34 788 Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie van een inhoudingsplicht voor houdstercoöperaties, de uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting en wijziging van enkele antimisbruikbepalingen in de dividendbelasting en vennootschapsbelasting (Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling)

Nr. 7 HERDRUK1 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 25 oktober 2017

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In het in artikel II, onderdeel C, onder 4, opgenomen artikel 4, negende lid, wordt in de eerste volzin «niet aldaar is gevestigd» vervangen door «niet aldaar is gevestigd, en die opbrengstgerechtigde niet volgens de fiscale wetgeving van een andere staat in die staat is gevestigd» en wordt in de tweede volzin «directe participatie» vervangen door «participatie». Voorts wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het tweede lid vindt geen toepassing ingeval niet ten aanzien van iedere achterliggende gerechtigde inhouding van belasting ingevolge dat lid achterwege zou blijven ingeval hij zijn middellijke belang in de inhoudingsplichtige onmiddellijk zou hebben.

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat enkele technische aanpassingen van het voorgestelde artikel 4, negende lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB 1965). In de eerste plaats wordt geregeld dat de in genoemd negende lid opgenomen regeling geen toepassing vindt indien de opbrengstgerechtigde, bedoeld in dat lid, is gevestigd in een andere staat dan de staat op grond van wiens recht die opbrengstgerechtigde is opgericht. In de tweede plaats vervalt met deze nota van wijziging in de tweede volzin van genoemd negende lid het vereiste dat de participatie in de hybride entiteit, bedoeld in die volzin, direct moet worden gehouden. Die voorwaarde is overbodig, gezien de in genoemde volzin opgenomen voorwaarde dat de aldaar bedoelde opbrengst rechtstreeks verband moet houden met de participatie in de bedoelde hybride entiteit. Tot slot wordt aan genoemd negende lid een volzin toegevoegd waarmee – overeenkomstig hetgeen in de memorie van toelichting is uiteengezet2 – ook in de wettekst tot uitdrukking wordt gebracht dat de in artikel 4, tweede lid, van de Wet DB 1965 opgenomen inhoudingsvrijstelling slechts toepassing kan vinden indien ieder van de participanten in de hybride entiteit – bij een onmiddellijk belang in de inhoudingsplichtige – individueel zou kwalificeren voor toepassing van de in genoemd tweede lid opgenomen inhoudingsvrijstelling.

De voorstellen in deze nota van wijziging zijn beoordeeld met de uitvoeringstoets nieuwe stijl. Voor deze voorstellen geldt dat de eerder uitgebrachte uitvoeringstoets onverkort van kracht is. De nota van wijziging heeft geen gevolgen voor de uitvoeringskosten van de Belastingdienst.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

I.v.m. het toevoegen van de ontvangstdatum.

X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 34 788, nr. 3, blz. 23.

Naar boven