34 813 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet bekostiging financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet handhaving consumentenbescherming ter implementatie van richtlijn nr. 2015/2366/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PbEU 2015, L 337) (Implementatiewet herziene richtlijn betaaldiensten)

Nr. 18 AMENDEMENT VAN HET LID VAN DIJCK

Ontvangen 4 september 2018

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel III, onderdeel F, vervalt in het vierde lid «waarvan de afwikkelingsvergoedingen onder hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 2015/571 vallen, noch voor betaaldiensten waarop Verordening (EU) nr. 260/2012 van toepassing is».

Toelichting

Dit amendement regelt een algeheel verbod op surcharging. Hiermee wordt bewerkstelligd dat het vragen van een vergoeding voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel bij alle transacties niet meer is toegestaan. Indiener wenst gebruik te maken van de lidstaatoptie die in artikel 62, vijfde lid, van de richtlijn betaaldiensten is opgenomen om te kiezen voor uitbreiding van het verbod op surcharging.

Indiener is van mening dat consumenten niet onnodig opgezadeld dienen te worden met bijkomende kosten als ze gebruikmaken van een bepaald betaalmiddel. Daarnaast dienen consumenten, maar ook winkeliers, keuzevrijheid te behouden in betaalmethoden. Concurrentie zal hiermee alleen op basis van prijs en kwaliteit van het product plaatsvinden en er zal een gelijk speelveld zijn voor wat betreft betaalmethoden.

Van Dijck

Naar boven