34 845 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2017 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 december 2017

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 7 december 2017 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 14 december 2017 zijn ze door de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Vraag (1):

Kunt u in een tabel inzicht geven in de huidige stand van zaken in de asielreserve?

Antwoord:

Ja:

In € mln.

Stand zoals opgenomen Begroting 2018

Na bij NJN2017 aangekondigde toevoegingen

Stand per 1-1-2017

335,9

335,9

Onttrekkingen in 2017

– 334,4

– 334,4

Toevoegingen in 2017

85

123

Stand per 31-12-2017

86,5

124,5

     

Stand per 1-1-2018

86,5

124,5

Onttrekkingen in 2018

165,7

165,7

Toevoegingen in 2018

83

83

Stand per 31-12-2018

3,8

41,8

Het verwachte restant in de asielreserve per eind 2018 zal worden betrokken bij de voorjaarsbesluitvorming 2018.

Vraag (2):

Kunt u een precies overzicht geven op welke begrotingsposten in 2017 onderuitputting is ontstaan? Kan ook worden aangegeven of het gaat om incidentele of structurele onderuitputting?

Antwoord:

De onderuitputting op de begroting van VenJ is een optelsom van mee en tegenvallers aan zowel de inkomstenkant als de uitgavenkant. De inkomsten op de VenJ begroting vallen circa € 23 mln. lager uit dan verwacht, dit wordt grotendeels veroorzaakt door lagere ontvangsten uit griffierechten (– € 22 mln.). De uitgaven vallen circa € 34 mln. lager uit, dit wordt door de volgende posten veroorzaakt:

Meevallers Rechtspleging en Rechtshandhaving

19,9 mln.

• waarvan meevaller Raad voor de Rechtsbijstand

14,6 mln.

• waarvan meevaller wet schuldsanering natuurlijke personen

3,6 mln.

• waarvan meevaller Centraal Administratie Kantoor

2,5 mln.

• waarvan meevaller intensiveringsgelden NFI

1,9 mln.

   

Meevaller Straffen en Beschermen

7,2 mln.

• waarvan meevaller Raad voor de Kinderbescherming

2,3 mln.

   

Vertraging implementatie vernieuwing C2000

10,0 mln.

   

Overige tegenvallers

– 2,9 mln.

Bij najaarsnota worden enkel uitgaven- en -ontvangstenmutaties voor het uitvoeringsjaar gepresenteerd, derhalve zijn genoemde mee en tegenvallers incidentele mutaties. Ten behoeve van de voorjaarsbesluitvorming 2018 zal begin 2018 mede op basis van de realisatie 2017 worden bezien wat de eventuele meerjarige doorwerking is.

Vraag (3):

Uit hoeveel autochtonen bestaat de Nederlandse bevolking momenteel?

Antwoord:

Op 1 januari 2017 waren er circa 13.220.000 personen met een Nederlandse achtergrond woonachtig in Nederland.

Bron Statline, afgerond op 10.000-tallen, peildatum 8 dec 2017

Vraag (4):

Uit hoeveel allochtonen bestaat de Nederlandse bevolking momenteel, zowel in aantal als procentueel?

Antwoord:

Op 1 januari 2017 waren er circa 3.860.000 personen met een migratieachtergrond woonachtig in Nederland. Dit is 23% van totale bevolking.

Bron Statline, afgerond op 10.000-tallen, peildatum 8 dec 2017

Vraag (5):

Uit hoeveel westerse allochtonen bestaat de Nederlandse bevolking momenteel, zowel in aantal als procentueel?

Antwoord:

Op 1 januari 2017 waren er circa 1.690.000 personen met een westerse migratieachtergrond woonachtig in Nederland. Dit is 10% van de totale bevolking.

Bron Statline, afgerond op 10.000-tallen, peildatum 8 dec 2017

Vraag (6):

Uit hoeveel niet-westerse allochtonen bestaat de Nederlandse bevolking momenteel, zowel in aantal als procentueel?

Antwoord:

Op 1 januari 2017 waren er circa 2.170.000 personen met een niet-westerse migratieachtergrond woonachtig in Nederland. Dit is 13% van de totale bevolking.

Bron: Statline, afgerond op 10.000-tallen, peildatum 8 december 2017

Vraag (7):

Hoeveel immigranten zijn er op dit moment in totaal in Nederland?

Antwoord:

Op 1 januari 2017 waren er circa 2.000.000 personen met een (westerse of niet-westerse) eerste generatie migratieachtergrond woonachtig in Nederland.

Bron: Statline, afgerond op 10.000-tallen, peildatum 8 december 2017

Vraag (8):

Hoeveel asielverzoeken zijn er in totaal ingediend in Nederland in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

Totale asielinstroom per jaar

Jaar

Totale asielinstroom

Waarvan Syriërs

2013

16.720

2.620

2014

29.890

11.600

2015

58.880

27.710

2016

33.570

11.910

2017 t/m okt

30.040

12.660

Bron: IND Asylum Trends. Aantallen zijn afgerond op tientallen. Vanaf 2016 inclusief herplaatsing en hervestiging.

* Eerste, tweede en volgende asielaanvragen, nareis en vanaf 2016 herplaatsing en hervestiging. Nareizigers, herplaatste asielzoekers en hervestigde vluchtelingen tellen mee als asielinstroom op het moment van aankomst in Nederland.

Vraag (9):

Hoeveel asielverzoeken door Syriërs zijn in totaal ingediend in Nederland in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 8.

Vraag (10):

Hoeveel illegalen bevinden zich momenteel naar schatting in Nederland?

Antwoord:

Inzet van de overheid is dat vreemdelingen die niet (langer) in Nederland mogen blijven, terugkeren. Als van zelfstandig vertrek geen gebruik is gemaakt, kan worden ingezet op gedwongen terugkeer. Wanneer vertrekplichtige vreemdelingen zich aan het zicht van de overheid onttrekken (niet-aantoonbaar vertrek) is niet te zeggen waar zij verblijven. Mogelijk vertrekt een deel van deze groep alsnog uit Nederland. De migratieketen heeft hier niet rechtstreeks zicht op. De meest recente schatting met betrekking tot illegaal verblijvende personen, uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, dateert uit 2015.1 Volgend jaar zal er een nieuwe schatting met betrekking tot «illegaal verblijvende personen» verschijnen.

Vraag (11):

Hoeveel politieagenten telt Nederland op dit moment?

Antwoord:

Ervan uitgaande dat met politieagenten de operationele sterkte van de regionale eenheden en landelijke eenheid van de politie wordt bedoeld, is er een bezetting van 50.384 FTE op 31 augustus 2017.

Vraag (12):

Wat is het huidige salaris van een politieagent?

Antwoord:

Het gemiddelde brutosalaris van een politieagent (operationele sterkte) is ca. € 4.000 per maand inclusief vakantie- en eindejaarsuitkering. Dit is uiteraard een gemiddelde, het feitelijke salaris is afhankelijk van de salarisschaal en de anciënniteit. De meeste agenten zijn ingeschaald in schaal 7 t/m 9. Het salaris in deze schalen loopt uiteen van minimaal € 2.214 in schaal 7 tot maximaal € 4.972 in schaal 9 inclusief vakantie- en eindejaarsuitkering. Ca. 50% van het personeel krijgt het maximumsalaris van de betrokken schaal.

Daarnaast worden functie gerelateerde toelagen toegekend. Deze zijn variabel en afhankelijk van de functie. Gemiddeld gaat het om ca. 10% van het bruto salaris inclusief vakantie- en eindejaarsuitkering. Het totale pensioengevend inkomen bedraagt derhalve gemiddeld ca. € 4.400 per maand.

Vraag (13):

Wat was het aantal gepleegde high impact crimes in Nederland in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar en uitgesplitst naar overvallen, straatroven en woninginbraken)?

Antwoord:

Hieronder treft u, uitgesplitst per type en jaar, het aantal geregistreerde overvallen, woninginbraken en straatroven. De cijfers zijn afkomstig van de nationale politie.

 

2012

2013

2014

2015

2016

Overvallen

1.982

1.633

1.267

1.239

1.133

Straatroof

8.050

7.050

5.460

4.731

4.165

Woninginbraak

91.930

87.720

71.230

64.560

55.470

Vraag (14):

Wat was de totale instroom in gevangenissen in Nederland in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

De totale instroom bedroeg in de periode 2012 tot en met 2016 respectievelijk 38.666, 39.653, 41.400, 38.446 en 33.056 personen

Bron: DJI in getal 2012–2016, blz. 18, www.DJI.nl.

Vraag (15):

Hoeveel gedetineerden telde Nederland in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

De gemiddelde bezetting in het gevangeniswezen (intramurale plaatsen, inclusief de penitentiair-psychiatrische centra) bedroeg in de periode 2012 tot en met 2016 respectievelijk 10.485, 9.841, 9.129, 8.245 en 8.109 personen.

Bron: DJI in getal 2012–2016, blz. 22, www.DJI.nl.

Vraag (16):

Wat was het gemiddelde aantal zitdagen van gedetineerden in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

De gemiddelde totale detentieduur van gedetineerden op basis van de uitstroom uit het gevangeniswezen bedroeg in de periode 2012 tot en met 2016 respectievelijk 112, 105, 93, 97, en 103 dagen.

Bron: DJI in getal 2012–2016, blz. 34, www.DJI.nl.

Vraag (17):

Hoeveel gedetineerden hebben levenslang in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

Het aantal levenslang gestrafte gedetineerden op basis van een onherroepelijk vonnis dat ultimo van het jaar in het gevangeniswezen verbleef was in de periode 2012 tot en met 2016 respectievelijk 31, 34, 34, 33 en 33 personen. In 2013 zijn drie personen ingestroomd met de insluitingstitel «levenslang gestraft». Twee van deze personen waren buiten Nederland veroordeeld. Eén levenslang gestrafte is in 2015 overleden.

Vraag (18):

Wat was het recidivepercentage in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

De meest recente recidivecijfers zijn afkomstig uit het Recidivebericht 2015 van het WODC en betreffen de periode 2002–2012 (Factsheet 2016–01, www.WODC.nl).

Hieruit blijkt dat de tweejarige algemene recidive onder ex-gedetineerden in de periode 2008 tot en met 2012 geleidelijk is afgenomen volgens de percentages van respectievelijk 48,6%, 47,6%, 47,6%, 47,3% tot 47,1%.

Binnenkort zullen nieuwe cijfers verschijnen uit de WODC-recidivemonitor.

Vraag (19):

Wat was het gemiddelde aantal misdrijven per verdachte in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

Over 2016 is het gemiddeld aantal antecedenten van personen die is ingezonden bij het OM 1,3 antecedenten en 1,7 delicten. Een antecedent is een bundeling van 1 of meerdere delicten.

Over de eerdere jaren is het beeld relatief gelijk.

Vraag (20):

Wat zijn de kosten van een gevangeniscel (p.p.p.d.) in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

De gemiddelde dagprijs van operationele capaciteit in het gevangeniswezen bedroeg in de periode 2012 tot en met 2016 respectievelijk € 259, € 262, € 253, € 240 en € 237 (2012 conform het Rijksjaarverslag 2014 Veiligheid en Justitie, blz. 126, 2013 tot en met 2016 conform het Rijksjaarverslag 2016 Veiligheid en Justitie, blz. 146).

Vraag (21):

Wat zijn de kosten van een jeugdinrichting-plaats (p.p.p.d.) in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

De gemiddelde dagprijs van operationele capaciteit in de justitiële jeugdinrichtingen bedroeg in de periode 2012 tot en met 2016 respectievelijk € 552, € 547, € 608, € 638 en € 618 (2012 conform het Rijksjaarverslag 2014 Veiligheid en Justitie, blz. 128, 2013 tot en met 2016 conform het Rijksjaarverslag 2016 Veiligheid en Justitie, blz. 148).

Vraag (22):

Wat zijn de kosten van een tbs-plaats (p.p.p.d.) in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

De gemiddelde dagprijs van operationele capaciteit in de forensisch psychiatrische centra bedroeg in de periode 2012 tot en met 2016 respectievelijk € 496, € 494, € 508, € 504 en € 547 (2012 conform het Rijksjaarverslag 2014 Veiligheid en Justitie, blz. 127, 2013 tot en met 2016 conform het Rijksjaarverslag 2016 Veiligheid en Justitie, blz. 147).

Vraag (23):

Wat is het aantal Nederlanders dat zich wel eens onveilig voelt in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

Zestien procent van de Nederlanders voelt zich wel eens onveilig in zijn of haar eigen buurt. Dat is minder dan in voorgaande jaren. De algemene onveiligheidsgevoelens zijn vergeleken met 2015, dat is het eerste vergelijkbare meetbare jaar, met 30 procent afgenomen (zie pagina 27, veiligheidsmonitor voor staafdiagram en indexeringen).

Over het jaar 2017 kan op dit moment nog geen uitspraak gedaan worden. Gegevens over slachtofferschap, onveiligheidsgevoelens en aangiften over het jaar 2017 komen in maart 2018 beschikbaar via de Veiligheidsmonitor. De Veiligheidsmonitor is een jaarlijks (met ingang van 2019 tweejaarlijks) terugkerend bevolkingsonderzoek onder inwoners van Nederland van 15 jaar en ouder waarin onder meer de leefbaarheid van de woonbuurt, de ervaren overlast, onveiligheidsgevoelens, ervaringen met veel voorkomende criminaliteit en het oordeel van de burger over het optreden van de politie worden onderzocht.

Vraag (24):

Wat is het aantal Nederlanders dat slachtoffer is geweest van criminaliteit in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

In de Veiligheidsmonitor wordt gerapporteerd over de beleving en ervaring van burgers. In 2016 werd 17,3% procent van de bevolking één of meer keer slachtoffer van criminaliteit. In 2015 was dat 17,6%, in 2014 18,9%, in 2013 19,8 en in 2012 bedroeg dit percentage ook 19,8%. Een vergelijking met de uitkomsten over het jaar 2011 kan niet worden gemaakt vanwege een verandering in de gehanteerde methodiek.

Over het jaar 2017 kan op dit moment nog geen uitspraak gedaan worden. Gegevens over slachtofferschap, onveiligheidsgevoelens en aangiften over het jaar 2017 komen in maart 2018 beschikbaar via de Veiligheidsmonitor.

Vraag (25):

Wat is het aantal delicten waarvan aangifte werd gedaan in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

Over het jaar 2017 kan op dit moment nog geen uitspraak gedaan worden. Gegevens over slachtofferschap, onveiligheidsgevoelens en aangiften over het jaar 2017 komen in maart 2018 beschikbaar via de Veiligheidsmonitor.

Slachtofferschap, onveiligheidgevoelens en aangifte of melding doen hangt samen met de voorkomende criminaliteit. Zowel uit de Veiligheidsmonitor als uit de cijfers over geregistreerde misdrijven blijkt dat de daling veelvoorkomende criminaliteit tussen 2012 en 2016 het sterkst is bij vandalismedelicten. Het aantal door burgers ondervonden vandalismedelicten daalde in deze periode met 19 procent, het aantal vermogensdelicten met 11 procent en het aantal geweldsdelicten met 7 procent. In totaal nam de door burgers ondervonden criminaliteit tussen 2012 en 2016 met 13 procent af2. De cijfers over geregistreerde misdrijven wijzen in dezelfde richting en laten nog sterkere dalingen zien. Dat de geregistreerde criminaliteit sterker is afgenomen dan de ondervonden criminaliteit heeft meerdere verklaringen. Zo omvatten de in de Veiligheidsmonitor bevraagde delicten ook lichtere vormen van criminaliteit, terwijl in de registratiecijfers alleen misdrijven zijn opgenomen. Hierdoor zijn de categorieën niet één op één te vergelijken.

Ook blijkt uit de Veiligheidsmonitor dat slachtoffers tussen 2012 en 2016 minder aangifte zijn gaan doen van de onderzochte delicten. Uit onderzoek naar aangiftebereidheid blijkt dat slachtoffers een individuele kosten-batenanalyse maken voordat tot (wel/geen) aangifte wordt overgegaan. Vandalisme is een type delict waarbij aangifte vaak als niet zinvol ervaren wordt omdat de opsporingskansen minimaal zijn. Tussen 2012 en 2016 is het aantal ondervonden delicten per 100 inwoners gedaald van 35,8 naar 31,2, dat is een daling van 4,6. Het percentage aangiften in ondervonden delicten is gedaald van 28,7% naar 24,7%. (Uitgebreide overzichten zijn terug te vinden in de veiligheidsmonitor).

Voor de volledigheid wordt u ook verwezen naar de beantwoording van gelijksoortige vragen 6, 168, 169 in de feitelijke vragen begroting Justitie en Veiligheid 2018.

Voor de volledige rapportages zij verwezen naar de Veiligheidsmonitor 2016 en de toelichting van het CBS:

https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2017/09/veiligheidsmonitor-2016

https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/09/criminaliteit-tussen-2012-en-2016-gedaald

Vraag (26):

Wat was de maatschappelijke schade van criminaliteit in de laatste vijf jaar (uitgesplitst naar jaar)?

Antwoord:

In de publicatie Criminaliteit en rechtshandhaving bundelen het WODC, CBS en de Raad voor de rechtspraak de beschikbare statistische informatie over criminaliteit en het optreden van politie en justitie tegen criminaliteit. Onlangs verscheen de editie 2016. Deze editie beschrijft ontwikkelingen in de periode 2007 – 2016. De maatschappelijke schade van criminaliteit over het jaar 2016 kan niet worden gegeven omdat deze gegevens momenteel (december 2017) nog niet beschikbaar zijn. Over de schade als gevolg van misdrijven, overtredingen en overlast geleden door bedrijfsleven, huishoudens en overheid zijn slechts sporadisch gegevens beschikbaar. Daarom is per schadepost het tien jaar voortschrijdend gemiddelde gecorrigeerd voor loon- en prijsstijgingen berekend voor zover beschikbaar. Vervolgens zijn deze gemiddelden opgeteld om tot een totaal bedrag voor de maatschappelijke schade te komen. Het tien jaar voortschrijdende gemiddelde van de maatschappelijke schade van criminaliteit ziet er dan in miljoen € als volgt uit:

2002–2011

21.153,3

2003–2012

21.231,9

2004–2013

21.037,5

2004–2014

20.895,7

2005–2015

20.453,6

In 2015 correspondeert dit bedrag met circa 3% van het bruto binnenlands product. Dit bedrag is een ondergrens, aangezien veel schadeposten niet goed ingeschat kunnen worden.

Bron: Criminaliteit en rechtshandhaving, 2016. Den Haag: WODC, CBS, Raad voor de rechtspraak, 2017, tabel 10.16.

Vraag (27):

Hoeveel heeft de ontwikkeling en invoering van C2000 tot dusver gekost?

Antwoord:

Het programma implementatie C2000 kent verschillende fases (zie ook Kamerbrief stand van zaken vernieuwing C2000, 25 125, nr. 78, d.d. 25 januari 2016). De ontwerpfase, de bouw- en testfase, de migratiefase, de acceptatiefase en de nazorgfase. Op dit moment zitten we in de bouw- en testfase. De ontwerpfase is medio 2016 afgerond. Met het afronden van de ontwerpfase is circa € 15 miljoen van de contractwaarden betaald

Vraag (28):

Kan er een tijdlijn en feitelijke weergave gegeven worden van hoe de ontwikkeling en invoering van C2000 tot dusver is verlopen?

Antwoord:

In de periode 2013 tot heden heb ik uw Kamer periodiek schriftelijk geïnformeerd over de voorbereiding, aanbesteding en invoering van een vernieuwd C2000. Meest recent heb ik uw Kamer op 8 november schriftelijk geïnformeerd ter voorbereiding op de technische briefing C2000 van 21 november jl. Op hoofdlijnen is de tijdlijn van de vernieuwing als volgt. Eind 2012 is gestart met de voorbereiding van de aanbesteding voor een vernieuwd C2000. Hiertoe is in 2014 een marktverkenning uitgevoerd. De aanbesteding heeft in 2015 geresulteerd in de gunning voor de vernieuwing.

Voor de migratie naar een vernieuwd systeem is oorspronkelijk gekozen voor een streefdatum in maart 2017. Echter in de zomer van 2016 werd geconstateerd, dat deze datum onvoldoende ruimte bood voor een gedegen en zorgvuldig testtraject. Er is toen besloten de migratie te verschuiven naar november 2017 (zie Kamerbrieven stand van zaken vernieuwing C2000, 6 juli 2016 met kenmerk 25 124, nr. 82 herdruk en 2 november 2016 met kenmerk 25 124, nr 81). In juli van dit jaar heb ik u geïnformeerd over de reden van het uitstel van de migratie in november 2017 (zie kamerbrief stand van zaken vernieuwing C2000, 20 juli 2017 met kenmerk 25 124, nr. 86). Over de nieuwe migratiedatum zal begin 2018 een besluit genomen worden.

Vraag (29):

Kan een overzicht worden gegeven van het eigen vermogen vanaf 2010 van de rechtspraak, de politie, de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en het openbaar ministerie (OM)?

Antwoord:

 

in € mln.

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Rechtspraak

Eigen Vermogen

18,5

38,4

48,7

28,6

23,5

24,3

1,6

 

Egalisatierekening

61,9

33,1

58,2

52,1

57,8

41,1

53,9

 

Totaal

80,4

71,5

106,9

80,7

81,3

65,4

55,5

Politie1

Algemene reserve

   

332

262

251

156

103

 

Bestemmingsreserve

   

400

357

235

136

80

 

Totaal eigen vermogen

   

733

618

486

292

183

DJI

 

49,8

– 5,5

– 59,2

– 137,4

– 77

61,5

164,5

NFI

 

1,9

3,6

4,6

4

3,6

– 0,5

3,1

X Noot
1

Gegevens over het eigen vermogen van de politie zijn beschikbaar sinds de vorming van de Nationale politie in 2013.

Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie is een kas-verplichtingen-dienst, wat onder andere wil zeggen dat het geen eigen vermogen, egalisatie-rekening of reserves kent.

Vraag (30):

Wat zijn de oorzaken van de lagere instroom aan zaken bij de rechtspraak?

Antwoord:

In de tweede suppletoire begroting is onder de kop griffierechten opgenomen dat door een lagere instroom aan zaken bij de rechtspraak dan geprognosticeerd de griffieontvangsten lager uitvallen. Dit ziet dus alleen op de zaakstromen waar griffierechten worden geheven, te weten in het civiele recht en het bestuursrecht. De zaakinstroom op het terrein van civiele recht en bestuursrecht is zeer divers van aard en daarmee kan ook het verschuldigde griffierecht sterk fluctueren. Een analyse van de instroom moet nog worden gemaakt. In het jaarverslag van de van de Rechtspraak over 2017 dat volgend jaar wordt uitgebracht zal de ontwikkeling, zoals gebruikelijk nader worden geduid.

Vraag (31):

Wat houdt de intensivering van rechtsbijstand in de ZSM-werkwijze precies in? Wanneer zal deze intensivering naar verwachting wel doorgang vinden? Wat betekent de vertraging hiervan voor verdachten in het ZSM-traject?

Antwoord:

De intensivering houdt in dat iedere aangehoude verdachte wiens zaak via het ZSM-proces wordt behandeld geen afstand kan doen van zijn wettelijke recht op consultatie van een advocaat voorafgaand aan zijn verhoor dan nadat hij door een advocaat is gewezen op de consequenties daarvan. In de huidige situatie kunnen meerderjarige verdachten zelfstandig afstand doen van dat recht. Voor kwetsbare verdachten geldt op grond van de huidige wet reeds dat zij slechts afstand kunnen doen van hun recht op consultatiebijstand nadat zij door een raadsman over de gevolgen daarvan zijn ingelicht. Voor minderjarigen geldt op grond van de huidige wet dat zij geen afstand kunnen doen van hun recht op consultatiebijstand. Daarnaast wordt beoogd te voorzien in een aanvulling op de bestaande mogelijkheid van rechtsbijstand in geval van een voorgenomen OM-afdoening.

Wanneer deze intensivering naar verwachting wel doorgang zal vinden hangt af van de besluitvorming die zal volgen op de uitkomsten van een business case traject waarin de operationele, organisatorische en financiële consequenties van verschillende mogelijkheden om deze intensivering te organiseren in beeld zijn gebracht. Dit business case-traject wordt naar verwachting eind van dit jaar afgerond. De betrokken (keten)partners zullen mij naar aanleiding van de uitkomsten adviseren over de vraag hoe de bedoelde intensivering het beste kan worden georganiseerd. Mede op basis daarvan zal ik een besluit nemen over de structurele organisatie van de rechtsbijstand in het kader van de ZSM-werkwijze (en zal er meer duidelijkheid zijn over de verwachte termijn waarop deze intensivering kan worden ingevoerd).

Tot die tijd heeft iedere aangehouden verdachte wiens zaak via ZSM wordt afgehandeld het wettelijke recht op (kosteloze) rechtsbijstand van een advocaat voorafgaand aan en tijdens zijn verhoor door de politie. Daarnaast heeft de verdachte recht op (eveneens kosteloze) rechtsbijstand in geval van een eventueel daarop volgende inverzekeringstelling door de hulpofficier van justitie. Of een zaak via ZSM wordt afgehandeld of niet doet daarvoor niet ter zake. ZSM is «slechts» een werkproces dat de rechten van verdachten onverlet laat.

Vraag (32):

Tot welke verbeteringen in de executieketen heeft de financiering van 1,2 miljoen euro aan het OM precies geleid?

Antwoord:

Met cofinanciering van VenJ is het Openbaar Ministerie het Programma Executie gestart. Dit programma omvat onder meer verschillende verbeterprojecten en -activiteiten op het gebied van de tenuitvoerlegging. Die moeten o.a. leiden tot een verbetering van doorlooptijden bij het verstrekken van strafrechtelijke beslissingen, alsmede tot een vermindering van herstelwerk en uitval in de executieketen. In nauwe samenwerking met het CJIB/AICE en de ZM wordt hiertoe stapsgewijs een ketenwerkwijze ontwikkeld en uitgetest.

Vraag (33):

Waarom wordt de post externe inhuur opgehoogd met circa 8 miljoen euro? Waarom wordt er niet meer ingezet op inhuur van eigen personeel?

Antwoord:

Binnen het totaal van de apparaatsuitgaven vinden tijdens de begrotingsuitvoering altijd verschuivingen plaats tussen de verschillende onderdelen van de apparaatsuitgaven. Per saldo is ten opzichte van de stand Voorjaarsnota 2017 (1e sup) sprake van een verlaging. Bij voorkomende werkzaamheden kan het vanuit bedrijfsvoeringsoptiek doelmatiger zijn tijdelijke werkzaamheden te laten verrichten door tijdelijke inhuur. Het aannemen van eigen personeel is aan de orde indien zich een structurele uitbreiding van werkzaamheden voordoet.

Vraag (34):

Kan worden uitgesplitst waar de 11 miljoen euro aan onderuitputting op het terrein van Justitie en Veiligheid precies vandaan komt?

Antwoord:

De onderuitputting op de begroting van Justitie en Veiligheid is een optelsom van mee en tegenvallers.

Aan de uitgavenkant is sprake van een meevaller van in totaal circa € 34 mln., deze wordt voor een groot deel veroorzaakt door meevallers bij de Raad voor de rechtsbijstand (– € 14,6 mln.) en vertraging bij C2000 (– € 10 mln.). De inkomsten op de VenJ begroting vallen circa € 23 mln. lager uit dan verwacht, dit wordt grotendeels veroorzaakt door lagere ontvangsten uit griffierechten (– € 22 mln.). Per saldo is de onderuitputting € 11 mln.

Zie vraag 2 voor een gedetailleerd overzicht van de posten waar mee en tegenvallers zijn.

Vraag (35):

Klopt het dat het volledige bedrag aan onderuitputting op het terrein van Justitie en Veiligheid overgenomen mag worden naar volgend jaar, omdat dit bedrag kleiner is dan de eindejaarsmarge van 1%? Zo nee, waarom en welk deel niet?

Antwoord:

Onderuitputting (saldo van over- en onderschrijdingen) kan tot een maximum van 1,0 procent van het begrotingstotaal worden overgeheveld naar het volgende jaar. In de najaarsnota is dit bedrag inderdaad kleiner. Op basis van de slotwet wordt de definitieve omvang van de onderuitputting worden bepaald.

Vraag (36):

Kan de 11 miljoen euro aan onderuitputting op het terrein van Justitie en Veiligheid vrij besteed worden in 2018? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

De onderuitputting van 11 mln. in de tweede suppletoire begroting is een tussenstand. Bij slotwet 2017 kan worden vastgesteld wat de totale onderuitputting 2017 is. Eventuele onderuitputting 2017 kan, als eindejaarsmarge, niet zonder meer in 2018 vrij besteed worden. Voor een deel zal de onderuitputting voortvloeien uit niet gedane kasbetalingen op aangegane verplichtingen. Voor dat deel zullen deze verplichtingen in 2018 tot betalingen leiden. In het voorjaar zal op basis van de dan aanwezige inzichten in de opbouw van de eindejaarsmarge bezien worden op welke wijze deze aangewend kan worden. De besteding van de eindejaarsmarge vormt een regulier onderdeel van de integrale begroting besluitvorming van het kabinet in het voorjaar.

Vraag (37):

Klopt het dat er voor mediation in het strafrecht middelen à 1,5 miljoen euro beschikbaar waren voor het jaar 2017 en dat niet het volledige bedrag besteed is? Zo ja, hoeveel geld is voor dit doel nog beschikbaar aan het einde van 2017?

Antwoord:

Het klopt dat nog niet het volledige bedrag is besteed. Op dit moment is nog niet exact bekend welk bedrag van het mediation budget in 2017 overblijft.

Vraag (38):

Kan worden verzocht de reeds in 2017 aan mediation in strafzaken toegewezen middelen die aan het einde van 2017 nog over zijn, mee te nemen naar het jaar 2018 en ze daar te besteden aan hetzelfde doel?

Antwoord:

Het is mij bekend dat de wens hiervoor bij enkele Kamerfracties bestaat. Zie verder het antwoord op vraag 36 en 37.

Vraag (39):

Welke begrotingsregel verzet zich tegen het principe om geld dat over is in het ene jaar, mee te nemen naar het volgende jaar?

Antwoord:

Het kasstelsel verzet zich per definitie tegen het meenemen van middelen naar een volgend jaar. Deze beperking wordt enigszins opgeheven door de begrotingsregel inzake de eindejaarsmarge. Deze regel leidt echter niet per definitie tot overheveling van overblijvende budgetten naar een volgend jaar. Zie ook het antwoord op vraag 36.

Vraag (40):

Welke gedragsregels of kledingprotocollen bestaan er in penitentiaire inrichtingen? Klopt het dat medewerkers met tatoeages hun tatoeages niet in het zicht mogen dragen in de penitentiaire inrichting?

Antwoord:

Het dragen van dienstkleding is vastgelegd in de Regeling dienstkleding Dienst Justitiële Inrichtingen (voluit: Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 26 maart 2015, houdende regels voor het verstrekken en dragen van dienstkleding van ambtenaren van de Dienst Justitiële Inrichtingen). Deze regeling bepaalt bij welke functies en welke werkzaamheden het dragen van dienstkleding door medewerkers van DJI verplicht is gedurende de dienstuitoefening. Het doel hiervan betreft de bescherming van de ambtenaren tegen bepaalde risico’s, de herkenbaarheid van de ambtenaren en hun rol en de eenheid in uitstraling van de ambtenaren.

Binnen DJI wordt gewerkt met het «Algemeen geldende richtlijnen inzet en gebruik bedrijfskleding Dienst Justitiële Inrichtingen – handboek voor dragers bedrijfskleding.» In dit handboek worden voorschriften, procedures en beleidskaders beschreven ten aanzien van het verstrekken en dragen van de dienstkleding. Dit handboek sluit aan op hetgeen in bovengenoemde regeling is neergelegd. In het handboek is ook opgenomen dat tatoeages in beginsel niet zichtbaar zijn.

Vraag (41):

Hoeveel mensen zijn er van 2001 tot en met 2017 per jaar naar Afghanistan uitgezet? Hoeveel daarvan waren kinderen?

Antwoord:

De Dienst Terugkeer en Vertrek registreert sinds eind 2008 naar welk land een betrokkene is vertrokken. De tabel hieronder geeft informatie weer van vertrekken naar Afghanistan in 2009 en later, uitgesplitst naar meerderjarigheid op de datum van vertrek.

Omdat de cijfers zijn afgerond op tientallen kan het voorkomen dat de (afgeronde) delen niet optellen tot de (afgeronde) som.

 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017 t/m nov

Gedwongen vertrek uit NL

10

10

60

110

90

30

20

30

70

Meerderjarig

10

10

60

100

70

30

20

20

50

Minderjarig

0

0

10

10

20

0

0

10

20

Zelfstandig vertrek uit NL

10

30

50

60

60

40

30

90

70

Meerderjarig

10

30

40

60

60

30

30

80

50

Minderjarig

0

10

10

<5

10

10

<5

10

20

Eindtotaal

20

50

110

170

150

70

60

130

140

Bron DTenV, afgerond op 10-tallen.

Vraag (42):

Wat is het toekenningspercentage van asielaanvragen door Afghaanse asielzoekers in Nederland? Wat is het toekenningspercentage van asielaanvragen door Afghaanse asielzoekers in Duitsland en Frankrijk?

Antwoord:

Hieronder treft u het toekenningspercentage van asielaanvragen door Afghaanse asielzoekers in Nederland en het toekenningspercentage van asielaanvragen door Afghaanse asielzoekers in Duitsland en Frankrijk.

 

Totaal beslissingen

wv. positief

%

Netherlands

1.665

590

35%

Germany

94.755

44.290

47%

France

5.495

4.655

85%

EU 28

140.830

67.015

48%

Bron: Eurostat, laatste update van 8 december 2017. Cijfers betreffen de eerste drie kwartalen van 2017.

Vraag (43):

Welke EU-landen hanteren momenteel een (beperkt) vertrek- en uitzetmoratorium?

Antwoord:

Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de artikel 100-brief d.d. 11 september 2017 beschik ik niet over een exact overzicht van het terugkeerbeleid van andere Europese lidstaten. Uit een onlangs verschenen questionnaire van de InterGovernmental Consultations on Migration (IGC) blijkt dat onder meer uit België, Canada, Finland, Noorwegen, Polen, Zweden, en het Verenigd Koninkrijk de afgelopen 12 maanden gedwongen uitzettingen hebben plaatsgevonden. Ook uit Eurostat data kan worden opgemaakt dat vanuit alle EU-landen waar terugkeerbesluiten zijn afgegeven aan Afghaanse vreemdelingen er ook daadwerkelijke terugkeer naar Afghanistan plaatsvindt.

Vlak na een bomaanslag die in mei van dit jaar in Kabul plaatsvond heeft Duitsland tijdelijk de terugkeer naar Afghanistan opgeschort. Door de aanslag was de Duitse ambassade dusdanig beschadigd geraakt dat de ambassade tijdelijk niet meer bruikbaar was. Het personeel van de ambassade kon daardoor ook niet helpen bij de terugkeer van Afghanen uit Duitsland. De opschorting was dan ook eerder door praktische overwegingen ingegeven dan door de veiligheidssituatie. Inmiddels heeft Duitsland de terugkeer naar Afghanistan weer ter hand genomen.

Vraag (44):

Hoeveel aanvragen voor een visum kort verblijf zijn er in 2017 ingediend? Wat is het toekenningspercentage? Welk percentage van de aanvragen wordt na bezwaar alsnog toegekend?

Antwoord:

Er zijn 588.000 aanvragen ingediend (stand per 3 december 2017) en daarvan is 91% positief beslist.

Van de in 2017 (t/m november) afgehandelde bezwaarzaken werd 17 procent gegrond verklaard.

Vraag (45):

Op welke grond worden aanvragen voor een visum kort verblijf afgewezen? Kunt u een overzicht geven van het percentage afwijzingen per afwijzingsgrond?

Antwoord:

Afwijzingen zijn op grond van het Schengenbeleid. Hieronder een top-3 van redenen van afwijzing met daarbij het aandeel binnen het totaal aan afwijzingen.

 

Top-3 reden weigering

Aantal

Percentage

1

Binding land herkomst onvoldoende

39.357

71%

2

Hoofdverblijf in Nld niet bewezen

5.782

10%

3

Onvoldoende informatie verschaft

3.423

6%

 

Overige redenen

7.217

13%

 

Totaal

55.779

100%

Vraag (46):

Uit welke landen zijn mensen afkomstig wier visum kort verblijf wordt geweigerd? Kunt u percentages geven?

Antwoord:

Er zijn 135 geregistreerde nationaliteiten wier visum kort verblijf kan worden geweigerd. In onderstaande tabel is de top-10 opgenomen van nationaliteiten waarvan het percentage afwijzingen per nationaliteit het hoogst is. Dit betreft een fractie van het totaal aantal afwijzingen. In de tweede tabel is de top-10 opgenomen van nationaliteiten waarvan het aantal afwijzingen het hoogst is.

Top 10 nationaliteiten waarvan het percentage afwijzingen het hoogst is
 

Nationaliteit

Aantal aanvragen

Aantal negatief beslist

Negatief-%

1

Jemenitische

705

421

60%

2

Guinese

283

163

58%

3

Senegalese

812

454

56%

4

Somalische

81

44

54%

5

Djiboutiaanse

26

14

54%

6

Gabonese

15

8

53%

7

Syrische

2.290

1.211

53%

8

Gambiaanse

696

363

52%

9

Algerijnse

5.298

2.763

52%

10

Eritrese

198

102

52%

 

Overige nationaliteiten

577.692

50.236

9%

 

Totaal

588.096

55.779

9%

Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken. Percentages zijn afgerond.

Top 10 nationaliteiten waarvan het aantal afwijzingen het hoogst is
 

Nationaliteit

Aantal aanvragen

Aantal negatief beslist

Negatief-%

1

Pakistaanse

15.837

5.553

35%

2

Turkse

68.306

5.525

8%

3

Indiase

86.498

5.022

6%

4

Iraanse

22.322

4.493

20%

5

Marokkaanse

19.419

4.154

21%

6

Egyptische

14.646

3.685

25%

7

Algerijnse

5.298

2.763

52%

8

Ghanese

8.657

2.390

28%

9

Chinese

66.131

1.865

3%

10

Syrische

2.290

1.211

53%

 

Overige nationaliteiten

278.692

19.118

7%

 

Totaal

588.096

55.779

9%

Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken. Percentages zijn afgerond.

Vraag (47):

Wanneer komen de aan de Official Development Assistance (ODA-toerekening) terugbetaalde budgetten teruggeboekt en beschikbaar voor het budget van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?

Antwoord:

De terugbetaalde ODA-toerekening is bij Najaarsnota overgeheveld en direct beschikbaar binnen het budget van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor overige ODA-uitgaven.

Vraag (48):

Wanneer neemt u precies het besluit op de implementatie van ZSM-rechtsbijstand en hoeveel budget is beschikbaar voor de landelijke uitrol van het gekozen ZSM-model?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 31. Er is structureel € 10 mln. beschikbaar met het oog op de verwachte stijging van de kosten voor de gesubsidieerde rechtsbijstand die samenhangen met deze intensivering. Over de noodzakelijke investeringen en het beschikbare budget aan de kant van de politie zal in 2018 nog besluitvorming moeten plaatsvinden.

Vraag (49):

Wat wordt bedoeld met de voorgenomen intensivering van rechtsbijstand in de ZSM-werkwijze? Wat houdt dit voornemen in? Tussen welke partijen bestaat geen overeenstemming over de vraag hoe dit te organiseren? Waarom niet?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 31. Het ontbreken van overeenstemming over de vraag hoe dit te organiseren betreft alle betrokken partijen, te weten het OM, de politie, de NOvA en de raad voor rechtsbijstand. Het ontbreken van overeenstemming tot dusverre had onder meer te maken met het feit dat onvoldoende zicht bestond op de operationele, organisatorische en financiële consequenties van de verschillende mogelijkheden om deze intensivering te organiseren.

Vraag (50):

Wat is de verklaring voor het tekort van 90 miljoen euro bij afpakken crimineel vermogen?

Antwoord:

In 2017 wordt binnen het totaal van afpakken een onderscheid gemaakt tussen grote zaken (groter dan 10 mln.) en zaken kleiner dan 10 mln. Op basis van de ontvangsten tot en met juli 2017is de verwachting dat op het onderdeel afpakken kleiner dan 10 mln. sprake zal zijn van een tegenvaller van 90 mln.

Vraag (51):

Wat is er de oorzaak van dat de aantallen relocatie Griekenland en Italië lager zijn dan oorspronkelijk begroot?

Antwoord:

Herplaatsen, ook wel relocatie genoemd, is het overnemen van asielzoekers uit andere EU-lidstaten. In 2015 spraken de Lidstaten af om kansrijke asielzoekers vanuit Griekenland en Italië te herplaatsen, die daar binnen een zekere periode (september 2015-september 2017) arriveerden en aanwezig waren.

«Kansrijk» wil in dit geval zeggen dat het beperkt was tot asielzoekers uit een land met een gemiddeld Europees inwilligingspercentage van 75% of hoger. Veelal Syriërs en Eritreeërs dus. Toen de afspraken in 2015 werden gemaakt is afgesproken om EU-breed maximaal ongeveer 66.000 asielzoekers vanuit Griekenland te herplaatsen en maximaal ong. 40.000 uit Italië (in totaal 106.000). Verder was een reserve van 54.000 asielzoekers aangehouden in geval van verdere noden – waarmee het totaal op 160.000 kwam – maar die is nooit aangewend voor herplaatsing (wel gebruikt om ruimte te maken voor hervestigingsplekken onder de EU-Turkije Verklaring). Die 106.000 betrof niet het daadwerkelijk aantal aanwezige en geregistreerde asielzoekers in Italië en Griekenland, maar was gebaseerd op de instroom van toen en de verwachtingen over de verdere instroom. Als we, anno september 2017, kijken naar de daadwerkelijk in Griekenland en Italië aanwezige en in beginsel herplaatsbare asielzoekers, dan is dat een veel lager aantal geweest dan destijds werd geschat, mede verklaard door tussentijdse ontwikkelingen zoals de EU-Turkije Verklaring.

Vraag (52):

Is de oorzaak van de lagere instroom aan zaken bij de rechtspraak dat er minder zaken vervolgd worden? Zo nee, waarom niet? Wat is dan de oorzaak?

Antwoord:

In de tweede suppletoire begroting is onder de kop griffierechten opgenomen dat door een lagere instroom aan zaken bij de rechtspraak dan geprognosticeerd de griffieontvangsten lager uitvallen. Dit ziet dus alleen op de zaakstromen waar griffierechten worden geheven, te weten in het civiele recht en het bestuursrecht, en niet op strafzaken De zaakinstroom op het terrein van civiele recht en bestuursrecht is zeer divers van aard en daarmee kan ook het verschuldigde griffierecht sterk fluctueren. Een analyse van de instroom moet nog worden gemaakt. In het jaarverslag van de van de Rechtspraak over 2017 dat volgend jaar wordt uitgebracht zal deze ontwikkeling, ook voor strafzaken, zoals gebruikelijk nader worden geduid.

Vraag (53):

Op welke wijze is de tegenvaller van 90 miljoen euro bij afpakken crimineel vermogen gedekt binnen het totaalbeeld van de rijksbegroting?

Antwoord:

Gedekt binnen het totaal van de rijksbegroting wil zeggen dat er geen specifieke dekking is gevonden binnen de begroting van VenJ. De tegenvaller van 90 mln. is gedekt uit het saldo van mee- en tegenvallers op andere onderdelen van de rijksbegroting. Het is niet mogelijk om daarvoor één of meerdere specifieke posten aan te geven.

Vraag (54):

Waarom wordt het DJI budget per saldo verlaagd met 0,4 miljoen euro?

Antwoord:

Zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij de tweede suppletoire begroting wordt het DJI-budget per saldo verlaagd met € 0,4 mln. door veelal technische en kleinere mutaties. De meest significante mutaties zijn vervolgens toegelicht. Het betreft met name een technische mutatie van € 7,5 mln. tussen de subartikelonderdelen DJI-gevangeniswezen en DJI -vreemdelingenbewaring en een overheveling vanuit OCW van € 8,8 mln. aan onderwijsmiddelen die bestemd waren voor scholen verbonden aan JJI’s, maar die in verband met de huidige lage bezetting JJI’s niet tot uitkering komen (zie de memorie van toelichting blz. 13/14).

Vraag (55):

Kan een overzicht worden gegeven van de scholen die zijn verbonden aan Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI's)?

Antwoord:

Rijks-JJI:

Den Hey-Acker: het Ginnekencollege (in samenwerking met Het Driespan).

De Hartelborgt: het Kompascollege (in samenwerking met de Aloysius Stichting).

De Hunnerberg: het Hunnerbergcollege (in samenwerking met Stichting Kristallis).

Teylingereind: De Burcht.

Het Keerpunt: SO/VSO St. Jozef (onderdeel van Alterius).

Lelystad: De Stedenschool Eduvier.

Juvaid: Portalis.

Vraag (56):

Is er een causaal verband tussen de onderwijsmiddelen en de verlaging van de recidive van jeugdigen in JJI’s die gebruik maken van deze onderwijsmiddelen?

Antwoord:

De overheveling van de onderwijsmiddelen vanuit OCW hangt ermee samen dat het aantal jeugdigen in de justitiële jeugdinrichtingen de afgelopen jaren is afgenomen en daarmee naar rato ook de benodigde onderwijsmiddelen, zoals die eerder aan OCW waren overgeboekt. Vandaar dat deze nu zijn teruggeboekt. Er is geen causaal verband met recidive.

Vraag (57):

Kunt u een inzicht geven in de stand van de asielreserve inclusief de storting?

Antwoord:

Zie het antwoord bij vraag 1

Vraag (58):

Waarom wordt de post externe inhuur opgehoogd met circa 8 miljoen euro? Kan worden voorzien in een precies overzicht waaraan het budget externe inhuur vermoedelijk zal worden besteed?

Antwoord:

Binnen het totaal van de apparaatsuitgaven vinden tijdens de begrotingsuitvoering altijd verschuivingen plaats tussen de verschillende onderdelen van de apparaatsuitgaven. Per saldo is ten opzichte van de stand Voorjaarsnota 2017 (1e suppletoire begroting) sprake van een verlaging. Bij voorkomende werkzaamheden kan het vanuit bedrijfsvoeringsoptiek doelmatiger zijn tijdelijke werkzaamheden te laten verrichten door tijdelijke inhuur. Het grootste deel van de verhoging (€ 6 mln.) vindt plaats bij de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V). Deze dienst heeft, als laatste van de organisatie uit de migratieketen, nu te maken met de verhoogde instoom ontstaan in 2015 en 2016. Daartoe heeft de DT&V incidenteel een verhoging van het programma- en apparaatsbudget gekregen voor 2017 en 2018. Het deel voor apparaat is bedoeld voor extra personeel, dat omdat het incidenteel geld betreft, wordt ingevuld met tijdelijk personeel (voornamelijk uitzendkrachten). Het restant, minder dan 2 mln., bestaat uit diverse kleinere mutaties bij diverse directies en diensten, waarbij geen specifieke oorzaak is aan te wijzen.

Vraag (59):

Wat is de oorzaak van de bij beleidsmatige mutaties besproken tegenvaller van 8 miljoen euro aan personeelskosten?

Antwoord:

Deze € 8 mln. is een gevolg van de loonsverhoging van 1,4% voor Rijksambtenaren die met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 geldt. Aangezien de beschikbare arbeidsvoorwaardenruimte voor 2017 gemiddeld slechts 1,04% bedraagt, ontbreekt er gemiddeld 0,36%. Voor VenJ komt dit in 2017 neer op een bedrag van € 8 mln. Deze ontbrekende ruimte is bij Najaarsnota ingepast op de VenJ-begroting.

Vraag (60):

Waardoor wordt het lager aantal geïnde verkeersboetes door het Centraal Justitieel Incasso Bureau met een tegenvaller van 1,2 miljoen euro veroorzaakt?

Antwoord:

De € 1,2 mln. lagere opbrengsten heeft geen betrekking op lagere verwachte opbrengsten uit verkeersboeten, maar is een bijstelling op de verwachte opbrengsten uit hoofde van administratiekostenvergoeding. Bij de voorjaarsnota is de raming van boeten en transacties verlaagd. Er is toen geen mutatie doorgevoerd bij de administratiekostenvergoeding. Op basis van de huidige inzichten wordt bij de administratiekostenvergoeding een tegenvaller verwacht van € 1,2 mln.

Vraag (61):

Waarom is er een bijstelling van het ontvangstenkader op het artikel van de Raad voor de kinderbescherming?

Antwoord:

Met ingang van 2017 worden ontvangsten uit detacheringen en de ziektewet, die betrekking hebben op het lopende boekjaar, negatief in de uitgaven verwerkt, voorheen op de ontvangsten. Hierdoor heeft een bijstelling op zowel het ontvangstenkader als het uitgavenkader van € 1,5 mln. plaatsgevonden.


X Noot
2

Bron: Veiligheidsmonitor 2016. Den Haag: CBS, 2017. https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2017/09/veiligheidsmonitor-2016, tabel 4.1, bladzijde 70

Naar boven