34 775 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII), de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2018

Nr. 143 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2018

Per brief van 7 februari jl. heeft de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij verzocht een voorstel te doen voor het verbeteren van de kwaliteit van de begrotingsinformatie in de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).¹ De Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) ontving een vergelijkbare brief voor zijn begroting. Deze verzoeken volgden uit de motie-Weverling c.s.², ingediend bij de behandeling van het verantwoordingsstukken 2016 van het Ministerie van Economische Zaken (EZ). Gelet op het voor 21 juni aanstaande geagendeerde wetgevingsoverleg over de verantwoordingsstukken 2017, treft u hierbij een reactie aan op het verzoek van de commissie van LNV.

De mogelijkheden om in de verantwoordingsstukken over 2017 in te spelen op het verzoek van de commissie waren beperkt. De verantwoording over 2017 is namelijk geënt op de begroting 2017, waarvan de doelstellingen in de zomer van 2016 opgesteld werden. Wel is er met het oog op de motie-Weverling bij het opstellen van het jaarverslag 2017 van EZ extra aandacht geweest voor het formuleren van de beleidsconclusies en de kwaliteit van de toelichtingen bij de budgettaire verschillen.

In 2018 is er sprake van een gezamenlijke LNV/EZK-begroting (met twee eigen begrotingsstaten). Vanaf de ontwerpbegroting 2019 komt er een aparte begroting voor LNV en aparte begroting voor EZK. Ik licht in deze brief toe welke lijn ik voornemens ben te volgen voor de LNV-begroting. De Minister van EZK reageert in een separate brief aan u.

Het oprichten van het Ministerie van LNV gaat gepaard met het vormgeven van een nieuwe visie om de maatschappelijke uitdagingen en ambities op het gebied van landbouw, natuur en voedselkwaliteit aan te gaan. De visie, maar ook de exacte uitwerking van verschillende voorstellen uit het regeerakkoord, kunnen mogelijk leiden tot wijzigingen in de doelstellingen en structuur van de begrotingsartikelen. Omdat deze trajecten nog niet zijn afgerond en de ontwerpbegroting daarentegen reeds in de vroege zomer in concept gereed dient te zijn, is het niet mogelijk om deze wijzigingen te verwerken in de begroting 2019. In het kader van de begrotingsvoorbereiding van 2020 ga ik de huidige begrotingsartikelen heroverwegen, waarbij de beleidsdoelstellingen, indicatoren en kengetallen worden bezien. Hierover zal ik uw Kamer tijdig informeren. Hierbij houd ik rekening met het verzoek van uw Kamer om de effecten van het gevoerde beleid door middel van de prestatie-indicatoren inzichtelijker te maken. Ook zal ik mij ervoor inzetten om de relatie tussen de doelstellingen, prestaties en middelen met betrekking tot het beleid beter inzichtelijk te krijgen.

Daarnaast heeft uw Kamer verzocht om meer transparantie in de financiële informatie aan te brengen, bijvoorbeeld door de begrotingsmutaties beleidsmatiger toe te lichten. Bij het opstellen van de begroting ben ik gebonden aan de voorwaarden zoals gesteld in de Rijksbegrotingsvoorschriften. Binnen deze voorwaarden span ik mij in om de financiële informatie in de begrotingsstukken transparanter te maken. Zo zal ik extra aandacht besteden aan de kwaliteit van de toelichtingen bij de beleidsmatige mutaties en meer verdieping aanbrengen in de verdiepingsbijlage. De Rijksbegrotingsvoorschriften zijn gebaseerd op het principe van Verantwoord Begroten (Kamerstuk 31 865, nr. 26). De Algemene Rekenkamer heeft aangekondigd Verantwoord Begroten te evalueren. Mogelijk leidt dit op termijn tot aanpassing van de Rijksbegrotingsvoorschriften.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

---

1 Als reactie op de brief van 6 december 2017 (Kamerstuk, 34 775 XIII, nr. 14)

2 Kamerstuk 34 725 XIII, nr. 10