Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 november 2017
Het kabinet heeft bij zijn aantreden besloten tot het doen intrekken van een aantal
wetsvoorstellen. Dit is bij brief van de Minister-President van 1 november 2017 (Kamerstukken
II 2017/18, 34 700, nr. 50) aan de Tweede Kamer meegedeeld.
Het betreft op het terrein van Justitie en Veiligheid de volgende wetsvoorstellen:
-
a) Wetsvoorstel wijziging regeling schorsing voorlopige hechtenis (Kamerstuk 32 882)
-
b) Wetsvoorstel versterking presterend vermogen politie (Kamerstuk 33 747)
-
c) Wetsvoorstel echtscheiding zonder rechter (Kamerstuk 34 118)
-
d) Wetsvoorstel informatiegaring in civiele zaken (Kamerstuk 33 079)
-
e) Wetsvoorstel eigen bijdrage aan kosten strafvordering en de slachtofferzorg (Kamerstuk
34 067)
-
f) Wetsvoorstel enkelvoudig hoger beroep kantonzaken (Kamerstuk 33 316)
Voor deze wetsvoorstellen bestaat onvoldoende draagvlak in de Tweede Kamer (a t/m
d) of Eerste Kamer (e en f).
Met betrekking tot het wetsvoorstel onder b wordt opgemerkt dat twee onderdelen van
het wetsvoorstel, het voorstel tot het mogelijk maken van tappen op naam en het voorstel
tot vereenvoudiging van het vorderen van camerabeelden, zijn opgenomen in het wetsvoorstel
34 720 (wetsvoorstel wijziging bijzondere procedures strafvordering met het oog op een doeltreffende
uitvoeringspraktijk) dat inmiddels in de Eerste Kamer ligt.
Ten aanzien van het wetsvoorstel onder c is gebleken dat een nieuwe regeling voor
het inzagerecht niet op zichzelf kan worden bezien, maar moet passen in de brede context
van het bewijsrecht. Thans wordt gewerkt aan een wetsvoorstel tot aanpassing van het
bewijsrecht, waarbij het inzagerecht wordt meegenomen.
Daartoe gemachtigd door de Koning trek ik de voorstellen van wet hierbij in.
Een gelijkluidende brief is gericht aan de Voorzitter van de Tweede Kamer.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus