Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel I wordt onder verlettering van het enige onderdeel tot onderdeel A een
onderdeel toegevoegd, dat luidt:
B
In artikel 82 vervalt het vierde lid, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde
lid.
2. In artikel II wordt onder verlettering van het enige onderdeel tot onderdeel A
een onderdeel toegevoegd, dat luidt:
B
In artikel 80 vervalt het vierde lid, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde
lid.
Toelichting
Een raadscommissie is een commissie ex artikel 82 Gemeentewet die de besluitvorming
van de raad kan voorbereiden en met het college of de burgemeester kan overleggen.
Een raadscommissie bestaat uit raadsleden, maar ook niet-raadsleden kunnen lid zijn.
Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet bepaalt dat een lid van de raad voorzitter
van een raadscommissie is. Door dat voorschrift te schrappen, zoals hier wordt voorgesteld,
ontstaat voor de raad de ruimte om het voorzitterschap aan niet-raadsleden toe te
vertrouwen, zoals een commissielid zijnde geen raadslid, maar ook iemand van buiten
de commissie, een externe. Door het vervallen van het voorschrift dat een lid van
de raad voorzitter van de raadscommissie is, dient de raad bij verordening zelf regels
te stellen ten aanzien van het voorzitterschap. Met deze wijziging wordt uitvoering
gegeven aan de motie-Koopmans c.s.1, zoals aangekondigd in het AO democratische vernieuwing door het lid Van den Bosch,
waarin de regering werd verzocht nog voor het zomerreces een wetsvoorstel tot wijziging
van de Gemeentewet in te dienen dat het mogelijk maakt dat raadscommissies ook door
niet-raadsleden technisch kunnen worden voorgezeten. In reactie op de motie heb ik
aangegeven dat een nota van wijziging op het onderhavige wetsvoorstel, dat reeds gericht
is op het vergroten van de ruimte voor de gemeenteraad om eigen afwegingen te maken,
mijn voorkeur heeft boven een afzonderlijk wetsvoorstel. De voorgestelde wijziging
past in het beleid om in de Gemeentewet meer ruimte te bieden voor lokaal maatwerk,
zoals uiteengezet in mijn brieven van 19 februari en 12 maart jl.2
Het wetsvoorstel Experimentenwet gemeenten voorzag in de mogelijkheid voor een beperkt
aantal gemeenten om gedurende een beperkte periode ervaring op te doen met externe
voorzitters van raadscommissies. Met het niet-indienen van dat wetsvoorstel is die
mogelijkheid er niet gekomen. De nu voorgestelde wijziging creëert in lijn met mijn
beleid om meer ruimte bieden voor lokaal maatwerk, voor alle gemeenten de mogelijkheid
om een eigen keuze te maken ten aanzien van het voorzitterschap van raadscommissies
en komt daarmee tegemoet aan de wens van diverse gemeenten om met externe (technische)
voorzitters van raadscommissies te kunnen werken. In de motie wordt uitgesproken dat
het voorzitterschap van raadscommissies met name voor raadsleden in kleinere gemeenten
en van kleinere fracties een relatief zware tijdsbelasting is. Met de Tweede Kamer
ben ik van mening dat het aan gemeenten kan worden overgelaten om hier een eigen keuze
in te maken.
Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet regelt de raad de taken, de bevoegdheden,
de samenstelling en de werkwijze van de raadscommissies. Door het schrappen van de
bepaling inzake het voorzitterschap, is het aan de raad om hier bij verordening zelf
regels over te stellen. Indien de raad voor een externe voorzitter zou kiezen, is
het voorts ook aan de raad om bij verordening desgewenst functievereisten ten aanzien
van het voorzitterschap te stellen. Omdat de externe voorzitter geen lid is van de
raadscommissie en daarom het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden niet van
toepassing is, zal de raad ook zelf de bezoldiging van de externe voorzitter moeten
vaststellen. Voor de goede orde zij erop gewezen dat ingevolge artikel 82, tweede
lid, van de Gemeentewet de burgemeester en de wethouders geen lid kunnen zijn van
een raadscommissie. Derhalve komen zij ook niet in aanmerking voor het voorzitterschap.
Tevens wordt voorgesteld de Provinciewet met betrekking tot het voorzitterschap van
statencommissies als bedoeld in artikel 80 in gelijkluidende zin te wijzigen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren