6
Artikel 6, eerste lid, van het Verdrag bevat een tekst voor een preambule die duidelijk
maakt dat belastingverdragen bedoeld zijn om dubbele belasting te vermijden, zonder
daarmee mogelijkheden te creëren voor dubbele niet-heffing of verlaagde heffing door
belastingontduiking of belastingontwijking (waaronder, kort gezegd, treaty-shopping-structuren). Met deze preambule worden gedekte belastingverdragen in overeenstemming
gebracht met een onderdeel van de minimumstandaard om verdragsmisbruik tegen te gaan
uit het rapport bij BEPS-actie 6. De preambule is van belang bij de uitleg en toepassing
van belastingverdragen. Artikel 31, eerste lid, van het Verdrag van Wenen inzake het
verdragenrecht bepaalt dat verdragen te goeder trouw moeten worden uitgelegd overeenkomstig
de gewone betekenis van termen in hun context en in het licht van voorwerp en doel
van het verdrag. Uit artikel 31, tweede lid, van het Verdrag van Wenen inzake het
verdragenrecht volgt dat de preambule behoort tot de context van een verdrag.
Artikel 6, tweede lid, beschrijft op welke wijze het eerste lid doorwerkt in gedekte
belastingverdragen. De tekst zoals beschreven in het eerste lid komt in de plaats
van de preambuletekst van gedekte belastingverdragen waarin wordt verwezen naar de
bedoeling om dubbele belasting te vermijden. Bij het ontbreken van een dergelijke
preambule wordt de preambuletekst uit het eerste lid toegevoegd aan het gedekte belastingverdrag.
Het derde lid van artikel 6 bepaalt dat een Partij ervoor kan kiezen om in de gedekte
belastingverdragen ook een preambuletekst op te nemen die betrekking heeft op de wens
om de economische betrekkingen verder te ontwikkelen en om de samenwerking op belastinggebied
te versterken. De regering kiest voor toepassing van dit derde lid. Ook Curaçao kiest
voor toepassing van het derde lid.
Artikel 6, vierde lid, ziet op het voorbehoud dat een Partij kan maken bij dit artikel
van het Verdrag. Omdat dit onderdeel van het Verdrag een minimumstandaard betreft,
is het alleen mogelijk een voorbehoud te maken voor gedekte belastingverdragen die
op dit vlak al voldoen aan de minimumstandaard tegen verdragsmisbruik. De regering
kiest niet voor dit voorbehoud. Curaçao maakt dit voorbehoud ook niet.
Het vijfde en zesde lid van artikel 6 behandelen de kennisgevingen bij dit artikel
van het Verdrag. Op grond van het vijfde lid moeten Partijen notificeren of gedekte
belastingverdragen preambuleteksten bevatten waarin de intentie om dubbele belasting
te voorkomen is opgenomen. Als dit het geval is moet ook deze preambuletekst genotificeerd
worden. Wanneer beide verdragsluitende rechtsgebieden bij het betreffende gedekte
belastingverdrag de preambuletekst notificeren, dan zal deze tekst vervangen worden
door de tekst beschreven in het eerste lid. In andere gevallen zal de tekst beschreven
in het eerste lid de bestaande preambuletekst aanvullen.
Als een Partij kiest voor de in het derde lid van artikel 6 geboden mogelijkheid moet
dit worden genotificeerd aan de depositaris. Deze kennisgeving dient vergezeld te
gaan van een lijst van gedekte belastingverdragen waarin de preambuletekst bedoeld
in het derde lid nog niet is opgenomen. Het derde lid is alleen van toepassing als
de partijen bij een gedekt belastingverdrag hiervoor kiezen en een kennisgeving hebben
gedaan als bedoeld in het zesde lid.
Artikel 7
Artikel 7 van het Verdrag bevat bepalingen die verdragsmisbruik tegengaan. Onder actiepunt
6 van het BEPS-project is daartoe een minimumstandaard ontwikkeld. Om misbruik van
belastingverdragen tegen te gaan zijn er – naast een verklaring over de intentie van
belastingverdragen (waar artikel 6 van het Verdrag op ziet) – drie wijzen waarop in
belastingverdragen aan de minimumstandaard kan worden voldaan: (i) een zelfstandige
algemene antimisbruikbepaling gebaseerd op de hoofddoelen achter een structuur of
transactie (PPT), (ii) opname in belastingverdragen van een zogenoemde LOB- bepaling
aangevuld met een PPT-bepaling, of (iii) een (gedetailleerde) LOB aangevuld met nationale
of verdragsbepalingen die doorstroomstructuren bestrijden. Bij ondertekening van het
Verdrag is door Nederland gekozen voor de eerste optie (PPT).
Het eerste lid bevat de PPT. Deze houdt in dat de voordelen van een gedekt belastingverdrag
niet worden toegekend voor een bestanddeel van het inkomen indien het verkrijgen van
dit verdragsvoordeel een van de voornaamste redenen was voor een constructie of transactie
die tot dat voordeel heeft geleid, tenzij vastgesteld is dat het toekennen van dat
voordeel in overeenstemming is met het doel en strekking van de relevante verdragsbepaling.
De PPT richt zich dus op een specifieke transactie en niet zozeer op de persoon die
bij een transactie betrokken is.
Het tweede lid bepaalt dat het eerste lid zal gelden in plaats van of bij afwezigheid
van bepalingen die verdragsvoordelen uitsluiten in gevallen waar de belangrijkste
reden of een van de belangrijkste redenen voor een constructie of een transactie of
van een daarbij betrokken persoon is gericht op het verkrijgen van dat voordeel. Opgemerkt
wordt daarbij dat artikel 7, vijftiende lid, onderdeel a, van het Verdrag, de mogelijkheid
biedt ervoor te kiezen het eerste lid niet te laten gelden en daarmee de werking van
het tweede lid te voorkomen. Nederland wenst gelet op de keuze voor de PPT geen gebruik
te maken van die mogelijkheid. Ook Curaçao wil de PPT door laten werken in zijn belastingverdragen
en maakt van deze mogelijkheid dus geen gebruik.
Het derde lid biedt de mogelijkheid ervoor te kiezen dat ook de tekst van het vierde
lid gaat gelden voor de gedekte belastingverdragen. Nederland en Curaçao maken gebruik
van deze mogelijkheid.
Het vierde lid houdt in dat de verdragsvoordelen op verzoek van de belastingplichtige
toch kunnen worden toegekend als die voordelen, of andere voordelen, zouden zijn toegekend
bij afwezigheid van de relevante constructies of transacties. Bovendien is in dit
lid geregeld dat de bevoegde autoriteiten aan wie een verzoek hiertoe is gericht,
in overleg zullen treden met de bevoegde autoriteiten van de verdragspartner alvorens
dit verzoek af te wijzen.
Het vijfde lid bepaalt dat het vierde lid geldt bij gedekte belastingverdragen waarin
een bepaling is opgenomen die bepaalt dat de verdragsvoordelen niet worden toegekend
in gevallen waar de belangrijkste reden of een van de belangrijkste redenen voor een
constructie of een transactie, of van een daarbij betrokken persoon, was gericht op
het verkrijgen van dat voordeel.
Hetgeen hiervoor is beschreven leidt ertoe dat onder alle Nederlandse gedekte belastingverdragen
de tekst van het eerste en vierde lid gaan gelden als kort gezegd de betreffende verdragspartners
deze bepalingen voor de verdragsrelatie met Nederland via het Verdrag accepteren.
Dat geldt voor verdragen waarin nog in het geheel geen met de PPT vergelijkbare bepaling
staat, voor verdragen waarin al een dergelijke algemeen geldende bepaling staat en
voor verdragen waarin een dergelijke bepaling specifieke verdragsvoordelen uitsluit.
Het zesde tot en met veertiende lid en het zestiende lid gaan over de toepassing van
de LOB-bepaling, waar Nederland en Curaçao niet voor hebben gekozen. Het zesde lid
laat Partijen bij het Verdrag de keuze om ook te kiezen voor een LOB-bepaling onder
de gedekte belastingverdragen. In principe geldt een dergelijke bepaling alleen als
beide verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag voor een LOB-bepaling
kiezen. Het zevende lid biedt echter de mogelijkheid om – in afwijking van de regel
van het zesde lid – als niet gekozen is voor een LOB-bepaling onder het Verdrag, toch
een symmetrische of asymmetrische toepassing van de LOB-bepaling te accepteren. Het
achtste tot en met het dertiende lid bevatten de LOB-bepaling. Het gaat om een beschrijving
van situaties waarin kort gezegd geen verdragsmisbruik wordt verondersteld. Het veertiende
lid regelt hoe de LOB-bepaling zich verhoudt tot bepalingen uit gedekte belastingverdragen.
Het zestiende lid biedt Partijen die voor een LOB-bepaling kiezen de mogelijkheid
om via bilaterale onderhandelingen te voldoen aan de minimumstandaard als het andere
verdragsluitende rechtsgebied niet kiest voor een LOB-bepaling.
Het vijftiende lid beschrijft enige voorbehouden die openstaan voor Partijen die de
werking van de beschreven bepalingen willen beperken. Zo kan een Partij zich het recht
voorbehouden het eerste lid van dit artikel niet toe te passen, omdat die Partij voornemens
is een gedetailleerde LOB-bepaling aangevuld met nationale of verdragsbepalingen in
te voeren die doorstroomstructuren bestrijden. Ook kunnen Partijen bij het Verdrag
een voorbehoud maken tot behoud van bepalingen met daarin een PPT in gedekte belastingverdragen.
Nederland en Curaçao maken van deze voorbehouden geen gebruik.
Het zeventiende lid regelt de kennisgevingen met betrekking tot dit artikel. Voor
verdragen waarin nog geen bepaling is opgenomen die verdragsvoordelen uitsluit in
gevallen waar de belangrijkste reden of een van de belangrijkste redenen voor een
transactie of een constructie was gericht op het verkrijgen van dat voordeel, geldt
geen kennisgeving. Als de verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag
het eerste lid kort gezegd accepteren, gaat de tekst daarvan voor dit gedekte belastingverdrag
gelden.
Voor verdragen die al een met de PPT vergelijkbare bepalingen bevatten (zoals beschreven
in artikel 2 van dit artikel), bepaalt onderdeel a in de eerste twee volzinnen dat
wanneer beide betrokken verdragsluitende rechtsgebieden daarvoor dezelfde bepalingen
notificeren, deze bepalingen vervangen worden door de tekst van het eerste lid. Dit
zal voor een aantal Nederlandse verdragen betekenen dat bestaande antimisbruikbepalingen
– die alleen op een beperkt aantal verdragsbepalingen zien – vervallen en dat de PPT
van het eerste lid gaat gelden voor dat hele gedekte belastingverdrag.
Ten slotte is onderdeel b van het zeventiende lid voor Nederland en Curaçao relevant.
Het regelt dat het vierde lid, waar Nederland en Curaçao voor hebben gekozen, alleen
gaat gelden onder gedekte belastingverdragen in gevallen waarin beide betrokken verdragsluitende
rechtsgebieden daarvoor kiezen en die keuze hebben genotificeerd.
Artikel 8 van het Verdrag en artikel 3 van de rijkswet
Op basis van artikel 8 van het Verdrag wordt een nadere voorwaarde gesteld aan het
verkrijgen van verdragsvoordelen (verlaging of vrijstelling van bronheffing) ter zake
van zogenoemde deelnemingsdividenden. Dit artikel is gebaseerd op het voorstel in
het rapport van BEPS-actie 6 om belastingontwijking via zogenoemde dividend transfer transactions tegen te gaan.
De in het eerste lid opgenomen bepaling regelt dat een verlaging of vrijstelling van
bronheffing op dividenden bij belangen van een zekere omvang alleen geldt als ten
minste 365 dagen aan het vereiste bezitspercentage is voldaan («minimumbezitsperiode»).
Daarbij is van belang dat ook dagen na een dividendbetaling meetellen voor de minimumbezitsperiode.
Hierdoor kunnen de verdragsvoordelen ook achteraf beschikbaar komen als na de dividendbetaling
voldaan wordt aan de minimumbezitsperiode. Bepalingen uit gedekte belastingverdragen
die niet een bepaald bezitspercentage kennen als voorwaarde voor verlaging of vrijstelling
van bronheffing bij dividenden, worden niet geraakt door dit lid.
Het tweede lid van artikel 8 regelt dat de minimumbezitsperiode in de plaats komt
van in gedekte belastingverdragen opgenomen bepalingen met een minimumbezitsperiode
of wordt toegevoegd als een dergelijke bezitsperiode ontbreekt.
In artikel 8, derde lid, zijn de voorbehouden opgenomen waar Partijen voor kunnen
kiezen. Aangezien artikel 8 geen onderdeel is van de minimumstandaard kunnen Partijen
zich het recht voorbehouden dit artikel in zijn geheel niet toe te passen. Verder
is een voorbehoud mogelijk dat ertoe leidt dat artikel 8 geen toepassing vindt op
gedekte belastingverdragen die al voorzien in een «minimumbezitsperiode». Nederland
heeft bij ondertekening van het Verdrag geen voorbehoud gemaakt op dit artikel. Curaçao
heeft gekozen voor een volledig voorbehoud op grond van het derde lid, onderdeel a,
waardoor dit artikel niet doorwerkt op zijn belastingverdragen. Zie hiervoor ook artikel 3,
onderdeel III, van de rijkswet.
Het vierde lid van artikel 8 bepaalt welke kennisgevingen Partijen bij het Verdrag
moeten doen met betrekking tot dit artikel. Op grond van dit lid moeten Partijen de
bepalingen zoals omschreven in artikel 8, eerste lid, van het Verdrag notificeren
zolang deze niet worden geraakt door een voorbehoud uit het derde lid. Alleen als
de verdragsluitende rechtsgebieden bij het betreffende gedekte belastingverdrag deze
bepalingen hebben genotificeerd, gaat de regel uit het eerste lid gelden met betrekking
tot die bepaling.
Artikel 9 van het Verdrag en artikel 3 van de rijkswet
Artikel 9 van het Verdrag ziet op bepalingen uit belastingverdragen op basis waarvan
het heffingsrecht over de winst bij vervreemding van aandelen of vergelijkbare belangen
in entiteiten met een groot belang bij onroerende zaken in een verdragsland (onroerendezaaklichamen)
aan dat verdragsland (de situsstaat) worden toegewezen. Met dergelijke bepalingen
wordt afgeweken van het uitgangspunt in belastingverdragen dat de winst bij de vervreemding
van aandelen mag worden belast in het woonland van de betreffende aandeelhouder (vervreemder).
Een dergelijke bepaling is ook terug te vinden in artikel 13, vierde lid, van het
OESO-modelverdrag. Via artikel 9 worden de criteria aangescherpt die worden gehanteerd
om te beoordelen of sprake is van een belang in een onroerendezaaklichaam om zo te
bewerkstelligen dat de toepassing van zulke bepalingen minder eenvoudig omzeild kan
worden. Deze bepaling is gebaseerd op voorstellen op dit punt uit het rapport bij
BEPS-actie 6. Het eerste lid doet niet af aan in gedekte belastingverdragen (zoals
in een aantal Nederlandse belastingverdragen8) gehanteerde bezitspercentages of eventuele beperkingen of uitzonderingen op de toepassing
van de bepaling over onroerendezaaklichamen.
Volgens het eerste lid, onderdeel a, van artikel 9 wordt een toetsperiode van 365
dagen geïntroduceerd. Deze toetsperiode houdt in dat een lichaam als onroerendezaaklichaam
kwalificeert indien op enig moment gedurende de 365 dagen voorafgaand aan een vervreemding
van aandelen in een dergelijke vennootschap de waarde van de aandelen voor meer dan
een bepaald percentage voortvloeit uit onroerende zaken gelegen in de situsstaat.
Deze maatregel is bedoeld om misbruik te bestrijden waarbij vlak voor de vervreemding
van de aandelen bijvoorbeeld een grote hoeveelheid kasgeld als eigen vermogen in het
lichaam wordt ingebracht.
Volgens onderdeel b van het eerste lid, wordt de reikwijdte van de bedoelde bepaling
over onroerendezaaklichamen uitgebreid naar (de vervreemding van) met aandelen vergelijkbare
belangen, zoals belangen in een partnership of trust.
Artikel 9, tweede lid, regelt hoe de toetsperiode van artikel 9, eerste lid, onderdeel
a, doorwerkt in de gedekte belastingverdragen. Op grond van dit lid worden bestaande
toetsperiodes vervangen of wordt de toetsperiode uit het eerste lid ingevoegd bij
het ontbreken daarvan.
Op grond van Artikel 9, derde en vierde lid, kunnen Partijen bij het Verdrag kiezen
voor het opnemen van artikel 13, vierde lid, van het OESO-modelverdrag, zoals aan
te passen volgens het rapport bij BEPS-actie 6. Het vierde lid werkt pas door in een
gedekt belastingverdrag als beide verdragspartners kiezen voor de toepassing van dit
artikel en deze keuze hebben genotificeerd aan de depositaris. De regering kiest hier
niet voor. Daarmee wordt dus voorkomen dat dit lid wordt toegevoegd aan gedekte belastingverdragen
waar nog niet een dergelijke bepaling is opgenomen.
Artikel 9, vijfde lid, regelt de doorwerking van het vierde lid in de gedekte belastingverdragen
indien daarvoor gekozen zou worden. Op grond van deze bepaling worden bestaande bepalingen
vervangen die, kortweg, de heffingsrechten over winsten behaald met de vervreemding
van aandelen die hun waarde voor een bepaald deel ontlenen aan onroerende zaken gelegen
in de situsstaat, toedelen aan die staat. Voorts wordt de bepaling van het vierde
lid, bij een keuze daarvoor door beide partijen bij een gedekt belastingverdrag, toegevoegd
bij de afwezigheid van een dergelijke bepaling in een gedekt belastingverdrag.
Artikel 9, zesde lid, bevat de voorbehouden die mogelijk zijn bij deze bepaling uit
het Verdrag. Omdat de inhoudelijke regel in artikel 9 geen onderdeel is van de minimumstandaard
kunnen Partijen een voorbehoud maken waardoor het eerste lid van artikel 9 geen toepassing
vindt. De regering is voorstander van het invoegen van de toetsperiode en de uitbreiding
naar vergelijkbare belangen als aandelen om daarmee misbruik te voorkomen. Concreet
betekent dit dat Nederland bij ondertekening van het Verdrag geen voorbehouden heeft
gemaakt bij deze bepaling uit het Verdrag.
Curaçao maakt een volledig voorbehoud bij de toepassing van het eerste lid van dit
artikel. Ook kiest Curaçao niet voor toepassing van het vierde lid. Dit betekent dat
deze bepaling geen effect zal hebben op de belastingverdragen van Curaçao. Zie hiervoor
ook artikel 3, onderdeel IV, van de rijkswet.
Artikel 9, zevende en achtste lid, schrijven de kennisgevingen voor bij dit artikel.
Op grond van lid zeven moeten Partijen die geen voorbehoud maken bij de toepassing
van het eerste lid van artikel 9 op grond van het zesde lid, onderdeel a, bestaande
bepalingen zoals omschreven in het eerste lid van dit artikel notificeren. Indien
de partijen bij een gedekt belastingverdrag een dergelijke bepaling notificeren, is
het eerste lid van artikel 9 van toepassing.
Artikel 10 van het Verdrag en artikel 3 van de rijkswet
Artikel 10 van het Verdrag bevat een antimisbruikbepaling voor bepaalde driehoekssituaties
met vaste inrichtingen in derde rechtsgebieden. De eerste drie leden van dit artikel
zijn gebaseerd op een voorstel uit het rapport bij BEPS-actie 6. In essentie voorkomt
dit artikel dat heffingsrechten van een verdragsluitend rechtsgebied (bronland) door
een gedekt belastingverdrag worden beperkt voor inkomen van een inwoner van het andere
verdragsluitende rechtsgebied (woonland) dat daar wordt vrijgesteld, omdat het wordt
toegerekend aan zijn vaste inrichting in een derde land waar dit inkomen laag belast
wordt. Van dit laatste is sprake als de belasting in het betreffende derde land (geen
verdragspartij bij het gedekte belastingverdrag) minder is dan 60 percent van de belasting
die zou worden geheven in het hiervoor bedoelde woonland.
Deze bepaling is volgens het tweede lid niet van toepassing op inkomen dat verband
houdt met de actieve uitoefening van een bedrijf door de vaste inrichting.
Om overkill te voorkomen biedt het derde lid de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteit
van het bronland om – op verzoek van de belastingplichtige – toch verdragsvoordelen
toe te kennen als de bevoegde autoriteit dat gerechtvaardigd voorkomt. Voorafgaand
aan het weigeren of inwilligen van het verzoek zal die bevoegde autoriteit de bevoegde
autoriteit van de verdragspartner consulteren.
Het vierde lid regelt de samenloop met gedekte belastingverdragen: de bepalingen van
de eerste drie leden werken door in gedekte belastingverdragen in de plaats van, of
bij ontbreken van, bepalingen uit gedekte belastingverdragen die kort gezegd vergelijkbaar
zijn.
De bepalingen van het eerste tot en met het derde lid zijn geen onderdeel van de minimumstandaard.
Het vijfde lid maakt het voor Partijen daarom mogelijk om een voorbehoud te maken
om het artikel in het geheel niet toe te passen voor alle gedekte belastingverdragen
van die Partij (onderdeel a), of voor gedekte belastingverdragen die al vergelijkbare
bepalingen – als omschreven in het vierde lid – kennen (onderdeel b). Ook is het mogelijk
om alleen bestaande vergelijkbare bepalingen – als omschreven in het vierde lid –
te vervangen (onderdeel c).
Het zesde lid betreft de kennisgevingen van bestaande bepalingen waarop de eerste
drie leden betrekking hebben. Die bepalingen worden vervangen door de bepalingen van
de eerste drie leden als de verdragsluitende rechtsgebieden de bepalingen van een
gedekt belastingverdrag hebben genotificeerd. In andere gevallen gaan de eerste drie
leden voor op bepalingen uit gedekte belastingverdragen voor zover deze onverenigbaar
zijn met de eerste drie leden.
De regering heeft bij ondertekening van het Verdrag ervoor gekozen om geen voorbehoud
te maken op artikel 10. In een enkel belastingverdrag is Nederland ook al akkoord
gegaan met een soortgelijke bepaling.9 De bepaling doet recht aan de veronderstellingen die verdragspartners hebben ten
aanzien van de fiscale behandeling van inkomen waarvoor zij op basis van het belastingverdrag
heffingsrechten prijsgeven. Voor Nederland betekent dit dat verdragspartners voor
Nederlandse inwoners verdragsvoordelen kunnen weigeren. Anderzijds krijgt Nederland
hiermee meer heffingsrechten in bedoelde situaties waarin inkomen bij een verdragspartner
wordt vrijgesteld en in een derde rechtsgebied laag- of niet-belast wordt.
Curaçao heeft ervoor gekozen dit artikel niet door te laten werken in zijn belastingverdragen.
Hiervoor wordt ook verwezen naar artikel 3, onderdeel V, van de rijkswet.
Artikel 11 van het Verdrag en de artikelen 2 en 3 van de rijkswet
Artikel 11 van het Verdrag betreft de zogenaamde «saving clause», waarmee een verdragsluitend
rechtsgebied zich het recht voorbehoudt om zijn eigen inwoners te belasten.
De regering heeft er bij ondertekening van het Verdrag via het voorbehoud van artikel 11,
derde lid, onderdeel a, voor gekozen om artikel 11, eerste lid, niet te implementeren
in de Nederlandse belastingverdragen. Ook Curaçao heeft ervoor gekozen om dit voorbehoud
te maken. De bepaling, die zijn oorsprong vindt in de belastingverdragen van de Verenigde
Staten van Amerika, heeft naar de opvatting van de regering geen toegevoegde waarde;
rechtsgebieden hebben het recht eigen inwoners te belasten, maar moeten daarbij wel
de belastingverdragen respecteren waar zij zich aan hebben gecommitteerd.
Omdat Nederland en Curaçao gebruik wensen te maken van de in het derde lid, onderdeel
a, geboden mogelijkheid een volledig voorbehoud te maken, wordt volstaan met een toelichting
van dit artikel op hoofdpunten.
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat een verdragsluitend rechtsgebied zijn eigen
inwoners mag belasten, maar dat wel de in dat lid omschreven verdragsvoordelen moet
respecteren.
Het tweede lid regelt dat de «saving clause» geldt in de plaats van, of bij ontbreken
van, kort gezegd eventueel bestaande «saving clauses» in gedekte belastingverdragen.
De «saving clause» is niet vereist als minimumstandaard. Op basis van het derde lid
kan een Partij een geheel voorbehoud maken om het artikel helemaal niet toe te passen
op de gedekte belastingverdragen. Ook is het mogelijk om alleen bestaande «saving
clauses» te vervangen. Zoals hiervoor opgemerkt, hebben Nederland en Curacao van de
mogelijkheid gebruik gemaakt om een volledig voorbehoud te maken. Zie voor dit voorbehoud
ook artikel 2, onderdeel II, en artikel 3, onderdeel VI, van de rijkswet.
Het vierde lid betreft de kennisgeving van bestaande bepalingen waar het eerste lid
betrekking op heeft.
Deel IV: Ontwijking van de kwalificatie als vaste inrichting (artikelen 12, 13, 14
en 15)
Artikel 12 van het Verdrag en artikel 3 van de rijkswet
Artikel 12 van het Verdrag is gebaseerd op voorstellen uit BEPS-actie 7 tot aanpassing
van artikel 5, vijfde en zesde lid, van het OESO-modelverdrag. Het betreft maatregelen
tegen zogenoemde «commissionairsstructuren» en vergelijkbare structuren om het vaststellen
van een vaste inrichting te voorkomen.
Het eerste lid is gebaseerd op het voorstel uit BEPS-actie 7 om artikel 5, vijfde
lid, van het OESO-modelverdrag aan te passen. Het gaat hierbij om situaties waarin
een persoon – die geen onafhankelijke vertegenwoordiger is als bedoeld in het tweede
lid – uit de aard van zijn werkzaamheden de onderneming (principaal) in een bepaalde
mate betrekt bij economische activiteiten in het betreffende rechtsgebied. Als een
persoon gewoonlijk contracten afsluit of gewoonlijk de belangrijkste rol vervult bij
het afsluiten van contracten die stelselmatig worden afgesloten zonder materiële aanpassing
door de principaal, wordt niet alleen een vaste inrichting aanwezig geacht als de
contracten op naam van de principaal worden afgesloten (onderdeel a), maar ook als
deze contracten betrekking hebben op eigendomsoverdracht of het verlenen van een gebruiksrecht
aan een klant van goederen die aan de principaal toebehoren of waarvan de onderneming
het gebruiksrecht heeft (onderdeel b) of op het verstrekken van diensten aan een klant
door de principaal (onderdeel c). Een vaste inrichting wordt echter niet aanwezig
geacht als de activiteiten niet zouden leiden tot een vaste inrichting onder het betreffende
gedekte belastingverdrag als deze activiteiten door de onderneming (principaal) zelf
zouden worden uitgeoefend vanuit een vaste bedrijfsinrichting in het betreffende rechtsgebied.
Het tweede lid geeft aan wanneer een persoon die handelt voor een onderneming niet
als vaste inrichting moet worden aangemerkt. Deze bepaling is gebaseerd op een voorstel
uit BEPS-actie 7 om artikel 5, zesde lid, van het OESO-modelverdrag aan te passen.
Daarbij wordt zowel in de bepaling als in het voorgestelde OESO-commentaar meer duiding
gegeven aan het onafhankelijke karakter van de vertegenwoordiger die voor de onderneming
handelt in de normale uitoefening van zijn bedrijf.
Het derde lid regelt de doorwerking van dit artikel in gedekte belastingverdragen.
Volgens onderdeel a komen de bepalingen van het eerste lid van artikel 12 in de plaats
van bepalingen in gedekte belastingverdragen over activiteiten van een (afhankelijke)
vertegenwoordiger, voor zover die bepalingen betrekking hebben op het geval waarin
deze vertegenwoordiger een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten
af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent. Onderdeel b regelt dat het
tweede lid van toepassing is in de plaats van bepalingen van een gedekt belastingverdrag
waarin geregeld wordt dat een onderneming wordt geacht geen vaste inrichting te hebben
in een verdragsluitend rechtsgebied ter zake van een activiteit die een onafhankelijke
vertegenwoordiger voor de onderneming uitoefent.
Artikel 12 is geen onderdeel van de minimumstandaard. Het vierde lid schept daarom
de mogelijkheid voor een Partij om een voorbehoud te maken op artikel 12 voor alle
gedekte belastingverdragen. De regering heeft bij ondertekening van het Verdrag geen
voorbehoud gemaakt, aangezien de regering (zoals toegelicht in de brief van 5 oktober
2015) de uitkomsten van BEPS-actie 7 over vaste inrichtingen voortaan tot het Nederlandse
verdragsbeleid rekent.
Het vijfde en zesde lid betreffen de kennisgevingen van bepalingen uit gedekte belastingverdragen
die worden vervangen door de bepalingen van het eerste, respectievelijk, het tweede
lid van artikel 12. Deze leden van artikel 12 gelden alleen in plaats van een verdragsbepaling
als beide verdragsluitende rechtsgebieden bij het desbetreffende gedekte belastingverdrag
de bepaling hebben genotificeerd.
De regering van Curaçao wenst een volledig voorbehoud bij dit artikel te maken. Hiervoor
wordt ook verwezen naar artikel 3, onderdeel VII, van de rijkswet.
Artikel 13
Artikel 13 van het Verdrag heeft betrekking op specifieke activiteiten die over het
algemeen een voorbereidend of ondersteunend karakter hebben en die in vrijwel alle
belastingverdragen worden benoemd als uitzonderingen op het vaste-inrichtingsbegrip.
Artikel 13 geeft twee opties om op dit punt gedekte belastingverdragen aan te passen.
Daarnaast bevat dit artikel in het vierde lid een zogenoemde «antifragmentatiebepaling»
waarmee wordt voorkomen dat activiteiten door nauw met de onderneming verbonden personen
zodanig worden gefragmenteerd dat deze onder de uitzonderingen vallen van het vaste-inrichtingbegrip.
Dit artikel is gebaseerd op de voorstellen tot aanpassing van artikel 5, vierde lid,
van het OESO-modelverdrag, zoals dat is opgenomen in BEPS-actie 7.
Het eerste lid biedt Partijen de keuze om de bepalingen over de bedoelde uitzonderingen
op het vaste-inrichtingsbegrip aan te passen via Optie A, Optie B of om geen wijziging
aan te brengen.
Optie A wordt beschreven in het tweede lid. Volgens het OESO-commentaar bij de vaste-inrichtingsbepaling
(artikel 5) van het OESO-modelverdrag is het gemeenschappelijke kenmerk van de bedoelde
specifieke activiteiten dat deze, over het algemeen, een voorbereidend of ondersteunend
karakter hebben.10 Met Optie A wordt het voorbereidende en ondersteunende karakter een nadrukkelijke
eis in plaats van een (impliciete) aanname. Niet in een gedekt belastingverdrag benoemde
activiteiten, al dan niet in combinatie met de benoemde activiteiten, met een voorbereidend
of ondersteunend karakter, vormen op grond van Optie A evenmin een vaste inrichting.
Optie B is beschreven in het derde lid. Deze optie is gebaseerd op de visie dat de
specifieke activiteiten die in een belastingverdrag worden benoemd als uitzonderingen
op het vaste inrichtingsbegrip al intrinsiek een voorbereidend of ondersteunend karakter
hebben, of dat daarbij hoe dan ook geen sprake is van een vaste inrichting, waardoor
dit karakter niet meer apart getoetst hoeft te worden. Ook bij deze optie geldt dat
niet in een gedekt belastingverdrag benoemde activiteiten, al dan niet in combinatie
met de benoemde activiteiten, met een voorbereidend of ondersteunend karakter geen
vaste inrichting vormen.
Het vierde lid van artikel 13 bevat de zogenaamde antifragmentatiebepaling. Deze is
bedoeld om te voorkomen dat activiteiten worden verspreid over ondernemingen die nauw
met elkaar verbonden zijn om daarmee te bewerkstelligen dat de activiteiten (deels)
onder de uitzonderingen op het vaste inrichtingsbegrip vallen die in het betreffende
belastingverdrag voor specifieke activiteiten zijn benoemd. De definitie van een nauw
met een onderneming verbonden persoon is opgenomen in artikel 15 van het Verdrag.
De bepaling is gebaseerd op het voorstel in BEPS-actie 7 voor een in artikel 5 van
het OESO-modelverdrag nieuw op te nemen lid 4.1.
Het vijfde lid betreft de bepaling die de doorwerking in gedekte belastingverdragen
regelt. Het bepaalt in onderdeel a dat de leden twee en drie in de plaats treden van
relevante gedeelten van bepalingen uit gedekte belastingverdragen die specifieke activiteiten
opsommen die geen vaste inrichting tot stand brengen (of bepalingen die op vergelijkbare
wijze werken). Onderdeel b bepaalt dat het vierde lid doorwerkt op deze bepalingen.
Artikel 13 is geen onderdeel van de minimumstandaard. Op grond van het zesde lid,
onderdeel a, is het daarom mogelijk om het gehele artikel niet te laten gelden voor
gedekte belastingverdragen. Het is op grond van onderdeel b mogelijk om het tweede
lid (Optie A) niet te laten gelden voor gedekte belastingverdragen die al regelen
dat de specifieke activiteiten geen vaste inrichting tot stand brengen als elk van
die activiteiten een voorbereidend of ondersteunend karakter heeft. Ook is het op
grond van onderdeel b mogelijk om het vierde lid (de antifragmentatiebepaling) niet
te laten gelden voor gedekte belastingverdragen. De regering heeft bij ondertekening
van het Verdrag voor Optie A gekozen. De specifieke activiteiten die in belastingverdragen
zijn genoemd als uitzonderingen op het vaste inrichtingsbegrip zijn volgens de regering
bedoeld voor activiteiten met een voorbereidend of ondersteunend karakter. Optie A
brengt deze bedoeling volgens de regering het best tot uiting. Dit is van belang omdat
in de huidige (digitale) economie activiteiten die in het verleden een ondersteunend
karakter hadden, nu een van de kernactiviteiten van een onderneming kunnen zijn. De
regering onderschrijft daarnaast het antimisbruikkarakter van de antifragmentatiebepaling.
Net als Nederland kiest Curaçao voor optie A en maakt Curaçao geen voorbehoud bij
de toepassing van de antifragmentatiebepaling.
Het zevende lid regelt de kennisgeving van de keuze voor Optie A of Optie B. Daarbij
moet worden aangegeven welke bepalingen uit gedekte belastingverdragen door de optie
worden geraakt. Een optie geldt alleen als beide verdragsluitende rechtsgebieden bij
een gedekt belastingverdrag dezelfde optie hebben gekozen en de betreffende bepaling
hebben genotificeerd.
Het achtste lid regelt de kennisgeving voor Partijen die niet kiezen voor Optie A
of Optie B, maar die wel de antifragmentatieregel van het vierde lid willen laten
gelden. Zij moeten notificeren voor welke bepalingen de antifragmentatieregel gaat
gelden. Als Partijen hebben gekozen voor Optie A of Optie B is een aparte kennisgeving
van bepalingen waarvoor de antifragmentatieregel gaat gelden niet nodig (dit volgt
al uit de kennisgeving van de bepalingen waarvoor Optie A of Optie B gaat gelden).
De antifragmentatieregel uit het vierde lid gaat alleen gelden als beide verdragsluitende
rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag de betreffende bepaling hebben genotificeerd
op grond van het achtste lid, of op grond van het zevende lid (ingeval een van de
partijen heeft gekozen voor Optie A of Optie B).
Artikel 14 van het Verdrag en de artikelen 2 en 3 van de rijkswet
Belastingverdragen bevatten vrijwel altijd een bepaling op grond waarvan een vaste
inrichting wordt geconstateerd in geval van, kort gezegd, bouwwerkzaamheden (of specifieke
projecten) die een bepaalde termijn overschrijden. Artikel 14, eerste lid, van het
Verdrag bevat een bepaling die beoogt te voorkomen dat dergelijke (bouw)werkzaamheden
worden verspreid over ondernemingen die nauw met elkaar verbonden zijn om zo te voorkomen
dat die termijn wordt overschreden. De tekst van deze bepaling is gebaseerd op een
voorstel uit BEPS-actie 7 voor een aanvulling op het OESO-commentaar bij artikel 5
van het OESO-modelverdrag. De definitie van nauw verbonden ondernemingen is opgenomen
in artikel 15 van het Verdrag.
Het tweede lid regelt hoe de bepalingen doorwerken in gedekte belastingverdragen.
Hieruit volgt dat het eerste lid gaat gelden in de plaats van of in afwezigheid van
bepalingen uit gedekte belastingverdragen die gericht zijn tegen het opsplitsen van
(bouw)werkzaamheden om te voorkomen dat een vaste inrichting wordt vastgesteld.
Artikel 14 is geen onderdeel van de minimumstandaard. Het derde lid biedt daarom de
mogelijkheid voor Partijen om een voorbehoud te maken. Onderdeel a betreft een voorbehoud
waardoor artikel 14 in het geheel niet geldt voor gedekte belastingverdragen. Onderdeel
b bevat een voorbehoud waardoor het artikel in het geheel niet geldt met betrekking
tot bepalingen uit gedekte belastingverdragen die betrekking hebben op de exploratie
en exploitatie van natuurlijke rijkdommen. Dit laatste voorbehoud houdt verband met
het feit dat gedekte belastingverdragen bepalingen kunnen bevatten die specifiek zien
op het voorkomen dat werkzaamheden worden opgesplitst om te voorkomen dat een vaste
inrichting wordt vastgesteld bij de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen.
Het vierde lid betreft de kennisgevingen van bepalingen waarvan de werking wordt vervangen
door het eerste lid. Een bepaling uit een gedekt belastingverdrag wordt vervangen
door artikel 14, eerste lid, als beide verdragsluitende rechtsgebieden de bepaling
van een gedekt belastingverdrag hebben genotificeerd. In andere gevallen gaat het
eerste lid voor op bepalingen uit gedekte belastingverdragen voor zover deze onverenigbaar
zijn met het eerste lid.
De regering onderschrijft het principe van het onderhavige artikel. Veel Nederlandse
belastingverdragen kennen een vergelijkbare bepaling, die evenwel is toegespitst op
werkzaamheden die verband houden met de exploratie en exploitatie van natuurlijke
rijkdommen buitengaats. Om deze specifieke bepalingen hun werking te laten behouden,
heeft de regering bij ondertekening van het Verdrag gekozen voor het voorbehoud van
artikel 14, derde lid, onderdeel b. Zie voor dit voorbehoud ook artikel 2, onderdeel
III, van de rijkswet. Dit voorbehoud is van belang omdat voor de toepassing van artikel 14
periodes van 30 dagen of minder niet meetellen, terwijl de bedoelde bepaling in de
Nederlandse belastingverdragen over werkzaamheden buitengaats juist betrekking hebben
op werkzaamheden die minder dan 30 dagen beslaan.
Curaçao maakt een volledig voorbehoud bij dit artikel, waardoor deze bepaling niet
doorwerkt op zijn gedekte belastingverdragen. Hiervoor wordt ook verwezen naar artikel 3,
onderdeel VIII, van de rijkswet.
Artikel 15
Artikel 15 is gebaseerd op een tekstvoorstel uit het rapport bij BEPS-actie 7 en definieert
de term «Person Closely Related to an Enterprise» («nauw met een onderneming verbonden persoon») voor de toepassing van artikel 12,
tweede lid, van het Verdrag (over het kunstmatig ontwijken van een vaste inrichting
door middel van commissionairstructuren en soortgelijke strategieën), artikel 13,
vierde lid (over het opsplitsen van activiteiten om daarmee onder de uitzonderingen
voor het vaste inrichting te vallen) of artikel 14, eerste lid (over het opsplitsen
van (bouw)werkzaamheden om een vereiste termijn te omzeilen). Het gaat er hierbij
om dat de ene persoon controle heeft over de andere persoon, of dat beide personen
onder controle staan van dezelfde personen of ondernemingen. Een persoon wordt volgens
het eerste lid, tweede volzin, in elk geval aangemerkt als nauw verbonden met een
onderneming als:
-
1) die persoon direct of indirect meer dan 50 percent bezit van het uiteindelijke belang
in de andere persoon (of, ingeval van een lichaam, meer dan 50 percent bezit van het
totale aantal stemmen en de waarde van de aandelen van dat lichaam of van het uiteindelijk
belang in het vermogen (beneficial equity interest) van dat lichaam); of
-
2) indien een andere persoon direct of indirect meer dan 50 percent bezit van het uiteindelijke
belang (of, in het geval van een lichaam, meer dan 50 percent bezit van het totale
aantal stemmen en de waarde van de aandelen van het lichaam of van het uiteindelijke
belang in het vermogen (beneficial equity interest) van het lichaam) in de persoon en in de onderneming.
Het tweede lid van artikel 15 schept de mogelijkheid voor Partijen om een voorbehoud
te maken op deze definitie in gevallen waarin voorbehouden zijn gemaakt waardoor kort
gezegd de artikelen over vaste inrichtingen waarvoor de definitie nut heeft niet voor
gedekte belastingverdragen gelden. Op basis van de positie die Nederland bij ondertekening
heeft ingenomen (geen voorbehouden bij de artikelen over vaste inrichtingen) geldt
voor Nederland geen voorbehoud ten aanzien van de definitie uit artikel 15 van het
Verdrag. Ditzelfde geldt voor Curaçao.
Deel V: Verbeteringen geschillenbeslechting (artikelen 16 en 17)
Artikel 16 van het Verdrag en artikel 3 van de rijkswet
Artikel 16 van het Verdrag voorziet in aanpassingen van de bepaling over de procedure
voor onderling overleg in gedekte belastingverdragen in lijn met de in het rapport
bij BEPS-actie 14 voorgestelde minimumstandaard. De eerste drie leden van artikel 16
bevatten de inhoudelijke regel voor procedures voor onderling overleg. De overige
drie leden van het artikel geven aan hoe dit doorwerkt in gedekte belastingverdragen,
welke voorbehouden er gemaakt kunnen worden en welke kennisgevingen vereist zijn.
Het eerste lid bepaalt dat een belastingplichtige een verzoek kan indienen voor onderling
overleg tussen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende rechtsgebieden indien
in zijn ogen sprake is van belastingheffing in strijd met de bepalingen van het relevante
belastingverdrag. In aansluiting bij de minimumstandaard is bepaald dat een belastingplichtige
dit verzoek kan indienen in beide verdragsluitende rechtsgebieden. Dit is een wijziging
ten opzichte van de tekst van artikel 25, eerste lid, van het OESO-modelverdrag, dat
voorschrijft dat een dergelijk verzoek in beginsel moet worden gedaan bij de bevoegde
autoriteit van de staat waarvan de belastingplichtige inwoner is. De ratio hierachter
is dat de procedure voor onderling overleg zo goed mogelijk toegankelijk moet zijn
voor belastingplichtigen en dat de vraag of een procedure voor onderling overleg moet
worden opgestart door beide bevoegde autoriteiten moet kunnen worden beoordeeld. Op
grond van de tweede volzin van het eerst lid moet het verzoek worden ingediend binnen
drie jaar nadat de maatregel die mogelijk belastingheffing in strijd met het belastingverdrag
tot gevolg heeft voor het eerst bekend gemaakt is aan de belastingplichtige.
Artikel 16, tweede lid, bevat een inspanningsverplichting voor de bevoegde autoriteiten
om – indien het verzoek gegrond voorkomt – in onderling overleg eventuele belastingheffing
die in strijd is met het belastingverdrag weg te nemen. In de tweede volzin is de
verplichting opgenomen voor de betrokken rechtsgebieden om niettegenstaande de termijnen
in hun nationale wetgeving de uitkomst van een procedure voor onderling overleg te
implementeren. Dit artikel komt – op enkele punten die voortvloeien uit de techniek
van het Verdrag na – overeen met artikel 25, tweede lid van het OESO-modelverdrag.
Artikel 16, derde lid, komt (eveneens op enkele technische elementen na) overeen met
het derde lid van artikel 25 van OESO-modelverdrag. Op grond van dit artikel trachten
verdragsluitende rechtsgebieden in onderling overleg moeilijkheden en twijfelpunten
die ontstaan bij de uitleg en toepassing van een belastingverdrag weg te nemen. Uit
de tweede volzin volgt dat verdragsluitende rechtsgebieden ook in overleg kunnen treden
bij situaties van dubbele belastingheffing die niet in het belastingverdrag zijn geregeld.
Artikel 16, vierde lid, regelt de doorwerking van de bepalingen van het eerste, tweede
en derde lid, naar de gedekte belastingverdragen. Samengevat volgt hieruit dat bestaande
bepalingen die niet overeenstemmen met de bepalingen van deze eerste drie leden van
artikel 16 van het Verdrag worden vervangen of aangevuld.
In het vijfde lid van artikel 16 zijn de voorbehouden opgenomen die kunnen worden
gemaakt bij dit artikel. Omdat met dit artikel een minimumstandaard wordt geïmplementeerd
is het niet mogelijk een voorbehoud te maken bij het hele artikel. De minimumstandaard
uit BEPS-actie 14 vereist dat landen in hun belastingverdragen bepalingen opnemen
die overeenstemmen met artikel 25, eerste tot en met derde lid, van het OESO-modelverdrag.
In het rapport bij BEPS-actie 14 is voorgesteld het eerste lid van dit artikel te
wijzigen. In dat rapport is ook beschreven op welke alternatieve wijze aan de minimumstandaard
kan worden voldaan door landen die niet alle elementen van het (aangepaste) artikel 25
van het OESO-modelverdrag willen overnemen. De mogelijke voorbehouden bij artikel 16
van het Verdrag sluiten hierbij aan en zien op (onderdeel a) de mogelijkheid een verzoek
om onderling overleg in beide landen te kunnen doen, op (onderdeel b) de termijn van
drie jaar waarbinnen een dergelijk verzoek moet worden gedaan, en (onderdeel c) de
implementatie van de uitkomst van een procedure voor onderling overleg ook buiten
de nationale termijn voor aanpassing van belastingaanslagen. Aangezien de regering
een groot voorstander is van het verbeteren van geschillenbeslechting onder de belastingverdragen,
heeft Nederland geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een voorbehoud bij onderdelen
van dit artikel te maken.
Curaçao heeft gekozen voor het voorbehoud van het vijfde lid, onderdeel a, van het
Verdrag. Dit voorbehoud betekent dat de eerste volzin van het eerste lid van artikel 16
en daarmee de mogelijkheid om een verzoek tot het starten van een onderlingoverlegprocedure
in beide betrokken verdragsluitende rechtsgebieden in te dienen niet doorwerkt in
de belastingverdragen van Curaçao. Hiervoor wordt ook verwezen naar artikel 3, onderdeel
IX, van de rijkswet.
Het zesde lid beschrijft welke kennisgevingen bij artikel 16 gedaan moeten worden.
Artikel 17van het Verdrag en artikel 3 van de rijkswet
Artikel 17 van het Verdrag ziet, kort gezegd, op de wijze waarop een verdragsstaat
rekening moet houden met een correctie door de andere verdragstaat van de verrekenprijzen
die tussen verbonden vennootschappen zijn gehanteerd. Deze bepaling stemt overeen
met artikel 9, tweede lid, van het OESO-modelverdrag. Van belang hierbij is dat sommige
landen van mening zijn dat, wanneer in een belastingverdrag geen bepaling is opgenomen
vergelijkbaar met artikel 9, tweede lid, van het OESO-modelverdrag, zij niet verplicht
zijn tot het maken van een zogenoemde overeenkomstige aanpassing in navolging van
een door hun verdragspartner toegepaste correctie of tot het geven van toegang tot
een procedure voor onderling overleg over de dubbele belasting die uit zo'n correctie
kan voorvloeien. In het rapport van BEPS-actie 14 is als best practice om zulke dubbele belasting te voorkomen, aanbevolen om in belastingverdragen een
bepaling in lijn met artikel 9, tweede lid, van het OESO-modelverdrag op te nemen
op basis waarvan unilateraal een overeenkomstige aanpassing mogelijk wordt.
Met artikel 17, eerste lid, van het Verdrag wordt beoogd deze aanbeveling te implementeren
door in gedekte belastingverdragen een bepaling op te nemen die overeenstemt met artikel 9,
tweede lid, van het OESO-modelverdrag.
Het tweede lid van artikel 17 regelt dat de bepaling van het eerste lid doorwerkt
in de gedekte belastingverdragen bij afwezigheid van of in de plaats van bestaande
bepalingen die betrekking hebben op het verlenen van een overeenkomstige aanpassing.
In artikel 17, derde lid, zijn de voorbehouden opgenomen die Partijen kunnen maken
bij deze bepaling. De regering vindt het van belang dat dubbele belasting bij verrekenprijscorrecties
zoveel mogelijk wordt voorkomen en daarom heeft Nederland geen voorbehoud gemaakt
bij dit artikel.
Curaçao wenst het voorbehoud te maken van artikel 17, tweede lid, onderdeel b. Dit
voorbehoud betekent dat het eerste lid niet doorwerkt op de belastingverdragen van
Curaçao. Hiervoor wordt ook verwezen naar artikel 3, onderdeel X, van de rijkswet.
Het vierde lid van artikel 17 regelt de kennisgeving bij dit artikel. Op grond hiervan
moeten Partijen bepalingen in gedekte belastingverdragen notificeren die zien op corresponding adjustments en die niet worden getroffen door de voorbehouden in het derde lid. Als beide verdragsluitende
rechtsgebieden bij het betreffende gedekte belastingverdrag dezelfde bepaling notificeren,
gaat de regel uit het eerste lid gelden in de plaats van die bepaling. In andere gevallen
heeft de regel uit het eerste lid voorrang op bepalingen uit een gedekt belastingverdrag
voor zover die bepalingen onverenigbaar zijn met het eerste lid.
Deel VI (Arbitrage)
Deel VI van het Verdrag introduceert regels voor verplichte en bindende arbitrage
als sluitstuk van de in belastingverdragen opgenomen procedure voor onderling overleg.
Dit onderdeel wijkt af van de overige onderdelen van het Verdrag in de zin dat het
geen maatregelen implementeert die al waren uitgewerkt in de BEPS-rapporten. De bepalingen
die zien op arbitrage zijn ontwikkeld in een de Sub Group on Arbitration, parallel aan de totstandkoming van het Multilaterale Instrument. Ook Nederland heeft
aan deze subgroep deelgenomen.
De in Deel VI opgenomen bepalingen zien op verplichte en bindende arbitrage over geschillen
over de uitleg en toepassing van belastingverdragen. Het verplichte karakter houdt
in dat landen zich niet aan – door een belastingplichtige verzochte – arbitrage kunnen
onttrekken. Het bindende karakter houdt in dat de landen vervolgens gebonden zijn
aan de uitkomst van een arbitrageprocedure. De bepalingen zien op (artikel 18) het
opnemen van het arbitrage-instrument in gedekte belastingverdragen, (artikel 19) de
toegang tot een arbitrageprocedure, (artikel 20) de aanstelling van arbiters, (artikel 21)
de geheimhouding onder een arbitrageprocedure, (artikel 22) het oplossen van een geschil
vóór de afronding van een arbitrageprocedure, (artikel 23) de arbitragevorm, (artikel 24)
een andere manier van geschillenbeslechting, (artikel 25) de kosten van de arbitrageprocedure,
en tot slot (artikel 26) de doorwerking van de bepalingen van dit Deel VI in de gedekte
belastingverdragen.
Artikel 18
Op grond van dit artikel is het arbitragedeel van het Verdrag alleen van toepassing
als Partijen bij het Verdrag daarvoor kiezen. Deze keuze moet vervolgens worden doorgegeven
aan de depositaris. Alleen als beide verdragspartners bij een gedekt belastingverdrag
kiezen voor de verplichte en bindende arbitrage en deze keuze notificeren aan de depositaris
werkt Deel VI door in een gedekt belastingverdrag. De precieze vormgeving van de arbitrageprocedure
is dan vervolgens afhankelijk van voorbehouden en keuzes die mogelijk zijn bij de
artikelen van Deel VI van verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag.
Zowel Nederland als Curaçao kiezen vanwege de gewenste rechtszekerheid voor belastingplichtigen
voor de verplichte en bindende arbitrage van het Verdrag door te opteren voor Deel
VI van het Verdrag.
Artikel 19
Artikel 19 van het Verdrag regelt de verplichte en bindende arbitrage. Op grond van
het eerste lid van Artikel 19 worden de kwesties waar de bevoegde autoriteiten in
een procedure voor onderling overleg geen overeenstemming over kunnen bereiken op
schriftelijk verzoek van een persoon voorgelegd voor arbitrage. In beginsel komt een
zaak daarvoor in aanmerking als de bevoegde autoriteiten niet binnen – kort gezegd
– twee jaar na de start van procedure overeenstemming bereiken. Op grond van het eerste
lid, onderdeel b, kunnen de bevoegde autoriteiten echter een andere termijn (langer
of korter dan twee jaar) overeenkomen. De persoon die het verzoek heeft ingediend
moet hiervan op de hoogte worden gesteld.
Het tweede en derde lid van artikel 19 betreffen situaties die de tweejaarstermijn
van het eerste lid doen stuiten. Daarvan is sprake als een bevoegde autoriteit de
procedure voor onderling overleg heeft opgeschort in verband met, kortweg, een lopende
rechtszaak over dezelfde zaak. Ook als de persoon die om het onderlinge overleg heeft
verzocht en een bevoegde autoriteit overeengekomen zijn de procedure voor onderling
overleg aan te houden, stuit de tweejaarstermijn. Op grond van het derde lid, wordt,
als de bevoegde autoriteiten het daar over eens zijn, de termijn uit het eerste lid
verlengd met de periode die een persoon nodig heeft om de informatie aan te leveren
waar de bevoegde autoriteiten om hebben verzocht om tot een beoordeling van de kwestie
te kunnen komen.
Artikel 19, vierde lid, onderdeel a, geeft aan dat de arbitragebeslissing definitief
is. Deze kan dus in beginsel niet meer worden aangepast door de bevoegde autoriteiten
of de arbitragecommissie. Voorts regelt dit onderdeel dat de uitkomst van een arbitrageprocedure
wordt geïmplementeerd via de oorspronkelijke procedure voor onderling overleg. Onderdeel
b van het vierde lid geeft aan dat de arbitragebeslissing bindend is voor de partijen
bij de arbitrageprocedure. Dit is echter – samengevat – in drie situaties anders:
(i) de persoon die het verzoek om arbitrage heeft ingediend gaat niet akkoord met
de implementatie van de uitkomst via de procedure voor onderling overleg, (of wordt
geacht niet akkoord te zijn gegaan), (ii) een rechterlijke instantie van een verdragsluitend
rechtsgebied heeft definitief geoordeeld dat de arbitragebeslissing ongeldig is en
(iii) de persoon die het verzoek om arbitrage heeft ingediend start een rechtszaak
over de kwesties die aan de orde zijn gekomen in de arbitragebeslissing zoals geïmplementeerd
via de procedure voor onderling overleg.
Artikel 19, vijfde tot en met negende lid geven regels voor het vaststellen van de
start van de tweejaarstermijn bedoeld in het eerste lid.
Volgens artikel 19, tiende lid, is vereist dat de bevoegde autoriteiten in onderling
overleg nadere afspraken maken over de procedurele aspecten van de arbitrageprocedure,
waaronder de informatie die noodzakelijk is voor de bevoegde autoriteiten om een zaak
inhoudelijk te kunnen beoordelen.
Het elfde lid maakt het voor Partijen mogelijk om met een voorbehoud de tweejaarstermijn
waarna de arbitrageprocedure gaat gelden, te vervangen door een driejaarstermijn.
Nederland heeft hier bij ondertekening niet voor gekozen, omdat de regering voorstander
is van het bespoedigen van het oplossen van mogelijke geschillen over de uitleg en
toepassing van belastingverdragen. Ook Curaçao kiest hier niet voor.
Op grond van het twaalfde lid kunnen Partijen bij het Verdrag ervoor kiezen om zaken
die al zijn behandeld door een rechterlijke instantie of administratieve rechtbank
van een van beide verdragsluitende rechtsgebieden niet voor arbitrage in aanmerking
te laten komen. Als gedurende het arbitrageproces, maar vóór de definitieve beslissing,
de zaak behandeld is door een (administratieve) rechter wordt de arbitrageprocedure
beëindigd. Nederland en Curaçao kiezen niet voor deze mogelijkheid.
Artikel 20
Artikel 20 van het Verdrag bevat regels over de aanwijzing van de leden van het arbitragepanel.
Deze regels zijn van toepassing, tenzij de bevoegde autoriteiten in onderling overleg
andere afspraken maken.
Het tweede lid regelt dat een arbitragepanel uit drie leden bestaat. Elke bevoegde
autoriteit wijst één lid van het panel aan binnen zestig dagen na een arbitrageverzoek.
De twee aldus aangewezen arbiters wijzen vervolgens tezamen binnen zestig dagen een
derde arbiter aan, die als voorzitter van het arbitragepanel functioneert. Deze voorzitter
mag niet de nationaliteit van een van de betrokken verdragsluitende rechtsgebieden
hebben of inwoner zijn van een de betrokken verdragsluitende rechtsgebieden. Voor
alle arbiters geldt dat zij onafhankelijk moeten zijn van de bevoegde autoriteiten,
belastingdiensten en Ministeries van Financiën van de betrokken staten en van personen
(en hun adviseurs) die geraakt worden door de zaak. Voorts is vereist dat de leden
beschikken over ervaring of expertise op het gebied van het internationale belastingrecht.
Het derde en vierde lid bevatten regels die ervoor zorgen dat er een arbitragepanel
wordt ingesteld als de betrokken verdragsluitende rechtsgebieden geen arbiter aanwijzen
of als geen voorzitter wordt benoemd binnen de daarvoor geldende termijn.
Artikel 21
In artikel 21 van het Verdrag zijn regels opgenomen over de vertrouwelijkheid van
de arbitrageprocedure. Volgens het eerste lid worden alleen voor de toepassing van
Deel VI van het Verdrag de leden van het arbitragepanel en hun staf aangemerkt als
personen die mogen beschikken over de informatie die relevant is voor de arbitrageprocedure.
Op grond van het tweede lid van artikel 21 dienen de bevoegde autoriteiten ervoor
te zorgen dat de leden van het arbitragepanel en hun staf schriftelijk verklaren de
informatie die aan hen wordt verstrekt in het kader van de arbitrageprocedure als
vertrouwelijk te behandelen in overeenstemming met de bepalingen uit het desbetreffende
belastingverdrag over uitwisseling van informatie, vertrouwelijkheid en administratieve
bijstand en met de bepalingen hierover in het nationale recht van de staten die partij
zijn bij de arbitrageprocedure.
Artikel 22
Op grond van artikel 22 van het Verdrag worden de procedure voor onderling overleg
en de arbitrageprocedure beëindigd als gedurende het arbitrageproces (voordat het
arbitragepanel tot een beslissing is gekomen) de bevoegde autoriteiten tot een oplossing
komen of als de belastingplichtige zijn verzoek om onderling overleg of om arbitrage
intrekt.
Artikel 23
Artikel 23 van het Verdrag regelt de methode van arbitrage. Op grond van het eerste
lid geldt, tenzij partijen onderling anders overeenkomen, de zogenoemde «final offer»-arbitrage. Bij deze vorm van arbitrage stellen de bevoegde autoriteiten elk een oplossing
voor aan het arbitragepanel. Dit voorstel mag vergezeld gaan van een standpuntnota
die deze ondersteunt. Het arbitragepanel kiest een van de voorgestelde oplossingen,
op basis van een meerderheid van stemmen, zonder daarbij de overwegingen die aan de
keuze ten grondslag liggen te vermelden
Het tweede lid, bevat een alternatieve vorm van arbitrage. Op grond van dit lid kunnen
verdragsluitende rechtsgebieden ervoor kiezen om in plaats van de in het eerste lid
bedoelde «final offer»-arbitrage uit te gaan van de zogenoemde «independent opinion»-arbitrage. Samengevat komt deze vorm van arbitrage op het volgende neer. De bevoegde
autoriteiten verstrekken aan het arbitragepanel alle informatie die relevant is voor
het beoordelen van een voorgelegde zaak. Op basis van deze informatie zal het arbitragepanel
zelfstandig tot een oordeel komen, rekening houdend met de van toepassing zijnde bepalingen
uit het gedekte belastingverdrag en de relevante nationale wetgeving. De arbitragebeslissing
zal worden onderbouwd en komt tot stand door een meerderheid van stemmen.
Bij ondertekening van het Verdrag heeft Nederland gekozen voor het in het eerste lid
van dit artikel neergelegde uitgangspunt van «final offer»-arbitrage. Een belangrijke reden hiervoor is dat hierdoor de meeste «matches» op het gebied van arbitrage bereikt worden. Een eventueel voorbehoud van Nederlandse
verdragspartners op grond van het derde lid, staat op deze wijze niet aan arbitrage
in de weg. Ook Curaçao kiest voor het uitgangspunt van «final offer»-arbitrage en maakt het voorbehoud van het derde lid niet.
Artikel 23, derde lid, biedt de mogelijkheid het voorbehoud te maken om het artikel
niet door te laten werken in gedekte belastingverdragen met rechtsgebieden die het
voorbehoud van het tweede lid hebben gemaakt en daarmee kiezen voor «independent opinion»-arbitrage. In dat geval dienen de bevoegde autoriteiten van de desbetreffende rechtsgebieden
zich in te spannen voor het bereiken van een overeenstemming over de vorm van arbitrage
onder het gedekte belastingverdrag voor alle voorgelegde geschillen. Zolang hierover
geen overeenstemming is bereikt, is artikel 19 niet van toepassing met betrekking
tot dat gedekte belastingverdrag.
Op grond van het vierde lid van artikel 23 kunnen Partijen kiezen voor de toepassing
van het vijfde lid van het Verdrag, dat betrekking heeft op de geheimhouding die in
acht genomen moet worden bij de arbitrageprocedure.
Op grond van artikel 23, vijfde lid, dienen verdragsluitende rechtsgebieden ervoor
te zorgen dat door de persoon die een verzoek tot onderling overleg heeft ingediend,
en door eventuele betrokken adviseurs, schriftelijk wordt verklaard dat informatie
die in het kader van de arbitrageprocedure is verkregen niet openbaar wordt gemaakt.
Als dit toch gebeurt voordat het arbitragepanel de uitkomst heeft gecommuniceerd met
de bevoegde autoriteiten, worden de arbitrageprocedure en de procedure voor onderling
overleg beëindigd.
Artikel 23, zesde lid, biedt de mogelijkheid voor die Partijen die niet kiezen voor
de mogelijkheid van het vijfde lid, een voorbehoud te maken voor alle of een deel
van de gedekte belastingverdragen. Het gevolg van dit voorbehoud is dat de regel van
het vijfde lid niet van toepassing is.
Het zevende lid van artikel 23 bevat een voorbehoud dat ertoe leidt dat het arbitragedeel
niet van toepassing is in de relatie met verdragspartners die het voorbehoud als bedoeld
in het zesde lid maken. Nederland en Curaçao kiezen niet voor de regel van het vijfde
lid van dit artikel en maken ook geen voorbehoud op grond van het zesde lid.
Artikel 24
Als beide verdragsluitende rechtsgebieden daar voor kiezen en deze keuzes notificeren
aan de depositaris is de regel uit artikel 24 van het Verdrag van toepassing. Op grond
hiervan is een arbitragebeslissing niet bindend als de bevoegde autoriteiten het,
binnen drie maanden nadat de arbitragebeslissing bekend geworden is, eens worden over
een alternatieve oplossing. Op grond van het derde lid van dit artikel kunnen Partijen
zich het recht voorbehouden deze regel alleen toe te passen in relatie tot verdragsluitende
rechtsgebieden waarmee artikel 23, tweede lid, van toepassing is («independent opinion»-arbitrage). Nederland heeft bij ondertekening van het Verdrag niet gekozen voor toepassing
van dit artikel. Curaçao heeft dezelfde positie.
Artikel 25
Artikel 25 van het Verdrag ziet op de wijze waarop de kosten van een arbitrageprocedure
gedeeld worden door de verdragsluitende rechtsgebieden die bij deze procedure betrokken
zijn. De bevoegde autoriteiten dienen hier in onderling overleg afspraken over te
maken. Zonder een dergelijke afspraak dragen de verdragsluitende rechtsgebieden bij
een gedekt belastingverdrag de kosten van het door hen aangewezen lid van het arbitragepanel.
De kosten van de voorzitter en eventuele andere kosten in het kader van de arbitrageprocedure
worden in gelijke mate gedragen door de betrokken verdragsluitende rechtsgebieden.
Artikel 26 van het Verdrag en de artikelen 2 en 3 van de rijkswet
In artikel 26, eerste lid is neergelegd op welke wijze het Deel VI van het Verdrag
doorwerkt in een gedekt belastingverdrag. Op grond hiervan is Deel VI (als daar voor
gekozen is door beide verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag
op grond van artikel 18 van het Verdrag) van toepassing in de plaats van of bij de
afwezigheid van arbitragebepalingen in een gedekt belastingverdrag. Partijen die kiezen
voor Deel VI van het Verdrag dienen arbitragebepalingen in gedekte belastingverdragen
te notificeren aan de depositaris.
Op grond van het tweede lid van artikel 26 komen zaken, waar op grond van een ander
bilateraal of multilateraal verdrag dat voorziet in verplichte en bindende arbitrage
al een arbitragecommissie of soortgelijk orgaan is ingesteld, niet in aanmerking voor
arbitrage op grond van het Verdrag.
Artikel 26, derde lid, maakt duidelijk dat deel VI van het Verdrag geen effect heeft
op (ruimere) verplichtingen die voortvloeien uit verdragen waar een verdragsluitend
rechtsgebied bij een gedekt belastingverdrag partij bij is.
Artikel 26, vierde lid, voorziet tot slot in de mogelijkheid een voorbehoud te maken
voor bestaande verplichte en bindende arbitragebepalingen in gedekte belastingverdragen.
Nederland heeft bij ondertekening dit voorbehoud gemaakt. De regering acht het niet
wenselijk om bestaande verplichte en bindende arbitragebepalingen te vervangen. Dit
geldt zeker als er met de desbetreffende verdragspartner al overeenstemming is bereikt
over details van de arbitrageprocedure in een overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten.
Ook Curaçao wenst dit voorbehoud te maken. Zie voor dit voorbehoud ook artikel 2,
onderdeel IV, en artikel 3, onderdeel XI, van de rijkswet.
Deel VII: Slotbepalingen (artikelen 27 tot en met 39)
Artikel 27
De tekst van het Verdrag is op 24 november 2016 te Parijs vastgesteld door de in paragraaf
I.1 van het algemene deel van deze memorie van toelichting genoemde Ad Hoc Groep en
het Verdrag staat sinds 31 december 2016 open voor ondertekening voor alle staten.
Uitdrukkelijk is in het eerste lid, onderdeel b, van artikel 27, vanwege hun bijzondere
staatkundige positie, bepaald dat de zogenoemde Britse Kroonbezittingen Guernsey,
het eiland Man en Jersey het Verdrag kunnen ondertekenen. Deze gebieden, die staatsrechtelijk
gezien geen onderdeel van het Verenigd Koninkrijk uitmaken maar rechtstreeks onder
de Britse Kroon vallen, hebben een eigen verdragsluitende bevoegdheid.
In het eerste lid, onderdeel c, is bepaald dat andere rechtsgebieden (die niet onder
het eerste lid onderdeel a of b, vallen) bevoegd kunnen worden om Partij te worden
door middel van een gezamenlijke beslissing van de verdragsluitende Partijen en de
ondertekenaars. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat onderdeel c niet ziet op
de vier landen van het Koninkrijk der Nederlanden. Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
Nederland hebben weliswaar de bevoegdheid om zelf over verdragen te onderhandelen,
maar zij kunnen deze niet zelfstandig sluiten of erbij partij worden. Het Koninkrijk
der Nederlanden is, als staat, subject van volkenrecht en het is dan ook het Koninkrijk
dat Partij wordt bij het Verdrag, voor de onderscheiden delen van het Koninkrijk.
Het Verdrag zal ten behoeve van Europees en Caribisch Nederland en ten behoeve van
Curaçao aanvaard worden. Zie hiervoor ook onderdeel I.6 van deze memorie van toelichting.
In het tweede lid van artikel 27 is vastgelegd dat het Verdrag dient te worden bekrachtigd,
aanvaard of goedgekeurd.
Artikel 28
Een belangrijk onderdeel van het Verdrag is dat het Partijen opties biedt inzake de
toepasselijkheid van bepalingen van het Verdrag op de gedekte belastingverdragen.
In artikel 28, eerste lid, is opgesomd welke voorbehouden expliciet zijn toegestaan
bij het Verdrag. In het tweede lid van dat artikel wordt vervolgens gesteld welke
regels er gelden voor de vrije voorbehouden die betrekking hebben op de reikwijdte
van gevallen die op grond van de bepalingen van Deel VI (Arbitrage) in aanmerking
komen voor arbitrage. Het derde lid bevestigt het effect van een voorbehoud voor de
verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag. Het vierde lid bepaalt
dat de Partij die namens zijn gebiedsdelen verdragen sluit de voorbehouden maakt voor
deze gebiedsdelen.
Uit het vijfde, zesde en zevende lid volgt dat de voorbehouden die ten tijde van ondertekening
worden gedaan nog niet definitief zijn, tenzij op dat moment nadrukkelijk is aangegeven
dat de voorbehouden als definitief beschouwd dienen te worden. Op het moment van ondertekening
mag echter ook worden volstaan met een voorlopige lijst met te verwachten voorbehouden.
Voor Nederland zijn ten tijde van ondertekening van het verdrag op 7 juni 2017 een
aantal voorlopige voorbehouden gemaakt. Omdat Curaçao op dat moment de medegelding
nog in beraad had, zijn voor dat land toen geen voorbehouden gemaakt. Inmiddels zijn
de voorlopige voorbehouden voor Curaçao ook duidelijk.
Het achtste lid bevat een lijst met voorbehouden die mogelijk zijn onder het Verdrag
en die vergezeld moeten gaan van een lijst met gedekte belastingverdragen en de relevante
bepalingen daaruit, die binnen de reikwijdte van het voorbehoud vallen.
Op grond van het negende lid van artikel 28 kan een voorbehoud te allen tijde worden
ingetrokken of vervangen door een voorbehoud dat een minder ruime werking heeft. Dit
geschiedt door een kennisgeving aan de depositaris. Het negende lid regelt ook wanneer
de intrekking of wijziging van een voorbehoud van toepassing wordt.
Artikel 29
Het eerste lid van artikel 29 van het Verdrag bepaalt welke kennisgevingen door Partijen
moeten worden doorgegeven aan de depositaris op het tijdstip van ondertekening of
bij het neerleggen van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.
Het tweede lid bepaalt dat de Partij die voor zijn gebiedsdelen verdragen sluit de
kennisgevingen doet die betrekking hebben op de gedekte belastingverdragen. Deze bepaling
is voor het Koninkrijk der Nederlanden relevant wat betreft de positie van Nederland
en Curaçao.
Uit het derde en vierde lid volgt dat de kennisgevingen die ten tijde van ondertekening
worden gedaan nog niet definitief zijn, tenzij op dat moment nadrukkelijk is aangegeven
dat de kennisgevingen als definitief beschouwd dienen te worden. Er mag op dat moment
echter ook worden volstaan met een voorlopige lijst met te verwachten kennisgevingen.
Voor Nederland zijn ten tijde van ondertekening van het verdrag op 7 juni 2017 voorlopige
kennisgevingen gemaakt. Omdat Curaçao op dat moment de medegelding nog in beraad had,
zijn voor dat land toen geen kennisgevingen gedaan. Inmiddels zijn de kennisgevingen
voor Curaçao ook duidelijk.
Het vijfde lid bepaalt dat op een later tijdstip nog belastingverdragen aan de lijst
met gedekte belastingverdragen mogen worden toegevoegd en dat daarbij dan ook gecommuniceerd
moet worden welke voorbehouden daarop van toepassing zijn.
Het zesde lid regelt, ten slotte, wanneer de onder het eerste lid opgesomde kennisgevingen
van toepassing worden.
Artikel 30
Artikel 30 maakt duidelijk dat het Verdrag niet bedoeld is om een gedekt belastingverdrag
te «bevriezen» op het moment dat het Verdrag van toepassing wordt op dat gedekte belastingverdrag.
Daartoe bepaalt het artikel dat de verdragsluitende rechtsgebieden vrij zijn om gedekte
belastingverdragen in een later stadium naar hun eigen wensen in onderlinge overeenstemming
te wijzigen.
Artikel 31
In artikel 31 van het Verdrag wordt bepaald waarvoor, door wie en hoe een conferentie
van Partijen bijeen kan worden geroepen. Redenen voor het bijeenroepen van een conferentie
van Partijen kunnen zijn een vraag inzake de interpretatie of uitvoering van het Verdrag
(artikel 32, tweede lid) en het in overweging willen nemen van een wijziging van het
Verdrag (artikel 33, tweede lid).
Artikel 32
Artikel 32 regelt hoe vragen die rijzen inzake de interpretatie en uitvoering van
bepalingen van het Verdrag en van bepalingen van gedekte belastingverdragen, zoals
die gewijzigd zijn door het Verdrag, behandeld worden. Zo stelt het eerste lid van
dit artikel dat kwesties inzake de interpretatie en uitvoering van bepalingen van
gedekte belastingverdragen, zoals gewijzigd door het Verdrag, worden opgelost via
de bepaling over onderling overleg in een gedekt belastingverdrag.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat vragen over de interpretatie en uitvoering
van het Verdrag zelf mogen worden behandeld door een conferentie van Partijen (zie
artikel 31, derde lid). Het woord «mogen» is bewust gekozen, omdat dit geen exclusieve
bevoegdheid van de conferentie van partijen is. Zo mogen bevoegde autoriteiten van
twee verdragsluitende rechtsgebieden ook in onderling overleg overeenkomen hoe het
Verdrag van toepassing is op een gedekt belastingverdrag dat tussen hen geldt.
Artikel 33
In artikel 33, eerste lid, is vastgelegd dat elke Partij bij het Verdrag een verdragswijziging
kan voorstellen door een voorstel daartoe in te dienen bij de depositaris. In het
tweede lid is voorts bepaald dat een conferentie van Partijen bijeen mag worden geroepen
om de voorgestelde wijziging in overweging te nemen, conform de procedure zoals die
is beschreven in artikel 31, derde lid, van het Verdrag.
Artikel 34
Het Verdrag treedt volgens het eerste lid in werking op de eerste dag van de vierde
maand die volgt op de maand waarin de vijfde akte van bekrachtiging, aanvaarding of
goedkeuring is neergelegd bij de depositaris.
Het tweede lid van artikel 34 regelt de inwerkingtreding van het Verdrag voor staten
of rechtsgebieden die later hun akte deponeren. Voor die staten geldt dat het Verdrag
in werking treedt op de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand waarin
de desbetreffende staat zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring heeft
gedeponeerd.
Artikel 35
Inwerkingtreding van het Verdrag heeft logischerwijs pas daadwerkelijk gevolgen wanneer
het in werking is getreden voor de partijen bij een specifiek gedekt belastingverdrag.
Tussen het moment van inwerkingtreding van het Verdrag en het moment dat het feitelijk
de werking van een bestaand gedekt belastingverdrag aanpast, kan dus enige tijd verstrijken.
Zodra een gedekt belastingverdrag van Nederland of Curaçao door het Verdrag wordt
aangepast, zal een Tractatenblad over dat verdrag door de Minister van Buitenlandse
zaken worden uitgebracht.
Artikel 35 van het Verdrag regelt uitvoerig wanneer de bepalingen van het Verdrag
van toepassing zullen zijn in iedere verdragsluitend rechtsgebied voor wat betreft
de specifieke belastingen die vallen binnen het bereik van een gedekt belastingverdrag.
Kort gezegd is het Verdrag van toepassing voor belastingen geheven aan de bron als
een belastbaar feit zich voordoet op of na de eerste dag van het kalenderjaar dat
volgt op het jaar waarin het Verdrag in beide verdragsluitende rechtsgebieden bij
een gedekt belastingverdrag in werking is getreden. Met betrekking tot alle andere
belastingen geldt dat het Verdrag van toepassing is op belastingen die worden geheven
over tijdvakken die beginnen op of na een periode van zes kalendermaanden vanaf de
dag waarop dit Verdrag voor beide verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag
in werking is getreden.
Op grond van artikel 35, vierde lid, geldt een specifieke regel voor de toepassing
van artikel 16 van het Verdrag (procedure voor onderling overleg). Deze bepaling is
bedoeld om artikel 16 van het Verdrag zo snel mogelijk na de inwerkingtreding van
het Verdrag van toepassing te laten zijn. De regel houdt in dat artikel 16 van het
Verdrag van toepassing is als het verzoek tot het instellen van een procedure voor
onderling overleg is ingediend op of na de datum waarop het Verdrag voor beide verdragsluitende
rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag in werking is getreden.
Artikel 36
In artikel 36, eerste lid, is bepaald vanaf welk moment Deel VI van het Verdrag (Arbitrage)
van toepassing is op gevallen die worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van
een verdragsluitend rechtsgebied.
In het tweede lid is verder vastgelegd dat een Partij bij het Verdrag een voorbehoud
mag maken met betrekking tot de toepasbaarheid van Deel VI op verzoeken tot het starten
van een procedure voor onderling overleg die zijn ingediend voordat het Verdrag in
beide verdragsluitende rechtsgebieden bij een gedekt belastingverdrag in werking is
getreden. Op basis van dit voorbehoud zullen de bepalingen van Deel VI alleen op «lopende
zaken» worden toegepast als de daarbij betrokken verdragsluitende rechtsgebieden daarmee
instemmen.
Het derde lid legt uit hoe de toepassing geregeld is voor nieuwe gedekte belastingverdragen
die zijn toegevoegd aan de eerder ingediende lijst met gedekte belastingverdragen.
In het vierde lid is de toepassing geregeld van Deel VI in gevallen van intrekking
of vervanging van specifieke voorbehouden, alsook de intrekking van bezwaren tegen
specifieke voorbehouden.
Het vijfde lid, ten slotte, regelt de toepassing van Deel VI in het geval van bepaalde
aanvullende kennisgevingen. In al deze gevallen wordt de inwerkingtreding van deze
wijzigingen bepaald door de datum waarop deze wijzigingen worden meegedeeld door de
depositaris.
Artikel 37
Artikel 37 omschrijft hoe en wanneer een Partij het Verdrag kan opzeggen. Volgens
het eerste lid kan een opzegging op elk gewenst moment gedaan worden.
In het tweede lid is bepaald dat de opzegging effectief wordt op de dag dat de kennisgeving
door de depositaris is ontvangen. In het tweede lid wordt voorts bepaald dat een gedekt
belastingverdrag, waar de opzeggende staat partij bij is en waarop het Verdrag van
toepassing is, niet geraakt wordt door de opzegging; dat gedekte belastingverdrag
blijft gelden zoals het aangepast werd door het Verdrag. De effecten van opzegging
zijn daardoor gericht op de toekomst; waar het Verdrag een bestaand belastingverdrag
al heeft aangepast, kan een eenzijdige beslissing om het Verdrag op te zeggen die
aanpassing niet ongedaan maken. Daarbij maakt het niet uit of de aanpassing al van
toepassing is op bepaalde belastingen conform artikel 35. Deze regel is in lijn met
de praktijk die bestaat inzake wijzigingsprotocollen bij bilaterale belastingverdragen,
waarin bilateraal overeengekomen wijzigingen niet eenzijdig ongedaan kunnen worden
gemaakt door opzegging van dat wijzigingsprotocol door een van de partijen.
Artikel 38
Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat het Verdrag kan worden aangevuld door een
of meer protocollen.
In het tweede lid is vastgelegd dat een staat of rechtsgebied die partij wil worden
bij een dergelijk protocol in ieder geval ook Partij moet zijn bij het Verdrag.
Volgens het derde lid kan een Partij bij het Verdrag alleen gebonden worden door een
dergelijk protocol als het ook Partij is bij dat protocol.
Artikel 39
Dit artikel ziet op de depositaris van het Verdrag. Het eerste lid bepaalt dat de
Secretaris-Generaal van de OESO de depositaris is van het Verdrag, alsook van eventuele
protocollen in de zin van het hiervoor besproken artikel 38 die nog tot stand zullen
komen.
In het tweede lid wordt opgesomd welke verdragsfeiten de depositaris aan de Partijen
en ondertekenaars dient te notificeren en binnen welk tijdsbestek dat dient te gebeuren.
In het derde lid wordt ten slotte nog bepaald dat de depositaris als taak heeft om
lijsten te publiceren en actueel te houden inzake de gedekte belastingverdragen, de
door de Partijen gemaakte voorbehouden in de zin van artikel 28 en de door de Partijen
gedane kennisgevingen in de zin van artikel 29.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel
De Minister van Buitenlandse Zaken, H. Zijlstra
BIJLAGE 1
Uitvoeringstoets voor het Multilateraal verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen
gerelateerde maatregelen ter voorkomen van grondslaguitholling en winstverschuiving
(MLI)
Beschrijving voorstel/regeling
Het Multilateraal verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde
maatregelen ter voorkomen van grondslaguitholling en winstverschuiving (hierna: het
Verdrag) past belastingverdragen aan aan de nieuwe verdragsgerelateerde OESO-standaarden
om belastingontwijking te voorkomen. Met het Verdrag worden (verouderde) verdragen
in één keer in lijn gebracht met de meest recente verdragsbepalingen die de OESO tegen
belastingontwijking heeft ontwikkeld.
Interactie burgers/bedrijven
Er worden geen bijzonderheden voorzien in de interactie met bedrijven en de communicatie
ten behoeve van het Verdrag.
Maakbaarheid systemen
Niet van toepassing.
Handhaafbaarheid
De met het Verdrag beoogde aanpassingen van de belastingverdragen hebben als doel
om misbruik te voorkomen en hebben voornamelijk een preventieve werking.
Bestaande structuren, die zijn opgezet onder de huidige verdragsteksten, worden mogelijk
omgezet in nieuwe structuren om toepassing van de antimisbruikbepalingen te voorkomen.
Bij het omzetten van de structuren zoeken bedrijven en adviseurs (vaak) vooroverleg
met de Belastingdienst. Deze werkzaamheden leiden tot een beperkte incidentele inzet
van toezichtscapaciteit.
Toepassing van een anti-misbruikbepaling kan leiden tot heffing in Nederland, waardoor
de Belastingdienst toezicht moet uitoefenen op bijvoorbeeld het vermijden van de vaste
inrichting-status. Uitvoering van de antimisbruikbepalingen heeft een beperkte toename
van capaciteit tot gevolg.
Fraudebestendigheid
Het Verdrag kan mogelijk bijdragen aan het verkrijgen van meer inzicht in situaties
waarin ontwijking overgaat in ontduiking.
Bijdrage complexiteitsreductie
Niet van toepassing.
Risico procesverstoringen
Niet van toepassing.
Uitvoeringskosten
De incidentele handhavingskosten bedragen € 300.000. en de structurele handhavingskosten
bedragen € 250.000.
Personele gevolgen
Uitvoering van de antimisbruikbepalingen is ingewikkeld en vraagt specialistische
kennis. Hiervoor is incidenteel 3 fte extra nodig en structureel 2,5 fte extra.
Invoeringsmoment
Invoering is mogelijk per: 1 januari 2018.
Eindoordeel
Het voorstel is uitvoerbaar.
BIJLAGE 2
Template van kennisgevingen en voorbehouden van Nederland bij het Multilateraal verdrag
ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkomen
van grondslaguitholling en winstverschuiving (MLI)
The Netherlands
Status of List of Reservations and Notifications at the Time of Signature
For jurisdictions providing a provisional list:
This document contains a provisional list of expected reservations and notifications
to be made by the Netherlands pursuant to Articles 28(7) and 29(4) of the Convention.
Article 2 – Interpretation of Terms
Notification – Agreements Covered by the Convention
Pursuant to Article 2(1)(a)(ii) of the Convention, the Netherlands wishes the following
agreements to be covered by the Convention:
No
|
Title
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Original/Amending Instrument
|
Date of Signature
|
Date of Entry into Force
|
1
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF ALBANIA FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Albania
|
Original
|
22-7-2004
|
15-11-2005
|
2
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE ARGENTINE REPUBLIC FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Argentina
|
Original
|
27-12-1996
|
11-02-1998
|
3
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF ARMENIA FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Armenia
|
Original
|
31-10-2001
|
22-11-2002
|
4
|
AGREEMENT BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND AUSTRALIA FOR THE AVOIDANCE OF
DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Australia
|
Original
|
17-03-1976
|
27-09-1976
|
Amending instrument
|
30-06-1986
|
01-05-1987
|
5
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF AUSTRIA FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND CAPITAL
|
Austria
|
Original
|
01-09-1970
|
21-04-1971
|
Amending instrument (a)
|
18-12-1989
|
28-12-1990
|
Amending instrument (b)
|
26-11-2001
|
26-01-2003
|
Amending instrument (c)
|
08-10-2008
|
23-05-2009
|
Amending instrument (d)
|
08-09-2009
|
01-07-2010
|
6
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF AZERBAIJAN FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Azerbaijan
|
Original
|
22-09-2008
|
18-12-2009
|
7
|
CONVENTION BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE KINGDOM OF BAHRAIN FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION
OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Bahrain
|
Original
|
16-04-2008
|
24-12-2009
|
8
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE PEOPLE'S REPUBLIC OF BANGLADESH
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME
|
Bangladesh
|
Original
|
13-07-1993
|
08-06-1994
|
9
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND BARBADOS FOR THE AVOIDANCE OF
DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Barbados
|
Original
|
28-11-2006
|
12-07-2007
|
Amending instrument
|
27-11-2009
|
13-11-2011
|
10
|
CONVENTION BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE REPUBLIC OF BELARUS FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION
OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON PROPERTY
|
Belarus
|
Original
|
26-03-1996
|
31-12-1997
|
11
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE SOCIALIST FEDERAL REPUBLIC
OF YUGOSLAVIA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
AND ON CAPITAL
|
Yugoslavia – Bosnia and Herzegovina
|
Original
|
22-02-1982
|
06-02-1983
|
12
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND CANADA FOR THE AVOIDANCE OF
DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Canada
|
Original
|
27-05-1986
|
21-08-1987
|
Amending instrument (a)
|
04-03-1993
|
30-07-1994
|
Amending instrument (b)
|
25-08-1997
|
15-01-1999
|
13
|
AGREEMENT BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE PEOPLE'S REPUBLIC OF CHINA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION
OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
China
|
Original
|
31-05-2013
|
31-08-2014
|
14
|
AGREEMENT BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF CROATIA FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Croatia
|
Original
|
23-05-2000
|
06-04-2001
|
15
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE CZECHOSLOVAK SOCIALIST REPUBLIC
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND CAPITAL
|
Czechoslovakia – Czech Republic
|
Original
|
04-03-1974
|
05-11-1974
|
Amending instrument (a)
|
26-06-1996
|
11-04-1997
|
Amending instrument (b)
|
15-10-2012
|
31-05-2013
|
16
|
AGREEMENT BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE ARAB REPUBLIC OF EGYPT FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION
OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Egypt
|
Original
|
21-04-1999
|
20-05-2000
|
17
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF ESTONIA FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Estonia
|
Original
|
14-03-1997
|
08-11-1998
|
Amending instrument (a)
|
14-07-2005
|
21-05-2006
|
Amending instrument (b)
|
26-06-2008
|
22-05-2009
|
18
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE FEDERAL DEMOCRATIC REPUBLIC
OF ETHIOPIA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION
WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Ethiopia
|
Original
|
10-08-2012
|
01-09-2016
|
Amending instrument
|
18-8-2014
|
30-9-2016
|
19
|
AGREEMENT BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF FINLAND FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Finland
|
Original
|
28-12-1995
|
20-12-1997
|
20
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF FRANCE FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
France
|
Original
|
16-03-1973
|
29-03-1974
|
Amending Instrument
|
07-04-2004
|
24-07-2005
|
21
|
AGREEMENT BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF GEORGIA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION
WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Georgia
|
Original
|
21-03-2002
|
21-02-2003
|
22
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE FEDERAL REPUBLIC OF GERMANY
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME
|
Germany
|
Original
|
12-04-2012
|
01-12-2015
|
Amending instrument
|
11-01-2016
|
31-12-2016
|
23
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF GHANA FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL GAINS
|
Ghana
|
Original
|
10-03-2008
|
12-11-2008
|
Amending instrument
|
10-03-2017
|
N/A
|
24
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE HELLENIC REPUBLIC FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Greece
|
Original
|
16-07-1981
|
17-07-1984
|
Amending instrument
|
18-01-2006
|
01-07-2006
|
25
|
AGREEMENT BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE HONG KONG SPECIAL ADMINISTRATIVE
REGION OF THE PEOPLE'S REPUBLIC OF CHINA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND
THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Hong Kong
|
Original
|
22-03-2010
|
24-10-2011
|
26
|
CONVENTION BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE HUNGARIAN PEOPLE'S REPUBLIC FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION
OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Hungary
|
Original
|
05-06-1986
|
25-09-1987
|
27
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF ICELAND FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Iceland
|
Original
|
25-09-1997
|
27-12-1998
|
28
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF INDIA FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
India
|
Original
|
30-07-1988
|
21-01-1989
|
Amending instrument
|
10-05-2012
|
02-11-2012
|
29
|
AGREEMENT BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE REPUBLIC OF INDONESIA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION
OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Indonesia
|
Original
|
29-01-2002
|
31-12-2003
|
Amending instrument
|
30-07-2015
|
N/A
|
30
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE STATE OF ISRAEL FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Israel
|
Original
|
02-07-1973
|
09-09-1974
|
Amending instrument
|
16-01-1996
|
26-07-1996
|
31
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF ITALY FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL AND FOR
THE PREVENTION OF FISCAL EVASION
|
Italy
|
Original
|
08-05-1990
|
03-10-1993
|
32
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND JAPAN FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE
TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Japan
|
Original
|
25-08-2010
|
29-12-2011
|
33
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE HASHEMITE KINGDOM OF JORDAN
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME
|
Jordan
|
Original
|
30-10-2006
|
16-08-2007
|
34
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF KAZAKHSTAN FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Kazakhstan
|
Original
|
24-04-1996
|
02-05-1997
|
35
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF KENYA FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME
|
Kenya
|
Original
|
22-07-2015
|
N/A
|
36
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF KOREA FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME
|
Korea
|
Original
|
25-10-1978
|
17-11-1981
|
Amending instrument
|
06-11-1998
|
02-04-1999
|
37
|
AGREEMENT BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE STATE OF KUWAIT FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF
FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Kuwait
|
Original
|
29-05-2001
|
23-04-2002
|
38
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF LATVIA FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Latvia
|
Original
|
14-03-1994
|
29-01-1995
|
39
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF LITHUANIA FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Lithuania
|
Original
|
16-06-1999
|
31-08-2000
|
40
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GRAND DUCHY OF LUXEMBOURG
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND CAPITAL
|
Luxembourg
|
Original
|
08-05-1968
|
20-10-1969
|
Amending instrument (a)
|
16-10-1990
|
27-09-1992
|
Amending instrument (b)
|
29-05-2009
|
01-07-2010
|
41
|
CONVENTION BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE MACEDONIAN
GOVERNMENT FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION
WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Macedonia (FYROM)
|
Original
|
11-09-1998
|
21-04-1999
|
42
|
AGREEMENT BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF MALAWI FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME
|
Malawi
|
Original
|
19-04-2015
|
N/A
|
43
|
AGREEMENT BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF MALAYSIA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION
WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Malaysia
|
Original
|
07-03-1988
|
02-02-1989
|
Amending instrument (a)
|
04-12-1996
|
05-02-1999
|
Amending instrument (b)
|
04-12-2009
|
19-10-2010
|
44
|
AGREEMENT BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND MALTA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE
TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND
ON CAPITAL
|
Malta
|
Original
|
18-05-1977
|
09-11-1977
|
Amending instrument
|
18-07-1995
|
28-03-1999
|
45
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE UNITED MEXICAN STATES FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME
|
Mexico
|
Original
|
27-09-1993
|
13-10-1994
|
|
Amending instrument
|
11-12-2008
|
31-12-2009
|
46
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF MOLDOVA FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND CAPITAL
|
Moldova
|
Original
|
03-07-2000
|
01-06-2001
|
47
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE SOCIALIST FEDERAL REPUBLIC
OF YUGOSLAVIA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
AND ON CAPITAL
|
Yugoslavia -Montenegro
|
Original
|
22-02-1982
|
06-02-1983
|
48
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE KINGDOM OF MOROCCO FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND CAPITAL
|
Morocco
|
Original
|
12-08-1977
|
10-06-1987
|
49
|
CONVENTION BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF NEW ZEALAND FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION
WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
New Zealand
|
Original
|
15-10-1980
|
18-03-1981
|
Amending instrument
|
20-12-2001
|
22-08-2004
|
50
|
AGREEMENT BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE FEDERAL REPUBLIC OF NIGERIA
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND CAPITAL GAINS
|
Nigeria
|
Original
|
11-12-1991
|
09-12-1992
|
51
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE KINGDOM OF NORWAY FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME
|
Norway
|
Original
|
12-01-1990
|
31-12-1990
|
Amending instrument
|
23-04-2013
|
30-11-2013
|
52
|
AGREEMENT BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE SULTANATE OF OMAN FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME
|
Oman
|
Original
|
05-10-2009
|
28-12-2011
|
53
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE ISLAMIC REPUBLIC OF PAKISTAN
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME
|
Pakistan
|
Original
|
24-03-1982
|
04-10-1982
|
54
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF PANAMA FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME
|
Panama
|
Original
|
06-10-2010
|
01-12-2011
|
55
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF THE PHILIPPINES
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME
|
Philippines
|
Original
|
09-03-1989
|
20-09-1991
|
56
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE PORTUGUESE REPUBLIC FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Portugal
|
Original
|
20-09-1999
|
11-08-2000
|
57
|
AGREEMENT BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE STATE OF QATAR FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL
EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Qatar
|
Original
|
24-04-2008
|
25-12-2009
|
58
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND ROMANIA FOR THE AVOIDANCE OF
DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
AND ON CAPITAL
|
Romania
|
Original
|
05-03-1998
|
29-07-1999
|
59
|
AGREEMENT BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE RUSSIAN FEDERATION FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION
OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON PROPERTY
|
Russian Federation
|
Original
|
16-12-1996
|
27-08-1998
|
60
|
CONVENTION BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE KINGDOM OF SAUDI ARABIA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION
OF TAX EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Saudi Arabia
|
Original
|
13-10-2008
|
01-12-2010
|
61
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE SOCIALIST FEDERAL REPUBLIC
OF YUGOSLAVIA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
AND ON CAPITAL
|
Yugoslavia – Serbia
|
Original
|
22-02-1982
|
06-02-1983
|
62
|
CONVENTION BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE REPUBLIC OF SINGAPORE FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION
OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Singapore
|
Original
|
19-02-1971
|
31-08-1971
|
Amending instrument (a)
|
28-02-1994
|
09-12-1994
|
Amending instrument (b)
|
25-08-2009
|
01-05-2010
|
63
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE CZECHOSLOVAK SOCIALIST REPUBLIC
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND CAPITAL
|
Czechoslovakia – Slovak Republic
|
Original
|
04-03-1974
|
05-11-1974
|
Amending instrument (a)
|
16-02-1996
|
19-12-1996
|
Amending instrument (b)
|
07-06-2010
|
01-12-2010
|
64
|
CONVENTION BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE REPUBLIC OF SLOVENIA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION
OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Slovenia
|
Original
|
30-06-2004
|
31-12-2005
|
65
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF SOUTH AFRICA
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
South Africa
|
Original
|
10-10-2005
|
28-12-2008
|
Amending instrument
|
08-07-2008
|
28-12-2008
|
66
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE DEMOCRATIC SOCIALIST REPUBLIC
OF SRI LANKA FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION
WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Sri Lanka
|
Original
|
17-11-1982
|
24-01-1984
|
67
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF SURINAME FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND FOR THE PREVENTION OF FISCALEVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND CAPITAL
|
Suriname
|
Original
|
25-11-1975
|
13-04-1977
|
68
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE KINGDOM OF SWEDEN FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Sweden
|
Original
|
18-06-1991
|
12-08-1992
|
69
|
CONVENTION BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE UNION OF SOVIET SOCIALIST REPUBLICS FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION WITH
RESPECT TO TAXES ON INCOME AND ON PROPERTY
|
USSR – Tajikistan
|
Original
|
21-11-1986
|
01-01-1988
|
70
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE KINGDOM OF THAILAND FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Thailand
|
Original
|
11-09-1975
|
09-06-1976
|
71
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF TUNISIA FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME
|
Tunisia
|
Original
|
16-05-1995
|
15-12-1995
|
72
|
AGREEMENT BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF TURKEY FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME
|
Turkey
|
Original
|
27-03-1986
|
30-09-1988
|
73
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF UGANDA FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME
|
Uganda
|
Original
|
31-08-2004
|
10-09-2006
|
74
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE UNITED ARAB EMIRATES FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME
|
United Arab Emirates
|
Original
|
08-05-2007
|
02-06-2010
|
75
|
CONVENTION BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE UNITED KINGDOM OF GREAT BRITAIN AND NORTHERN IRELAND FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE
TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME AND
ON CAPITAL GAINS
|
United Kingdom
|
Original
|
26-09-2008
|
25-12-2010
|
Amending instrument
|
12-06-2013
|
31-01-2014
|
76
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE UNITED STATES OF AMERICA
FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME
|
United States of America
|
Original
|
18-12-1992
|
31-12-1993
|
Amending instrument (a)
|
13-10-1993
|
30-12-1993
|
Amending instrument (b)
|
08-03-2004
|
28-12-2004
|
77
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF UZBEKISTAN FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND ON CAPITAL
|
Uzbekistan
|
Original
|
18-10-2001
|
27-05-2002
|
Amending instrument
|
06-02-2017
|
N/A
|
78
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF VENEZUELA FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME
|
Venezuela
|
Original
|
29-05-1991
|
11-12-1997
|
Amending instrument
|
21-09-1995
|
11-12-1997
|
79
|
AGREEMENT BETWEEN THE GOVERNMENT OF THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE GOVERNMENT
OF THE SOCIALIST REPUBLIC OF VIETNAM FOR THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE
PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO TAXES ON INCOME
|
Vietnam
|
Original
|
24-01-1995
|
25-10-1995
|
80
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS ANDTHE REPUBLIC OF ZAMBIA FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME
|
Zambia
|
Original
|
19-12-1977
|
09-11-1982
|
81
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF ZAMBIA FOR THE
AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT TO
TAXES ON INCOME
|
Zambia
|
Original
|
15-7-2015
|
N/A
|
82
|
CONVENTION BETWEEN THE KINGDOM OF THE NETHERLANDS AND THE REPUBLIC OF ZIMBABWE FOR
THE AVOIDANCE OF DOUBLE TAXATION AND THE PREVENTION OF FISCAL EVASION WITH RESPECT
TO TAXES ON INCOME AND CAPITAL GAINS
|
Zimbabwe
|
Original
|
18-05-1989
|
21-04-1991
|
Article 3 – Transparent Entities
Reservation
Pursuant to Article 3(5)(d) of the Convention, the Netherlands reserves the right
for paragraph 1 not to apply to its Covered Tax Agreements that already contain a
provision described in Article 3(4) which identifies in detail the treatment of specific
fact patterns and types of entities or arrangements. The following agreements contain
provisions that are within the scope of this reservation.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
32
|
Japan
|
Article 4(5)
|
75
|
United Kingdom
|
Article 22(3), (4) and (5)
|
76
|
United States of America
|
Article 24(4) and Memorandum of Understanding (XIV)
|
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
Pursuant to Article 3(6) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements contain a provision described in Article 3(4) that is not subject to a
reservation under Article 3(5)(c) through (e). The article and paragraph number of
each such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Protocol (II)
|
7
|
Bahrain
|
Protocol (A)(2) and (3)
|
9
|
Barbados
|
Protocol (I)(2)
|
18
|
Ethiopia
|
Protocol (I)(2)
|
21
|
Georgia
|
Protocol (I)(2)
|
22
|
Germany
|
Protocol (I)(2)
|
23
|
Ghana
|
Protocol (II)
|
25
|
Hong Kong
|
Protocol (I)(2)
|
29
|
Indonesia
|
Protocol (I)
|
35
|
Kenya
|
Protocol (I)
|
42
|
Malawi
|
Protocol (I)(2)
|
51
|
Norway
|
Protocol (IB)
|
52
|
Oman
|
Protocol (II)(c)
|
54
|
Panama
|
Protocol (II)
|
64
|
Slovenia
|
Protocol (II)
|
73
|
Uganda
|
Protocol (I)
|
81
|
Zambia
|
Protocol (I)
|
Article 4 – Dual Resident Entities
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
Pursuant to Article 4(4) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements contain a provision described in Article 4(2) that is not subject to a
reservation under Article 4(3)(b) through (d). The article and paragraph number of
each provision is identified below:
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Article 4(3)
|
2
|
Argentina
|
Article 4(3)
|
3
|
Armenia
|
Article 4(3)
|
4
|
Australia
|
Article 4(4)
|
5
|
Austria
|
Article 4(4)
|
6
|
Azerbaijan
|
Article 4(3)
|
7
|
Bahrain
|
Article 4(4)
|
8
|
Bangladesh
|
Article 4(3)
|
9
|
Barbados
|
Article 4(4)
|
10
|
Belarus
|
Article 4(3)
|
11
|
Bosnia and Herzegovina
|
Article 4(3)
|
12
|
Canada
|
Article 4(3)
|
13
|
China
|
Article 4(3)
|
14
|
Croatia
|
Article 4(3)
|
15
|
Czech Republic
|
Article 4(4)
|
16
|
Egypt
|
Article 4(3)
|
17
|
Estonia
|
Article 4(3)
|
18
|
Ethiopia
|
Article 4(3)
|
19
|
Finland
|
Article 4(3)
|
20
|
France
|
Article 4(4)
|
21
|
Georgia
|
Article 4(3)
|
22
|
Germany
|
Article 4(3)
|
23
|
Ghana
|
Article 4(4)
|
24
|
Greece
|
Article 4(4)
|
25
|
Hong Kong
|
Article 4(4) and Protocol(III)(2)
|
26
|
Hungary
|
Article 4(3)
|
27
|
Iceland
|
Article 4(3)
|
28
|
India
|
Article 4(3)
|
29
|
Indonesia
|
Article 4(4)
|
30
|
Israel
|
Article 4(4)
|
31
|
Italy
|
Article 4(3)
|
32
|
Japan
|
Article 4(3)
|
33
|
Jordan
|
Article 4(3)
|
34
|
Kazakhstan
|
Article 4(3)
|
35
|
Kenya
|
Article 4(3)
|
36
|
Korea
|
Article 4(3)
|
37
|
Kuwait
|
Article 4(4)
|
38
|
Latvia
|
Article 4(3)
|
39
|
Lithuania
|
Article 4(3)
|
40
|
Luxembourg
|
Article 4(4)
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
Article 4(3)
|
42
|
Malawi
|
Article 4(3)
|
43
|
Malaysia
|
Article 4(3)
|
44
|
Malta
|
Article 4(4)
|
45
|
Mexico
|
Article 4(3)
|
46
|
Moldova
|
Article 4(3)
|
47
|
Montenegro
|
Article 4(3)
|
48
|
Morocco
|
Article 4(3)
|
49
|
New Zealand
|
Article 4(3)
|
50
|
Nigeria
|
Article 4(3)
|
51
|
Norway
|
Article 4(3)
|
52
|
Oman
|
Article 4(3)
|
53
|
Pakistan
|
Article 4(3)
|
54
|
Panama
|
Article 4(4)
|
55
|
Philippines
|
Article 4(4)
|
56
|
Portugal
|
Article 4(3)
|
57
|
Qatar
|
Article 4(4)
|
58
|
Romania
|
Article 4(3)
|
59
|
Russian Federation
|
Article 4(3)
|
60
|
Saudi Arabia
|
Article 4(3)
|
61
|
Serbia
|
Article 4(3)
|
62
|
Singapore
|
Article 3(4)
|
63
|
Slovak Republic
|
Article 4(4)
|
64
|
Slovenia
|
Article 4(3)
|
65
|
South Africa
|
Article 4(3)
|
66
|
Sri Lanka
|
Article 4(3)
|
67
|
Suriname
|
Article 4(4)
|
68
|
Sweden
|
Article 4(3)
|
69
|
Tajikistan
|
Article 1(5)
|
70
|
Thailand
|
Article 4(4)
|
71
|
Tunisia
|
Article 4(3)
|
72
|
Turkey
|
Article 4(3)
|
73
|
Uganda
|
Article 4(4)
|
74
|
United Arab Emirates
|
Article 4(4)
|
75
|
United Kingdom
|
Article 4(4)
|
76
|
United States of America
|
Article 4(3) and (4) and Memorandum of Understanding(II)
|
77
|
Uzbekistan
|
Article 4(3)
|
78
|
Venezuela
|
Article 4(3)
|
79
|
Vietnam
|
Article 4(3)
|
80
|
Zambia
|
Article 4(3)
|
81
|
Zambia
|
Article 4(5)
|
82
|
Zimbabwe
|
Article 4(3)
|
Article 5 – Application of Methods for Elimination of Double Taxation
Notification of Choice of Optional Provisions
Pursuant to Article 5(10) of the Convention, the Netherlands hereby chooses under
Article 5(1) to apply Option A of that Article.
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
For jurisdictions choosing Option A:
Pursuant to Article 5(10) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements contain a provision described in Article 5(3). The article and paragraph
number of each such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Article 23(1)(b)
|
2
|
Argentina
|
Article 25(3)
|
3
|
Armenia
|
Article 24(2)
|
4
|
Australia
|
Article 23(3)
|
5
|
Austria
|
Article 24(2)
|
6
|
Azerbaijan
|
Article 23(2)
|
7
|
Bahrain
|
Article 22(2)
|
8
|
Bangladesh
|
Article 23(2)
|
9
|
Barbados
|
Article 24(2)
|
10
|
Belarus
|
Article 23(2)
|
11
|
Bosnia and Herzegovina
|
Article 23(2)
|
12
|
Canada
|
Article 22(2)
|
13
|
China
|
Article 22(2)(b)
|
14
|
Croatia
|
Article 23(3)(b)
|
15
|
Czech Republic
|
Article 25(A)(2)
|
16
|
Egypt
|
Article 22(2)
|
17
|
Estonia
|
Article 24(2)
|
18
|
Ethiopia
|
Article 22(2)
|
19
|
Finland
|
Article 23(2)(b)
|
20
|
France
|
Article 24(a)(2)
|
21
|
Georgia
|
Article 23(3)
|
22
|
Germany
|
Article 22(2)(b)
|
23
|
Ghana
|
Article 24(2)
|
24
|
Greece
|
Article 25(A)(2)
|
25
|
Hong Kong
|
Article 21(2)
|
26
|
Hungary
|
Article 24(2)
|
27
|
Iceland
|
Article 24(4)
|
28
|
India
|
Article 23(2)
|
29
|
Indonesia
|
Article 24(3)
|
30
|
Israel
|
Article 26(A)(2)
|
31
|
Italy
|
Article 24(2)
|
32
|
Japan
|
Article 22(4)
|
33
|
Jordan
|
Article 22(2)
|
34
|
Kazakhstan
|
Article 24(2)
|
35
|
Kenya
|
Article 23(2)
|
36
|
Korea
|
Article 23(2)
|
37
|
Kuwait
|
Article 23(1)(b)
|
38
|
Latvia
|
Article 24(2)
|
39
|
Lithuania
|
Article 24(2)
|
40
|
Luxembourg
|
Article 23(2)
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
Article 24(2)
|
42
|
Malawi
|
Article 22(3)
|
43
|
Malaysia
|
Article 23(2)
|
44
|
Malta
|
Article 25(2)
|
45
|
Mexico
|
Article 22(2)
|
46
|
Moldova
|
Article 23(2)
|
47
|
Montenegro
|
Article 23(2)
|
48
|
Morocco
|
Article 24(2)
|
49
|
New Zealand
|
Article 22(2)
|
50
|
Nigeria
|
Article 23(2)
|
51
|
Norway
|
Article 23(2)(b)
|
52
|
Oman
|
Article 23(1)(b)
|
53
|
Pakistan
|
Article 22(2)
|
54
|
Panama
|
Article 21(1)(b)
|
55
|
Philippines
|
Article 22(2)
|
56
|
Portugal
|
Article 24(3)
|
57
|
Qatar
|
Article 24(2)
|
58
|
Romania
|
Article 24(2)
|
59
|
Russian Federation
|
Article 23(2)
|
60
|
Saudi Arabia
|
Article 23(1)(b)
|
61
|
Serbia
|
Article 23(2)
|
62
|
Singapore
|
Article 24(2)
|
63
|
Slovak Republic
|
Article 25(A)(2)
|
64
|
Slovenia
|
Article 22(2)
|
65
|
South Africa
|
Article 23(2)
|
66
|
Sri Lanka
|
Article 23(2)
|
67
|
Suriname
|
Article 24(2)
|
68
|
Sweden
|
Article 24(3)
|
69
|
Tajikistan
|
Article 18(1)
|
70
|
Thailand
|
Article 23(2)
|
71
|
Tunisia
|
Article 22(2)
|
72
|
Turkey
|
Article 23(2)(b)
|
73
|
Uganda
|
Article 22(2)
|
74
|
United Arab Emirates
|
Article 22(2)
|
75
|
United Kingdom
|
Article 21(2)
|
76
|
United States of America
|
Article 25(2)
|
77
|
Uzbekistan
|
Article 24(2)
|
78
|
Venezuela
|
Article 23(2)
|
79
|
Vietnam
|
Article 23(2)(b)
|
80
|
Zambia
|
Article 22(2)
|
81
|
Zambia
|
Article 22(3)
|
82
|
Zimbabwe
|
Article 23(2)
|
Article 6 – Purpose of a Covered Tax Agreement
Notification of Choice of Optional Provisions
Pursuant to Article 6(6) of the Convention, the Netherlands hereby chooses to apply
Article 6(3).
Notification of Existing Preamble Language in Listed Agreements
Pursuant to Article 6(5) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements are not within the scope of a reservation under Article 6(4) and contains
preamble language described in Article 6(2). The text of the relevant preambular paragraph
is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Preamble Text
|
1
|
Albania
|
Desiring, for the purpose of further developing and facilitating their economic relationship,
to conclude a Convention for the avoidance of double taxation and for the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
2
|
Argentina
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital be concluded by both
States,
|
3
|
Armenia
|
Proceeding from the intention to promote and strengthen the economical, scientific,
technical and cultural relations between both Contracting States and desiring that
a convention for the avoidance of double taxation, the prevention of fiscal evasion
and the exclusion of tax discrimination with respect to taxes on income and on capital
be concluded by both States,
|
4
|
Australia
|
Desiring to conclude an Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
5
|
Austria
|
de wens koesterende, een verdrag te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting
met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen,
von dem Wunsche geleitet, ein Abkommen zur Vermeidung der Doppelbesteuerung auf dem
Gebiete der Steuern vom Einkommen und vom Vermögen, abzuschliessen,
|
6
|
Azerbaijan
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital be concluded by both
States,
|
7
|
Bahrain
|
Desiring that a Convention for the Avoidance of Double Taxation and the Prevention
of Fiscal Evasion with respect to Taxes on Income be concluded by both States,
|
8
|
Bangladesh
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
9
|
Barbados
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
10
|
Belarus
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on property,
|
11
|
Bosnia and Herzegovina
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation with respect
to taxes on income and on capital,
|
12
|
Canada
|
Desiring to replace by a new convention the existing Convention between the Government
of the Kingdom of the Netherlands and the Government of Canada for the avoidance of
double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
13
|
China
|
Desiring to conclude an Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
14
|
Croatia
|
Desiring that an agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital be concluded by both
States,
|
15
|
Czech Republic
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
16
|
Egypt
|
Desiring that an agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income be concluded by both States,
|
17
|
Estonia
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital
|
18
|
Ethiopia
|
Desiring to conclude a Convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
19
|
Finland
|
Desiring to conclude a new Agreement for the avoidance of double taxation and the
prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
21
|
Georgia
|
Desiring that an agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income be concluded,
|
22
|
Germany
|
Voornemens hun respectieve heffingsbevoegdheden zodanig toe te wijzen dat zowel dubbele
heffing als niet-heffing of verminderde heffing van belasting door middel van het
vermijden of ontgaan van belastingen wordt vermeden,
in der Absicht, die jeweiligen Besteuerungsrechte gegenseitig so abzugrenzen, dass
sowohl Doppelbesteue-rungen wie auch Nichtbesteuerungen oder durch Steuerumgehung
oder Steuerhinterziehung verminderte Besteuerungen vermieden werden,
|
23
|
Ghana
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital gains be concluded
by both States
|
24
|
Greece
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
25
|
Hong Kong
|
Desiring to conclude an Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
26
|
Hungary
|
Desiring to replace by a new convention the Convention for the avoidance of double
taxation with respect to direct taxes,
|
27
|
Iceland
|
Desiring that a Convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital be concluded by both
States,
|
28
|
India
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
29
|
Indonesia
|
Desiring to conclude an Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
30
|
Israel
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
31
|
Italy
|
Désireux de remplacer par une nouvelle convention la Convention signée à La Haye le
24 janvier 1957 tendant à éviter les doubles impositions en matière d'impôts sur le
revenu et sur la fortune,
|
32
|
Japan
|
Desiring to conclude a new Convention for the avoidance of double taxation and the
prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
33
|
Jordan
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income be concluded by both States,
|
34
|
Kazakhstan
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital be concluded by both
States,
|
35
|
Kenya
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income be concluded between the Contracting
States,
|
36
|
Korea
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
37
|
Kuwait
|
Desiring to promote their mutual economic relations through the conclusion between
the Kingdom of the Netherlands and the State of Kuwait of an agreement for the avoidance
of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
38
|
Latvia
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
39
|
Lithuania
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
40
|
Luxembourg
|
Animés du désir de conclure une convention tendant à éviter les doubles impositions
et à prévenir l'évasion fiscale en matière d'impôts sur le revenu et sur la fortune,
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital be concluded by both
States,
|
42
|
Malawi
|
Desiring to conclude an Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
43
|
Malaysia
|
Desiring to conclude an Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income
|
44
|
Malta
|
Desiring to conclude an agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
45
|
Mexico
|
Geleid door de wens een verdrag te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting
en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar
het inkomen,
Deseando concluir un convenio para evitar la doble imposición e impedir la evasión
en materia de impuestos sobre la renta,
|
46
|
Moldova
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
47
|
Montenegro
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation with respect
to taxes on income and on capital,
|
48
|
Morocco
|
Désireux de conclure une convention tendant à éviter les doubles impositions et à
prévenir l'évasion fiscale en matière d'impôts sur le revenu et sur la fortune,
|
49
|
New Zealand
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
50
|
Nigeria
|
Desiring to conclude an agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and capital gains,
|
51
|
Norway
|
Desiring to conclude a new Convention for the Avoidance of Double Taxation and the
Prevention of Fiscal Evasion with respect to taxes on income,
|
52
|
Oman
|
Desiring to conclude an Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
53
|
Pakistan
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
54
|
Panama
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income be concluded by both States,
|
55
|
Philippines
|
Desiring to conclude a Convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
56
|
Portugal
|
desiring that a Convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital be concluded by both
States,
|
57
|
Qatar
|
Desiring that an Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income be concluded by both States,
|
58
|
Romania
|
Desiring, with a view to promote and strengthen economic relations, that a convention
for the avoidance of double taxation and the prevention of fiscal evasion with respect
to taxes on income and on capital be concluded by both States,
|
59
|
Russian Federation
|
Desiring to conclude an agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on property,
|
60
|
Saudi Arabia
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of tax evasion with respect to taxes on income,
|
61
|
Serbia
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation with respect
to taxes on income and on capital,
|
62
|
Singapore
|
Desiring to conclude a Convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
63
|
Slovak Republic
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
64
|
Slovenia
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income be concluded by both States,
|
65
|
South Africa
|
desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital in order to promote
and strengthen the economic relations between the two countries,
|
66
|
Sri Lanka
|
Desiring to conclude a Convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
67
|
Suriname
|
De wens koesterende een overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting
en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar
het inkomen en naar het vermogen,
|
68
|
Sweden
|
Desiring to replace by a new Convention the existing Convention between the Kingdom
of the Netherlands and the Kingdom of Sweden for the avoidance of double taxation
and for the establishment of rules for reciprocal administrative assistance with respect
to taxes on income and on capital,
|
69
|
Tajikistan
|
Desiring to conclude an agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on property,
|
70
|
Thailand
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital,
|
71
|
Tunisia
|
Geleid door de wens, dat door beide Staten een verdrag wordt gesloten tot het vermijden
van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking
tot belastingen naar het inkomen,
De´sireux qu’une convention tendant a« e´viter les doubles impositions et a« pre´venir
l’e´vasion fiscale en matie`re d’impoˆts sur le revenu soit conclue par les deux Etats,
|
72
|
Turkey
|
Desiring to conclude an agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
73
|
Uganda
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income be concluded by both States,
|
74
|
United Arab Emirates
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income be concluded by both States,
|
75
|
United Kingdom
|
Desiring to conclude a new Convention for the avoidance of double taxation and the
prevention of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital gains;
|
77
|
Uzbekistan
|
Desiring that a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and on capital be concluded by both
States,
|
78
|
Venezuela
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
79
|
Vietnam
|
Desiring to conclude an Agreement for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
80
|
Zambia
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
81
|
Zambia
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income,
|
82
|
Zimbabwe
|
Desiring to conclude a convention for the avoidance of double taxation and the prevention
of fiscal evasion with respect to taxes on income and capital gains,
|
Notification of Listed Agreements Not Containing Existing Preamble Language
Pursuant to Article 6(6) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements do not contain preamble language referring to a desire to develop an economic
relationship or to enhance co-operation in tax matters.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
2
|
Argentina
|
4
|
Australia
|
5
|
Austria
|
6
|
Azerbaijan
|
7
|
Bahrain
|
8
|
Bangladesh
|
9
|
Barbados
|
10
|
Belarus
|
11
|
Bosnia and Herzegovina
|
12
|
Canada
|
13
|
China
|
14
|
Croatia
|
15
|
Czech Republic
|
16
|
Egypt
|
17
|
Estonia
|
18
|
Ethiopia
|
19
|
Finland
|
20
|
France
|
21
|
Georgia
|
23
|
Ghana
|
24
|
Greece
|
25
|
Hong Kong
|
27
|
Iceland
|
28
|
India
|
29
|
Indonesia
|
30
|
Israel
|
31
|
Italy
|
32
|
Japan
|
33
|
Jordan
|
34
|
Kazakhstan
|
35
|
Kenya
|
36
|
Korea
|
38
|
Latvia
|
39
|
Lithuania
|
40
|
Luxembourg
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
42
|
Malawi
|
43
|
Malaysia
|
44
|
Malta
|
45
|
Mexico
|
46
|
Moldova
|
47
|
Montenegro
|
48
|
Morocco
|
49
|
New Zealand
|
50
|
Nigeria
|
51
|
Norway
|
52
|
Oman
|
53
|
Pakistan
|
54
|
Panama
|
55
|
Philippines
|
56
|
Portugal
|
57
|
Qatar
|
58
|
Romania
|
59
|
Russian Federation
|
60
|
Saudi Arabia
|
61
|
Serbia
|
62
|
Singapore
|
63
|
Slovak Republic
|
64
|
Slovenia
|
66
|
Sri Lanka
|
67
|
Suriname
|
68
|
Sweden
|
69
|
Tajikistan
|
70
|
Thailand
|
71
|
Tunisia
|
72
|
Turkey
|
73
|
Uganda
|
74
|
United Arab Emirates
|
75
|
United Kingdom
|
76
|
United States of America
|
77
|
Uzbekistan
|
78
|
Venezuela
|
79
|
Vietnam
|
80
|
Zambia
|
81
|
Zambia
|
82
|
Zimbabwe
|
Article 7 – Prevention of Treaty Abuse
Notification of Choice of Optional Provisions
Pursuant to Article 7(17)(b) of the Convention, the Netherlands hereby chooses to
apply Article 7(4).
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
Pursuant to Article 7(17)(a) of the Convention, the Netherlands considers that the
following agreements are not subject to a reservation under Article 7(15)(b) and contain
a provision described in Article 7(2). The article and paragraph number of each such
provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
13
|
China
|
Articles 10(7), 11(9) and 12(7)
|
17
|
Estonia
|
Article 10(8)
|
23
|
Ghana
|
Protocol (I)(4)
|
33
|
Jordan
|
Article 10(3)
|
35
|
Kenya
|
Articles 10(8), 11(8) and 12(7)
|
38
|
Latvia
|
Article 10(8)
|
39
|
Lithuania
|
Article 10(8)
|
42
|
Malawi
|
Articles 10(10), 11(9) and 12(8)
|
44
|
Malta
|
Protocol (IV)
|
45
|
Mexico
|
Articles 11(8) and 12(7)
|
57
|
Qatar
|
Article 10(7)
|
65
|
South Africa
|
Article 10(8)
|
71
|
Tunisia
|
Article 10(3)
|
74
|
United Arab Emirates
|
Article 10(9)
|
75
|
United Kingdom
|
Articles 10(3), 11(5), 12(5) and 20(4)
|
81
|
Zambia
|
Articles 10(6), 11(8) and 12(7)
|
Article 8 – Dividend Transfer Transactions
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
Pursuant to Article 8(4) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements contain a provision described in Article 8(1) that is not subject to a
reservation described in Article 8(3)(b). The article and paragraph number of each
such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Article 10(2)(a) and (b)
|
2
|
Argentina
|
Article 10(2)(a)
|
3
|
Armenia
|
Article 10(2)(a)
|
5
|
Austria
|
Article 10(3)
|
6
|
Azerbaijan
|
Article 10(2)(a)
|
7
|
Bahrain
|
Article 10(2)(a)
|
8
|
Bangladesh
|
Article 10(2)(a)
|
9
|
Barbados
|
Article 10(3)
|
10
|
Belarus
|
Article 10(2)(a) and (3)
|
11
|
Bosnia and Herzegovina
|
Article 10(2)(a)
|
12
|
Canada
|
Article 10(2)(a) and (b)
|
13
|
China
|
Article 10(2)(a)
|
14
|
Croatia
|
Article 10(3)
|
15
|
Czech Republic
|
Article 10(3)
|
16
|
Egypt
|
Article 10(3)
|
17
|
Estonia
|
Article 10(2)(a)
|
18
|
Ethiopia
|
Article 10(2)(c)(i)
|
19
|
Finland
|
Article 10(3)
|
20
|
France
|
Article 10(2)(a)
|
21
|
Georgia
|
Article 10(2)(a) and (b)
|
22
|
Germany
|
Article 10(2)(a)
|
23
|
Ghana
|
Article 10(2)(a)
|
24
|
Greece
|
Article 10(2)(a)(i)
|
25
|
Hong Kong
|
Article 10(2)(a) and (3)(a)
|
26
|
Hungary
|
Article 10(2)(a)
|
27
|
Iceland
|
Article 10(2)(a)
|
29
|
Indonesia
|
Article 10(2)(a)
|
30
|
Israel
|
Article 11(2)(a)
|
31
|
Italy
|
Article 10(2)(a)
|
32
|
Japan
|
Article 10(2)(a) and (3)(a)
|
33
|
Jordan
|
Article 10(2)(a)
|
34
|
Kazakhstan
|
Article 10(2)(a) and Protocol (VII)
|
35
|
Kenya
|
Article 10(3)(a)
|
36
|
Korea
|
Article 10(2)(a)
|
37
|
Kuwait
|
Article 10(2)(a)
|
38
|
Latvia
|
Article 10(2)(a)
|
39
|
Lithuania
|
Article 10(2)(a)
|
40
|
Luxembourg
|
Article 10(2)(a)
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
Article 10(3)
|
42
|
Malawi
|
Article 10(3)
|
43
|
Malaysia
|
Article 11(2)
|
44
|
Malta
|
Article 10(2)(a)
|
45
|
Mexico
|
Article 10(2)(a)
|
46
|
Moldova
|
Article 10(2)(a) and (3)(a)
|
47
|
Montenegro
|
Article 10(2)(a)
|
48
|
Morocco
|
Article 10(2)(a)
|
50
|
Nigeria
|
Article 10(2)(a)
|
51
|
Norway
|
Article 10(3)(b)
|
52
|
Oman
|
Article 10(2)(a)
|
53
|
Pakistan
|
Article 10(2)(a)
|
54
|
Panama
|
Article 10(3)(a) and (c)
|
55
|
Philippines
|
Article 10(2)(a)
|
57
|
Qatar
|
Article 10(2)(a)
|
58
|
Romania
|
Article 10(2)(a) and (b)
|
59
|
Russian Federation
|
Article 10(2)(a)
|
60
|
Saudi Arabia
|
Article 10(2)(a)
|
61
|
Serbia
|
Article 10(2)(a)
|
62
|
Singapore
|
Article 10(2)
|
63
|
Slovak Republic
|
Article 10(3)
|
64
|
Slovenia
|
Article 10(2)(a)
|
65
|
South Africa
|
Article 10(2)(a)
|
66
|
Sri Lanka
|
Article 10(2)(a)
|
67
|
Suriname
|
Article 10(2)(a)
|
68
|
Sweden
|
Article 10(2)
|
70
|
Thailand
|
Article 10(3)
|
71
|
Tunisia
|
Article 10(2)(a)
|
72
|
Turkey
|
Article 10(2)(a)
|
73
|
Uganda
|
Article 10(3)
|
74
|
United Arab Emirates
|
Article 10(2)(a)
|
75
|
United Kingdom
|
Article 10(2)(b)(i)
|
76
|
United States of America
|
Article 10(2)(a) and (3)
|
77
|
Uzbekistan
|
Article 10(2)(a)
|
78
|
Venezuela
|
Article 10(3)
|
79
|
Vietnam
|
Article 10(2)(a) and (b)
|
80
|
Zambia
|
Article 10(2)(a)
|
81
|
Zambia
|
Article 10(2)(a)
|
82
|
Zimbabwe
|
Article 10(2)(a)
|
Article 9 – Capital Gains from Alienation of Shares or Interests of Entities Deriving
their Value Principally from Immovable Property
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
Pursuant to Article 9(7) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements contain a provision described in Article 9(1). The article and paragraph
number of each such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Article 13(4)
|
2
|
Argentina
|
Article 14(2)
|
4
|
Australia
|
Article 13(1) and (2)(a)(iii) (b)(iii)
|
6
|
Azerbaijan
|
Article 13(2)
|
12
|
Canada
|
Article 13(4)
|
13
|
China
|
Article 13(4)
|
18
|
Ethiopia
|
Article 13(3)
|
20
|
France
|
Article 13(1)
|
22
|
Germany
|
Article 13(2)
|
23
|
Ghana
|
Article 13(4)
|
25
|
Hong Kong
|
Article 13(4)
|
28
|
India
|
Article 13(4)
|
32
|
Japan
|
Article 13(2)
|
34
|
Kazakhstan
|
Article 13(2)
|
42
|
Malawi
|
Article 13(4)
|
45
|
Mexico
|
Article 13(1), second sentence
|
51
|
Norway
|
Article 13(5)(a)
|
53
|
Pakistan
|
Article 13(5)
|
54
|
Panama
|
Article 13(6)
|
62
|
Singapore
|
Article 14(5)
|
64
|
Slovenia
|
Article 13(4)
|
75
|
United Kingdom
|
Article 13(4)
|
76
|
United States of America
|
Article 14(1)(b)
|
79
|
Vietnam
|
Article 13(4)
|
Article 10 – Anti-abuse Rule for Permanent Establishments Situated in Third Jurisdictions
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
Pursuant to Article 10(6) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements contain a provision described in Article 10(4). The article and paragraph
number of each such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
75
|
United Kingdom
|
Protocol (VII)
|
76
|
United States of America
|
Article 12(8) and 13(6)
|
Article 11 – Application of Tax Agreements to Restrict a Party’s Right to Tax its
Own Residents
Reservation
Pursuant to Article 11(3)(a) of the Convention, the Netherlands reserves the right
for the entirety of Article 11 not to apply to its Covered Tax Agreements.
Article 12 – Artificial Avoidance of Permanent Establishment Status through Commissionnaire
Arrangements and Similar Strategies
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
Pursuant to Article 12(5) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements contain a provision described in Article 12(3)(a). The article and paragraph
number of each such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Article 5(5)
|
2
|
Argentina
|
Article 5(5)
|
3
|
Armenia
|
Article 5(5)
|
4
|
Australia
|
Article 5(5)(a)
|
5
|
Austria
|
Article 5(4)
|
6
|
Azerbaijan
|
Article 5(5) and Protocol (IV)
|
7
|
Bahrain
|
Article 5(5)
|
8
|
Bangladesh
|
Article 5(5)(a)
|
9
|
Barbados
|
Article 5(5)
|
10
|
Belarus
|
Article 5(5)
|
11
|
Bosnia and Herzegovina
|
Article 5(5)
|
12
|
Canada
|
Article 5(5)
|
13
|
China
|
Article 5(5)
|
14
|
Croatia
|
Article 5(5)
|
15
|
Czech Republic
|
Article 5(4)
|
16
|
Egypt
|
Article 5(5)
|
17
|
Estonia
|
Article 5(5)
|
18
|
Ethiopia
|
Article 5(8)
|
19
|
Finland
|
Article 5(5)
|
20
|
France
|
Article 5(4)
|
21
|
Georgia
|
Article 5(6)
|
22
|
Germany
|
Article 5(8)
|
23
|
Ghana
|
Article 5(5)
|
24
|
Greece
|
Article 5(5)
|
25
|
Hong Kong
|
Article 5(6)
|
26
|
Hungary
|
Article 5(5)
|
27
|
Iceland
|
Article 5(5)
|
28
|
India
|
Artice 5(5)(a)
|
29
|
Indonesia
|
Article 5(5)(a)
|
30
|
Israel
|
Article 5(5)
|
31
|
Italy
|
Article 5(4)
|
32
|
Japan
|
Article 5(5)
|
33
|
Jordan
|
Article 5(5)(a)
|
34
|
Kazakhstan
|
Article 5(5)
|
35
|
Kenya
|
Article 5(5)
|
36
|
Korea
|
Article 5(4)
|
37
|
Kuwait
|
Article 5(7)(a)
|
38
|
Latvia
|
Article 5(5)
|
39
|
Lithuania
|
Article 5(5)
|
40
|
Luxembourg
|
Article 5(4)
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
Article 5(5)
|
42
|
Malawi
|
Article 5(6)
|
43
|
Malaysia
|
Article 5(5)(a)
|
44
|
Malta
|
Article 5(4)
|
45
|
Mexico
|
Article 5(5) and Protocol (VI)
|
46
|
Moldova
|
Article 5(5)
|
47
|
Montenegro
|
Article 5(5)
|
48
|
Morocco
|
Article 5(4)
|
49
|
New Zealand
|
Article 5(6)
|
50
|
Nigeria
|
Article 5(7)(a)
|
51
|
Norway
|
Article 5(6)
|
52
|
Oman
|
Article 5(5)(a)
|
53
|
Pakistan
|
Article 5(6)(a)
|
54
|
Panama
|
Article 5(7)(a)
|
55
|
Philippines
|
Article 5(4)(a)
|
56
|
Portugal
|
Article 5(5)(a)
|
57
|
Qatar
|
Article 5(5)
|
58
|
Romania
|
Article 5(5)
|
59
|
Russian Federation
|
Article 5(5)
|
60
|
Saudi Arabia
|
Article 5(3)(c)
|
61
|
Serbia
|
Article 5(5)
|
62
|
Singapore
|
Article 4(4)(a)
|
63
|
Slovak Republic
|
Article 5(4)
|
64
|
Slovenia
|
Article 5(5)
|
65
|
South Africa
|
Article 5(5)
|
66
|
Sri Lanka
|
Article 5(5)
|
67
|
Suriname
|
Article 5(4)(a)
|
68
|
Sweden
|
Article 5(5)
|
69
|
Tajikistan
|
Article 4(5)
|
70
|
Thailand
|
Article 5(5)(a)
|
71
|
Tunisia
|
Article 5(5)
|
72
|
Turkey
|
Article 5(5)(a)
|
73
|
Uganda
|
Article 5(5)
|
74
|
United Arab Emirates
|
Article 5(6)
|
75
|
United Kingdom
|
Article 5(5)
|
76
|
United States of America
|
Article 5(5)
|
77
|
Uzbekistan
|
Article 5(5)
|
78
|
Venezuela
|
Article 5(5)
|
79
|
Vietnam
|
Article 5(5)(a)
|
80
|
Zambia
|
Article 5(5)
|
81
|
Zambia
|
Article 5(8)
|
82
|
Zimbabwe
|
Article 5(5)
|
Pursuant to Article 12(6) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements contain a provision described in Article 12(3)(b). The article and paragraph
number of each such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Article 5(6)
|
2
|
Argentina
|
Article 5(6)
|
3
|
Armenia
|
Article 5(6)
|
4
|
Australia
|
Article 5(6)
|
5
|
Austria
|
Article 5(5)
|
6
|
Azerbaijan
|
Article 5(7)
|
7
|
Bahrain
|
Article 5(6)
|
8
|
Bangladesh
|
Article 5(6)
|
9
|
Barbados
|
Article 5(6)
|
10
|
Belarus
|
Article 5(6)
|
11
|
Bosnia and Herzegovina
|
Article 5(6)
|
12
|
Canada
|
Article 5(6)
|
13
|
China
|
Article 5(6)
|
14
|
Croatia
|
Article 5(6)
|
15
|
Czech Republic
|
Article 5(5)
|
16
|
Egypt
|
Article 5(6)
|
17
|
Estonia
|
Article 5(6)
|
18
|
Ethiopia
|
Article 5(9)
|
19
|
Finland
|
Article 5(6)
|
20
|
France
|
Article 5(6)
|
21
|
Georgia
|
Article 5(7)
|
22
|
Germany
|
Article 5(9)
|
23
|
Ghana
|
Article 5(6)
|
24
|
Greece
|
Article 5(6)
|
25
|
Hong Kong
|
Article 5(7)
|
26
|
Hungary
|
Article 5(6)
|
27
|
Iceland
|
Article 5(6)
|
28
|
India
|
Article 5(6)
|
29
|
Indonesia
|
Article 5(7)
|
30
|
Israel
|
Article 5(6)
|
31
|
Italy
|
Article 5(5)
|
32
|
Japan
|
Article 5(6)
|
33
|
Jordan
|
Article 5(6)
|
34
|
Kazakhstan
|
Article 5(6)
|
35
|
Kenya
|
Article 5(7)
|
36
|
Korea
|
Article 5(6)
|
37
|
Kuwait
|
Article 5(6)
|
38
|
Latvia
|
Article 5(6)
|
39
|
Lithuania
|
Article 5(6)
|
40
|
Luxembourg
|
Article 5(5)
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
Article 5(6)
|
42
|
Malawi
|
Article 5(7)
|
43
|
Malaysia
|
Article 5(6)
|
44
|
Malta
|
Article 5(5)
|
45
|
Mexico
|
Article 5(6)
|
46
|
Moldova
|
Article 5(6)
|
47
|
Montenegro
|
Article 5(6)
|
48
|
Morocco
|
Article 5(5)
|
49
|
New Zealand
|
Article 5(7)
|
50
|
Nigeria
|
Article 5(6)
|
51
|
Norway
|
Article 5(7)
|
53
|
Oman
|
Article 5(6)
|
53
|
Pakistan
|
Article 5(7)
|
54
|
Panama
|
Article 5(8)
|
55
|
Philippines
|
Article 5(6)
|
56
|
Portugal
|
Article 5(6)
|
57
|
Qatar
|
Article 5(7)
|
58
|
Romania
|
Article 5(6)
|
59
|
Russian Federation
|
Article 5(6)
|
60
|
Saudi Arabia
|
Article 5(5)
|
61
|
Serbia
|
Article 5(6)
|
62
|
Singapore
|
Article 4(6)
|
63
|
Slovak Republic
|
Article 5(5)
|
64
|
Slovenia
|
Article 5(6)
|
65
|
South Africa
|
Article 5(6)
|
66
|
Sri Lanka
|
Article 5(7)
|
67
|
Suriname
|
Article 5(7)
|
68
|
Sweden
|
Article 5(6)
|
69
|
Tajikistan
|
Article 4(6)
|
70
|
Thailand
|
Article 5(6)
|
71
|
Tunisia
|
Article 5(6)
|
72
|
Turkey
|
Article 5(6) en Protocol (III)
|
73
|
Uganda
|
Article 5(6)
|
74
|
United Arab Emirates
|
Article 5(6)
|
75
|
United Kingdom
|
Article 5(6)
|
76
|
United States of America
|
Article 5(6)
|
77
|
Uzbekistan
|
Article 5(6)
|
78
|
Venezuela
|
Article 5(6)
|
79
|
Vietnam
|
Article 5(6)
|
80
|
Zambia
|
Article 5(6)
|
81
|
Zambia
|
Article 5(9)
|
82
|
Zimbabwe
|
Article 5(6)
|
Article 13 – Artificial Avoidance of Permanent Establishment Status through the Specific
Activity Exemptions
Notification of Choice of Optional Provisions
Pursuant to Article 13(7) of the Convention, the Netherlands hereby chooses to apply
Option A under Article 13(1).
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
Pursuant to Article 13(7) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements contain a provision described in Article 13(5)(a). The article and paragraph
number of each such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Article 5(4) and Protocol (V)
|
2
|
Argentina
|
Article 5(4)
|
3
|
Armenia
|
Article 5(4)
|
4
|
Australia
|
Article 5(3)
|
5
|
Austria
|
Article 5(3)
|
6
|
Azerbaijan
|
Article 5(4)
|
7
|
Bahrain
|
Article 5(4)
|
8
|
Bangladesh
|
Article 5(4)
|
9
|
Barbados
|
Article 5(4)
|
10
|
Belarus
|
Article 5(4)
|
11
|
Bosnia and Herzegovina
|
Article 5(4)
|
12
|
Canada
|
Article 5(4)
|
13
|
China
|
Article 5(4)
|
14
|
Croatia
|
Article 5(4)
|
15
|
Czech Republic
|
Article 5(3)
|
16
|
Egypt
|
Article 5(4)
|
17
|
Estonia
|
Article 5(4)
|
18
|
Ethiopia
|
Article 5(7)
|
19
|
Finland
|
Article 5(4)
|
20
|
France
|
Article 5(3)
|
21
|
Georgia
|
Article 5(4)
|
22
|
Germany
|
Article 5(7)
|
23
|
Ghana
|
Article 5(4)
|
24
|
Greece
|
Article 5(4)
|
25
|
Hong Kong
|
Article 5(5)
|
26
|
Hungary
|
Article 5(4)
|
27
|
Iceland
|
Article 5(4)
|
28
|
India
|
Article 5(4)
|
29
|
Indonesia
|
Article 5(4)
|
30
|
Israel
|
Article 5(3)
|
31
|
Italy
|
Article 5(3)
|
32
|
Japan
|
Article 5(4)
|
33
|
Jordan
|
Article 5(4) and Protocol (III)
|
34
|
Kazakhstan
|
Article 5(4)
|
35
|
Kenya
|
Article 5(4)
|
36
|
Korea
|
Article 5(3)
|
37
|
Kuwait
|
Article 5(6)
|
38
|
Latvia
|
Article 5(4)
|
39
|
Lithuania
|
Article 5(4)
|
40
|
Luxembourg
|
Article 5(3)
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
Article 5(4)
|
42
|
Malawi
|
Article 5(5)
|
43
|
Malaysia
|
Article 5(4)
|
44
|
Malta
|
Article 5(3)
|
45
|
Mexico
|
Article 5(4)
|
46
|
Moldova
|
Article 5(4)
|
47
|
Montenegro
|
Article 5(4)
|
48
|
Morocco
|
Article 5(3)
|
49
|
New Zealand
|
Article 5(4)
|
50
|
Nigeria
|
Article 5(4)
|
51
|
Norway
|
Article 5(5)
|
52
|
Oman
|
Article 5(4)
|
53
|
Pakistan
|
Article 5(5)
|
54
|
Panama
|
Article 5(6)
|
55
|
Philippines
|
Article 5(3)
|
56
|
Portugal
|
Article 5(4)
|
57
|
Qatar
|
Article 5(4)
|
58
|
Romania
|
Article 5(4)
|
59
|
Russian Federation
|
Article 5(4)
|
60
|
Saudi Arabia
|
Article 5(4) and (6)
|
61
|
Serbia
|
Article 5(4)
|
62
|
Singapore
|
Article 4(3)
|
63
|
Slovak Republic
|
Article 5(3)
|
64
|
Slovenia
|
Article 5(4)
|
65
|
South Africa
|
Article 5(4)
|
66
|
Sri Lanka
|
Article 5(4)
|
67
|
Suriname
|
Article 5(3)
|
68
|
Sweden
|
Article 5(4)
|
69
|
Tajikistan
|
Article 4(3) and (4)
|
70
|
Thailand
|
Article 5(4)
|
71
|
Tunisia
|
Article 5(4)
|
72
|
Turkey
|
Article 5(4)
|
73
|
Uganda
|
Article 5(4)
|
74
|
United Arab Emirates
|
Article 5(4)
|
75
|
United Kingdom
|
Article 5(4)
|
76
|
United States of America
|
Article 5(4)
|
77
|
Uzbekistan
|
Article 5(4)
|
78
|
Venezuela
|
Article 5(4)
|
79
|
Vietnam
|
Article 5(4)
|
80
|
Zambia
|
Article 5(3)
|
81
|
Zambia
|
Article 5(7)
|
82
|
Zimbabwe
|
Article 5(4)
|
Article 14 – Splitting-up of Contracts
Reservation
Pursuant to Article 14(3)(b) of the Convention, the Netherlands reserves the right
for the entirety of Article 14 not to apply with respect to provisions of its Covered
Tax Agreements relating to the exploration for or exploitation of natural resources.
The following agreements contain provisions that are within the scope of this reservation.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Article 23A
|
2
|
Argentina
|
Article 26
|
3
|
Armenia
|
Article 25
|
6
|
Azerbaijan
|
Article 24
|
7
|
Bahrain
|
Article 23
|
9
|
Barbados
|
Article 25
|
10
|
Belarus
|
Article 24
|
12
|
Canada
|
Article 23
|
14
|
Croatia
|
Article 24
|
16
|
Egypt
|
Article 23
|
17
|
Estonia
|
Article 25
|
18
|
Ethiopia
|
Article 5(4),(5) and (6)
|
19
|
Finland
|
Article 24
|
21
|
Georgia
|
Article 24
|
22
|
Germany
|
Article 5(4)
|
25
|
Hong Kong
|
Article 22
|
27
|
Iceland
|
Article 25
|
29
|
Indonesia
|
Article 25
|
33
|
Jordan
|
Article 23
|
34
|
Kazakhstan
|
Article 25
|
37
|
Kuwait
|
Article 24
|
38
|
Latvia
|
Article 25
|
39
|
Lithuania
|
Article 25
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
Article 25
|
46
|
Moldova
|
Article 24
|
51
|
Norway
|
Article 24(3)
|
54
|
Panama
|
Article 5(4) and (5)
|
56
|
Portugal
|
Article 25
|
57
|
Qatar
|
Article 23
|
58
|
Romania
|
Article 25
|
59
|
Russian Federation
|
Article 24
|
64
|
Slovenia
|
Article 23
|
65
|
South Africa
|
Article 24
|
68
|
Sweden
|
Article 25
|
73
|
Uganda
|
Article 23
|
75
|
United Kingdom
|
Article 23
|
76
|
United States of America
|
Article 27
|
77
|
Uzbekistan
|
Article 25
|
78
|
Venezuela
|
Article 24
|
81
|
Zambia
|
Article 5(4),(5) and (6)
|
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
Pursuant to Article 14(4) of the Convention, the Netherlands considers that the following
agreements contain a provision described in Article 14(2) that is not subject to a
reservation under Article 14(3)(b). The article and paragraph number of each such
provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
22
|
Germany
|
Protocol (III)
|
51
|
Norway
|
Protocol (III)
|
67
|
Suriname
|
Art. 5(2)(h)(i)
|
Article 16 – Mutual Agreement Procedure
Notification of Existing Provisions in Listed Agreements
Pursuant to Article 16(6)(a) of the Convention, the Netherlands considers that the
following agreements contain a provision described in Article 16(4)(a)(i). The article
and paragraph number of each such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Article 25(1), first sentence
|
2
|
Argentina
|
Article 28(1), first sentence
|
3
|
Armenia
|
Article 27(1), first sentence
|
4
|
Australia
|
Article 24(1), first sentence
|
5
|
Austria
|
Article 26(1)
|
6
|
Azerbaijan
|
Article 26(1), first sentence
|
7
|
Bahrain
|
Article 25(1), first sentence
|
8
|
Bangladesh
|
Article 25(1), first sentence
|
9
|
Barbados
|
Article 26(1), first sentence
|
10
|
Belarus
|
Article 26(1), first sentence
|
11
|
Bosnia and Herzegovina
|
Article 25(1), first sentence
|
12
|
Canada
|
Article 25(1), first sentence
|
13
|
China
|
Article 25(1), first sentence
|
14
|
Croatia
|
Article 26(1), first sentence
|
15
|
Chech Republic
|
Article 27(1)
|
16
|
Egypt
|
Article 25(1), first sentence
|
17
|
Estonia
|
Article 27(1), first sentence
|
18
|
Ethiopia
|
Article 24(1), first sentence
|
19
|
Finland
|
Article 26(1), first sentence
|
20
|
France
|
Article 27(1), first sentence
|
21
|
Georgia
|
Article 26(1), first sentence
|
22
|
Germany
|
Article 25(1), first sentence
|
23
|
Ghana
|
Article 26(1), first sentence
|
24
|
Greece
|
Article 27(1), first sentence
|
25
|
Hong Kong
|
Article 24(1), first sentence
|
26
|
Hungary
|
Article 26(1), first sentence
|
27
|
Iceland
|
Article 27(1), first sentence
|
28
|
India
|
Article 25(1), first sentence
|
29
|
Indonesia
|
Article 27(1), first sentence
|
30
|
Israel
|
Article 28(1)
|
31
|
Italy
|
Article 26(1), first sentence
|
32
|
Japan
|
Article 24 (1), first sentence
|
33
|
Jordan
|
Article 25(1), first sentence
|
34
|
Kazahkstan
|
Article 27(1), first sentence
|
35
|
Kenya
|
Article 25(1), first sentence
|
36
|
Korea
|
Article 25(1)
|
37
|
Kuwait
|
Article 26(1), first sentence
|
38
|
Latvia
|
Article 27(1), first sentence
|
39
|
Lithuania
|
Article 27(1), first sentence
|
40
|
Luxembourg
|
Article 25(1)
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
Article 27(1), first sentence
|
42
|
Malawi
|
Article 24(1), first sentence
|
43
|
Malaysia
|
Article 25(1), first sentence
|
44
|
Malta
|
Article 27(1), first sentence
|
45
|
Mexico
|
Article 24(1), first sentence
|
46
|
Moldava
|
Article 26(1), first sentence
|
47
|
Montenegro
|
Article 25(1), first sentence
|
48
|
Morocco
|
Article 26(1)
|
49
|
New-Zealand
|
Article 23(1), first sentence
|
50
|
Nigeria
|
Article 25(1), first sentence
|
51
|
Norway
|
Article 26(1), first sentence
|
52
|
Oman
|
Article 25(1), first sentence
|
53
|
Pakistan
|
Article 24(1), first sentence
|
54
|
Panama
|
Article 23(1), first sentence
|
55
|
Philippines
|
Article 24(1), first sentence
|
56
|
Portugal
|
Article 27(1), first sentence
|
57
|
Qatar
|
Article 26(1), first sentence
|
58
|
Romania
|
Article 27(1), first sentence
|
59
|
Russian Federation
|
Article 26(1), first sentence
|
60
|
Saudi Arabia
|
Article 24(1), first sentence
|
61
|
Serbia
|
Article 25(1), first sentence
|
62
|
Singapore
|
Article 26(1)
|
63
|
Slovak Republic
|
Article 27(1)
|
64
|
Slovenia
|
Article 25(1), first sentence
|
65
|
South Africa
|
Article 26(1), first sentence
|
66
|
Sri Lanka
|
Article 25(1), first sentence
|
67
|
Surinam
|
Article 26(1)
|
68
|
Sweden
|
Article 27(1), first sentence
|
69
|
Tajikistan
|
Article 20(1), first sentence
|
70
|
Thailand
|
Article 25(1), first sentence
|
71
|
Tunisia
|
Article 24(1), first sentence
|
72
|
Turkey
|
Article 25(1)
|
73
|
Uganda
|
Article 25(1), first sentence
|
74
|
United Arab Emirates
|
Article 24(1), first sentence
|
75
|
United Kingdom
|
Article 25(1), first sentence
|
76
|
United States
|
Article 28(1)
|
77
|
Uzbekistan
|
Article 27(1), first sentence
|
78
|
Venezuela
|
Article 26(1), first sentence
|
79
|
Vietnam
|
Article 25(1), first sentence
|
80
|
Zambia
|
Article 24(1), first sentence
|
81
|
Zambia
|
Article 24(1), first sentence
|
82
|
Zimbabwe
|
Article 25(1), first sentence
|
Pursuant to Article 16(6)(b)(i) of the Convention, the Netherlands considers that
the following agreements contain a provision that provides that a case referred to
in the first sentence of Article 16(1) must be presented within a specific time period
that is shorter than three years from the first notification of the action resulting
in taxation not in accordance with the provisions of the Covered Tax Agreement. The
article and paragraph number of each such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
12
|
Canada
|
Article 25(1), second sentence
|
31
|
Italy
|
Article 26(1), second sentence
|
43
|
Malaysia
|
Article 25(1), second sentence
|
55
|
Philippines
|
Article 24(1), second sentence
|
57
|
Qatar
|
Article 26(1), second sentence
|
78
|
Venezuela
|
Article 26(1), second sentence
|
Pursuant to Article 16(6)(b)(ii) of the Convention, the Netherlands considers that
the following agreements contain a provision that provides that a case referred to
in the first sentence of Article 16(1) must be presented within a specific time period
that is at least three years from the first notification of the action resulting in
taxation not in accordance with the provisions of the Covered Tax Agreement. The article
and paragraph number of each such provision is identified below.
Listed Agreement Number
|
Other Contracting Jurisdiction
|
Provision
|
1
|
Albania
|
Article 25(1), second sentence
|
2
|
Argentina
|
Article 28(1), second sentence
|
3
|
Armenia
|
Article 27(1), second sentence
|
6
|
Azerbaijan
|
Article 26(1), second sentence
|
7
|
Bahrain
|
Article 25(1), second sentence
|
8
|
Bangladesh
|
Article 25(1), second sentence
|
9
|
Barbados
|
Article 26(1), second sentence
|
10
|
Belarus
|
Article 26(1), second sentence
|
11
|
Bosnia and Herzegovina
|
Article 25(1), second sentence
|
13
|
China
|
Article 25(1), second sentence
|
14
|
Croatia
|
Article 26(1), second sentence
|
16
|
Egypt
|
Article 25(1), second sentence
|
17
|
Estonia
|
Article 27(1), second sentence
|
18
|
Ethiopia
|
Article 24(1), second sentence
|
19
|
Finland
|
Article 26(1), second sentence
|
20
|
France
|
Article 27(1), second sentence
|
21
|
Georgia
|
Article 26(1), second sentence
|
22
|
Germany
|
Article 25(1), second sentence
|
23
|
Ghana
|
Article 26(1), second sentence
|
24
|
Greece
|
Article 27(1), second sentence
|
25
|
Hong Kong
|
Article 24(1), second sentence
|
26
|
Hungary
|
Article 26(1), second sentence
|
27
|
Iceland
|
Article 27(1), second sentence
|
28
|
India
|
Article 25(1), second sentence
|
29
|
Indonesia
|
Article 27(1), second sentence
|
32
|
Japan
|
Article 24(1), second sentence
|
33
|
Jordan
|
Article 25(1), second sentence
|
34
|
Kazahkstan
|
Article 27(1), second sentence
|
35
|
Kenya
|
Article 25(1), second sentence
|
37
|
Kuwait
|
Article 26(1), second sentence
|
38
|
Latvia
|
Article 27(1), second sentence
|
39
|
Lithuania
|
Article 27(1), second sentence
|
41
|
Macedonia (FYROM)
|
Article 27(1), second sentence
|
43
|
Malawi
|
Article 24(1), second sentence
|
44
|
Malta
|
Article 27(1), second sentence
|
45
|
Mexico
|
Article 24(1), second sentence
|
46
|
Moldava
|
Article 26(1), second sentence
|
47
|
Montenegro
|
Article 25(1), second sentence
|
49
|
New-Zealand
|
Article 23(1), second sentence
|
50
|
Nigeria
|
Article 25(1), second sentence
|
51
|
Norway
|
Article 26(1), second sentence
|
52
|
Oman
|
Article 25(1), second sentence
|
53
|
Pakistan
|