Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2017
In de brief van de vaste commissie van Binnenlandse Zaken van 7 december jongstleden
verzoekt u mij te reageren op de stijging van de ABP-pensioenpremie en aan te geven
of ambtenaren in 2018 hiervoor gecompenseerd gaan worden. Bij dezen ontvangt u mijn
reactie.
De ABP-pensioenpremie stijgt per 1 januari 2018 met ongeveer 1,4 procentpunt. Dit is het saldo van de stijging van de premie van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen (1,8 procentpunt) en het vervallen van de premie voor
de ANW-compensatie (–0,4 procentpunt). De stijging van 1,4 procentpunt lag in de lijn
der verwachting.
In 2016 heeft het ABP-bestuur al aangegeven dat door de laag blijvende rente en tegenvallende
beursresultaten de premie van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen fors moest worden
verhoogd. Zoals eerder gemeld aan de Kamer heeft – na afstemming met de betrokken
werkgevers en bonden – het ABP-bestuur destijds besloten deze verhoging te faseren over
een aantal jaren (2017 t/m 2019)1.
Sociale partners hebben medio 2017 afspraken gemaakt om de premie minder hard te laten
stijgen dan in 2016 was voorzien. Dit hebben zij onder andere gedaan door de inzet
van de premievrijval ten gevolge van de verhoging van de pensioenrekenleeftijd per
1 januari 2018. Tegelijkertijd zijn afspraken gemaakt om de complexiteit in de uitvoering
fors te verminderen.
De ABP-pensioenpremie wordt voor 70% betaald door werkgevers, en 30% door werknemers.
Werkgevers financieren pensioenpremiestijgingen uit de beschikbare arbeidsvoorwaardenruimte.
Er bestaat dus geen automatisme dat premiestijgingen compenseert. Niettemin heeft
het kabinet in 2016 – anders dan gebruikelijk – extra middelen beschikbaar gesteld
aan kabinets- en onderwijswerkgevers vanwege het onverwachte effect van de stijgende
premie op de betaalbaarheid van al lopende cao-afspraken2. De pensioenpremiestijging 2017 in combinatie met de reeds overeengekomen loonstijgingen
zouden bij veel onderwijswerkgevers en bij de sector politie tot budgettaire problemen
hebben geleid. Voor de volledigheid merk ik op dat met het kabinetsbesluit in 2016
ambtenaren dus niet direct zijn gecompenseerd voor de ABP-premiestijging, maar dat eenmalig additionele middelen ter beschikking zijn gesteld aan
kabinet- en onderwijswerkgevers voor arbeidsvoorwaarden in den brede.
Van additionele middelen voor de kabinets- en onderwijswerkgevers is nu geen sprake.
De stijging van de pensioenpremie wordt door deze werkgevers betaald uit de beschikbare arbeidsvoorwaardenruimte. Werkgevers moeten met
deze premiestijging rekening houden bij de CAO-onderhandelingen.
De onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden vinden decentraal per overheidssector
plaats.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren