34 813 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet handhaving consumentenbescherming ter implementatie van richtlijn nr. 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337) (Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten)

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

11 september 2018

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter uitvoering van richtlijn (EU) 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1:1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de alfabetische rangschikking worden de volgende definities ingevoegd, luidende:

betaalinitiatiedienst:

een dienst voor het initiëren van een betaalopdracht op verzoek van de betaaldienstgebruiker, met betrekking tot een betaalrekening die bij een andere betaaldienstverlener wordt aangehouden;

betaalinitiatiedienstverlener:

een betaaldienstverlener die de in bijlage I, punt 7, van de richtlijn betaaldiensten, bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;

digitale inhoud:

in digitale vorm geproduceerde of geleverde goederen of in digitale vorm geproduceerde en verleende diensten die uitsluitend binnen een technisch apparaat kunnen worden gebruikt of verbruikt, en waarbij op geen enkele wijze fysieke goederen of diensten worden gebruikt of verbruikt;

elektronischecommunicatiedienst:

een dienst als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (PbEU 2002, L 108);

elektronischecommunicatienetwerk:

een netwerk als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (PbEU 2002, L 108);

rekeninginformatiedienst:

een online dienst voor het verstrekken van geconsolideerde informatie over een of meer betaalrekeningen die de betaaldienstgebruiker bij een andere betaaldienstverlener of bij meer dan één betaaldienstverlener aanhoudt;

rekeninginformatiedienstverlener:

een betaaldienstverlener die de in bijlage I, onder punt 8, van de richtlijn betaaldiensten bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;

2. De definitie van richtlijn betaaldiensten komt te luiden:

richtlijn betaaldiensten:

richtlijn 2015/2366 EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betaaldiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337);

3. In de definitie van betaalinstrument wordt «waarvan de betaaldienstgebruiker gebruik maakt om een betaalopdracht te initiëren» vervangen door: waarvan gebruik wordt gemaakt voor het initiëren van een betaalopdracht;

4. De definitie van betaalrekening komt te luiden:

betaalrekening:

op naam van een of meer betaaldienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt, als bedoeld in artikel 4 van de richtlijn betaaldiensten;

B

Artikel 1:5a wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De bij of krachtens de wet gestelde regels zijn slechts van toepassing op betaaldiensten aangeboden in Nederland, tenzij in die regels anders is bepaald.

2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt:

a. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. het verrichten van betalingstransacties tussen de betaler en de betalingsbegunstigde, die worden uitgevoerd via een handelsagent die krachtens een overeenkomst gemachtigd is om voor rekening van alleen de betaler of alleen de betalingsbegunstigde de verkoop of aankoop van goederen of diensten via onderhandelingen tot stand te brengen of te sluiten;

b. Aan onderdeel j wordt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot door een komma, toegevoegd: met uitzondering van betaalinitiatiediensten en rekeninginformatiediensten;

c. Onderdeel k komt te luiden:

  • k. het verlenen van diensten die gebaseerd zijn op specifieke betaalinstrumenten:

    • 1°. waarmee de houder uitsluitend in de bedrijfsgebouwen van de uitgever of binnen een beperkt netwerk van dienstverleners die een directe handelsovereenkomst met een uitgever hebben, goederen of diensten kan aanschaffen;

    • 2°. die uitsluitend gebruikt kunnen worden voor de aanschaf van een zeer beperkte reeks goederen of diensten; of

    • 3°. die uitsluitend in Nederland worden aangeboden met het oog op het bereiken van specifieke doelen die zijn vastgelegd in sociale of fiscale regelgeving en waarmee specifieke goederen of diensten kunnen worden aangeschaft bij leveranciers die een handelsovereenkomst met de uitgever hebben.

d. Onderdeel l komt te luiden:

  • l. het verrichten van betalingstransacties door een aanbieder van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten die gezamenlijk met de betaling voor de elektronischecommunicatiediensten in rekening worden gebracht bij een abonnee:

    • 1°. voor de aankoop van digitale inhoud en spraakgestuurde diensten, ongeacht het voor de aankoop of gebruik van de digitale inhoud gebruikte apparaat; of

    • 2°. in het kader van een liefdadigheidsactiviteit of voor de aankoop van toegangs- of plaatsbewijzen en waarbij voor de transactie gebruik wordt gemaakt van een elektronisch apparaat,

    mits de waarde per betalingstransactie niet meer dan € 50 bedraagt en:

    • 1°. de totale waarde van de betalingstransacties voor een abonnee per maand niet meer dan € 300 bedraagt; of

    • 2°. ingeval een abonnee zijn rekening bij de aanbieder van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten voorfinanciert, de totale waarde van de betalingstransacties niet meer dan € 300 per maand bedraagt;

e. Onderdeel n komt te luiden:

  • n. het verrichten van betalingstransacties en daarmee verbonden diensten tussen een moederonderneming en haar dochteronderneming, of tussen dochterondernemingen van dezelfde moederonderneming, zonder tussenkomst van een andere dan een tot dezelfde richtlijngroep behorende betaaldienstverlener; of

f. Aan onderdeel o wordt een volzin toegevoegd, luidende: Met dien verstande dat aan de cliënt de informatie over eventuele kosten voor geldopname ingevolge artikel 4:22 wordt verstrekt, zowel voor de geldopname als na ontvangst van het chartaal geld aan het einde van de transactie na de geldopname.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een verplichting tot het doen van een kennisgeving aan de Nederlandsche Bank door verleners van diensten, bedoeld in het tweede lid, onderdelen k en l.

Ba

Aan artikel 1:24 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De Nederlandsche Bank heeft, gelet op de bevoegdheid van de Autoriteit persoonsgegevens als bedoeld in artikel 21a van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, niet tot taak toezicht op betaaldienstverleners uit te oefenen voor zover dat betrekking heeft op de naleving van het bepaalde krachtens artikel 3:17, zevende lid.

C

Artikel 1:25a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «artikel 5:88» vervangen door: de artikelen 5:88 en 5:88a.

2. In het derde lid wordt «1:80, onderdeel d, 1:81, met uitzondering van het derde lid,» vervangen door: 1:80, met uitzondering van onderdeel d, 1:81.

3. In het derde lid vervalt de zinsnede «, artikel 1:83,».

D

In artikel 1:55, vierde lid, vervalt de zinsnede «en personen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed door betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen».

E

In artikel 1:56, zevende lid, vervalt de zinsnede «, en personen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed door betaaldienstverleners met zetel in een andere lidstaat, die beschikken over een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning voor het verlenen van betaaldiensten».

F

In artikel 1:58, vijfde lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede «of persoon aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed».

G

In artikel 1:59, vijfde lid, vervalt de zinsnede «en personen aan wie werkzaamheden zijn uitbesteed door betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen».

Ga

In artikel 1:62, onderdelen a tot en met c, wordt «of schadeverzekeraar» telkens vervangen door: , schadeverzekeraar of betaalinstelling.

H

Artikel 1:93, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel i wordt verletterd tot h.

2. Er worden, onder vervanging van een punt aan het slot van het laatste onderdeel door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel, luidende:

  • #. de Autoriteit Consument en Markt, voor zover de gegevens en inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van de haar op grond van artikel 1:25a opgedragen taak tot het houden van toezicht op de naleving van de artikelen 5:88 en 5:88a dan wel voor de uitoefening van haar taken ingevolge de Mededingingswet, voor zover deze betrekking hebben op de mededinging bij het verlenen van betaaldiensten, en de toezichthouder de gegevens of inlichtingen heeft verkregen bij de uitoefening van het toezicht op het verlenen van betaaldiensten;

  • #. de Autoriteit Persoonsgegevens, voor zover de gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taken en betrekking hebben op betaaldiensten en de toezichthouder de gegevens of inlichtingen heeft verkregen bij de uitoefening van het toezicht op het verlenen van betaaldiensten.

I

Artikel 1:104, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel l wordt «stabiliteit van» vervangen door: stabiliteit van of het vertrouwen in.

2. In onderdeel l vervalt «of».

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door «; of», wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • n. de vergunninghouder een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling is die de Nederlandsche Bank niet in kennis heeft gesteld van belangrijke ontwikkelingen die verband houden met de voorwaarden voor verlening van de vergunning.

J

Artikel 1:107 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. aanbieders van diensten die krachtens artikel 1:5a, derde lid, verplicht zijn tot het doen van een kennisgeving aan de Nederlandsche Bank.

2. Aan het derde lid, onderdeel l, wordt onder vervanging van de puntkomma aan het slot door een komma, een zinsnede toegevoegd, luidende: indien vanuit deze bijkantoren diensten worden aangeboden in een andere lidstaat;

3. Aan het derde lid, onderdeel n, wordt onder vervanging van de puntkomma aan het slot door een komma, een zinsnede toegevoegd, luidende: en een bijkantoor van een elektronischgeldinstelling met zetel in Nederland, indien vanuit dit bijkantoor betaaldiensten worden aangeboden in een andere lidstaat;

K

In artikel 2:3b worden, onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot zesde tot en met achtste lid, na het eerste lid vier leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, verleent de Nederlandsche Bank een vergunning uitsluitend indien de aanvrager aantoont dat hij ten minste een deel van zijn bedrijf zal uitoefenen in Nederland.

  • 3. Indien de aanvraag een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling betreft waarin een gekwalificeerde deelneming wordt gehouden, verleent de Nederlandsche Bank, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, een vergunning uitsluitend indien de houder van de gekwalificeerde deelneming een verklaring van geen bezwaar overeenkomstig artikel 3:95, tweede lid, heeft aangevraagd, en de Nederlandsche Bank vaststelt dat voldaan is aan het bepaalde ingevolge de artikelen 3:99 tot en met 3:101 met betrekking tot de verklaring van geen bezwaar.

  • 4. Indien de aanvrager voornemens is uitsluitend betaalinitiatiediensten te verlenen, is het eerste lid, onderdelen g en i, niet van toepassing.

  • 5. Indien de aanvrager voornemens is uitsluitend rekeninginformatiediensten te verlenen, is het eerste lid, onderdelen g, h en i, niet van toepassing.

L

Artikel 2:3c wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De Nederlandsche Bank schrijft de betaaldienstagent in het register, bedoeld in artikel 1:107, indien zij de juistheid van de in het eerste lid bedoelde gegevens heeft kunnen vaststellen en informeert hierover de betaalinstelling binnen twee maanden na ontvangst van de gegevens. Indien de Nederlandsche Bank de juistheid van de gegevens niet heeft kunnen vaststellen brengt zij de betaalinstelling daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte. De betaalinstelling verleent niet eerder diensten door tussenkomst van een betaaldienstagent dan nadat deze is ingeschreven.

2. Er wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op elektronischgeldinstellingen met zetel in Nederland die door tussenkomst van een betaaldienstagent betaaldiensten verlenen.

M

Aan artikel 2:3e worden vier leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien een betaaldienstverlener met een zetel in een andere lidstaat voornemens is om vanuit een bijkantoor in Nederland of door middel van het verrichten van diensten, al dan niet door tussenkomst van een betaaldienstagent, in Nederland haar diensten aan te bieden, beoordeelt de Nederlandsche Bank aan de hand van de daarop betrekking hebbende gegevens binnen een maand na ontvangst van die gegevens van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat of er sprake is van bedenkingen tegen toelating op de Nederlandse markt en stelt zij die instantie daarvan in kennis, met name indien het vermoeden bestaat dat met de voorgenomen vestiging van het bijkantoor of de inschakeling van de betaaldienstagent in strijd wordt gehandeld met wettelijke voorschriften, gesteld bij of krachtens de Wet voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

  • 4. In geval van het voornemen om diensten aan te bieden door tussenkomst van een betaaldienstagent die zelf geen betaaldienstverlener is, is op de betaaldienstagent de betrouwbaarheidseis, bedoeld in artikel 3:9, van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten wijst een betaaldienstverlener als bedoeld in het derde lid, overeenkomstig artikel 29, vijfde lid, van de richtlijn betaaldiensten een centraal contactpunt aan. Het centraal contactpunt draagt zorg voor het aanleveren van de door de Autoriteit Financiële Markten verzochte informatie met betrekking tot de naleving van de bij of krachtens het deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen gestelde regels.

  • 6. Een betaaldienstverlener als bedoeld in het derde lid, overlegt op verzoek van de Autoriteit Financiële Markten een periodiek verslag over de in Nederland verrichte activiteiten. De Autoriteit Financiële Markten gebruikt het verslag uitsluitend voor informatieve en statistische doeleinden en voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van de bij of krachtens het deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen gestelde regels.

N

In artikel 2:10b wordt, onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot het derde tot en met het vijfde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, verleent de Nederlandsche Bank een vergunning uitsluitend indien de elektronischgeldinstelling aantoont dat zij ten minste een deel van haar bedrijf zal uitoefenen in Nederland.

O

Artikel 2:10c komt te vervallen.

P

Artikel 2:106a komt te luiden:

Artikel 2:106a

  • 1. Een betaalinstelling die voornemens is vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat of door middel van het verrichten van diensten, al dan niet door tussenkomst van een betaaldienstagent, in een andere lidstaat haar diensten aan te bieden, stelt de Nederlandsche Bank hiervan in kennis, onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

  • 2. De Nederlandsche Bank verstrekt de in het eerste lid bedoelde gegevens binnen een maand na ontvangst aan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat.

  • 3. De Nederlandsche Bank gaat over tot inschrijving van het bijkantoor of de betaaldienstagent in het register, bedoeld in artikel 1:107, tenzij de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Nederlandsche Bank heeft meegedeeld dat zij het vermoeden heeft dat met de voorgenomen vestiging van het bijkantoor of door de inschakeling van de betaaldienstagent mogelijk in strijd zal worden gehandeld met het recht, waaronder wettelijke voorschriften betreffende het witwassen van geld of de financiering van terrorisme in de zin van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141). Indien inschrijving reeds heeft plaatsgevonden, haalt de Nederlandsche Bank deze door.

  • 4. De Nederlandsche Bank beslist op de aanvraag binnen drie maanden na ontvangst, of, indien de aanvraag onvolledig is, binnen drie maanden na ontvangst van alle benodigde gegevens. De betaaldienstagent of het bijkantoor verleent geen betaaldiensten dan nadat de inschrijving in het register is voltooid en de Nederlandsche Bank is geïnformeerd over de voorgenomen datum van aanvang van de dienstverlening.

  • 5. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van een wijziging van de in het eerste lid bedoelde gegevens. Een wijziging van de in het eerste lid bedoelde gegevens dient onverwijld aan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat te worden gemeld.

Q

Artikel 2:107a komt te luiden:

Artikel 2:107a

  • 1. Een elektronischgeldinstelling die voornemens is vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat of door middel van het verrichten van diensten, al dan niet door tussenkomst van een betaaldienstagent, in een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen, stelt de Nederlandsche Bank hiervan in kennis, onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

  • 2. De Nederlandsche Bank verstrekt de in het eerste lid bedoelde gegevens binnen een maand na ontvangst aan de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat.

  • 3. De Nederlandsche Bank gaat over tot inschrijving van het bijkantoor of de betaaldienstagent in het register, bedoeld in artikel 1:107, tenzij de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Nederlandsche Bank heeft meegedeeld dat zij het vermoeden heeft dat met de voorgenomen vestiging van het bijkantoor of door de inschakeling van de betaaldienstagent mogelijk in strijd zal worden gehandeld met het recht, waaronder wettelijke voorschriften betreffende het witwassen van geld of de financiering van terrorisme in de zin van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141). Indien inschrijving reeds heeft plaatsgevonden, haalt de Nederlandsche Bank deze door.

  • 4. De Nederlandsche Bank beslist op de aanvraag binnen drie maanden na ontvangst, of, indien de aanvraag onvolledig is, binnen drie maanden na ontvangst van alle benodigde gegevens. De betaaldienstagent of het bijkantoor verleent geen betaaldiensten dan nadat de inschrijving in het register is voltooid en de Nederlandsche Bank is geïnformeerd over de voorgenomen datum van aanvang van de dienstverlening.

  • 5. Het eerste tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van een wijziging van de in het eerste lid bedoelde gegevens.

R

Aan artikel 3:17 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de toegang van betaaldienstverleners tot de persoonsgegevens van betaaldienstgebruikers.

  • 8. De voordracht voor een krachtens het zevende lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

S

Aan artikel 3:29a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien een betaalinstelling alleen betaaldiensten verleent als bedoeld onder 7 en 8 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten.

T

In artikel 3:29c, vierde lid, wordt «onder 4, 5 en 7» vervangen door: onder 4 en 5.

U

Aan artikel 3:53 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing indien een betaalinstelling alleen betaaldiensten verleent als bedoeld onder 8 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten.

V

Aan artikel 3:57 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Het eerste tot en met het derde lid zijn niet van toepassing indien een betaalinstelling alleen betaaldiensten verleent als bedoeld onder 7 en 8 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten.

W

Artikel 3:95, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel f vervalt: of.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel g door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • h. betaalinstelling die een of meer van de in bijlage I, punt 1 tot en met 7, van de richtlijn betaaldiensten bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent; of

  • i. elektronischgeldinstelling.

X

Aan artikel 3:102, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor een betaalinstelling kan een bovengrens gelden van 20, 30, 50 of 100 procent.

Y

Aan artikel 3:103 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid geldt voor een betaalinstelling een verplichting tot kennisgeving als de omvang van de deelneming boven de 20, 30 of 50 procent stijgt dan wel onder de 10, 20, 30 of 50 procent daalt.

Ya

Artikel 3:108a vervalt.

Yb

Artikel 4:2b vervalt.

Z

Artikel 5:88, wordt gewijzigd als volgt:

1. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. betalingssystemen waaraan slechts betaaldienstverleners deelnemen die deel uitmaken van een richtlijngroep.

2. Het derde lid, onderdeel c, vervalt, onder vervanging van «en;» aan het slot van onderdeel b door een punt.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Een aan een systeem als bedoeld in artikel 212a, onderdeel b, van de Faillissementswet deelnemende betaaldienstverlener die toestaat dat een vergunninghoudende betaaldienstverlener via het systeem overboekingsopdrachten doorgeeft, biedt deze mogelijkheid desgevraagd overeenkomstig het eerste lid op objectieve, evenredige en onder niet-discriminerende voorwaarden aan andere vergunninghoudende of geregistreerde betaaldienstverleners.

  • 5. In geval van een weigering verstrekt de aan een betalingssysteem deelnemende betaaldienstverlener de verzoekende betaaldienstverlener een opgave van de redenen voor de weigering. De deelnemende betaaldienstverlener verstrekt een afschrift van deze opgave aan de Autoriteit Consument en Markt.

AA

Na artikel 5:88 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5:88a

  • 1. Onverminderd het bepaalde in hoofdstukken 3 en 4 van de Mededingingswet, zijn de voorwaarden die door banken worden verbonden aan de toegang van betaalinstellingen tot betaalrekeningsdiensten objectief, niet-discriminerend en evenredig. Deze toegang is voldoende om betaalinstellingen in staat te stellen op onbelemmerde en efficiënte wijze betaaldiensten aan te bieden.

  • 2. Een weigering van toegang wordt door de bank onder volledige opgave van redenen gemeld bij de Autoriteit Consument en Markt.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de toegang van betaaldienstverleners die geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld van artikel 2:3a, eerste lid.

BB

De bijlage behorende bij artikel 1:79 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de opsomming van de artikelen uit het Deel Markttoegang financiële ondernemingen wordt «2:3e, eerste lid» vervangen door: 2:3e, eerste, tweede en derde lid en «2:106a, eerste lid» vervangen door: 2:106a, eerste en vierde lid en «2:107a, eerste en tweede lid» vervangen door: 2:107a, eerste lid.

2. In de opsomming van de artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële markten wordt «5:88, eerste en tweede lid» vervangen door: 5:88, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 5:88a, eerste en tweede lid.

3. In de opsomming van de artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen vervalt 3:111b, eerste lid.

4. In de opsomming van de artikelen uit het Algemeen deel wordt voor «1:10» ingevoegd: 1:5a, tweede lid, onderdelen k en l, en derde lid,.

CC

De bijlage behorende bij artikel 1:80 wordt gewijzigd als volgt:

1. In de opsomming van de artikelen uit het Deel Markttoegang financiële ondernemingen wordt «2:3e, eerste lid» vervangen door: 2:3e, eerste, tweede en derde lid en «2:106a, eerste lid» vervangen door: 2:106a, eerste en vierde lid en «2:107a, eerste en tweede lid» vervangen door: 2:107a, eerste lid.

2. In de opsomming van de artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële markten wordt «5:88, eerste en tweede lid» vervangen door: 5:88, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 5:88a, eerste en tweede lid.

3. In de opsomming van de artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen vervalt 3:111b, eerste lid.

4. In de opsomming van de artikelen uit het Algemeen deel wordt voor «1:10» ingevoegd: 1:5a, tweede lid, onderdelen k en l, en derde lid,.

ARTIKEL II

De Wet bekostiging financieel toezicht wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan de tabel in Bijlage I, onderdeel Wft.D4, worden in numerieke volgorde de volgende onderdelen toegevoegd:

Wft.D4.08a

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 15 uur nodig heeft

€ 1.600

Wft.D4.08b

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 15 uur en niet meer dan 150 uur nodig heeft

€ 5.000

Wft.D4.08c

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft

€ 30.500

Wft.D4.08d

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel i, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag niet meer dan 15 uur nodig heeft

€ 1.600

Wft.D4.08e

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel i, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 15 uur en niet meer dan 150 uur nodig heeft

€ 5.000

Wft.D4.08f

De behandeling van een aanvraag tot verlening van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel i, van de Wet op het financieel toezicht, indien DNB voor de behandeling van de aanvraag meer dan 150 uur nodig heeft

€ 30.500

ARTIKEL III

Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 514 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. authenticeren of authenticatie:

volgen van een procedure die de betaaldienstverlener in staat stelt de identiteit van een betaaldienstgebruiker dan wel de validiteit van het gebruik van een specifiek betaalinstrument te verifiëren, met inbegrip van de persoonlijke beveiligingsgegevens van de betaaldienstgebruiker;

2. Onderdeel g komt te luiden:

g. betaalinstrument:

gepersonaliseerd instrument of gepersonaliseerde instrumenten of het geheel van procedures, overeengekomen tussen betaaldienstgebruiker en betaaldienstverlener, waarvan gebruik wordt gemaakt voor het initiëren van een betaalopdracht;

3. Onderdeel k komt te luiden:

k. betalingstransactie:

door of voor rekening van de betaler of door de betalingsbegunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de betalingsbegunstigde zijn;

4. Onderdeel p komt te luiden:

p. referentierentevoet:

de rentevoet die als berekeningsgrondslag voor in rekening te brengen interesten wordt gehanteerd, en die afkomstig is van een bron die door het publiek kan worden geraadpleegd en door beide partijen kan worden geverifieerd;

5. Onderdeel r komt te luiden:

r. richtlijn:

Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (Pb EU L 337/58);

6. In onderdeel u vervalt het woord «relevante».

7. Na onderdeel u worden de volgende onderdelen toegevoegd:

v. betaalinitiatiedienst:

een dienst voor het initiëren van een betaalopdracht, op verzoek van de betaaldienstgebruiker, met betrekking tot een betaalrekening die bij een andere betaaldienstverlener wordt aangehouden;

w. rekeninginformatiedienst:

een onlinedienst voor het verstrekken van geconsolideerde informatie over een of meer betaalrekeningen die de betaaldienstgebruiker bij een andere betaaldienstverlener of bij meer dan één betaaldienstverlener aanhoudt;

x. rekeninghoudende betaaldienstverlener:

een betaaldienstverlener die ten behoeve van een betaler een betaalrekening aanbiedt en beheert;

y. betaalinitiatiedienstverlener:

een betaaldienstverlener die de in bijlage I, punt 7, van de richtlijn, bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;

z. rekeninginformatiedienstverlener:

een betaaldienstverlener die de in bijlage I, punt 8, van de richtlijn, bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;

aa. overmaking:

een betaaldienst voor het crediteren van de betaalrekening van een begunstigde met een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties van een betaalrekening van een betaler door de betaaldienstverlener die de betaalrekening van de betaler beheert, op basis van een door de betaler gegeven opdracht;

ab. sterke cliëntauthenticatie:

authenticatie met gebruikmaking van twee of meer factoren die worden aangemerkt als kennis (iets wat alleen de gebruiker weet), bezit (iets wat alleen de gebruiker heeft) en inherente eigenschap (iets wat de gebruiker is) en die onderling onafhankelijk zijn, in die zin, dat de compromittering van één ervan geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de andere en die zodanig is opgezet dat de vertrouwelijkheid van de authenticatiegegevens wordt beschermd;

ac. persoonlijke beveiligingsgegevens:

voor doeleinden van authenticatie door de betaaldienstverlener aan een betaaldienstgebruiker verstrekte gepersonaliseerde kenmerken;

ad. gevoelige betaalgegevens:

gegevens waarmee fraude kan worden gepleegd, waaronder persoonlijke beveiligingsgegevens. Voor de activiteiten van betaalinitiatiedienstverleners en rekeninginformatiedienstverleners vormen de naam van de rekeninghouder en het rekeningnummer geen gevoelige betaalgegevens.

B

In artikel 515 komen, onder vernummering van het vierde en het vijfde lid tot het vijfde en zesde lid, de leden 1 tot en met 4 te luiden:

  • 1. Deze titel is van toepassing indien zowel de betaaldienstverlener van de betaler als de betaaldienstverlener van de begunstigde of de enige bij de betalingstransactie betrokken betaaldienstverlener zich in de Unie of de Europese Economische Ruimte bevinden.

  • 2. Deze titel is voorts van toepassing, met uitzondering van de artikelen 535 tot en met 540, op betalingstransacties in valuta’s van niet-lidstaten of van staten die geen partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte waarbij zowel de betaaldienstverlener van de betaler als de betaaldienstverlener van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betaaldienstverlener zich in de Unie of in de Europese Economische Ruimte bevinden.

  • 3. Deze titel is voorts van toepassing, met uitzondering van de artikelen 520, tweede en vierde lid, 530, 531, 535, 537, eerste lid, 543 tot en met 545 en 547, op betalingstransacties in alle valuta waarbij slechts een van de betaaldienstverleners zich in de Unie of de Europese Economische Ruimte bevindt met betrekking tot de delen van de betalingstransactie die binnen de Unie of de Europese Economische Ruimte worden uitgevoerd.

  • 4. Deze titel is niet van toepassing op de betaaldiensten, bedoeld in artikel 1:5a, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht.

C

Na artikel 515 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 515a

Op betaaldienstverleners die uitsluitend een rekeninginformatiedienst aanbieden zijn van deze titel slechts de artikelen 522c en 524 van toepassing.

D

Artikel 517 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

De betaaldienstgebruiker kan de wijzigingen vóór de beoogde datum van inwerkingtreding aanvaarden of verwerpen.

2. In het tweede lid wordt in onderdeel a «deelt de betaaldienstverlener de betaaldienstgebruiker mee» vervangen door: stelt de betaaldienstverlener de betaaldienstgebruiker ervan in kennis.

3. In het tweede lid komt onderdeel b als volgt te luiden:

  • b. stelt de betaaldienstverlener de betaaldienstgebruiker er ook van in kennis dat wanneer de betaaldienstgebruiker deze wijzigingen verwerpt, de betaaldienstgebruiker het recht heeft de raamovereenkomst kosteloos en met ingang van elk moment tot de datum waarop de wijziging zou ingaan, te beëindigen.

E

Artikel 518, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. De raamovereenkomst kan door de betaaldienstgebruiker kosteloos worden beëindigd, behalve wanneer de overeenkomst minder dan zes maanden in werking is geweest. Eventuele voor beëindiging van de raamovereenkomst aan te rekenen kosten zijn passend en in overeenstemming met de feitelijke kosten.

Ea

In artikel 519, tweede lid, wordt na «Indien voor het initiëren van een betalingstransactie» ingevoegd: bij een geldautomaat,.

F

Artikel 520 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «542, tweede lid» vervangen door: 542, vierde lid.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij een betalingstransactie die binnen de Europese Unie wordt verricht en waarbij de betaaldienstverleners van zowel de betaler als de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betaaldienstverlener, zich binnen de Europese Unie bevinden, betalen de betaler en de begunstigde elk voor zich de kosten die hun respectieve betaaldienstverlener in rekening brengt.

3. Aan het einde van het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

De eventueel in rekening gebrachte kosten liggen niet hoger dan de directe kosten die de begunstigde zelf voor het gebruik van het specifieke betaalinstrument maakt.

4. Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Geen vergoeding wordt door de begunstigde gevraagd voor het gebruik van betaalinstrumenten waarvan de afwikkelingsvergoedingen onder hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 2015/571 vallen, noch voor betaaldiensten waarop Verordening (EU) nr. 260/2012 van toepassing is.

G

Artikel 521, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «525, eerste lid, onder c en d» vervangen door: «525, eerste lid, onder c en e,» en wordt «of verder gebruik ervan niet kan worden geblokkeerd» vervangen door: of verder gebruik daarvan niet kan worden voorkomen.

2. In onderdeel b vervalt «en tweede» en wordt «is geauthenticeerd» vervangen door: was toegestaan.

3. In onderdeel d wordt «of zijn instemming met de uitvoering van de betalingstransactie aan de begunstigde heeft verstrekt» vervangen door: of de begunstigde met de uitvoering van de betalingstransactie heeft ingestemd.

H

Het opschrift van Afdeling 2 komt te luiden:

AFDELING 2 TOESTAAN VAN BETALINGSTRANSACTIES

I

Artikel 522 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «betaaldienstverlener» vervangen door: relevante betaaldienstverlener(s).

2. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een zin toegevoegd, luidende:

De instemming met de uitvoering van een betalingstransactie kan ook worden verleend via de begunstigde of de betaalinitiatiedienstverlener.

J

Er worden na artikel 522 drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 522a

  • 1. Een rekeninghoudende betaaldienstverlener bevestigt op verzoek van een betaaldienstverlener die op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten uitgeeft, onmiddellijk of een bedrag dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een op kaarten gebaseerde betalingstransactie, beschikbaar is op de betaalrekening van de betaler, mits:

    • a) de betaalrekening van de betaler online toegankelijk is op het moment van het verzoek;

    • b) de betaler er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd dat de rekeninghoudende betaaldienstverlener antwoordt op verzoeken van een specifieke betaaldienstverlener om te bevestigen dat het bedrag dat overeenkomt met een bepaalde op kaarten gebaseerde betalingstransactie, op de betaalrekening van de betaler beschikbaar is; en

    • c) de in onderdeel b genoemde instemming is verleend voordat het eerste verzoek om bevestiging is gedaan.

  • 2. De betaaldienstverlener kan om de in het eerste lid bedoelde bevestiging verzoeken indien:

    • a) de betaler er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd dat de betaaldienstverlener om de in het eerste lid bedoelde bevestiging verzoekt;

    • b) de betaler de op kaarten gebaseerde betalingstransactie voor het betreffende bedrag geïnitieerd heeft aan de hand van een op kaarten gebaseerd betaalinstrument dat door de betaaldienstverlener is uitgegeven; en

    • c) hij zich vóór elk verzoek om bevestiging authenticeert bij de rekeninghoudende betaaldienstverlener en op een veilige manier met de rekeninghoudende betaaldienstverlener communiceert, overeenkomstig artikel 98, eerste lid, onder d) van de richtlijn.

  • 3. In overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG bestaat de in eerste lid bedoelde bevestiging uitsluitend uit een antwoord in de vorm van een eenvoudig „ja» of „nee», en niet uit een rekeningafschrift van het saldo. Dit antwoord wordt niet opgeslagen of voor andere doeleinden gebruikt dan voor de uitvoering van de op kaarten gebaseerde betalingstransactie.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde bevestiging biedt de rekeninghoudende betaaldienstverlener niet de mogelijkheid de geldmiddelen op de betaalrekening van de betaler te blokkeren.

  • 5. De betaler kan de rekeninghoudende betaaldienstverlener verzoeken hem de identificatie van de betaaldienstverlener en het verstrekte antwoord mee te delen.

  • 6. Dit artikel is niet van toepassing op betalingstransacties die zijn geïnitieerd met op kaarten gebaseerde betaalinstrumenten waarop elektronisch geld, als gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG, is opgeslagen.

Artikel 522b

Een betaler heeft het recht om voor betaaldiensten als bedoeld in bijlage I, punt 7, van de richtlijn gebruik te maken van een betaalinitiatiedienstverlener. Dit recht is niet van toepassing indien de betaalrekening niet online raadpleegbaar is.

Artikel 522c

Een betaaldienstgebruiker heeft het recht gebruik te maken van diensten die hem toegang bieden tot rekeninginformatie als bedoeld in bijlage I, punt 8 van de richtlijn. Dit recht is niet van toepassing indien de betaalrekening niet online raadpleegbaar is.

K

Artikel 523 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «krachtens andere toepasselijke wetgeving» vervangen door: krachtens Unierecht of krachtens andere toepasselijke wetgeving.

2. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Een rekeninghoudende betaaldienstverlener kan een rekeninginformatiedienstverlener of een betaalinitiatiedienstverlener de toegang tot een betaalrekening ontzeggen om objectieve en op voldoende aanwijzingen gebaseerde redenen in verband met niet-toegestane of frauduleuze toegang tot de betaalrekening door die rekeninginformatiedienstverlener of die betaalinitiatiedienstverlener, waaronder de niet-toegestane of frauduleuze initiëring van een betalingstransactie.

  • 6. De rekeninghoudende betaaldienstverlener informeert, in de situaties genoemd in het vijfde lid, de betaler in de overeengekomen vorm over de ontzegging van toegang tot de betaalrekening en over de redenen daarvoor. Indien mogelijk wordt deze informatie aan de betaler meegedeeld voordat de toegang wordt ontzegd, en ten laatste onmiddellijk daarna, tenzij het verstrekken van die informatie objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of krachtens ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht verboden is.

  • 7. De rekeninghoudende betaaldienstverlener verleent toegang tot de betaalrekening zodra de redenen voor het ontzeggen van de toegang niet langer bestaan.

  • 8. In de in het zesde lid genoemde gevallen meldt de rekeninghoudende betaaldienstverlener het incident betreffende de rekeninginformatiedienstverlener of de betaalinitiatiedienstverlener onmiddellijk aan de Nederlandsche Bank. Daarbij moeten de relevante gegevens van de zaak worden vermeld en de redenen voor het nemen van stappen. De Nederlandsche Bank beoordeelt de zaak en neemt, indien noodzakelijk, passende maatregelen.

L

Artikel 524 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «de veiligheid van gepersonaliseerde veiligheidskenmerken» vervangen door: de veiligheid van de persoonlijke beveiligingsgegevens.

2. Er wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De voorwaarden bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn objectief, niet-discriminerend en evenredig.

M

Artikel 525 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken» vervangen door: de persoonlijke beveiligingsgegevens.

2. In het eerste lid wordt onder verlettering van onderdelen d en e naar e en f een onderdeel d ingevoegd, luidende:

  • d. biedt de betaaldienstgebruiker de mogelijkheid de in artikel 524, eerste lid, onder b, bedoelde kennisgeving kosteloos te doen en brengt, voor zover er al kosten zijn, alleen de rechtstreeks aan dat instrument gerelateerde vervangingskosten in rekening;

N

Artikel 526 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «foutieve betalingstransactie» vervangen door: onjuist uitgevoerde betalingstransactie.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Wanneer een betaalinitiatiedienstverlener bij de transactie betrokken is, verkrijgt de betaaldienstgebruiker rectificatie van de rekeninghoudende betaaldienstverlener overeenkomstig het eerste lid, onverminderd artikel 528, eerste en vijfde lid, alsmede artikel 543.

O

Artikel 527 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «enig ander falen» ingevoegd: van de door de betaaldienstverlener aangeboden diensten.

2. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien de betalingstransactie geïnitieerd wordt via een betaalinitiatiedienstverlener, levert deze het bewijs dat, binnen zijn verantwoordelijkheid, de betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de betaaldienst waarmee hij is belast, is beïnvloed.

3. In het tweede lid wordt «door de betaaldienstverlener» vervangen door: door de betaaldienstverlener, daaronder in voorkomende geval de betaalinitiatiedienstverlener begrepen,.

4. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De betaaldienstverlener, daaronder in voorkomend geval de betaalinitiatiedienstverlener begrepen, verstrekt ondersteunend bewijs om fraude of grove nalatigheid van de zijde van de betaler te bewijzen.

P

Artikel 528 komt te luiden:

Artikel 528

  • 1. Onverminderd artikel 526, betaalt de betaaldienstverlener van de betaler, in geval van een niet-toegestane betalingstransactie, de betaler onmiddellijk het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug en in elk geval uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag, nadat hij bekend is geworden met de transactie of daarvan in kennis is gesteld.

  • 2. Op grond van het eerste lid herstelt de betaaldienstverlener van de betaler de betaalrekening die met dat bedrag is gedebiteerd in de toestand zoals die geweest zou zijn wanneer de niet-toegestane betalingstransactie niet had plaatsgevonden. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de betaaldienstverlener van de betaler redelijke gronden heeft om fraude te vermoeden en hij deze gronden schriftelijk aan de Autoriteit Financiële Markten meedeelt.

  • 4. Indien de betalingstransactie via een betaalinitiatiedienstverlener wordt geïnitieerd, betaalt de rekeninghoudende betaaldienstverlener onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag, het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug en herstelt hij, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn wanneer de niet-toegestane betalingstransactie niet had plaatsgevonden.

  • 5. Ingeval de betaalinitiatiedienstverlener aansprakelijk is voor de niet-toegestane betalingstransactie, vergoedt hij de rekeninghoudende betaaldienstverlener op diens verzoek onmiddellijk de geleden verliezen of de aan de betaler terugbetaalde bedragen, waaronder het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie. Overeenkomstig artikel 527, tweede lid, is de betaalinitiatiedienstverlener gehouden te bewijzen dat, binnen zijn verantwoordelijkheid, de betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de betaaldienst waarmee hij is belast, is beïnvloed.

  • 6. Aanvullende financiële compensatie kan worden vastgesteld overeenkomstig het recht dat van toepassing is op de tussen de betaler en zijn betaaldienstverlener gesloten overeenkomst of de tussen de betaler en de betaalinitiatiedienstverlener gesloten overeenkomst, indien van toepassing.

Q

Artikel 529 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot eerste tot en met vierde lid.

1a. In het eerste lid (nieuw) vervalt de tweede zin.

2. In het tweede lid (nieuw) vervalt «en tweede» en wordt «gepersonaliseerde veiligheidskenmerken» vervangen door: persoonlijke beveiligingsgegevens.

3. Onder vernummering van het derde en vierde lid (nieuw) tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd:

  • 3. Indien de betaaldienstverlener van de betaler geen sterke cliëntauthenticatie verlangt, draagt de betaler geen financiële verliezen, tenzij de betaler frauduleus heeft gehandeld. Indien de sterke cliëntauthenticatie door de begunstigde of de betaaldienstverlener van de begunstigde niet wordt aanvaard, wordt de door de betaaldienstverlener van de betaler geleden financiële schade door hen vergoed.

R

Er wordt na artikel 529 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 529a

  • 1. Wanneer een betalingstransactie door of via de begunstigde in het kader van een op kaarten gebaseerde betalingstransactie wordt geïnitieerd en het exacte bedrag niet bekend is op het moment dat de betaler instemming verleent om de betalingstransactie uit te voeren, kan de betaaldienstverlener van de betaler slechts geldmiddelen op de betaalrekening van de betaler blokkeren indien de betaler instemming heeft verleend voor het exacte bedrag aan te blokkeren geldmiddelen.

  • 2. De betaaldienstverlener van de betaler geeft de overeenkomstig het eerste lid op de betaalrekening van de betaler geblokkeerde geldmiddelen vrij na de ontvangst van de informatie over het exacte bedrag van de betalingstransactie en uiterlijk onmiddellijk na de ontvangst van de betaalopdracht.

S

Artikel 530 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «op het moment waarop ingestemd werd met de betaalopdracht» vervangen door: bij het toestaan van de betalingstransactie.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Op verzoek van de betaaldienstverlener toont de betaler aan dat aan deze voorwaarden is voldaan.

3. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler valt niet later dan de datum waarop de rekening met dat bedrag was gedebiteerd.

4. Het vierde lid vervalt.

5. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. In afwijking van het eerste lid kunnen de betaler en de betaaldienstverlener overeenkomen dat de betaler geen recht heeft op terugbetaling mits:

    • a. hij zijn instemming met de uitvoering van de betalingstransactie rechtstreeks aan de betaaldienstverlener heeft gericht; en

    • b. door de betaaldienstverlener of door de begunstigde ten minste vier weken voor de vervaldag op een overeengekomen wijze informatie betreffende de toekomstige betalingstransactie ten behoeve van de betaler was verstrekt of ter beschikking was gesteld.

6. Het vijfde en zesde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.

T

Artikel 531 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De betaler heeft gedurende een periode van acht weken na de datum waarop de geldmiddelen zijn gedebiteerd, een onvoorwaardelijk recht om de in artikel 530 bedoelde terugbetaling te verzoeken.

2. Het vierde lid vervalt.

U

In artikel 532, eerste lid, vervalt «rechtstreeks door de betaler of niet-rechtstreeks door of via een begunstigde gegeven».

V

Artikel 533 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid na «weigert een betaalopdracht uit te voeren» ingevoegd: of een betalingstransactie te initiëren.

2. In het eerste lid wordt «tenzij de nationale of communautaire wetgeving dit verbiedt» vervangen door: tenzij ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht dit verbiedt.

3. In het derde lid wordt «kosten» vervangen door: een redelijke vergoeding.

4. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Indien alle in de raamovereenkomst van de betaler gestelde voorwaarden vervuld zijn, weigert de rekeninghoudende betaaldienstverlener van de betaler niet een toegestane betaalopdracht uit te voeren, ongeacht of de betaalopdracht door een betaler zelf, onder meer door een betaalinitiatiedienstverlener, dan wel door of via een begunstigde is geïnitieerd, tenzij ander toepasselijk Unierecht of toepasselijk nationaal recht dit verbiedt.

W

Artikel 534 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien de betalingstransactie door een betaalinitiatiedienstverlener dan wel door of via een begunstigde wordt geïnitieerd, kan de betaler de betaalopdracht niet meer herroepen nadat hij aan de betaalinitiatiedienstverlener instemming heeft verleend om de betalingstransactie te initiëren dan wel aan de begunstigde instemming heeft verleend om de betalingstransactie uit te voeren.

2. In het vijfde lid wordt «zijn betaaldienstverlener» vervangen door: de relevante betaaldienstverleners.

3. In het zesde lid wordt «de betaaldienstverlener» vervangen door: de relevante betaaldienstverlener.

X

Artikel 535 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «betaaldienstverlener» telkens vervangen door: betaaldienstverlener(s).

2. In het tweede lid «de betaaldienstverlener zijn kosten op het overgemaakte bedrag inhoudt» vervangen door: de relevante betaaldienstverlener zijn kosten op het overgemaakte bedrag inhoudt.

Y

Artikel 536 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdeel b naar onderdeel c, een nieuw onderdeel b ingevoegd, luidende:

  • b. binnenlandse betalingstransacties in de valuta van de lidstaat buiten de eurozone;

2. In het tweede lid wordt «intracommunautaire betalingstransacties» vervangen door: betalingstransacties binnen de Europese Unie.

Z

Artikel 541 wordt als volgt gewijzigd:

1. De tweede zin van het eerste lid van artikel 541 komt te luiden:

De betaaldienstverlener van de begunstigde zorgt ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde komt zodra dat bedrag op de rekening van de betaaldienstverlener van de begunstigde is gecrediteerd wanneer er van de zijde van de betaaldienstverlener van de begunstigde geen valutawissel is, er een valutawissel is tussen de euro en de valuta van een lidstaat of tussen de valuta’s van twee lidstaten.

2. Er wordt aan het eerste lid een zin toegevoegd, luidende: De in de vorige zin opgenomen verplichting is ook van toepassing op betalingen binnen één betaaldienstverlener.

AA

Artikel 542 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien de unieke identificator die door de betaaldienstgebruiker is verstrekt, onjuist is, is de betaaldienstverlener uit hoofde van artikelen 543 tot en met 545 niet aansprakelijk voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie.

2. Onder vernummering van het derde tot het vijfde lid, worden de volgende leden ingevoegd:

  • 3. De betaaldienstverlener van de betaler levert in het geval als bedoeld in het tweede lid redelijke inspanningen om de met de betalingstransactie verband houdende geldmiddelen terug te krijgen. De betaaldienstverlener van de begunstigde werkt mee aan die inspanningen, onder meer door alle voor de te innen geldmiddelen relevante informatie aan de betaaldienstverlener van de betaler mee te delen. Indien het innen van geldmiddelen op grond van de eerste zin niet mogelijk is, verstrekt de betaaldienstverlener van de betaler aan de betaler, op diens schriftelijke verzoek, alle voor de betaaldienstverlener van de betaler beschikbare informatie die relevant is voor de betaler om een rechtsvordering in te stellen om de geldmiddelen terug te krijgen.

  • 4. Indien dat in de raamovereenkomst is overeengekomen, mag de betaaldienstverlener de betaaldienstgebruiker voor het terugverkrijgen kosten aanrekenen.

AB

Artikel 543 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «door de betaler» ingevoegd: «rechtstreeks» en wordt «artikel 542, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 542, tweede en vijfde lid.

2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

3. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De valutadatum voor de creditering van de betaalrekening van de begunstigde is uiterlijk de datum waarop het bedrag bij een correcte uitvoering voor de transactie zou zijn gevaluteerd overeenkomstig artikel 541.

4. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De betaler worden daarvoor geen kosten aangerekend.

5. Er wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Bij een niet-tijdige uitvoering van een betalingstransactie zorgt de betaaldienstverlener van de begunstigde ervoor dat, op verzoek van de betaaldienstverlener van de betaler die voor rekening van de betaler optreedt, de valutadatum voor de creditering van de betaalrekening van de begunstigde uiterlijk de datum is waarop het bedrag bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

AC

Artikel 544 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 542, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 542, tweede en vijfde lid.

2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Indien een betaalopdracht niet tijdig wordt verzonden, wordt het bedrag op de betaalrekening van de begunstigde gevaluteerd uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

3. In het derde lid wordt «artikel 542, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 542, tweede en vijfde lid.

4. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Het bedrag wordt op de rekening van de begunstigde gevaluteerd uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering van de transactie zou zijn gevaluteerd.

5. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

6. Onder vernummering van het vijfde naar het zesde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. De verplichting uit hoofde van het vierde lid geldt niet voor de betaaldienstverlener van de betaler wanneer hij bewijst dat de betaaldienstverlener van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen, zelfs indien de uitvoering van de betalingstransactie louter vertraagd wordt. In dat geval valuteert de betaaldienstverlener van de begunstigde het bedrag op de rekening van de begunstigde uiterlijk op de datum waarop het bij een correcte uitvoering zou zijn gevaluteerd.

7. Aan het zesde lid (nieuw) wordt een zin toegevoegd, luidende:

De begunstigde worden daarvoor geen kosten aangerekend.

AD

In artikel 545 wordt na «gebrekkige uitvoering» ingevoegd: , niet-tijdige uitvoering daaronder begrepen,.

AE

Er wordt na artikel 545 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 545a

  • 1. Wanneer een betaalopdracht door een betaler via een betaalinitiatiedienstverlener wordt geïnitieerd, betaalt de rekeninghoudende betaaldienstverlener de betaler, onverminderd de artikelen 526 en 542, tweede en derde lid, het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkige betalingstransactie terug en herstelt hij de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn wanneer de gebrekkige betalingstransactie niet had plaatsgevonden.

  • 2. Het bewijs dat de betaalopdracht door de rekeninghoudende betaaldienstverlener van de betaler was ontvangen overeenkomstig artikel 532, en dat de betalingstransactie binnen de bevoegdheid van de betaalinitiatiedienstverlener was geauthentiseerd, correct was geregistreerd en niet door een technische storing of enig ander falen in verband met de niet-uitvoering of de gebrekkige of niet-tijdige uitvoering van de transactie was beïnvloed, wordt geleverd door de betaalinitiatiedienstverlener.

  • 3. Indien de betaalinitiatiedienstverlener aansprakelijk is voor de niet-uitvoering of de gebrekkige of niet-tijdige uitvoering van de betalingstransactie, vergoedt hij de rekeninghoudende betaaldienstverlener op diens verzoek onmiddellijk voor de geleden verliezen of naar aanleiding van het terugbetalen van de betaler betaalde bedragen.

AF

Artikel 547 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de artikelen 543, 544 en 545» vervangen door: de artikelen 528, 543, 544 en 545.

2. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:

Daartoe behoort een compensatie wanneer een van de betaaldienstverleners geen sterke cliëntauthenticatie toepast.

AG

In artikel 548 wordt «nationale of communautaire wetgeving» vervangen door: nationaal recht of Unierecht.

AH

In artikel 549 wordt «530, vijfde lid» vervangen door: 530, vierde lid.

AI

In artikel 551, eerste lid, wordt «530, vijfde lid» vervangen door: 530, vierde lid.

ARTIKEL IV

De Wet handhaving consumentenbescherming wordt als volgt gewijzigd:

aA

Artikel 1.1, onderdeel e, onder 5°, komt te luiden:

  • 5°. een betalingsdienst als bedoeld in bijlage I van richtlijn nr. 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG.

A

Er wordt na artikel 8.13 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.14

Een begunstigde als bedoeld in artikel 514, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, neemt artikel 520, derde en vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in acht.

B

Aan onderdeel a van de bijlage wordt een rij toegevoegd, luidende:

Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG.

Artikel 8.14 van deze wet.

ARTIKEL IVA

De Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 21 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21a

  • 1. De taak van de Autoriteit persoonsgegevens, bedoeld in artikel 6, derde lid, omvat mede het toezicht op de naleving van de krachtens artikel 3:17, zevende lid, van de Wet op het financieel toezicht gestelde verplichtingen met betrekking tot de toegang van betaaldienstverleners tot de persoonsgegevens van betaaldienstgebruikers.

  • 2. Met betrekking tot het toezicht, bedoeld in het eerste lid, vindt de samenwerking en uitwisseling van informatie met De Nederlandsche Bank N.V. en andere relevante toezichthouders plaats overeenkomstig artikel 26 van de richtlijn betaaldiensten, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht.

  • 3. De Autoriteit persoonsgegevens kan in geval van overtreding van de krachtens artikel 3.17, zevende lid, van de Wet op het financieel toezicht gestelde verplichtingen aan de overtreder een last opleggen om waar passend, op een nader bepaalde manier en binnen een nader bepaalde termijn, verwerkingen in overeenstemming te brengen met het daar bepaalde. Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De Autoriteit persoonsgegevens kan in geval van een overtreding van de krachtens artikel 3.17, zevende lid, van de Wet op het financieel toezicht gestelde verplichtingen aan de overtreder een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 20.000.000 euro of, indien dit meer is, ten hoogste 4% van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar. Artikel 83, tweede en derde lid, van de verordening is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De bestuurlijke boete en de te betalen geldsom van een verbeurde dwangsom komen toe aan de Staat.

ARTIKEL IVB

Onze Minister van Financiën zendt in overeenstemming met Onze Minister van Justitie en Veiligheid binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL V

  • 1. De artikelen 1:1, 1:5a, 1:25a, 1:55, 1:56, 1:58, 1:59, 1:93, eerste lid, onderdelen i en j, 1:104, 1:107, 2:3b, 2:3c, 2:3e, 2:10b, 2:10c, 2:106a, 2:107a, 3:29c, 5:88 en 5:88a van de Wet op het financieel toezicht, zoals deze luidden op het moment voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A tot en met Q, T en Z tot en met CC, van deze wet, blijven tot 13 juli 2018 van toepassing op betaalinstellingen of elektronischgeldinstellingen die op 12 januari 2018 in het bezit waren van een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:3b respectievelijk 2:10b van de Wet op het financieel toezicht.

  • 2. Aan een betaalinstelling of een elektronischgeldinstelling als bedoeld in het eerste lid wordt ambtshalve een vergunning verleend op grond van de artikelen 2:3b respectievelijk 2:10b van de Wet op het financieel toezicht en deze instellingen blijven ingeschreven in het openbaar register als bedoeld in artikel 1:107 van die wet, indien De Nederlandsche Bank N.V. reeds over het bewijs beschikt dat aan de in die artikelen genoemde eisen wordt voldaan. Indien De Nederlandsche Bank N.V. op 13 juli 2018 niet over dit bewijs beschikt, kan De Nederlandsche Bank N.V. maatregelen nemen om de naleving van deze eisen te waarborgen, dan wel de op grond van de artikelen 2:3b respectievelijk 2:10b van de Wet op het financieel toezicht verleende vergunning intrekken.

  • 3. De in het eerste lid genoemde artikelen, zoals deze luidden op het moment voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A tot en met Q, T en Z tot en met CC, van deze wet, blijven tot 13 januari 2019 van toepassing op natuurlijke personen of rechtspersonen die op het moment voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A tot en met Q, T en Z tot en met CC, van deze wet zijn vrijgesteld op grond van artikel 2:3d van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat artikel op dat moment luidde.

  • 4. Natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in het derde lid worden geacht te zijn vrijgesteld op grond van de artikelen 2:3d respectievelijk 2:10d van de Wet op het financieel toezicht en worden ambtshalve ingeschreven in het openbaar register, bedoeld in artikel 1:107 van die wet, indien de Nederlandsche Bank reeds over het bewijs beschikt dat aan de bij of krachtens die artikelen gestelde eisen wordt voldaan.

  • 5. Onverminderd het eerste lid, blijven betaalinstellingen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3b van de Wet op het financieel toezicht voor het verlenen van diensten als bedoeld onder punt 7 van de bijlage bij richtlijn nr. 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (PbEU L 319) die aangemerkt kunnen worden als diensten als bedoeld onder punt 3 van bijlage I van die richtlijn, in het bezit van deze vergunning indien zij aantonen op 13 januari 2020 te voldoen aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens de artikelen 3:53 en 3:57 van de Wet op het financieel toezicht.

  • 6. Artikel 3:95, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, zoals dat luidde op het moment voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel V, van deze wet, blijft tot 13 januari 2019 van toepassing op houders van gekwalificeerde deelnemingen als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, aanhef, van de Wet op het financieel toezicht, in een betaalinstelling, voor zover deze voor of op 12 januari 2018 tot stand zijn gekomen.

ARTIKEL VI

Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Naar boven