34 808 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en enige andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141), alsmede in verband met de uitvoering van verordening (EU) 2015/847 van het Europees parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PbEU 2015, L 141) (Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn)

L VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 april 2019

De leden van de vaste commissie voor Financiën1 hebben kennisgenomen van de brief inzake de evaluatie van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn, zoals die door de Minister van Financiën op 12 februari jl. aan de Eerste Kamer is aangeboden.2

Naar aanleiding hiervan zijn op 8 maart 2019 vragen gesteld aan de Minister.

De Minister heeft op 15 april 2019 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Financiën

Den Haag, 8 maart 2019

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief inzake de evaluatie van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn, zoals die door u op 12 februari jl. aan de Eerste Kamer is aangeboden.3Met deze brief heeft u uitvoering gegeven aan de volgende toezeggingen: (1) naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA) – de Kamer schriftelijk te informeren over het comparatieve voordeel van financiële dienstverleners om verscherpt cliëntenonderzoek te doen; (2) naar aanleiding van vragen van de leden Knip (VVD), Prast (D66), Köhler (SP), Vos (GroenLinks) en Ester (ChristenUnie) – naast de geplande Europese evaluatie – ook zelf een brede evaluatie uit te voeren naar de uitwerking van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn, de Eerste Kamer te informeren over de uitkomsten hiervan en voorafgaand daaraan de Kamer per brief te informeren over de specifieke onderdelen van deze voorziene evaluatie; (3) naar aanleiding van een vraag van het lid Köhler (SP) – de Kamer schriftelijk te informeren over het aantal politiek prominente personen (PPP’s) en hun naasten, waarnaar banken verscherpt cliëntenonderzoek zullen moeten doen.4 In afwachting van de evaluatie staat toezegging T02629 op deels voldaan.

Naar aanleiding van de op 12 februari jl. ontvangen brief willen de leden van de vaste commissie voor Financiën graag nog enkele vragen aan u voorleggen.

De leden vragen zich af wat er gebeurt als een PPP klant is bij meerdere banken of andere financiële instellingen. Moet hij dan net zoveel keer aan een onderzoek meedoen? In dat verband brengen de leden de vraag van het lid Prast (D66) in herinnering of banken onderling kunnen afstemmen om de lasten te verminderen.5 U heeft daar tijdens de plenaire behandeling op geantwoord dat de verantwoordelijkheden voor het naleven van de Wwft-verplichtingen bij de bank zelf liggen en dat een bank dat dus ook niet zomaar kan overlaten aan een andere bank. Desalniettemin gaf u aan bij DNB na te willen vragen wat wel en wat niet kan, omdat onderlinge afstemming de kosten en het «gedoe» kan beperken.6 De leden vragen u of u hierover al uitkomst heeft gekregen van DNB. Voorts vragen zij wat er gebeurt als de oordelen van de verschillende banken of instellingen uiteenlopen.

Tenslotte merken de leden op dat zij hechten aan een optimale borging van hun privacy en die van hun naasten. Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel heeft u aangegeven dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) toezicht houdt op de naleving van de verwerking van persoonsgegevens en ook op de gegevens die instellingen verwerken vanwege verplichtingen op grond van dit wetsvoorstel.7 Het budget voor het toezicht van de AP is bij de introductie van de aangescherpte privacyregels weliswaar verdubbeld, maar het is voor deze leden onduidelijk of deze verdubbeling voldoende is om het brede terrein van de Algemene verordening gegevensbescherming te bestrijken en daarbinnen voldoende is om PPP’s die de wettelijk verlangde inlichtingen verschaffen te behoeden voor inbreuken op hun privacy.

De leden vragen u om een uitvoeringsregeling bij de wet om de bovengenoemde zorgen omtrent ongelijke behandeling en schending van de privacy weg te nemen.

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de beantwoording van de gestelde vragen met belangstelling en bij voorkeur binnen vier weken na dagtekening van deze brief tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Knip

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2019

Naar aanleiding van mijn brief8 van 12 februari jl. over de evaluatie van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn en een aantal andere toezeggingen heeft uw Kamer vragen gesteld over het cliëntenonderzoek en de verwerking van persoonsgegevens uit hoofd van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Hierbij ontvangt uw Kamer de beantwoording van die vragen.

Cliëntenonderzoek

Allereerst wordt gevraagd of een politiek prominente persoon die klant is bij meerdere banken of andere financiële instellingen net zoveel keer aan een onderzoek moet meedoen, en wat er gebeurt indien de oordelen van verschillende instellingen uiteenlopen. In dat verband wordt ook gevraagd of De Nederlandsche Bank (DNB) inzicht heeft gegeven in de mogelijkheid voor banken om onderling af te stemmen om aldus lasten te verminderen.

Iedere instelling in de zin van de Wwft is op grond van die wet verplicht om in het kader van haar dienstverlening cliëntenonderzoek te verrichten. Voor zover sprake is van een politiek prominente persoon dient er altijd een verscherpt cliëntenonderzoek plaats te vinden. De verplichting om een cliëntenonderzoek te verrichten, geldt voor elke Wwft-instelling en dient ertoe om te voorkomen dat de dienstverlening van een instelling wordt gebruikt voor witwassen of terrorismefinanciering. Hierbij is relevant dat het cliëntenonderzoek moet zijn afgestemd op het risico op witwassen en terrorismefinanciering. Dit risico is onder meer afhankelijk van de te leveren dienst of het gevraagde product. Het cliëntenonderzoek kan daarom van instelling tot instelling verschillen.

De Wwft biedt Wwft-instellingen de ruimte om in bepaalde gevallen het cliëntenonderzoek door een andere Wwft-instelling te laten verrichten. De instelling mag dan vertrouwen op de cliëntenonderzoeksmaatregelen die een andere Wwft-instelling toepast op de cliënt, ook als deze cliënt een politiek prominente persoon is. Een instelling die vertrouwt op het cliëntenonderzoek van een andere instelling dient daar zorgvuldig mee om te gaan; de verantwoordelijkheid voor het cliëntenonderzoek en voor de naleving van de relevante bepalingen uit de Wwft berust te allen tijde bij de eerstbedoelde instelling.

Ik acht het van groot belang dat het cliëntenonderzoek door instellingen effectief wordt uitgevoerd. Ik onderzoek momenteel samen met DNB, de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de sector de mogelijkheden om meer informatie uit te wisselen. Zoals aangekondigd in mijn brief van 26 maart jl. aan de Tweede Kamer komt het kabinet voor de zomer met een plan van aanpak om er voor te zorgen dat financiële instellingen (in het bijzonder banken) hun poortwachtersrol beter kunnen vervullen.9 In dat plan van aanpak speelt het onderzoek naar betere en effectievere informatiedeling een belangrijke rol. Ik zal het plan van aanpak ook met de Eerste Kamer delen.

Verwerking persoonsgegevens

De leden van de Eerste Kamer vragen daarnaast of het budget dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft om toezicht te houden op de verwerking van persoonsgegevens door Wwft-instellingen in verband met verplichtingen uit de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn voldoende is om het brede terrein van de Algemene verordening gegevensbescherming10 (AVG) te bestrijken en in het bijzonder om politiek prominente personen te beschermen tegen inbreuken op hun privacy. In dit verband vragen de leden om een uitvoeringsregeling waarmee de zorgen omtrent ongelijke behandeling en schending van de privacy worden weggenomen.

De bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens is een grondrecht. Dit volgt onder meer uit artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en artikel 16 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Daarnaast worden persoonsgegevens beschermd als onderdeel van de persoonlijke levenssfeer in de zin van artikel 10 van de Grondwet en als onderdeel van het privéleven in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 17 van het Internationaal verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten (IVBPR).

De Europese wetgever heeft dit recht recent nader ingevuld en genormeerd in de AVG. Ook nationale implementatie daarvanin de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming normeert de wijze waarop persoonsgegevens mogen worden verwerkt. De AVG heeft als verordening directe werking in onze Nederlandse rechtsorde en is zodoende direct van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door instellingen uit hoofde van de Wwft en vormt daarbij het algemene kader voor de verwerking van persoonsgegevens.

De vierde anti-witwasrichtlijn11 voorziet voorts in enkele bepalingen die specifiek zien op het verwerken van persoonsgegevens in het kader van het voorkomen van witwassen of financieren van terrorisme. Deze bepalingen zijn met de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn in artikel 34a Wwft geïmplementeerd. Door middel van het cliëntenonderzoek verwerven instellingen onder andere kennis en informatie over de identiteit van de cliënt, diens uiteindelijk belanghebbende (UBO) alsmede het doel en de aard van een zakelijke relatie of incidentele transactie. Die kennis en informatie zijn noodzakelijk om signalen van witwassen, daaraan ten grondslag liggende basisdelicten, of terrorismefinanciering vroegtijdig te kunnen herkennen. Op grond van artikel 34a Wwft mogen instellingen de persoonsgegevens die zij op grond van de Wwft hebben verzameld echter alleen verwerken met het oog op het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering en niet voor commerciële doeleinden of andere doeleinden die niet verenigbaar zijn met dat zwaarwegend belang. Persoonsgegevens die uit hoofde van de Wwft zijn verzameld kunnen dan ook alleen voor een ander doel worden verwerkt indien dat doel verenigbaar is met het doel waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk werden verzameld, te weten het voorkomen van witwassen of financieren van terrorisme. Ook dienen instellingen op grond van artikel 34a Wwft, voordat zij een zakelijke relatie aangaan of een incidentele transactie verrichten, informatie aan de cliënt te verstrekken over de wettelijke verplichtingen inzake de verwerking van persoonsgegevens met het oog op het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering. De Wwft biedt geen grondslag voor een uitvoeringsregeling op dit punt.

De Wwft-toezichthouders houden toezicht op de naleving van de verplichtingen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegeven die voortvloeien uit de naleving van de verplichtingen in Wwft, en de AP houdt in algemene zin toezicht op de verwerking van persoonsgegevens door private instellingen en overheidsorganisaties. Voor de consequenties van de AVG voor de AP is voor de jaren 2019 en volgende EUR 7 miljoen structureel extra budget toegekend, waarmee inderdaad nagenoeg een verdubbeling van het toenmalige budget is gerealiseerd. Aan de hand van de realisatiecijfers van de AP wordt gemonitord of het benodigde bedrag hoger of lager uitvalt. Deze monitoring en het gesprek dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid met de AP over de uitkomsten hiervan voert, omvat alle wettelijke taken van de AP, waaronder het door de AP uit te oefenen toezicht op grond van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Samenstelling: Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), (voorzitter), Backer (D66), Ester (CU), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Bruijn (VVD), vacature (PVV), Van Apeldoorn (SP), N.J.J. van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Van Rij (CDA), (vice-voorzitter), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Van de Ven (VVD), vacature (PvdA), Reuten (SP), Wever (VVD), Teunissen (PvdD), Binnema (GL) en Gout-van Sinderen (D66).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2018–2019, 34 808, K

X Noot
3

Kamerstukken I, 2018–2019, 34 808, K

X Noot
4

Zie toezeggingen T02618, T02629 en T02632 op www.eerstekamer.nl

X Noot
5

Kamerstukken I, 2018–2019, 34 808, K

X Noot
6

Kamerstukken I, 2018–2019, nr. 38, item 3, p.3

X Noot
7

Kamerstukken I, 2018–2019, nr. 38, item 3, p.3

X Noot
8

Kamerstukken I 2018/19, 34 808, K.

X Noot
9

Kamerstukken II 2018/19, 31 477, nr. 38.

X Noot
10

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PBEU 2016, L 119).

X Noot
11

Richtlijn (EU) nr. 2015/849/EC van het Europees parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PbEU 2015, L 141/73).

Naar boven