34 843 Seksuele intimidatie en geweld

33 552 Slachtofferbeleid

Nr. 51 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2021

Inleiding

Mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stuur ik u deze brief. Tijdens het tweeminutendebat Kindermisbruik en seksueel geweld van 3 november jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 17, Kindermisbruik en seksueel geweld), heeft de Minister van Justitie en Veiligheid toegezegd dat de Tweede Kamer uiterlijk dinsdag 9 november een reactie op de motie van het lid Van der Werf (D66) ontvangt. In afwachting van deze brief is de motie op verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid aangehouden.

De motie verzoekt de mogelijkheden voor één multidisciplinaire landelijke centrale entree te onderzoeken, waardoor slachtoffers van seksueel geweld beter kunnen worden geholpen.1 De motie is ingediend naar aanleiding van een oproep van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen (NRM), Rutgers, Amnesty International en het Centrum Seksueel Geweld (CSG). In de motie wordt tevens geconstateerd dat de politie en het Openbaar Ministerie (OM) de wens hebben een integrale aanpak met ketenpartners te ontwikkelen, waarbij kan worden aangesloten bij de behoefte van het slachtoffer van seksueel geweld. De voorkeur gaat uit naar één landelijke entree voor alle slachtoffers van seksueel geweld, waar alle soorten hulp of een ander passend (strafrechtelijk) traject wordt aangeboden. Daarnaast staat het het slachtoffer altijd vrij om aangifte bij de politie te doen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik kunnen op de manier die hieronder uiteen wordt gezet uitvoering geven aan het verzoek uit de motie. Derhalve laat ik het oordeel over de aangehouden motie, indien deze alsnog in stemming wordt gebracht, aan uw Kamer.

Huidige mogelijkheden voor hulp

Mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld dienen vanzelfsprekend zo snel mogelijk adequate hulp te krijgen. Deze hulp is in eerste instantie gericht op het in veiligheid brengen van het slachtoffer. De vervolgstappen kunnen juridisch van aard zijn, gericht zijn op fysiek herstel of op psychische behandeling. Slachtoffers kunnen hiervoor bij verschillende organisaties terecht. Zo is het loket voor de strafrechtelijke weg de politie, waar een slachtoffer aangifte of een melding kan doen. Daarnaast behandelt het Centrum Seksueel Geweld (CSG) slachtoffers van recent seksueel geweld en kan daar een begin gemaakt worden met het forensisch onderzoek. Slachtoffers die langer geleden te maken hebben gehad met seksueel geweld kunnen via de eigen huisarts worden doorgeleid naar specialistische zorg en kunnen hulp zoeken via Slachtofferhulp Nederland (SHN). Slachtoffers kiezen in samenspraak met de huisarts of SHN vervolgens de hulp die past bij hun persoonlijke wensen, behoeften en achtergrond. Dit kan bijvoorbeeld de hulp van een slachtofferadvocaat betreffen of specialistische therapie. Ook kan er behoefte zijn aan een traject met herstelbemiddeling of mediation.

Onderzoek naar ervaringen slachtoffers van seksueel geweld

In de motie wordt gevraagd te bezien wat er voor nodig is om een meer centrale entree voor slachtoffers van seksueel geweld in te richten. Uitgangspunt is dat hulp aan slachtoffers van seksueel geweld laagdrempelig, herkenbaar en toegankelijk is. De gedachte dat een centraal loket voor slachtoffers daarbij zou kunnen helpen is begrijpelijk. Voordat aan een dergelijk organisatievraagstuk kan worden toegekomen, is echter eerst antwoord op een andere vraag nodig: welke behoeften hebben de verschillende slachtoffergroepen die met verschillende vormen van seksueel geweld te maken hebben gekregen? Seksueel geweld is namelijk geen afgebakend fenomeen. In de praktijk kunnen slachtoffers te maken hebben met ook andere vormen van geweld, zoals huiselijk geweld, kindermishandeling, schadelijke praktijken of mensenhandel. Seksueel geweld van een ouder richting een kind zal tot een andere hulpvraag leiden, dan wanneer een zorgverlener zijn patiënt seksueel heeft misbruikt. Het is daarom van belang om contextafhankelijk naar de hulpvraag van een slachtoffer te kijken en daarbij de (bestaande) brede hulpstructuren te betrekken. Vragen die eerst moeten worden beantwoord, zijn: waar en bij wie doen slachtoffers het liefst hun verhaal? Bij welke organisaties zoeken zij bij voorkeur hulp? En wat hebben slachtoffers van seksueel geweld gemist, nadat het geweld hen overkwam?

Om te bezien hoe slachtoffers de huidige hulpstructuur ervaren, zal de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport daarom met mij onderzoek laten uitvoeren naar de ervaringen van slachtoffers van (seksueel) geweld. Met dit onderzoek worden onder meer de behoeften van slachtoffers in brede zin in beeld gebracht. Ook wordt gekeken naar de mate waarop de hulp- en meldpunten vindbaar zijn en de factoren die drempelverlagend of juist drempelverhogend werken bij het zoeken en vinden van hulp. Op basis van deze slachtofferervaringen kan vervolgens bepaald worden wat nodig is om veiligheid en hulp zo laagdrempelig mogelijk te organiseren en of een centrale entree daarbij zou kunnen helpen.

Daarin zal wat ons betreft zeker ook het voorstel van één centrale entree worden meegenomen. Ik heb met het OM en de politie gesproken over het belang om inzicht te krijgen in de behoeften en ervaringen van slachtoffers en professionals. Het onderzoek naar de behoeften van slachtoffers en professionals wordt door beide partijen gesteund.

De behoefte aan een effectieve en laagdrempelige hulpstructuur wordt breed gedeeld, getuige de verschillende moties die de afgelopen tijd door Kamerleden zijn ingediend. Het betreft de volgende moties;

  • de motie van het lid Wörsdörfer (VVD) over het laagdrempelig kunnen zetten van een eerste stap naar hulp in geval van mishandeling2,

  • de motie van de leden Kuik (CDA) en Van der Graaf (CU) over het initiatief om de minst zichtbare groep van slachtoffers van mensenhandel en uitbuiting beter in beeld te krijgen3 en

  • de motie van het lid Van der Laan over een volledig onafhankelijk Centrum Veilige Sport.4

Met het onderzoek wordt dan ook invulling gegeven aan de door de Kamer geuite wens naar onderzoek aan hulpstructuren van slachtoffers van seksueel geweld. Tot slot wordt met dit onderzoek ook een stap gezet om inzicht te krijgen in de laagdrempelige meldstructuur voor slachtoffers van schadelijke praktijken.5

Ter afsluiting

Ik verwacht dat het onderzoek naar hulpbehoeften van slachtoffers na de zomer van 2022 klaar kan zijn. Op basis van de resultaten zal ik met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het gesprek aangaan met de betrokken ketenpartners over de vraag of en op welke wijze de organisatie van laagdrempelige hulp- en meldpunten voor slachtoffers van seksueel geweld gewijzigd dient te worden, zodat deze beter aansluit op de behoeften van de slachtoffers. Over de uitkomsten van het onderzoek kan ik u na de zomer 2022 berichten.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 31 015, nr. 230

X Noot
2

Kamerstuk 28 345, nr. 248

X Noot
3

Kamerstuk 35 570 VI, nr. 50

X Noot
5

Ten behoeve van maatregel 3 van de actieagenda SP, die tot doel heeft te komen een laagdrempelige meldstructuur voor slachtoffers van schadelijke praktijken.

Naar boven