34 843 Seksuele intimidatie en geweld

Nr. 47 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2021

Naar aanleiding van de mondelinge vraag van het lid Van Nispen (SP) met betrekking tot de achterstanden bij de zedenrecherche in het vragenuur van 22 april jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 70, item 3), heeft de Kamer mij verzocht om een reactie te geven op een aantal belangrijke punten. Tevens heeft de vaste Kamercommissie van Justitie en Veiligheid op 10 juni jl. gevraagd om een overzicht van het aantal meldingen die tot een informatief gesprek hebben geleid, het aantal aangiften en het aantal OM-verdachten. Middels deze brief doe ik deze toezeggingen gestand.

Het informatief gesprek

Het voorkomen van secundaire victimisatie van slachtoffers is een belangrijk uitgangspunt bij het optreden van de politie en het Openbaar Ministerie (OM). Het aangifteproces heeft sinds de jaren negentig in de vorige eeuw een continue ontwikkeling en professionalisering doorgemaakt, waarbij de politie en het OM steeds meer zijn gericht op zorgvuldigheid bij het doen van een melding of een aangifte bij een zedendelict. Dit met het oog op het voorkomen van nog meer schade bij het slachtoffer.

In het geval van een zedendelict door een onbekende verdachte, ligt de prioriteit van de politie in acute zaken in eerste instantie bij het veiligstellen van forensische sporen en het zoeken naar de verdachte.

Daarnaast start een onderzoek in zedenzaken in beginsel met een informatief gesprek. Dit gesprek dient om de melder te informeren over de gevolgen van het doen van aangifte en de mogelijke impact van het strafrechtelijke traject. Daarnaast wordt informatie verstrekt over de mogelijkheden van hulpverlening, slachtofferrechten en juridische bijstand. Er wordt ook direct doorverwezen naar het Centrum Seksueel Geweld (CSG) waar naast het forensisch sporenonderzoek tegelijkertijd hulpverlening kan worden ingezet. Ook wordt op basis van de inhoud van het informatief gesprek door de politie en het OM afgewogen of strafrechtelijk optreden aangewezen is en zo ja op welke wijze. Uitleg over een goed strafrechtelijk onderzoek in een informatief gesprek, voorafgaand aan de aangifte, is volgens de politie en het OM een wezenlijk onderdeel van dat gesprek.

Na het informatieve gesprek tussen de politie en het slachtoffer kan het slachtoffer in principe bedenktijd krijgen over het doen van aangifte. Het is belangrijk dat het slachtoffer rustig kan nadenken over de informatie en weloverwogen kan besluiten over het wel of niet doen van aangifte. Met het doen van een aangifte wordt immers een strafrechtelijk traject gestart. Daar zedendelicten ook plaatsvinden binnen de privésfeer, met bekende verdachten, kan het doen van aangifte extra ingrijpend zijn. De lengte van de bedenktijd is altijd maatwerk en kan per zaak verschillen. Het is voor het slachtoffer dus zeker niet verplicht om gebruik te maken van de bedenktijd. Een slachtoffer kan altijd besluiten om meteen aangifte te doen. In dat geval wordt er een afspraak gemaakt om de aangifte zo snel als mogelijk op te nemen. In sommige gevallen kan de aangifte meteen aansluitend op het informatieve gesprek worden opgenomen.

Een strafrechtelijk onderzoek gaat niet over de vraag of het slachtoffer wel of niet wordt geloofd maar is gericht op waarheidsvinding. Feiten op grond waarvan een rechter buiten redelijke twijfel kan beslissen dat een verdachte ook echt een dader is geweest. Het is onvermijdelijk dat in zedenzaken veel informatie moet worden verzameld. Zonder voldoende inhoudelijke informatie is het onmogelijk om zedenaangiften te onderzoeken en zaken rond te krijgen. De ervaring leert dat slachtoffers daar veel begrip voor hebben als zij daarover goed zijn voorgelicht. Ook de Inspectie van Justitie en Veiligheid geeft in haar rapport «Verschillende Perspectieven» (taakuitvoering en bejegening door de politie in zedenzaken) van medio 2020 aan dat de meeste slachtoffers vertrouwen hebben in de politie.

Overzicht aantal informatieve gesprekken, aangiften en OM-verdachten

Hieronder vindt u het overzicht vanaf 2017 tot en met 2020. Sexting, kinderporno en schennis vallen buiten deze cijfers.

 

2017

2018

2019

2020

Informatieve gesprekken

4.939

4.920

4.958

4.827

Aangiften

2.824

2.965

2.931

2.830

Verdachten OM

2.312

2.238

2.145

2.147

Opleiding zedenrechercheur

Alle rechercheurs op het terrein van zeden moeten worden gecertificeerd voordat zij volledig inzetbaar zijn. Dit gebeurt door middel van het volgen en met succes afronden van de opleiding Handelen in Zedenzaken (HZZ). Deze opleiding heeft de politie recent nader zeden-specifiek gemaakt, waardoor de opleidingsduur met ingang van de tweede helft van 2021 kan worden ingekort van 30 naar 22 weken. De niet-zeden-specifieke onderwerpen zullen modulair worden aangeboden. Ook zijn, met ingang van oktober 2020, de opleidingsplekken voor de opleiding HZZ opgehoogd van 15 deelnemers naar 20 deelnemers. Tot slot is door het aanstellen van extra docenten binnen de Politieacademie het mogelijk geworden om vier opleidingen HZZ per jaar te organiseren in plaats van drie. Door deze interventies is een versnelling aangebracht in de opleidingsduur en kunnen meer zedenrechercheurs worden opgeleid, waardoor zedenrechercheurs sneller gecertificeerd en inzetbaar zijn en er minder capaciteitsbelasting is.

Positie van het slachtoffer

Het CSG en de politie functioneren binnen dezelfde samenwerkingsorganisatie om slachtoffers van seksueel geweld snel en zo goed mogelijk hulp te bieden. Uit de gesprekken die mijn Ministerie met grote regelmaat voert met zowel Slachtofferhulp Nederland, de politie als het CSG is mij duidelijk dat er intensief wordt samengewerkt bij de hulpverlening aan slachtoffers van zedenmisdrijven. Gezamenlijk wordt, vanuit het belang van slachtoffers, de samenwerking verder verbeterd en geïntensiveerd zodat deze slachtoffers nog beter worden geholpen en zo nodig worden doorgeleid naar meer specialistische hulp. Het is bij deze groep heel belangrijk om geen kostbare tijd te verliezen bij het bieden van hulp en ondersteuning, ook als het opnemen van de aangifte later plaatsvindt. Door samenwerking met alle betrokken organisaties, waaronder het CSG, ontstaat een samenhangend aanbod met zo min mogelijk overlap of leemtes. Zodoende wordt in de praktijk gewerkt aan een goede samenwerking ten behoeve van slachtoffers. Anders dan door Slachtofferhulp Nederland en andere betrokken organisaties is gesteld, is de verwachting echter niet gerechtvaardigd dat met een loket voor zedenslachtoffers de achterstanden bij politie en OM kunnen worden weggewerkt.

Er zijn geen signalen van onvoldoende capaciteit bij het CSG. Alle slachtoffers die hulp zoeken bij het CSG kunnen daar terecht en er is geen sprake van wachttijden.

Voorkomen slachtoffer- en daderschap

In mijn brief van februari 2021 is inzicht gegeven in de interdepartementale activiteiten om seksueel geweld zo veel mogelijk te voorkomen1. En hoe, als dit geweld toch heeft plaatsgevonden, wordt voorkomen dat het opnieuw plaatsvindt en dat er adequate hulp wordt geboden. Preventie is verankerd in het beleid en krijgt op verschillende manieren vorm, afhankelijk van o.a. de doelgroep, het type seksueel geweld en de risicofactoren die veroorzaakt worden door kenmerken in de leefomstandigheden van potentiele slachtoffers en daders. Het onderwijs levert een belangrijke bijdrage aan seksuele voorlichting en relationele seksuele vorming. Evenzeer is binnen het emancipatiebeleid aandacht voor het doorbreken van genderstereotypering als ook binnen specifieke contexten zoals gewenst gedrag op de werkvloer. Structureel interdepartementaal overleg vindt plaats om de samenhang tussen programma’s voor het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld te bewaken.

Aandacht aanpak seksuele misdrijven

De afgelopen periode is in de capaciteitsuitbreiding van de zedenteams van de politie geïnvesteerd door middel van de beschikbaar gestelde 15 miljoen euro uit de motie van het lid Klaver c.s. (Kamerstuk 35 300, nr. 11) en heb ik het wetsvoorstel seksuele misdrijven voorbereid. Het wetsvoorstel is momenteel in consultatie en zal daarna aan de Tweede en Eerste Kamer worden voorgelegd.

Daarnaast heeft de Inspectie van Justitie en Veiligheid het rapport «Verschillende Perspectieven» over de taakuitvoering en de bejegening van slachtoffer door zedenrecherche opgeleverd. Ik heb de aanbevelingen in het rapport onderschreven en de politie heeft naar aanleiding van de aanbevelingen een plan van aanpak gemaakt, dat momenteel geïmplementeerd wordt.

Ik zal bij de overdracht van dit dossier aan een volgend kabinet benadrukken dat het vanuit maatschappelijk oogpunt van belang is om hier voortdurend aandacht voor te houden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 34 843, nr. 45.

Naar boven