34 785 Wijziging van enkele Belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2018)

34 786 Wijziging van enkele Belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2018)

34 787 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en enkele andere wetten (Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling)

34 788 Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie van een inhoudingsplicht voor houdstercoöperaties, de uitbreiding van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting en wijziging van enkele antimisbruikbepalingen in de dividendbelasting en vennootschapsbelasting (Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling)

34 819 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

E1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2017

Tijdens de plenaire vergadering van 12 december jongstleden heb ik toegezegd om een drietal door de heer Van de Ven gestelde vragen in het kader van het wetsvoorstel Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling schriftelijk te beantwoorden. Tevens heeft de Minister van Financiën tijdens dezelfde vergadering op verzoek van de heer Van Rij toegezegd om de op 14 november jongstleden aan de Tweede Kamer toegestuurde informatie over voorbeelden van niet-verrekenbare bronbelasting2 alsnog ook aan uw Kamer toe te sturen. In deze brief geef ik gevolg aan deze twee toezeggingen.

1. Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling

De heer Van de Ven vraagt of een in het land van vestiging vrijgesteld pensioenfonds als «inwoner» kwalificeert voor de toepassing van de nieuwe inhoudingsvrijstelling. Tevens vraagt de heer Van de Ven hoe het kabinet voornemens is het uitvoeringsbeleid van de Belastingdienst met betrekking tot de regeling voor teruggaaf van dividendbelasting voor niet in Nederland gevestigde pensioenfondsen te continueren.

Het antwoord op de eerste vraag is niet eenduidig. Voor de toepassing van de inhoudingsvrijstelling moet aan een aantal vereisten worden voldaan. Een in het land van vestiging van de winstbelasting vrijgesteld pensioenfonds kan weliswaar voldoen aan de voorwaarde dat het volgens de fiscale wetgeving van de woonstaat aldaar is gevestigd. Dit hoeft echter niet te betekenen dat de inhoudingsvrijstelling ook van toepassing is. Een ander vereiste houdt namelijk in dat de opbrengstgerechtigde een belang in de inhoudingsplichtige heeft waarop de deelnemingsvrijstelling of de deelnemingsverrekening van toepassing zou zijn indien de opbrengstgerechtigde in Nederland zou zijn gevestigd. Voor zover buitenlandse pensioenfondsen – indien zij in Nederland zouden zijn gevestigd – niet zouden zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting, is de inhoudingsvrijstelling dus reeds om die reden niet van toepassing. Immers, in dat geval is de deelnemingsvrijstelling of de deelnemingsverrekening niet van toepassing. Er wordt momenteel wel een beleidsbesluit voorbereid waarin wordt opgenomen onder welke voorwaarden binnenlandse en buitenlandse pensioenlichamen subjectief zijn vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting.

Buitenlandse pensioenfondsen hebben op basis van de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB 1965) wel recht op teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting indien – kort gezegd – zij vergelijkbaar zijn met in Nederland gevestigde pensioenfondsen die zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Het onderhavige wetsvoorstel brengt hierin geen wijziging. De in het hiervoor genoemde beleidsbesluit opgenomen voorwaarden werken ook door naar de vereisten die gelden voor de regeling voor teruggaaf van dividendbelasting aan buitenlandse pensioenfondsen.

Ten slotte heeft de heer Van de Ven gevraagd of Nederland inzet op het aanbieden van een aantrekkelijk vestigingslocatie voor het beheer van buitenlandse pensioenfondsen.

Het wetsvoorstel Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling beoogt misbruik van de coöperatie beter te bestrijden en een meer gelijke behandeling in de dividendbelasting van kapitaalvennootschappen en houdstercoöperaties te bewerkstelligen. Dit wetsvoorstel dient geen nevengeschikt doel. De kwestie die de heer Van de Ven opwerpt, hoort mijns inziens daarom te worden bezien in het kader van het voornemen om de dividendbelasting af te schaffen. Over dit onderwerp komen we verder te spreken zodra de uitgewerkte voorstellen hiertoe aan uw Kamer zijn voorgelegd.

2. Voorbeelden niet-verrekenbare bronbelasting

Bij de algemene financiële beschouwingen in de Tweede Kamer op donderdag 9 november 2017 heb ik toegezegd om een aantal voorbeelden te geven van situaties waarin door Nederland geheven dividendbelasting door de buitenlandse ontvanger van het dividend niet (volledig) kan worden verrekend met de inkomsten- of vennootschapsbelasting in zijn eigen land, waardoor de dividendbelasting als last op de aandeelhouder drukt. In de brief van 14 november 2017 aan de Tweede Kamer staat een aantal voorbeelden beschreven van dergelijke situaties en wordt ingegaan op de vraag vanuit welke landen op dit moment het meest in Nederlandse aandelen wordt belegd.

Wanneer drukt Nederlandse dividendbelasting als last op de belegger?

Of de Nederlandse dividendbelasting bij de (uiteindelijke) buitenlandse aandeelhouder als last neerslaat, hangt af van verschillende factoren. Belangrijke factoren zijn de belastingwetgeving in het woon- of vestigingsland van de aandeelhouder, de regelingen in een eventueel belastingverdrag tussen Nederland en het woon- of vestigingsland van de aandeelhouder, en of de aandeelhouder de Nederlandse aandelen rechtstreeks houdt of een belegger participeert in een beleggingsfonds dat de Nederlandse aandelen houdt. Ook speelt een rol dat de buitenlandse aandeelhouder in bepaalde gevallen aanspraak kan maken op een teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting op basis van de Wet DB 1965.

Gezien het grote aantal factoren dat van belang is, kan geen sluitende lijst worden gegeven van alle situaties waarin Nederlandse dividendbelasting wel respectievelijk niet een last is voor buitenlandse aandeelhouders. Wel kan een aantal voorbeelden worden gegeven van situaties waarin Nederlandse dividendbelasting op basis van lokale belastingwetgeving en een eventueel belastingverdrag met Nederland (deels) als niet-verrekenbare eindheffing ten laste van de aandeelhouder kan komen.

Voor de voorbeelden in deze brief is aangesloten bij informatie die is verkregen van het International Bureau of Fiscal Documentation (IBFD). Het IBFD is een onafhankelijke organisatie met onderzoekers uit een groot aantal landen die, onder meer, hoogwaardige informatie levert op het gebied van internationaal belastingrecht (www.ibfd.org). De van het IBFD verkregen informatie ziet op de lidstaten van de Europese Unie (EU) alsmede Argentinië, Australië, Brazilië, Canada, China, Colombia, Hongkong, India, Indonesië, Israël, Japan, Kazachstan, Korea (Rep.), Mexico, Maleisië, Nieuw Zeeland, Noorwegen, Oekraïne, Rusland, Singapore, Taiwan, Thailand, Turkije, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Zwitserland.

Voorbeeld 1: buitenlandse individuen

Een eerste voorbeeld betreft individuen waarbij Nederlandse dividendbelasting niet (volledig) kan worden verrekend bij direct aandelenbezit. Dit kan onder meer voorkomen bij (kleine) beleggers uit het Verenigd Koninkrijk. Bij particuliere beleggers in het Verenigd Koninkrijk is de eerste £ 5.000 aan dividend vrijgesteld van inkomstenbelasting en geldt een tarief van 7,5% voor dividend binnen de eerste tariefschijf (belastbaar inkomen tot £ 32.000). Door deze vrijstelling en dit lage tarief, kan een op het dividend drukkende buitenlandse bronbelasting tegen een hoger tarief (zoals de Nederlandse dividendbelasting die op grond van het belastingverdrag met het Verenigd Koninkrijk in deze situatie 10% bedraagt) niet of niet geheel worden verrekend.3 Andere voorbeelden van landen waarbij Nederlandse dividendbelasting door individuen die direct in Nederlandse aandelen beleggen mogelijk niet (volledig) kan worden verrekend zijn België, Estland, Finland, Italië, Kroatië, Letland, Roemenië en Slowakije binnen de EU, en Australië4, Hongkong, Kazachstan, Maleisië, Oekraïne, Rusland, Singapore, Taiwan en Zuid-Afrika buiten de EU.

Voorbeeld 2: buitenlandse beleggingsfondsen

Ook wanneer in Nederlandse aandelen wordt belegd via een buitenlands beleggingsfonds kan de Nederlandse dividendbelasting een niet-verrekenbare last zijn. Om belastingneutraliteit tussen directe beleggingen en beleggingen via een fonds te waarborgen, is het inkomen van beleggingsfondsen op het niveau van het beleggingsfonds over het algemeen vrijgesteld van belastingheffing. Wanneer het beleggingsfonds is vrijgesteld, zal op het niveau van het fonds geen verrekening kunnen plaatsvinden. Op het niveau van de belegger in het fonds zal dan in veel gevallen ook geen verrekening kunnen plaatsvinden, omdat het dividend op de door het fonds gehouden aandelen geen direct door de belegger ontvangen dividend uit Nederland is en de Nederlandse dividendbelasting niet rechtstreeks van de belegger is geheven.5 6 Dit kan spelen met betrekking tot bepaalde beleggingsfondsen in vijftien EU-lidstaten7 en elf van de bekeken niet-lidstaten8, waarbij in respectievelijk vijf9 en drie10 landen onder voorwaarden mogelijk verrekening bij de achterliggende belegger kan plaatsvinden.

Voorbeeld 3: buitenlandse pensioenfondsen en liefdadigheidsinstellingen

Andere voorbeelden van aandeelhouders bij wie dividendbelasting als niet-verrekenbare last kan gelden, zijn buitenlandse pensioenfondsen en liefdadigheidsinstellingen. Vanwege de maatschappelijke functie van pensioenfondsen en liefdadigheidsinstellingen kiezen sommige landen ervoor om deze instellingen vrij te stellen van belastingheffing. Indien het belastingverdrag van het betreffende land met Nederland niet voorziet in een vrijstelling van dividendbelasting voor deze instellingen, zal de Nederlandse dividendbelasting een niet-verrekenbare eindheffing voor deze instellingen zijn, tenzij een recht op teruggaaf bestaat op basis van de Wet DB 1965. Een recht van teruggaaf bestaat op basis van de Wet DB 1965 voor buitenlandse pensioenfondsen in EU-lidstaten en staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) en bepaalde andere landen11, indien zij zouden zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting als ze in Nederland gevestigd waren geweest.

Van de bekeken landen kennen vijftien EU-lidstaten12 en negen niet-lidstaten13 vrijgestelde pensioenfondsen, waarbij geen recht op een vrijstelling bestaat op basis van het verdrag met Nederland. In relatie tot vrijgestelde pensioenfondsen uit deze landen zal de Nederlandse dividendbelasting in beginsel een niet-verrekenbare eindheffing zijn, tenzij er een, zoals hiervoor genoemd, recht op teruggaaf bestaat op basis van de Wet DB 1965.

Voorbeeld 4: buitenlandse lichamen met een portfoliobelang

Ook wanneer een buitenlands lichaam een belang houdt in een Nederlandse vennootschap kan in voorkomende gevallen sprake zijn van niet-verrekenbare Nederlandse dividendbelasting. Het zal hierbij in het algemeen gaan om situaties waarin de buitenlandse aandeelhouder (lichaam) een belang heeft in de Nederlandse vennootschap van minder dan 5%. Als in het vestigingsland van de aandeelhouder dividenden op belangen van minder dan 5% (deels) zijn vrijgesteld van belasting, zal de Nederlandse dividendbelasting op het niveau van de aandeelhouder (deels) niet verrekend kunnen worden. Dit kan zich voordoen met betrekking tot elf EU-lidstaten14 en zeven van de bekeken niet-lidstaten15.

Welk deel van de dividendbelasting drukt als last op de belegger?

De brutoopbrengst van de dividendbelasting is € 3,25 miljard.16 Binnenlandse belastingplichtigen kunnen de dividendbelasting verrekenen in de inkomstenbelasting (€ 1,56 miljard) en in de vennootschapsbelasting (€ 0,29 miljard).17 Er resteert een netto-opbrengst van de dividendbelasting van € 1,4 miljard.

De netto-opbrengst van de dividendbelasting is afkomstig van buitenlandse partijen. Aangezien bij deelnemingsdividenden over het algemeen een inhoudingsvrijstelling geldt,18 betreft het vrijwel uitsluitend buitenlandse portfoliobeleggers.

Er is geen registratie van dividendstromen van portfolioaandelen naar land van bestemming. Op basis van data van het Internationaal Monetair Fonds voor 2016 kan als benadering een inschatting gemaakt worden in welke landen portfoliobeleggers woonachtig of gevestigd zijn.19 Het blijkt, op basis van deze data, dat vanuit het buitenland in totaal voor circa $ 610 miljard aan portfolioaandelenbezit geïnvesteerd is in Nederland. Hiervan komt $ 269 miljard uit de Verenigde Staten, $ 66 miljard uit Luxemburg, $ 47 miljard uit Frankrijk, $ 39 miljard uit het Verenigd Koninkrijk, $ 34 miljard uit Duitsland, $ 24 miljard uit Ierland, $ 16 miljard uit Canada, $ 16 miljard uit Noorwegen en $ 12 miljard uit België. De rest komt uit landen met kleinere belangen.

Zoals hierboven aangegeven is een exacte kwantitatieve inschatting van de mate van verrekenbaarheid met de eigen fiscus niet te geven voor de beleggers in de verschillende landen. Daarbij is het belangrijk te bedenken dat een deel van het probleem van het niet kunnen verrekenen in deze onderverdeling niet zichtbaar is, omdat beleggers die er nu last van hebben mogelijk juist het beleggen in Nederlandse aandelen vermijden. We kunnen dus wel zien welke aandeelhouders we wel hebben, maar we kunnen niet zien welke potentiële aandeelhouders in Nederlandse aandelen we nog niet hebben doordat de dividendbelasting een drempel is.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

Letter E heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 34 785.

X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 34 700, nr. 54.

X Noot
4

Bij belangen van, kort gezegd, 10% of meer.

X Noot
5

OESO (2010), The granting of treaty benefits with respect to the income of collective investment vehicles, te raadplegen via https://www.oecd.org/tax/treaties/45359261.pdf, alinea 41–42.

X Noot
6

Het gaat hierbij om buitenlandse fondsen die de Nederlandse dividendbelasting ook niet kunnen verrekenen met een in te houden bronbelasting op uitkeringen naar hun beleggers.

X Noot
7

België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Slovenië, Spanje en Zweden.

X Noot
8

Argentinië, China, Colombia, Hongkong, Indonesië, Japan, Mexico, Nieuw Zeeland, Oekraïne, Turkije en Zwitserland.

X Noot
9

Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg (voor specifieke beleggingsfondsen) en Oostenrijk.

X Noot
10

Argentinië, Japan en Mexico.

X Noot
11

Voor vrijgestelde pensioenfondsen die niet in een EU/EER-land zijn gevestigd, gelden de aanvullende voorwaarden dat (i) zij moeten zijn gevestigd in een land waarmee Nederland een regeling is overeengekomen die voorziet in de uitwisseling van inlichtingen en (ii) de dividenden betrekking hebben op portfolio-investeringen.

X Noot
12

België, Bulgarije, Duitsland, Estland, Hongarije, Ierland, Letland, Litouwen, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje en Zweden.

X Noot
13

Argentinië, Canada, China, Hongkong, Japan, Mexico, Oekraïne, Turkije en Zuid-Afrika.

X Noot
14

Cyprus, Frankrijk, Italië, Kroatië, Letland, Luxemburg, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

X Noot
15

Hongkong, Kazachstan, Maleisië, Nieuw Zeeland, Noorwegen, Singapore en Zuid-Afrika.

X Noot
16

Miljoenennota 2018.

X Noot
17

Op basis van de aangiftegegevens IB en Vpb.

X Noot
18

Voor zover er nog geen nultarief voor deelnemingsdividenden is op basis van het betreffende belastingverdrag, wordt dit per komend jaar geregeld door het uitbreiden van de inhoudingsvrijstelling voor deelnemingsdividenden indien het wetsvoorstel Wet inhoudingsplicht houdstercoöperatie en uitbreiding inhoudingsvrijstelling wordt aangenomen; dit betreft overigens een relatief gering budgettair beslag van € 30 miljoen.

X Noot
19

Bron: http://data.imf.org/regular.aspx?key=60587812, op basis van de totale portfolio-investeringen («equity and investment fund shares»). Voor Ierland is het bedrag in december 2015 genomen, aangezien nog geen gegeven beschikbaar was voor december 2016. Het totaal is hierop gecorrigeerd.

Naar boven