34 775 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2018

CXIX Verslag van een werkbezoek naar het Caribisch deel van het Koninkrijk, april 2016

A1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 september 2017

De brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 23 juni 2017 (34.550 IV, Q) naar aanleiding van de aangehouden motie van het lid Teunissen c.s. (34 300 IV, S/ CXIX) is besproken in de vergaderingen van 4 en 11 juli jl. van de commissie voor Koninkrijksrelaties.

Naar aanleiding hiervan is op 20 juli 2017 een brief met nadere vragen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren gestuurd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken.

De Minister van Economische Zaken heeft op 29 september 2017 gereageerd.

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties2 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Staatssecretaris van Economische Zaken

Den Haag, 20 juli 2017

Uw brief d.d. 23 juni 2017 (34 550 IV, Q) naar aanleiding van de aangehouden motie van het lid Teunissen c.s. (34 300 IV, S/ CXIX) is besproken in de vergaderingen van 4 en 11 juli jl. van de commissie voor Koninkrijksrelaties. De commissie wil u graag hartelijk bedanken voor de uitgebreide en informatieve uiteenzetting met betrekking tot de verschillen tussen bescher-mingsregimes voor dieren in het Europese en het Caribische deel van Nederland en hun uitwer-king. Uw brief is voor de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren (PvdD) aanleiding een aantal nadere vragen te stellen.

Zoals u schrijft, was tijdens de wijziging van de staatkundige structuur, waarbij Saba, Bonaire en Sint-Eustatius onderdeel gingen uitmaken van Nederland, legislatieve terughoudendheid een belangrijk uitgangspunt bij het tot stand brengen van wetgeving (tot 2015). Deze terughou-dendheid moest voorkomen dat op het gebied van wetgeving niet te veel in één keer zou veranderen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Wanneer Europees Nederlandse wetge-ving moest worden ingevoerd, diende daartoe een duidelijke noodzaak te bestaan. Daar-naast diende rekening gehouden te worden met de absorptiecapaciteit van de eilanden. Ech-ter, ten aanzien van het beschermen van de belangen van de zwaksten, zoals in dit geval de op en rond de eilanden levende dieren, valt naar het oordeel van de leden van de PvdD niet in te zien dat het beschermingsniveau zich op een lager niveau zou kunnen bevinden dan dat van het meest basale beschermingsniveau zoals we dat in Europees Nederland kennen.

Het beschermingsregime in Caribisch Nederland op dierenwelzijnsgebied blijkt op een aantal punten minder verstrekkend te zijn dan in het Europese deel van Nederland. U merkt in uw brief op dat een Europees Nederlands wettelijk instrumentarium voor dierenwelzijn in Caribisch Nederland niet proportioneel zou zijn, vanwege het verschil in aantallen dieren en diersoorten en de geografische omstandigheden. Maar waar invoering van de Nederlandse wetgeving wel mogelijk is in samenwerking met de lokale overheden en organisaties, kan onnodig dierenleed worden voorkomen. Op dit moment is er echter helemaal geen sprake van integratie van de Nederlandse Wet dieren en de regering duidt op geen enkele wijze hoe zij voornemens is deze vrijblijvendheid en rechtsongelijkheid tot een einde te brengen.

De genoemde leden constateren op basis van de brief op een aantal punten een lager wettelijk beschermingsniveau in het Caribisch deel van Nederland ten opzichte van het Europese deel. Op Bonaire staat bijvoorbeeld een legbatterij met 10.000 kippen, terwijl dit dieronvriendelijke sys-teem in Nederland verboden is. Kan de regering reflecteren op de nu nog hypothetische moge-lijkheid dat Nederlandse pluimveehouders zich zouden kunnen vestigen in dit deel van het Ko-ninkrijk en een legale exportpositie zouden kunnen verwerven in afwijking van de vigerende regelgeving in het Nederlandse deel van het Koninkrijk? Bij de aanpak van zwerfdierenproble-matiek op Bonaire en Sint Eustatius is registratie van honden niet verplicht, terwijl in Nederland sinds 2013 een chip- en registratieplicht voor honden geldt. Ook worden zwerfdieren – honden, katten, ezels, varkens en geiten – bij gebrek aan diervriendelijke maatregelen, bij een «overschot» afgemaakt, en sterven loslopende dieren in perioden van droogte aan uitputting en hongersnood, terwijl in de Nederlandse Wet dieren is opgenomen dat dieren vrij moeten zijn van honger en dorst. Er geldt in Nederland een zorgplicht voor ieder dier, maar op de eilanden geldt slechts een zorgplicht voor gehouden dieren.

Op ten minste deze genoemde punten kan de Nederlandse wetgeving een wenselijke aanvulling zijn op de in Saba, St. Eustatius en Bonaire gestelde regels om het dierenwelzijn te bevorderen. Om welke reden mag de mate van bescherming van dieren in bovengenoemde situaties in Cari-bisch Nederland volgens de regering onder doen voor de bescherming in Europees Nederland? Is in voorbereiding op de staatkundige hervorming of naderhand bekeken of (delen van) de Nederlandse wetgeving met betrekking tot dierenwelzijn van toepassing kan zijn op Caribisch Nederland? Zo nee, waarom niet? Is de regering bereid om in samenwerking met de lokale overheden en dierenwelzijnsorganisaties te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor de integratie van Nederlandse wetgeving op het gebied van dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden van de fractie van de PvdD.

Deze leden vragen tevens een aantal verduidelijkingen ten aanzien van genoemde maatregelen die door de Nederlandse regering worden gesteund.

Saba

Op Saba zijn meer dan 1000 loslopende geiten door de eigenaren afgeschoten en het vlees is verkocht, omdat de dieren voor schade, overlast en erosie zouden zorgen. Om de overgebleven loslopende geiten te verwijderen, heeft de eilandelijke overheid per dorpje een of meer jagers aangesteld om deze taak te vervullen. Is de regering bereid om op zoek te gaan naar diervrien-delijke methoden om het aantal gehouden geiten beperkt te houden en overlast te voorkomen? Deze leden worden door de regering graag geïnformeerd over de termijn en wijze waarop dit zal gebeuren.

Bonaire

Geschat wordt dat in Bonaire ruim 400 ezels in de natuur leven. Deze ezels kunnen makkelijk het slachtoffer worden van verkeersongelukken of van gebrek aan voedsel. Bij veelvoorkomende perioden van grote droogte komen dieren te overlijden. Het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) financiert niet langer de opvang van merries en veulens in het Donkey Sanctuary en de financiering van het castratieprogramma is om onduidelijke redenen gestopt. Dit leidt uiteindelijk tot een toename van het aantal loslopende ezels. Waarom waren er «kritische geluiden» over deze projecten? Wat doet de regering om te voorkomen dat ezels worden aangereden of overlijden door gebrek aan water en voedsel? Op welke termijn? Ten slotte merken de leden op dat zij graag geïnformeerd worden over de manier waarop de regering ondersteunt bij het zoeken naar een «oplossing» voor de loslopende ezels. Waar denkt de regering aan? En op welke termijn wordt er een oplossing gezocht en aan welke minimale eisen moet die voldoen?

Op Bonaire staat een slachthuis dat momenteel niet aan de eisen ten aanzien van hygiëne en dierenwelzijn voldoet. Het merendeel van de geiten wordt onder «de boom» geslacht. Wat bete-kent het «onder een boom slachten» voor het dierenwelzijn? Het OLB is in overleg met het mi-nisterie om een «goed functionerend slachthuis» te realiseren. Wat wordt daaronder verstaan? Gaan de Nederlandse regels in slachthuizen gelden inclusief verplicht cameratoezicht?

Sint-Eustatius

Een pluimveebedrijf op St. Eustatius huisvest 500 slachtkippen en 750 legkippen. Is hier ook sprake van een legbatterijsysteem?

Het ministerie financiert het «oplossen van de problematiek van loslopende koeien». Wat houdt deze «oplossing» in? Het aantal loslopende schapen en geiten zal worden «verminderd» tot een handelbare hoeveelheid. Wat bedoelt de regering hiermee? Op welke manier ondersteunt de regering hierbij in beleid en uitvoering? Wat is de oorzaak van een vermeende «onhandelbare hoeveelheid» loslopende koeien, schapen en geiten? Is de regering het met de leden van de Partij voor de Dieren eens dat loslopende dieren op een diervriendelijke manier behandeld zouden moeten worden? Zo ja, op welke manier zet zij zich daarvoor in en op welke manier werkt zij daarin samen met het openbaar lichaam?

De enige diervriendelijke en beproefde methode om iets aan zwerfdierenproblematiek te doen is het castreren of steriliseren en terugplaatsen of opvangen van dieren. Gaat de regering hier in haar aanpak van afwijken of is ze bereid te bewerkstelligen en te faciliteren dat er diervriendelijke maatregelen worden genomen? Zo ja op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?

De Staatssecretaris schrijft dat slachtingen op St. Eustatius dienen plaats te vinden in het slachthuis na voorafgaande bedwelming, tenzij het een rituele slachting is. Het Openbaar Lichaam Sint Eustatius geeft aan dat het slachthuis gerenoveerd dient te worden. Hierover wordt overleg gevoerd met het Ministerie van Economische Zaken. Wat betekent dit dat het slachthuis gerenoveerd moet worden? Is het dierenwelzijn in het geding? Wat houdt het overleg met het ministerie in? Welke maatregelen worden op welke termijn getroffen?

De commissie voor Koninkrijksrelaties ziet de beantwoording van de in deze brief gestelde vra-gen graag vóór 8 september 2017 tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, R.R. Ganzevoort

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2017.

Naar aanleiding van de brief van 23 juni 2017 over verschillen in dierenbeschermingsregimes in Caribisch Nederland en Europees Nederland, hebben de leden van de Partij voor de Dieren (PvdD) op 20 juli 2017 nadere vragen gesteld. Hierbij geef ik u antwoord op de gestelde vragen.

De leden van de PvdD constateren op basis van bovengenoemde brief op een aantal punten een lager wettelijk beschermingsniveau in het Caribisch deel van Nederland ten opzichte van het Europese deel. Op Bonaire staat bijvoorbeeld een legbatterij met 10.000 kippen, terwijl dit dieronvriendelijke systeem in Nederland verboden is. Kan de regering reflecteren op de nu nog hypothetische mogelijkheid dat Nederlandse pluimveehouders zich zouden kunnen vestigen in dit deel van het Koninkrijk en een legale exportpositie zouden kunnen verwerven in afwijking van de vigerende regelgeving in het Nederlandse deel van het Koninkrijk?

De invoer van pluimveeproducten vanuit Caribisch Nederland naar landen van de Europese Unie is op grond van EU-regelgeving niet toegestaan. Producenten van pluimveeproducten, gevestigd in Caribisch Nederland, kunnen hun producten daarom niet afzetten in Nederland of andere landen van de Europese Unie.

Bij de aanpak van zwerfdierenproblematiek op Bonaire en Sint Eustatius is registratie van honden niet verplicht, terwijl in Nederland sinds 2013 een chip- en registratieplicht voor honden geldt. Ook worden zwerfdieren – honden, katten, ezels, varkens en geiten – bij gebrek aan diervriendelijke maatregelen, bij een «overschot» afgemaakt, er sterven loslopende dieren in perioden van droogte aan uitputting en hongersnood, terwijl in de Nederlandse Wet dieren is opgenomen dat dieren vrij moeten zijn van honger en dorst. Er geldt in Nederland een zorgplicht voor ieder dier, maar op de eilanden geldt slechts een zorgplicht voor gehouden dieren. Op ten minste deze genoemde punten kan de Nederlandse wetgeving een wenselijke aanvulling zijn op de in Saba, St. Eustatius en Bonaire gestelde regels om het dierenwelzijn te bevorderen. Om welke reden mag de mate van bescherming van dieren in bovengenoemde situaties in Caribisch Nederland volgens de regering onder doen voor de bescherming in Europees Nederland?

Op 23 januari 2015 is de Hondenverordening op Sint Eustatius in werking getreden. Hierin is een identificatie- en registratieplicht voor honden opgenomen. Over de zorgplicht in Nederland kan ik aangeven dat de bepaling van de Wet dieren, waarin de algemene zorgplicht in Europees Nederland voor niet-gehouden dieren is opgenomen, nog niet in werking is getreden. Bovendien strekt deze bepaling niet zo ver dat gemeenten in alle gevallen alle dieren moeten opvangen.

Is in voorbereiding op de staatkundige hervorming of naderhand bekeken of (delen van) de Nederlandse wetgeving met betrekking tot dierenwelzijn van toepassing kan zijn op Caribisch Nederland? Zo nee, waarom niet? Is de regering bereid om in samenwerking met de lokale overheden en dierenwelzijnsorganisaties te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor de integratie van Nederlandse wetgeving op het gebied van dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden van de fractie van de PvdD.

Bij de staatkundige hervorming van 2010 was het uitgangspunt dat de geldende Nederlands-Antilliaanse regelgeving zoveel mogelijk zou blijven gelden en dat in elk geval gedurende de eerste vijf jaar voor de invoering van nieuwe regelgeving terughoudendheid zou worden betracht. Inmiddels heeft het kabinet naar aanleiding van de evaluatie van de Commissie Spies (Kamerstukken I/II 34 300, nr. 59) geconcludeerd dat ook voor de toekomst terughoudendheid bij de invoering van nieuwe regelgeving op zijn plaats is, tenzij er reden is voor (wettelijke) maatregelen in geval van ongerechtvaardigde verschillen tussen Europees en Caribisch Nederland.

Vóór 2010 was dierenwelzijn een verantwoordelijkheid van de afzonderlijke eilanden van de Nederlandse Antillen en bestond er geen specifieke wetgeving hiervoor op landelijk niveau, afgezien van strafrechtelijke bepalingen. Na 2010 werd dierenwelzijn een verantwoordelijkheid van de openbare lichamen.

In de brief van 23 juni 2017 is de bestaande regelgeving van Caribisch Nederland beschreven en de totstandkoming daarvan uitgelegd. Daarbij is ook aangegeven dat het juridische regime ten aanzien van dieren in Caribisch Nederland verschilt van Europees Nederland en dat ook de feitelijke omstandigheden in Caribisch Nederland in allerlei opzichten verschillen van Europees Nederland. De eilandelijke overheden kiezen ten aanzien van het dierenwelzijn binnen de bestaande kaders de instrumenten die passend zijn bij de situatie op het eiland.

Gegeven het feit dat dierenwelzijn een verantwoordelijkheid is van de openbare lichamen en gegeven de maatregelen die zijn en worden genomen om knelpunten ten aanzien van dierenwelzijn aan te pakken, rekening houdend met de vele verschillen tussen Europees en Caribisch Nederland, zie ik geen reden om vanuit het Rijk voor Caribisch Nederland regelgeving op te stellen, al dan niet geschoeid op de leest van Europees Nederlandse regelgeving. Pas als zou blijken dat de genomen en nog te nemen maatregelen onvoldoende soelaas bieden, is er reden dat met de openbare lichamen te bespreken.

Saba

Op Saba zijn meer dan 1000 loslopende geiten door de eigenaren afgeschoten en het vlees is verkocht, omdat de dieren voor schade, overlast en erosie zouden zorgen. Om de overgebleven loslopende geiten te verwijderen, heeft de eilandelijke overheid per dorpje een of meer jagers aangesteld om deze taak te vervullen. Is de regering bereid om op zoek te gaan naar diervriendelijke methoden om het aantal gehouden geiten beperkt te houden en overlast te voorkomen? Deze leden worden door de regering graag geïnformeerd over de termijn en wijze waarop dit zal gebeuren.

Op Saba dient vee binnen omheiningen te worden gehouden op grond van de Eilandsverordening identificatie en registratie van vee en huisdieren. Zoals aangegeven in de brief van 23 juni 2017 is het openbaar lichaam Saba het «goat buy back» programma gestart, omdat de loslopende geiten voor overlast, schade en erosie zorgen. Het programma beoogt het aantal loslopende geiten te verminderen. Het aanstellen van jagers maakt onderdeel uit van de aanpak om de overlast van de overgebleven loslopende geiten terug te dringen. Het Ministerie van Economische Zaken financiert dit project in het kader van de bijzondere uitkering natuur Caribisch Nederland.

Bonaire

Geschat wordt dat in Bonaire ruim 400 ezels in de natuur leven. Deze ezels kunnen makkelijk het slachtoffer worden van verkeersongelukken of van gebrek aan voedsel. Bij veelvoorkomende perioden van grote droogte komen dieren te overlijden. Het Openbaar Lichaam Bonaire (OLB) financiert niet langer de opvang van merries en veulens in het Donkey Sanctuary en de financiering van het castratieprogramma is om onduidelijke redenen gestopt. Dit leidt uiteindelijk tot een toename van het aantal loslopende ezels. Waarom waren er «kritische geluiden» over deze projecten? Wat doet de regering om te voorkomen dat ezels worden aangereden of overlijden door gebrek aan water en voedsel? Op welke termijn? Ten slotte merken de leden op dat zij graag geïnformeerd worden over de manier waarop de regering ondersteunt bij het zoeken naar een «oplossing» voor de loslopende ezels. Waar denkt de regering aan? En op welke termijn wordt er een oplossing gezocht en aan welke minimale eisen moet die voldoen?

Het Donkey Sanctuary project, dat gefinancierd werd door het OLB, voorzag in het opnemen van de merries en veulens in de opvang van Donkey Sanctuary en het castreren van de hengsten. Een aantal inwoners had kritiek op deze werkwijze, omdat zij vrezen dat de ezels hierdoor op termijn zouden uitsterven. De opname van de merries en veulens in de Donkey Sanctuary en het castreren van de hengsten zijn vanwege deze kritiek gestopt. Het Donkey Sanctuary rukt nog wel uit om gewonde ezels te helpen. Door het stoppen van de opname van merries en veulens en het castreren van hengsten kan het aantal loslopende ezels op het eiland weer toenemen, met alle negatieve gevolgen voor de ezels zelf, de bevolking en de natuur. Ik zal de situatie rond de ezels op Bonaire onder de aandacht brengen van de eilandelijke autoriteiten.

Op Bonaire staat een slachthuis dat momenteel niet voldoet aan de eisen ten aanzien van hygiëne en dierenwelzijn. Het merendeel van de geiten wordt onder «de boom» geslacht. Wat betekent het «onder een boom slachten» voor het dierenwelzijn? Het OLB is in overleg met het ministerie om een «goed functionerend slachthuis» te realiseren. Wat wordt daaronder verstaan? Gaan de Nederlandse regels in slachthuizen gelden inclusief verplicht cameratoezicht?

Het OLB is eigenaar van het slachthuis en ook verantwoordelijk voor het functioneren ervan. Om de renovatie voor te bereiden is door het OLB een traject ingezet waarbij het Ministerie van Economische Zaken een adviserende rol vervult. Op dit moment vinden analyses plaats over de financiering, de positionering en de faciliteiten van het slachthuis. Wanneer de dieren buiten het slachthuis («onder de boom») worden geslacht, dan blijft bedwelming achterwege en wordt niet op hygiëne gecontroleerd. Het is daarom zaak dat de dieren in het slachthuis worden geslacht, waar controle op dierenwelzijn en hygiëne plaatsvindt en dat het verbod op slachten buiten het slachthuis wordt gehandhaafd.

Sint Eustatius

Een pluimveebedrijf op St. Eustatius huisvest 500 slachtkippen en 750 legkippen. Is hier ook sprake van een legbatterijsysteem?

Dat is niet het geval. De legkippen en slachtkippen kunnen rondscharrelen in een stal. Het aantal dieren op het bedrijf varieert sterk. Zo waren er in de zomer van 2017 op dit bedrijf 155 legkippen aanwezig en nog enkele slachtkippen voor eigen gebruik.

Het ministerie financiert het «oplossen van de problematiek van loslopende koeien». Wat houdt deze «oplossing» in? Het aantal loslopende schapen en geiten zal worden «verminderd» tot een handelbare hoeveelheid. Wat bedoelt de regering hiermee? Op welke manier ondersteunt de regering hierbij in beleid en uitvoering? Wat is de oorzaak van een vermeende «onhandelbare hoeveelheid» loslopende koeien, schapen en geiten? Is de regering het met de leden van de Partij voor de Dieren eens dat loslopende dieren op een diervriendelijke manier behandeld zouden moeten worden? Zo ja, op welke manier zet zij zich daarvoor in en op welke manier werkt zij daarin samen met het openbaar lichaam? De enige diervriendelijke en beproefde methode om iets aan zwerfdierenproblematiek te doen is het castreren of steriliseren en terugplaatsen of opvangen van dieren. Gaat de regering hier in haar aanpak van afwijken of is ze bereid te bewerkstelligen en te faciliteren dat er diervriendelijke maatregelen worden genomen? Zo ja op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?

Het los laten lopen van vee kan leiden tot een ongewenste toename van de populaties loslopende dieren. Sint Eustatius heeft in de Eilandsverordening bevorderen openbare orde en bescherming gemeenschap 1993 het loslopen van vee verboden. Het Ministerie van Economische Zaken ondersteunt dit beleid via het project «roaming animals» van het openbaar lichaam. Met dit project beoogt het openbaar lichaam een houdbaar aantal dieren op Sint Eustatius binnen omheiningen te houden. Binnen dit project wordt ook gewerkt aan de voervoorziening. Er is voor gekozen om in eerste instantie de loslopende koeien binnen omheiningen onder te brengen en te registreren. De koeien kunnen worden geslacht, bijvoorbeeld als de eigenaar onbekend blijft. Het gaat om relatief grote aantallen dieren op het eiland, waarbij dieren soms verwilderd zijn. Dat heeft nadelige gevolgen voor de natuur en de bevolking. Daarom is vangen, steriliseren, terugplaatsen of opvangen op dit moment geen optie.

Tenslotte stellen de leden van de PvdD vragen over het slachthuis van Sint Eustatius. Over de renovatie van het slachthuis wordt overleg gevoerd met het Ministerie van Economische Zaken. Wat betekent dit dat het slachthuis gerenoveerd moet worden? Is het dierenwelzijn in het geding? Wat houdt het overleg met het ministerie in? Welke maatregelen worden op welke termijn getroffen?

Het slachthuis van Sint Eustatius valt onder de verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam. Het Ministerie van Economische Zaken kan bij de renovatie, desgevraagd door Sint Eustatius, een adviserende rol vervullen. Voor zover bekend zal de renovatie van het slachthuis op Sint Eustatius vooral gericht zijn op verbetering van de hygiëne.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Letter A heeft alleen betrekking op 34 775 IV.

X Noot
2

Samenstelling:

Engels (D66), Van Bijsterveld (CDA), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Beuving (PvdA), Ester (CU), Ganzevoort (GL) (voorzitter), De Graaf (D66) (vice-voorzitter), Schouwenaar (VVD), Kok (PVV), Gerkens (SP), Vlietstra (PvdA), Don (SP),Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Meijer (SP), Oomen-Ruijten (CDA), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV)

Naar boven