34 775 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2018

Nr. 5 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 oktober 2017

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 21 september 2017 overleg gevoerd met de heer Plasterk, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 20 september 2017 over nadere informatie over de termijn van aanstelling van de Rijksvertegenwoordiger (Kamerstuk 34 775 IV, nr. 4);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 18 september 2017 met het verslag van het bezoek van Zijne Majesteit de Koning aan Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius en de stand van zaken van de Nederlandse bijdrage noodhulp aan de Bovenwindse eilanden (Kamerstuk 34 773, nr. 2);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 8 september 2017 over orkaan Irma (Kamerstuk 34 773, nr. 1);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 14 september 2017 inzake de reactie op klacht over optreden waarnemend gezaghebber inzake aanstelling tot eilandsecretaris Sint Eustatius;

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 4 september 2017 met de kabinetsreactie Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO) juni 2017 (Kamerstuk 33 845, nr. 23);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 1 september 2017 ter aanbieding van de halfjaarrapportages januari – juni 2017 CAft Aruba en Cft Curaçao en Sint Maarten (Kamerstuk 34 550 IV, nr. 42);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 30 augustus 2017 met informatie over de termijn van aanstelling van de Rijksvertegenwoordiger (Kamerstuk 34 550 IV, nr. 41);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 6 juli 2017 ter aanbieding van de voortgangsrapportages Curaçao en Sint Maarten (Kamerstuk 34 550 IV, nr. 40).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, De Lange

Voorzitter: Van Meenen

Griffier: De Lange

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van den Berg, Bosman, Diertens, Van Meenen, Van Ojik, Öztürk en Voordewind,

en de heer Plasterk, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag. Welkom bij het verzamel-AO Koninkrijksrelaties. Tal van onderwerpen kunnen vanmiddag de revue passeren, maar we realiseren ons natuurlijk allemaal in welke omstandigheden dit plaatsvindt. Dat zal ongetwijfeld invloed hebben op wat hier allemaal ter sprake komt. Ik hecht eraan om te melden dat de heer Van Raak van de SP zich heeft afgemeld vanwege verplichtingen bij een plenair debat. Er zijn nu drie leden, maar ik verwacht dat er nog wel enkele komen die nog ergens in dit gebouw doende zijn. Ik denk dat we een spreektijd van zes minuten kunnen hanteren. De geplande eindtijd van dit algemeen overleg is 17.00 uur. Dat moet kunnen. Dat hoeft niet per se gehaald te worden, maar het mag wel. Over interrupties maak ik nog geen afspraken met u; dat hebt u helemaal zelf in de hand. We gaan van start. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Diertens van D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel, voorzitter. De orkaan Irma heeft in ons Koninkrijk een spoor van vernielingen achtergelaten. Mensen op Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius zijn hard geraakt. Veel mensen zijn huis, haard en werk kwijtgeraakt. En steeds weer zijn er andere orkanen, zoals José en Maria, die het herstel bemoeilijken en nieuwe angst inboezemen. Ik maak mij heel veel zorgen over de kwetsbare kinderen. Een veilige opvang en hulp zijn ongelofelijk belangrijk. UNICEF verleent hulp en probeert educatie weer op gang te brengen en de kinderrechten in het rampgebied te beschermen. Ik vraag de Minister in hoeverre hij de hulpverlening ondersteunt, nu en op lange termijn. Mijn gedachten gaan uit naar iedereen die deze ramp over zich heeft gekregen. Ik heb diep, diep respect voor de veerkracht van alle getroffenen, hulpverleners, het Rode Kruis en onze militairen.

Noodhulp is nu de eerste prioriteit, voor schoon drinkwater, voedsel en een veilige beschutting en handhaving van de openbare orde. Ik maak mij ook grote zorgen over de moeilijke omstandigheden op Sint-Maarten. Ik wil dan ook graag meer informatie over de huidige situatie. In hoeverre is die nu onder controle? Zijn de tekorten aan schoon drinkwater en voedsel wel opgelost? Wat kunnen we doen om gezondheidsrisico's te beperken? Zijn alle acute patiënten inmiddels geëvacueerd? Kunnen boten en vliegtuigen nu ongehinderd naar Sint-Maarten? Zijn alle gebieden op het eiland bereikbaar? Zijn er voldoende veilige, droge schuilplekken voor iedereen? Zijn alle vermisten inmiddels terecht? Wat is de stand van zaken omtrent de openbare orde?

Voorzitter. Curaçao, Aruba, Nederland zijn meteen in de bres gesprongen om Sint-Maarten te helpen, en zo hoort het. We zijn immers gezamenlijk een Koninkrijk? We staan elkaar bij en we ondersteunen elkaar, zowel bij de noodhulp nu als bij de wederopbouw straks. Het is echt cruciaal dat alle partijen uit het Koninkrijk heel goed samenwerken. De opmerkingen van premier Marlin over het werk van de militairen die zich daar dag en nacht inzetten voor de noodhulp, vond ik heel erg pijnlijk en onbegrijpelijk. De bevolking van Sint-Maarten heeft daar helemaal niets aan. Die is alleen gebaat bij een constructieve houding aan beide kanten van de oceaan. Ik hoop dat de samenwerking tussen het bestuur van Sint-Maarten en Nederland beter gaat verlopen dan uit de berichtgeving blijkt. Kan de Minister er nader op ingaan op welke manier de hulp nu wordt afgestemd? Ook over de samenwerking met het Franse deel, Saint Martin, zijn zorgwekkende berichten verschenen. In hoeverre lukt het om de hulp tussen Sint-Maarten en Saint Martin te bundelen?

Voor de toekomst van de eilanden is het van belang dat er zo snel mogelijk concrete plannen komen voor de wederopbouw. Pas dan kunnen de inwoners hun eigen leven weer oppakken. Voor Saba en Sint-Eustatius, die onderdeel uitmaken van Caribisch Nederland, zal dat natuurlijk vooral door Nederland zelf gecoördineerd worden. Welke stappen zijn hiervoor al gezet? Op welke manier zijn de eilandraden hierbij betrokken? Voor Sint-Maarten ligt dat ingewikkelder, want dat is een autonoom land in het Koninkrijk en allereerst zelf aan zet. Ook hier kan een pragmatische houding helpen. Curaçao, Aruba en Nederland kunnen assistentie verlenen, maar dan moeten daarover natuurlijk wel goede bestuurlijke afspraken worden gemaakt. Zijn er nog lessen geleerd uit eerdere ervaringen? Orkaan Luis heeft geleid tot een preventief draaiboek bij natuurrampen. Is dit draaiboek behulpzaam geweest? Hoe kunnen wij dit draaiboek efficiënt aanpassen voor eventueel nieuwe klimaatrampen?

Het lijkt ook van belang dat de huizen, gebouwen en infrastructuur meteen orkaanbestendig worden gemaakt. In hoeverre hebben wij daarvoor alle kennis in huis? Welke opties ziet de Minister daarvoor? Is het mogelijk om in het kader van de consensusrijkswetten bijvoorbeeld een projectteam of stuurgroep in te richten die de slagkracht heeft om door te pakken? Er is wel haast geboden. Kan gezien deze laatste suggestie samenwerking gezocht worden met het initiatief van Minister Koenders, die bij de VN aandacht heeft gevraagd voor de eilanden? De VN heeft veel ervaring en expertise op het gebied van hulp aan kinderen. Wat is daarvan het vervolg?

Laten we met z'n allen zorgen dat de hulp en inzet bij de wederopbouw snel en goed verlopen en dat middelen en materialen op de juiste plaats terecht komen. Daar heeft Caribisch Nederland recht op en daar moeten de inwoners vooral op kunnen vertrouwen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Voor de volgende bijdrage ga ik naar mevrouw Van den Berg van het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Zoals mijn collega ook al zei: orkaan Irma heeft een spoor van verwoesting getrokken door het Caribisch gebied. Tientallen mensen zijn door het natuurgeweld om het leven gekomen. Alleen al op Sint-Maarten hebben vier mensen de dood gevonden. Tientallen mensen op Sint-Maarten zijn gewond geraakt door de storm en de daaropvolgende vloedgolven. Duizenden mensen hebben huis en haard verloren. Scholen en bedrijven zijn van de aardbodem weggevaagd. De ravage is verschrikkelijk. Als je de beelden ziet, denk je dat je naar een oorlogsgebied zit te kijken. Wij leven mee met de inwoners van Sint-Maarten en de eilanden Statia en Saba. Het is onze dure plicht om ook als het nieuws geluwd is, niet te vergeten dat de gevolgen van deze orkaan nog jaren gevoeld kunnen worden.

Voor de CDA-fractie spreekt het vanzelf dat de regering direct heeft toegevoegd Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius te zullen bijstaan met onmiddellijke hulp en bijstand en bij herstel en wederopbouw. Op deze plaats willen wij graag ook onze waardering uitspreken voor de militairen die in moeilijke omstandigheden een bijdrage leveren aan het lenigen van de eerste nood, alsmede voor het Rode Kruis. Mijn collega sprak ook al over premier Marlin. We zouden graag willen weten hoe het nu met de onderlinge communicatie is gesteld, want dat hielp natuurlijk niet.

Het begrip Koninkrijksrelaties klinkt abstract. Vaak is er sprake geweest van een gespannen relatie, maar vorige week hebben we gezien dat Nederland, als het erop aankomt, invulling geeft aan zijn betrokkenheid met de inwoners van Sint-Maarten, zoals met de landelijke hulpactie. Tegelijkertijd klonken er rond die hulpactie ook zorgen. Zal het geld terecht komen bij de mensen die het echt nodig hebben? Welke rol speelt de regering van Sint-Maarten? Hoe is de samenwerking met het Rode Kruis? Hoe gaat de Minister borgen dat de middelen doelmatig en rechtmatig besteed worden? Er is een wederopbouwcommissie ingesteld door de Minister, waarvoor onze complimenten. Kan de Minister ook een indicatie geven van de tijdspaden en kan hij reageren op een bericht in Amigoe dat de Nederlandse regering een noodfonds zal oprichten met 260 miljoen voor de wederopbouw? Welke lessen zijn er getrokken uit de ervaringen met orkaan Luis in 1995 en de nasleep daarvan? Is al duidelijk hoelang de noodhulpfase gaat duren?

De communicatie met de eilanden verliep de eerste dagen moeizaam. De vraag is: is de vitale infrastructuur op het gebied van communicatie nu voldoende geborgd? In het nieuws kwam namelijk het bericht dat inwoners afhankelijk waren van de berichtgeving van een commerciële zender. Klopt dat? Hoe wordt geborgd dat de autoriteiten zelf voor de noodzakelijke communicatie kunnen zorgen? Kan de Minister aangeven wanneer er een overzicht beschikbaar is van de geïnventariseerde schade? Kan hij dat dan met ons delen, net als een overzicht in welke mate en de termijn waarop zorgpunten zoals de huisartsenpraktijk, het medisch centrum, apotheken en openbare instellingen zoals scholen weer functioneren? De elektriciteits- en drinkwatervoorziening bleek kwetsbaar. Kunnen de eilanden beter voorbereid worden op omstandigheden zoals orkaan Irma?

Het zou de CDA-fractie verbazen als hulp van de Europese Unie afhankelijk is van de precieze staatkundige structuur van het Koninkrijk. Sint-Maarten ligt praktisch even ver van Parijs als van Den Haag. Dat geldt trouwens ook voor Saba en Sint-Eustatius. We weten dat Minister Koenders daarover vragen heeft gesteld. Kan de Minister ons informeren wat de stand van zaken is?

Voorzitter. Er stonden ook enkele andere punten op de agenda, waarover ik nog een paar korte vragen heb. Klopt het dat de Rijksvertegenwoordiger in 2014 in de schriftelijke bevestiging die hij heeft gekregen, een aanstelling heeft gekregen voor zes jaar? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot de toezegging aan de Kamer dat het een aanstelling voor drie jaar zou zijn?

Ten slotte twee vragen over de reactie van de Minister op de afsprakenlijst van het Interparlementair Koninkrijksoverleg. Met betrekking tot het harmoniseren en verlagen van invoerrechten tussen de landen geeft de Minister aan dat er in 2014–2015 een werkgroep is ingesteld, maar dat deze nog geen eindrapport heeft gepresenteerd. Wat heeft de Minister gedaan om dat verder te stimuleren? Wat kan hij nog doen om dit te bevorderen? Wij weten van de inwoners van de eilanden dat juist de stijging van de kosten van levensonderhoud een extra belasting is en niet helpt om de armoede tegen te gaan. Harmonisatie daarvan vinden wij ook heel belangrijk voor de armoedebestrijding. Kan de Minister aangeven wat de stand van zaken is?

Met betrekking tot het verzoek van de Arubaanse delegatie inzake risicovluchten geeft de Minister aan dat het kabinet de inbreng van Aruba afwacht. Is de Minister ook van mening dat het er bij samenwerking niet alleen om gaat dat ministeries wachten op reacties, maar dat zij die ook actief kunnen ophalen? Ik heb op dat vlak positieve berichten gehoord over de aanpak van het Ministerie van OCW.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan komen wij bij de heer Öztürk van DENK. Ik geef hem graag het woord. Gaat uw gang.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter, dank u wel. De nacht van woensdag 6 september op donderdag 7 september was een nacht om nooit meer te vergeten. Terwijl wij in dit deel van ons Koninkrijk rustig konden gaan slapen, richtte orkaan Irma in het andere deel van ons Koninkrijk vreselijke schade aan. Het was een verschrikkelijke nacht voor de inwoners van Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten. Ikzelf heb in 1992, 25 jaar geleden, de aardbeving in Roermond meegemaakt. Het geluid dat ik in die nacht heb gehoord, staat nog steeds op mijn netvlies. Ik kan mij voorstellen wat voor angsten mensen hebben gehad met orkaan Irma. Een vreselijk moment, niet alleen door de schade, maar ook door de emotionele angsten, kan ik mij voorstellen. Sommigen hebben dit natuurgeweld met hun leven moeten bekopen. Tientallen mensen zijn gewond geraakt, honderden mensen zijn dakloos geworden en duizenden moesten vluchten. Deze gebeurtenissen en ervaringen zijn schade die niet meer te repareren is. Ons medeleven gaat uit naar alle slachtoffers van de orkaan Irma, want wij zijn één Koninkrijk; wij zijn allemaal Nederlanders; wij zijn allemaal mensen.

Wij van DENK willen onze waardering uitspreken voor iedereen die in de afgelopen tijd hulp heeft gegeven en solidariteit heeft getoond. Wij bedanken onze krijgsmacht, onze agenten, de hulpverleners en de reddingsdiensten, maar ook alle gevers van de nationale hulpactie die meer dan 13 miljoen euro bijeen hebben gebracht. Ook wil ik in het bijzonder onze Koning bedanken voor zijn bezoek aan Sint-Maarten, Saba en Sint-Eustatius en zijn betrokken woorden in de Troonrede. Op momenten als deze zien we dat het belangrijk is om solidariteit te tonen in ons Koninkrijk. Het is wel spijtig dat een orkaan ons dat af en toe moet doen beseffen. Ik hoop dat wij door ons samen in te spannen voor de wederopbouw de eenheid in ons Koninkrijk kunnen versterken.

De hulpverlening is in volle gang. Zo is er in de afgelopen tijd intensief gewerkt aan de infrastructuur, het herstel van het vliegverkeer, de bereikbaarheid, de havens en het herstel van de waterdistributie. Nu moeten wij ons richten op het verdere herstel van woningen, ziekenhuizen, artsenpraktijken, apotheken en scholen. Deze uitdagingen zullen de nodige kosten met zich meebrengen. Daarvoor moeten wij niet weglopen. Wij van DENK vinden dat alles in stelling moet worden gebracht om ervoor te zorgen dat de inwoners van de eilanden het dagelijks leven weer kunnen oppakken. Premier Marlin van Sint-Maarten liet weten dat er minimaal 1 miljard euro nodig is voor de wederopbouw van het eiland. Deelt de Minister de schatting van premier Marlin? Is hij het met mij eens dat wij ruimhartig moeten zijn voor de wederopbouw van Sint-Maarten? Graag een reactie.

De hulp aan de Bovenwindse Eilanden zal een kwestie zijn van een lange adem. Noodhulp zal straks plaatsmaken voor wederopbouw en stabilisatie. Hierbij zijn coördinatie en inventarisatie erg belangrijk. In de brief valt te lezen dat een tijdelijke ministeriële commissie wederopbouw Bovenwindse Eilanden wordt ingesteld. Deze commissie buigt zich over de wederopbouw. Mijn vraag aan de Minister is wie precies deel uitmaken van deze commissie, op basis van welke criteria deze mensen geselecteerd zijn, of vertegenwoordigers van de eilanden hier ook deel van uitmaken en hoe lang deze commissie nodig heeft om haar taken uit te voeren.

Voorzitter, ik rond af. We zijn één koninkrijk, van Delfzijl tot aan Philipsburg. We hebben allemaal hetzelfde paspoort, ondanks dat we meer dan 7.000 kilometer van elkaar wonen. Maar nog belangrijker is dat we allemaal mensen zijn. Dus laten we het verdriet en de pijn samen delen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan komen we bij de heer Van Ojik van GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Ook mijn fractie heeft de laatste weken intens meegeleefd met de bevolking van Saba, Sint-Eustatius en natuurlijk Sint-Maarten en we zullen ook de komende tijd nog intens betrokken blijven. Want de orkanen mogen dan uitgeraasd zijn, de ramp is daarmee nog lang niet voorbij. We weten hoe ingewikkeld is het is, altijd weer, hoe lang het duurt, hoe bureaucratie en willekeur op de loer liggen en hoe moeilijk het is om van noodhulp op een natuurlijke wijze door te schakelen naar de fase van wederopbouw. Niet voor niets is «de ramp na de ramp» een begrip in kringen van deskundigen en betrokkenen bij noodsituaties. Gelukkig is de ramp na de ramp geen natuurverschijnsel, zoals de orkaan zelf dat wel is. We kunnen er met zijn allen veel aan doen om de wederopbouw tot een succes te maken.

Voordat ik daar iets over zeg, wil ik eerst het kabinet een compliment maken. Het handelen van de meest betrokken Ministers en zeker ook van deze Minister kenmerkte zich naar mijn smaak door de juiste combinatie van rust en betrokkenheid: doen wat je kan en doen wat er moet gebeuren. Dat geldt zeker ook – collega's hebben daar ook over gesproken – voor de vrouwen en mannen van Defensie, de politie en alle particuliere initiatieven die, vaak vrijwel letterlijk, continu in touw zijn geweest.

Wat kunnen we verder doen? Waar werken we naartoe en hoe kunnen we alles het beste organiseren? Ik loop het rijtje langs. Ik heb hier en daar wat vragen en doe ook graag een paar suggesties. Er lijkt een veelheid aan initiatieven op stapel te staan. Een aantal zijn al genoemd. Ik heb in elk geval genoteerd de instelling, met Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en vertegenwoordigers van de getroffen gebieden, van een coördinatiecentrum op Curaçao, de oprichting van een programmaorganisatie wederopbouw Bovenwindse Eilanden, de instelling van een ministeriële commissie wederopbouw Bovenwindse Eilanden en de creatie van een wederopbouwfonds, waar volgens mediaberichten 260 miljoen euro in zou moeten komen. Dan is er nog sprake van een bijdrage van de VN ter waarde van 12 miljoen, waar Minister Koenders deze week afspraken over heeft gemaakt, een mogelijke bijdrage van de Wereldbank, een mogelijke bijdrage van de Europese Commissie en diverse bijdragen van particuliere organisaties, deels op basis van particuliere giften, zoals het bedrag van ruim 13 miljoen dat afgelopen vrijdag in Nederland is opgehaald.

Ik heb een aantal vragen. Hoe gaan deze structuren en bijdragen gestroomlijnd worden? Welke bijdragen leveren de regering van Sint-Maarten en de regeringen van Curaçao en Aruba in deze initiatieven? Hoeveel gaat Nederland de komende tijd zelf bijdragen? Dat is niet onbelangrijk. Ook heel belangrijk is de vraag hoe de Nederlandse bijdrage gefinancierd wordt. Toch niet uit het toch al krimpende budget voor ontwikkelingssamenwerking?

Ten slotte doe ik graag op twee punten een oproep aan het kabinet. Ten eerste zou ik willen vragen om bijzondere aandacht voor de grote groep, tienduizenden, illegaal op Sint-Maarten verblijvende bewoners. Zij wonen vaak in de shanty towns, in de sloppenwijken, die vaak als eerste en het zwaarst door natuurrampen als deze worden getroffen. Zij halen hun inkomen uit de toerismesector. Die is nu volledig stilgevallen en het kan heel lang gaan duren voordat die weer op orde is. Dat roept de vraag op hoe hun toekomst op Sint-Maarten eruit ziet. Het roept ook de vraag op hoe zij straks gaan delen in en onderdeel gaan zijn van wederopbouwinspanningen die op het punt staan te beginnen. Dat is mijn eerste punt.

Mijn tweede oproep aan het kabinet gaat over de aard van de wederopbouw. Waar gaan we op sturen? We weten dat klimaatverandering de kracht en de impact van orkanen groter maakt. Dat besef zou wat mijn fractie betreft leidend moeten zijn bij de wederopbouw: klimaatbestendig bouwen, beter waterbeheer, ruimte voor natuur en vergroening van het toerisme. Dat is een aanpak die twee zaken combineert: de eilanden worden beter bestand tegen de effecten van klimaatverandering én de eilanden ontwikkelen zich tot een voorbeeld voor hoe je de oorzaken van klimaatverandering aan kunt pakken. Gisteren pleitte de voorzitter van de raad van bestuur van de Wageningen Universiteit ook voor een dergelijk project. Het kabinet zou zijn universiteit, bron van kennis op dit gebied, samen met heel veel anderen hier en op de eilanden moeten uitdagen en mobiliseren om uit deze verwoestende ramp iets moois tot stand te brengen.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Dan komen we bij de heer Bosman van de VVD.

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Vanochtend hadden wij het AO Kustwacht Caribisch gebied, waarin we ook al even hebben stilgestaan bij de rampspoed en de zorgen die we met zijn allen delen. Ik vind het bijzonder dat collega Van Ojik bijna dezelfde woorden gebruikte als ik: de ramp na de ramp. Het is echt verschrikkelijk, als je ziet wat er na de storm ligt. Dat is de volgende ramp waar je klaar voor moet zijn. De mensen op Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten moeten weten dat ook de VVD met hen meeleeft en vindt dat er aangepakt moet worden.

Aan de uitspraken van de premier van Sint-Maarten ga ik mijn spreektijd niet besteden. Het is nu tijd om Sint-Maarten weer op te bouwen. De inwoners van Sint-Maarten moeten verder en willen hun land graag weer opbouwen. Zij, maar ook wij zijn trots op onze mannen en vrouwen van de krijgsmacht en de politie, op de vrijwilligers en op allen die zich hebben ingezet om in zo'n korte tijd de noodhulp op te zetten. Is het bestuur van Sint-Maarten, nu het zelf zo hard is geraakt, in staat om vaart te maken met de stappen voor de wederopbouw? Het gaat hier niet om onwil, maar om onmacht. Is het niet tijd om serieus te kijken naar de bestuurbaarheid van Sint-Maarten voor de komende periode? Want is het niet te veel gevraagd van de bestuurders van Sint-Maarten om het land weer op te bouwen naast de moeilijke situatie die zij zelf ondervinden met het weer oppakken van hun eigen leven? We vragen nogal wat van dit bestuur.

De VVD wil de bevolking van Sint-Maarten helpen bij de wederopbouw van het land. Ik vraag de Minister om te reflecteren op een noodfonds voor het kopen van de spullen en diensten om Sint-Maarten weer op te bouwen. Kan hij reflecteren op de vraag welke organisatiestructuur daarvoor opgezet gaat worden? Het geld uit het fonds moet goed en controleerbaar ingezet worden, zodat Sint-Maarten snel weer kan worden opgebouwd en er niets aan de strijkstok blijft hangen.

In de halfjaarrapportage van College financieel toezicht zie ik dat Sint-Maarten dit jaar wederom de begroting niet op tijd heeft ingediend. Wederom heeft het College financieel toezicht kanttekeningen geplaatst bij de begroting. Sint-Maarten mag weer geld gaan lenen, maar is dat verstandig? In hoeverre zijn de gevolgen van de orkaan Irma van invloed op die begroting van 2018? Is het nog een reëel verhaal voor Sint-Maarten?

Voorzitter, andere zaken. De begroting van Aruba is een black box: er gaat een raffinaderij in en er komt een positieve beoordeling uit. Dat is frappant. Is de renovatie van deze raffinaderij op 1 juni 2017 gestart? Hoe is het mogelijk dat deze vertraging geen gevolgen heeft voor de geplande inkomsten van de raffinaderij? Hoe wordt de vertraging dan opgevangen? Kan de Minister toelichten hoe de stijging van de belastingopbrengst met 12% op Aruba wordt bewerkstelligd?

De lasten voor het land Aruba komende uit leningen baren mij ook zorgen. Van de nieuwe lening van 419 miljoen Arubaanse florin is 414 miljoen bestemd voor het aflossen van eerdere leningen. Er wordt dus meer geleend dan dat er wordt afgelost. De rentelasten voor Aruba zijn al erg hoog en die lopen dus alleen maar op. Dat is toch geen degelijk financieel beheer?

Ik ga afsluiten met enkele vragen over de Rijksvertegenwoordiger, zoals geregeld in de WolBES. Op welke datum is de heer Isabella in dienst gekomen in de functie van Rijksvertegenwoordiger? Tot welke datum is hij in eerste instantie aangesteld als Rijksvertegenwoordiger en op welke datum is deze einddatum vastgesteld? Tot welke datum is de heer Isabella Rijksvertegenwoordiger?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ik dank u. Ik geef ten slotte het woord aan de heer Voordewind van de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. De ChristenUnie sluit zich uiteraard ook aan bij de warme woorden van medeleven van de collega's als het gaat om de bewoners daar die getroffen zijn door die vreselijke orkaan Irma. De woorden van waardering richting het kabinet onderstreept mijn partij ook. Niet alleen richting het kabinet en deze Minister, maar natuurlijk ook richting de militairen die vanaf dag één zo intensief meteen bereidwillig hebben meegeholpen om daar het leed te verlichten. Het komt er nu op aan om onze solidariteit binnen het Koninkrijk te laten zien.

Voorzitter. De ramp heeft wel de verhouding tussen Nederland en Sint-Maarten volop in de aandacht gebracht. Het is duidelijk dat Sint-Maarten deze kosten niet alleen kan dragen. Ik wil de Minister vragen of hij na zijn bezoek al een eerste inschatting kan maken van de hoogte van de kosten waar het gaat om de eerste noodhulp die verleend moet worden. Na de orkaan Louis in 1995 bedroegen de totale kosten 1,3 miljard, heb ik begrepen. Dat was inclusief de wederopbouw. Ik begrijp dat de Minister dat nu niet allemaal kan inschatten, maar kan hij in elk geval een eerste schatting geven van die kosten? Hij heeft er uiteraard geen rekening mee kunnen houden in zijn begroting die eergisteren gepresenteerd is, maar ik neem aan dat daar wel dekking voor komt.

Ik vraag ook aan de Minister wat Defensie concreet zelf zou kunnen doen waar het gaat om noodhulp en wederopbouw. Denk aan bruggen en infrastructuur. Gaat na de beveiliging, de eerste noodhulp, Defensie, ons leger, ook worden ingezet om de infrastructuur daar in elk geval weer bruikbaar te maken?

Dan de discussie over de EU-inbreng en de mogelijkheden van de EU om bij te dragen. Ik heb begrepen dat de Europese Commissie daarnaar kijkt en dat wordt geprobeerd om een gelijk speelveld te krijgen voor Saint Martin, het Franse deel, en het Nederlandse deel. Kan de Minister daar al iets over zeggen en, zo nee, kan hij er alsnog bij de Europese Commissie op aandringen om die gelijkelijk te behandelen? Ik ken uiteraard de verschillen.

Zoals ik al zei, heeft de orkaan de aandacht gericht op de verhouding tussen Sint-Maarten en Nederland. Er komt ook kritiek los op de regering van Sint-Maarten. Die zou onvoldoende voorbereid zijn geweest op de orkaan en na de orkaan te weinig van zich hebben laten horen. Hoe denkt de Minister hierover? Kan hij zeggen welke voorbereidingen al door de regering van Sint-Maarten waren getroffen vooraf? Wat heeft Nederland gedaan? Zijn deze voorbereidingen achteraf adequaat gebleken? Wanneer heeft de regering van Sint-Maarten Nederland om bijstand gevraagd en hoe specifiek is dat hulpverzoek geweest? Waren er schuilplaatsen voor de orkaan open? Waren die voldoende bemand en bevoorraad? Kan de Minister ons daar nu wat specifiekere informatie over geven, aanvullend op de brief die wij van hem hebben ontvangen? Is de distributie van water snel genoeg op gang gekomen?

We hebben de commentaren van de mensen op de eilanden hier ook gelezen. Met name waar het ging om de communicatie, zagen we verschillen met Frankrijk en het Franse deel van Sint-Maarten. Bij ons is dat contact een tijdje weggeweest. Kunnen we ons daar beter op voorbereiden, zodat de communicatielijnen openblijven, mocht het eiland getroffen worden door een volgende orkaan?

Het interview met premier Marlin in NRC heeft ook wel stof doen opwaaien. Achteraf benadrukt hij dat het hem spijt en dat hij de Nederlandse mariniers prijst om hun inzet, maar hoe zit het nou precies? De Commandant Zeestrijdkrachten heeft op Twitter gezegd dat zijn mensen binnen de grenzen van hun mogelijkheden hun uiterste best hebben gedaan. Zijn er situaties geweest waarin de mariniers begrensd waren in hun mogelijkheden? Want dat zegt de Commandant Zeestrijdkrachten: binnen de grenzen van hun mogelijkheden. Waar lagen dan die grenzen?

Net als de collega's heb ik ook nog vragen over de wederopbouw en de financiering van die wederopbouw, gezien het financieel toezicht en het financieel beheer van het eiland. Het College financieel toezicht heeft gemeld dat de jaarrekening van Sint-Maarten over 2012 tot en met 2014 nog niet is vastgesteld. Wat is de reden daarvoor? Was de begroting voor 2017 inderdaad te laat opgesteld? Wat zijn de achtergronden van dergelijke problemen? Kan de Minister daarop ingaan? Kan hij bevestigen en garanderen dat, op het moment dat wij geld doorsluizen naar de regering op Sint-Maarten, dat geld goed en transparant wordt besteed?

Er is besloten tot de instelling van een ministeriële commissie wederopbouw Bovenwindse Eilanden. Op welke termijn verwacht de Minister dat in deze commissie bepaald gaat worden wat de aard en prioritering van de Nederlandse bijdrage aan de wederopbouw moeten zijn? Hoe gaan we ervoor zorgen dat Sint-Maarten een hurricaneproof wederopbouw krijgt? Datzelfde geldt voor Saba en Sint-Eustatius. Kan de Minister daar ook iets over zeggen, als het gaat om die twee andere eilanden?

Zeer veel mensen zijn dakloos geraakt. Velen van hen zijn mogelijk niet verzekerd en moeten de herstelkosten zelf betalen. Is er ergens een fonds voor deze mensen, zodat ze in staat zijn sneller hun huizen op te bouwen? Daarbij gaat het dus vooral om de mensen die geen verzekering voor deze kosten hebben.

We horen dat mensen geen salaris meer krijgen omdat de bedrijven waar ze hebben gewerkt, stilliggen. In Het Financieele Dagblad lezen we dat het bouwbedrijf Janssen de Jong Bouw werknemers uit Nederland gaat werven voor de bouwwerkzaamheden daar. Wordt er ook rekening gehouden met arbeidskrachten die juist op de eilanden wonen? Ik neem aan dat die mensen ook heel graag een bijdrage willen leveren. Is een match mogelijk?

Ten slotte heb ik nog een punt over de communicatie naar de Sint-Maartenaren hier in Nederland. Het Sint Maartenhuis is in Nederland beschikbaar, maar is dat voldoende toegerust om de rol als informatiepunt voor familieleden in Nederland te kunnen vervullen? Zou de Minister daar iets over kunnen zeggen?

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Daarmee komen we aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik heb begrepen dat de Minister direct kan antwoorden, dus ik geef de Minister graag het woord.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Er is al op heel veel plekken veel gezegd over de afschuwelijke ramp op de Bovenwindse Eilanden, maar ik realiseer mij dat dit eigenlijk de eerste keer is dat we dit met de Kamer bespreken. Zonder in herhaling te vervallen, wil ik benadrukken – dat heeft de Koning ter plekke ook mooi gezegd – dat we de mensen daar niet zullen vergeten, dat we naast elkaar staan, dat we elkander bijstaan, dat we elkander hulp zullen verlenen, dat we er zijn voor de mensen op Sint-Maarten, maar ook op Saba en Statia, die zijn getroffen door deze natuurramp. Dat is niet alleen zo voor vandaag en voor deze week, maar dat zal ook in de toekomst het geval zijn.

Ik zal eerst maar even de stand van zaken geven. Ik heb de afgelopen weken geprobeerd om voortdurend volledige openbaarheid te geven over alles wat we wisten en alles wat we zeker wisten. Er zijn een aantal vragen gesteld over schade en zo – daar kom ik zo, misschien per punt, op terug – maar in principe communiceer ik hierover actief, zodra we iets weten. Ik heb dus geen geheime kennis over de omvang van de schade. Ik heb geen kennis die de Kamer niet heeft. Ik zou die informatie onmiddellijk delen, en niet alleen met de Kamer; ik zou die onmiddellijk publiek maken. Toen we er vorige week waren, heb ik de regering twee vragen gesteld: heeft u een beeld van de omvang van de schade en weet u welk deel daarvan verzekerd is? Op allebei die vragen was op dat moment het antwoord «nee». Ik denk eerlijk gezegd dat dat ook een eerlijk en realistisch antwoord is. Je weet het op dit moment gewoon nog niet. Je kunt er een slag naar slaan, maar je weet het niet.

Om nog even op dit punt te blijven: vragen zoals of en in hoeverre men verzekerd is tegen schade, om welk deel het gaat en om hoeveel herbouwwaarde het gaat, zullen heus nog wel discussie gaan opleveren. Er zullen ook nog wel juristen en verzekeringsdeskundigen naar het eiland gaan om zich daar op enig moment in te begeven. Mijn indruk is dat veel particulieren sowieso niet zijn verzekerd voor dergelijke schade. Ik hoorde van een van de mensen die ik daar sprak dat zo'n verzekering daar € 9.000 per jaar zou kosten. Hij zei: ik kan dat wel betalen, maar de gemiddelde burger natuurlijk niet. Er is, zoals ik elders ook heb gezegd, toch een groot verschil tussen arm en rijk op Sint-Maarten en dat is door deze natuurramp eigenlijk verder uitvergroot. Mensen met een wat beter inkomen hebben namelijk ook steviger huizen, terwijl de huizen van de armsten juist het zwakst en vaak het minst verzekerd zijn. Ten aanzien van de omvang van de schade ligt er dus nog een grote vraag: welk deel daarvan is verzekerd?

Een andere vraag – daar kan ik straks nog wel op terugkomen – is wat je, gegeven de schade, gaat doen. De heer Van Ojik zei al dat dit een gelegenheid, een mogelijkheid, een kans is – hij verwees naar professor Fresco, die dat gisteren in de krant schreef – voor duurzame wederopbouw. Dat herken ik, maar goed, dat kan wel betekenen dat de wederopbouw daardoor aanvankelijk duurder wordt. Dat maakt het schatten van de schade een slag in de lucht. De ene vraag is: wat is de schade nu? De andere vraag is: welke kosten moet je maken om het te bouwen zoals je het eigenlijk zou willen bouwen? Dat speelt heel concreet, zo zeg ik zonder daarin nu een standpunt in te nemen, bij het ziekenhuis. Ik heb het ziekenhuis bezocht vorige week. Nog even los van de schade: dat was eigenlijk al een ziekenhuis in een derdewereldtoestand. Dat zou je niet meer zo moeten willen. Er zit een dak op. Dat dak is van beton. Daardoor is het niet ingestort, maar het is wel kapot. Je kunt het niet eenvoudig vervangen. Dan moet je het er echt met hijskranen af halen en repareren. Nu loopt de buitengewoon actieve Minister van Volksgezondheid Lee al een aantal maanden rond met het plan voor een nieuw ziekenhuis. Natuurlijk zegt hij nu: je kunt je geld nu gaan stoppen in het repareren van het oude ziekenhuis, maar je kunt beter doorpakken met dat nieuwe ziekenhuis. Dat is geen eenvoudige discussie, omdat dan natuurlijk vanuit Nederland, ook vanuit de Kamer, de vraag wordt gesteld wat het businessplan voor het ziekenhuis is. Die vraag wordt nu natuurlijk extra prangend, omdat achter zo'n businesscase altijd de vraag zit wat het betaalvermogen van het land zelf is. Maar daar is nu natuurlijk juist een groot gat in geslagen. Ik geef deze casus als voorbeeld van een dilemma, want het gaat dus niet alleen om het objectief vaststellen van de schade door de assuradeuren, maar er zit ook beleid achter: hoe wil je het land nu gaan maken voor de komende jaren? Dat zal nog echt serieuze vraagstukken opleveren.

Ik keer even terug naar de stand van zaken. Er werd zojuist gezegd dat er vier doden zijn. Dat is inderdaad het beeld dat we nu hebben. Het lijkt erop dat een van die personen niet is overleden aan de gevolgen van de orkaan. Bij twee van die vier personen zijn de lichamen in slechte toestand aangespoeld, waardoor ik het moment van hun overlijden niet weet. Het is aan de patholoog-anatoom om dat vast te stellen. Strikt genomen weten we dus nog niet zeker hoeveel mensen als gevolg van de orkaan zijn overleden, maar iedere overledene is er natuurlijk een te veel. Ik heb in het ziekenhuis ook mensen ontmoet en gesproken die ernstige verwondingen hadden. Dat is buitengewoon erg en vreselijk voor die mensen.

Daarnaast is natuurlijk het leven van veel mensen verwoest, maar goed, daar hebben we bij andere gelegenheden al veel aandacht aan gegeven. Veel mensen zijn hun huis kwijt. Ik bezocht een hotel, eigendom van een Amerikaanse keten. De manager was in een staat van shock. Hij zei tegen mij: ik heb zojuist 400 man personeel moeten ontslaan, omdat de eigenaar zei dat het geen zin heeft om dat personeel op de loonlijst te houden als er geen nieuw seizoen voor de horeca komt. Die mensen moeten dus voor een deel terug naar hun huis, dat ze misschien ook niet meer hebben; dan moeten ze tijdelijk naar familie. Aan de ene kant is er dus een Ganz unten, zoals die Duitse film heet. Veel lager kun je niet terechtkomen. Aan de andere kant zie je ook veel veerkracht en een sterke wil bij de mensen, die denken: veel erger dan dit kan het niet, maar we gaan het wel weer redden. Dat vond ik mooi om te zien. Daarvoor kijken die mensen natuurlijk ook naar het Koninkrijk en naar Nederland. Ik vind dat wij dan ook moeten terugkijken en dat doen wij ook.

Dat brengt mij op het tweede punt dat ik wilde maken. Ik heb inderdaad waardering voor de hulpverleners, militairen, mensen van de politie en human Search and Rescues. Ook zijn er veel mensen van de civiele kant naartoe gegaan. Ik wil benadrukken dat er heel veel is bijgesprongen, ten eerste door Aruba en Curaçao. De Koninkrijksrelaties werden dus ook daar serieus genomen. Zij hebben meteen mensen naar Sint-Maarten gestuurd. Dialysepatiënten die we van Sint-Maarten konden halen, zijn meteen naar een ziekenhuis in Aruba gebracht. Daar is grote waardering voor. Vanuit Curaçao zijn politieagenten gestuurd. Er zijn mensen van verschillende departementen gestuurd. Je ziet mensen van Defensie en van de politie, maar ook mensen van VWS, die vanaf het begin gaan meedenken over het voorkomen van epidemieën, en mensen van I en M, die meedenken over het omgaan met water. Ook mensen van het departement Onderwijs denken mee. Iedereen voelt zich ten volle verantwoordelijk. Ook internationaal is er steun, vanuit de Europese Unie en de Verenigde Naties. Ik kom straks nog wel even terug op dat specifieke punt. De houding tot dusver is geweest: nu even alle hens aan dek, dan gaan we naderhand wel praten over waar de rekening landt. De heer Van Ojik zei: ik mag toch hopen dat het niet ten koste van die begroting gaat. Die hoop staat genoteerd, maar tot dusver hebben we eerlijk gezegd nog geen collega's gehad die dat soort signalen uitzenden. Iedereen zegt: laten we eerst maar noodhulp verlenen, zorgen dat iedereen te eten en te drinken heeft, dat we voorkomen dat er epidemieën ontstaan, dat mensen iets van een dak boven hun hoofd hebben voor als er een nieuwe regenbui komt. Dat levert hier natuurlijk kosten op en die kosten zullen gedragen worden. Dat zullen we in gezamenlijkheid moeten doen.

Ik dank ook de Nederlandse politiek, om het zo maar in de breedte te zeggen. Ik heb het gevoel gehad dat iedereen over de volle breedte erachter stond, dus ik heb geen onvertogen woord gehoord vanuit het parlement, in de trant van: dat zou je niet moeten doen. Ik geloof dat onze Minister-President de woorden gebruikte dat we niet kneiterig moeten doen. Ik denk dat die woorden uitstralen wat we als Nederlandse politiek nu doen.

Een volgend punt betreft de fases. We zitten nu in de noodhulpfase. De heer Van Ojik, die op dit terrein natuurlijk een achtergrond heeft, hintte er al op, maar in de eerste week dat het gebeurde heb ik contact gehad met mijn collega van BuHa-OS en met de Minister van Buitenlandse Zaken, die een vergelijkbare ervaring in Mali heeft. Beiden wezen erop: pas op, want de noodhulpfase gaat vrij snel en vrij ongemerkt over in de wederopbouwfase. Eigenlijk gebeurt dat bijna onmiddellijk, want als je de waterleiding weer aansluit, ben je eigenlijk bezig met de wederopbouw. Dan is de vraag: hoe ga je dat doen? Vooralsnog zitten we in de noodhulpstand, maar dat kan niet lang duren. Vandaar dat we nu onder grote druk bezig zijn – ik kom er straks op terug hoe we dat gaan doen – om de wederopbouwfase in te richten. Dat kunnen we niet over een halfjaar doen; dat moeten we nu doen, omdat dat acuut is.

Laten we dan toch maar naar de wederopbouw gaan kijken. Om verschillende redenen is dat niet het op een lijstje afvinken van dingetjes die we moeten doen, in de trant van: er moet daar een muur terug en er moet daar een dak op en dan is het wederopgebouwd. Om te beginnen is de vraag of je hetzelfde moet willen terugbouwen wat er stond. Het antwoord ligt eigenlijk al in de vraag besloten; dat is «nee». Ik wil nu niet in een analyse vervallen, want daar is het te vroeg voor, maar de schade op Sint-Maarten was wel groter dan op Saba en Statia. Die waren ook minder hard geraakt door de orkaan – dat is natuurlijk een deel van de verklaring – maar mijn indruk is dat men op Saba en Statia aanmerkelijk verder was dan op Sint-Maarten, bijvoorbeeld in het onder de grond leggen van de elektriciteitsleidingen. Op Sint-Maarten gold dat wel voor het begin van de leiding, maar kwam de leiding als die de buurt in ging weer boven de grond. Dan is alles met één orkaan natuurlijk weg. Dat is zomaar een voorbeeldje. Als je gaat herbouwen, moet je er dus aan denken om orkaanbestendig te bouwen. Toen ik daar was, heb ik met de mensen daar gesproken. Er is ook nog wel een dilemmaatje. Je kunt alles wel van heel zwaar beton maken, maar het is ook een aardbevingsgebied. Je zult er dus ook iets aan moeten doen dat het niet al te zwaar wordt, waardoor mensen het bij een aardbeving op hun hoofd krijgen. Dat is niet mijn vak, maar de technici zullen dat ook in het achterhoofd moeten houden. Zwaarder is niet altijd beter; het moet ook nog aardbevingsbestendig zijn. Dat hebben we nu weer gezien in Mexico, dat niet zo ver weg ligt. De duurzaamheid van wat gebouwd is, is dus belangrijk.

De vraag is: wat ga je überhaupt vervangen en waar ga je het beter maken dan het was, nu die kans zich voordoet? Maar dit is ook een buitengewoon gevoelige fase – laten we dat gewoon benoemen – vanuit het oogpunt van een correcte overheid en integriteit. Juist zo'n snelle bouwfase, waarin voor honderden miljoenen door een land worden gepompt, is natuurlijk een fase waarin voortdurend vragen aan de orde komen als: aan wie wordt een opdracht gegund, hoe gaan we het doen, wat zijn de kosten? Er hoeft maar de minste of geringste indruk te ontstaan dat het niet zuiver gebeurt en dan valt de solidariteit die we op dit moment gelukkig zo breed hebben in het Koninkrijk, natuurlijk snel de andere kant op. Dat moeten we niet laten gebeuren. Het is dus van groot belang voor de burgers van Sint-Maarten dat we dit zo inrichten dat we weten dat al het geld op de goede plek terechtkomt en dat alle beslissingen zuiver genomen worden.

Eigenlijk vroegen alle leden hoe we dit gaan inrichten. Ik mik er nu op dat we ons in de ministerraad van volgende week vrijdag met het Nederlandse kabinet hierover kunnen buigen, opdat we kort daarna, zo kort mogelijk daarna, in een Rijksministerraad zullen kijken of we daar op Koninkrijksniveau een besluit over kunnen nemen. Nu neig ik ernaar – maar nogmaals, het is nu allemaal nog met potlood opgeschreven – om de voorkeur te geven aan het verankeren van zo'n hulpprogramma of, als u het zo wilt noemen, een hulpfonds op Koninkrijksniveau. Dan is zichtbaar dat we daar met alle landen in het Koninkrijk voor staan, inclusief Curaçao en Aruba, die zich overigens vanaf het eerste moment van hun beste kant hebben laten zien, en dat we dit van het landsniveau tillen naar het Koninkrijksniveau. Dat vraagt nog wel wat inrichting, want er is tegelijkertijd natuurlijk een regering in het land en die moet het land regeren. De vraag wordt dus heel precies: hoe gaan we dat nu inrichten op het grensvlak tussen die twee verantwoordelijkheden, zodat het fonds de eindverantwoordelijkheid kan hebben voor het verlenen van kredieten, het nemen van besluiten, wellicht het geven van opdrachten en het bestemmen van gelden en de regering tegelijkertijd de statutaire taak in het land kan vervullen?

Ik denk overigens dat het goed is dat de regering daar de regeringstaken blijft doen; volgens mij vroeg de heer Bosman daarnaar. Ik stond met de Minister van Onderwijs in een school waar alles uit was. Ik vroeg haar wanneer volgens haar weer les kan worden gegeven. Toen zei zij: «Als er water en elektra zijn, moeten we het hier maar weer hervatten. Dus ik denk een week of twee.» Dat leek mij verstandig, maar ik dacht op dat moment wel dat het goed is dat dat besluit niet in Nederland of op Koninkrijksniveau wordt genomen en dat de Minister van Onderwijs van het land Sint-Maarten verantwoordelijk is voor dat soort beslissingen. Mijn eerste reactie was dus dat dit vooral zo moet blijven. Maar ik teken daar dus bij aan dat we, als we op Koninkrijksniveau een hulpfonds gaan inrichten, moeten kijken hoe die twee aspecten zich tot elkaar verhouden.

De heer Bosman (VVD):

Ik sla hier even op aan. Natuurlijk zullen er ministeries zijn waar de uitvoering loopt, maar over het algemeen zie ik, kijkend naar Sint-Maarten, bij besturen geen leiding. Ik hoop dat de Minister mij ervan kan overtuigen dat dat anders is, maar ik zie daar geen actieprogramma van de lokale overheid om dingen aan te pakken en in gang te zetten. Het is nu al een tijdje geleden. Ik hoor graag van de Ministers dat die programma's er wel zijn en dat de lokale overheid zich volledig inzet om dat allemaal te regelen. Als dat niet zo is, maak ik mij nog steeds zorgen over het lokale bestuur en over de daadkracht. Dat doe ik ook met alle reden. Ik heb er alle begrip voor dat mensen enorm geraakt zijn, maar we moeten dat bestuur wel zo snel mogelijk in staat stellen om ten volle actie te ondernemen. Of we moeten constateren dat dat bestuur dat niet kan en dan moeten we zelf iets gaan doen.

Minister Plasterk:

Ik zou er iets naast willen leggen. We kunnen nu wel zeggen dat we de regering van Sint-Maarten uitnodigen om een wederopbouwprogramma te maken, maar dat zou juist de kant opgaan waarover ik aarzelingen heb: de regering van Sint-Maarten gaat wederopbouwen en het Koninkrijk betaalt de rekening daarvan. Ik zou liever hebben dat we in samenspraak met de regering van Sint-Maarten op Koninkrijksniveau een arrangement maken om die wederopbouw te organiseren. Dat zou op dit moment, in potlood, dus mijn voorkeur hebben.

De heer Bosman (VVD):

Daarover zijn wij het eens, maar met wie praten we? Wie is de bestuurder die de daadkracht heeft om daadwerkelijk te zeggen: ik overleg met Nederland om de slimme programma's van de grond te krijgen? Wie is dat? Wie gaat dat regelen? Als de Minister mij die bestuurder kan noemen, ben ik daar heel blij mee.

Minister Plasterk:

Ik denk dat we een institutie moeten organiseren, of je dat nou «hoge commissaris voor de wederopbouw van Sint-Maarten» of hoe dan ook noemt, die dat fonds beheert, die de verantwoordelijkheid heeft, niet alleen voor het geld in het fonds maar ook voor de daarmee samenhangende beslissingen, en die dat natuurlijk doet in of na samenspraak – daar moeten de juristen maar een fijne tekst voor verzinnen – met de regering van het land Sint-Maarten.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik voel me hier een beetje ongemakkelijk bij, omdat het weer gaat over Sint-Maarten en Nederland, terwijl ik denk: we hebben die consensusrijkswet en daar liggen kansen om een groep in te richten waarmee je wel krachtig kan sturen en met z'n allen daarvoor verantwoordelijk bent. Ik weet niet in hoeverre die groep politiek of apolitiek moet zijn. Ik denk dat je dat in het systeem kan bekijken, maar je kan aanhaken bij het initiatief van Minister Koenders. Daar zou ik graag wat meer over horen: wat is de voortgang met zijn initiatief?

Minister Plasterk:

Ik kom straks op de samenstelling van de ministeriële commissie, maar Buitenlandse Zaken maakt daar zeker deel van uit. We zullen het arrangement dus inderdaad zo moeten maken dat ook dat aspect daar volledig in terugkomt. Op dit moment is het te vroeg. Ik kan nog geen details geven over hoe we dit gaan inrichten.

Een ander aspect dat werd aangeroerd, is de steun van Europa. Het signaal dat ik vanuit Europa krijg, is dat Europa natuurlijk het liefst zou hebben dat er voor de twee delen, dus voor het Franse deel en het Nederlandse deel, één wederopbouwprogramma komt. Dat begrijp ik. Mocht het niet één programma worden, dan zou ik mij kunnen voorstellen dat het in ieder geval behulpzaam is als het op vergelijkbare wijze wordt georganiseerd als aan de Franse kant. De Franse kant is een deel van het land Frankrijk; dat is natuurlijk sowieso al anders georganiseerd dan aan de Nederlandse kant, maar dat zou een extra argument kunnen zijn om naar vergelijkbare inrichtingen te zoeken. We zullen dus moeten proberen om dat op een verstandige manier in elkaar te passen.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb nog een aanvullende vraag, want ik heb van een hoogleraar begrepen dat die consensusrijkswetten op zich de verplichting met zich meebrengen dat we – eilanden en Nederland – elkaar binnen het Koninkrijk helpen. Het lijkt mij evident dat we daarin misschien een kans kunnen zien, maar als zich in de toekomst geschillen zouden voordoen, hoe zou je die geschillen dan met elkaar kunnen regelen?

Minister Plasterk:

Het gaat over de artikelen 36 en 12b van het Statuut. Artikel 36 luidt: «De landen verlenen elkander hulp en bijstand.» Daar hebben we de consensusrijkswet dus niet eens voor nodig, want dat staat gewoon in het Statuut, zeg maar de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden. Over geschillen staat in artikel 12b dat er een geschillenregeling moet komen. Dat is er destijds op het laatst in geamendeerd. Die geschillenregeling is er nog niet, omdat er elke keer een geschil ontstaat over de inrichting van de geschillenregeling. Er is geen geschilleninstelling om dat geschil te beslechten. In die vicieuze cirkel draaien we volgens mij al een kleine tien jaar. Op initiatief van de Kamer is door mij overigens een voorstel gedaan voor de inrichting van de geschillenregeling zoals ik die wenselijk acht, met de kanttekening dat dat misschien anders is dan wat de andere landen willen. Dat zullen we te zijner tijd aan de orde kunnen krijgen bij de behandeling in de Tweede Kamer, waarbij ook leden van de Staten van de andere landen aanwezig zullen zijn. In principe ligt er nu dus wel een voorzet voor een dergelijke regeling. Daar gaan wij nu op korte termijn niets aan hebben, maar wat artikel 36 van het Statuut stelt, voeren we nu eigenlijk al uit: wij staan elkander bij. Dat zullen we ook blijven doen.

De heer Öztürk (DENK):

Begrijp ik het goed dat de heer Bosman van de VVD zegt dat het bestuur in Sint-Maarten het niet aankan en dat wij moeten ingrijpen? De vraag is ...

De voorzitter:

In dit deel interrumperen we de Minister. We gaan hier nu niet met elkaar in debat. Ik kreeg de indruk dat u de heer Bosman nu een vraag wilde stellen.

De heer Öztürk (DENK):

Ik was net de bocht aan het maken naar de Minister.

De voorzitter:

Maakt u die dan snel. DENK gaat nu snel door de bocht!

De heer Öztürk (DENK):

Ik merk bij de VVD de houding dat we moeten ingrijpen en dat we het bestuur min of meer moeten overnemen. Mijn vraag aan de Minister is: kan dat wel? We zitten toch niet meer in de VOC-tijd of in de koloniale tijd? We kunnen toch niet zomaar ingrijpen? Kan dat wel, met de afspraken die we hebben gemaakt?

De voorzitter:

Ik geef de heer Bosman even de gelegenheid om hierop te reageren, want er worden hem woorden in de mond gelegd.

De heer Bosman (VVD):

Het is wel handig als je het Statuut een beetje kent en als je artikel 43 over de waarborging van goed bestuur kent. Mochten er op dat punt zorgen zijn, dan is er artikel 43, lid 2, waarin staat dat het Koninkrijk de waarborging doet van het goede bestuur. Mijn vraag gaat over de relatie daartussen. Er is heel duidelijk absoluut geen probleem met een VOC-mentaliteit. Nee, dit is gewoon conform het Statuut.

De voorzitter:

Goed. Mijnheer Öztürk, ik vat uw vraag samen als: kan datgene wat de heer Bosman vroeg? Dat wilt u eigenlijk weten.

Minister Plasterk:

Ik brand mijn handen niet aan de duiding van de heer Öztürk. We houden ons aan het Statuut. Een onderdeel daarvan is dat de landen elkander bijstaan, maar het gaat niet zo zijn dat we zeggen: laat de regering van Sint-Maarten dat land maar herbouwen en we krijgen de rekening wel. Dat is niet de inrichting zoals we die voor ogen hebben. Zoals ik al zei: dat bouwproces is op zich al buitengewoon gevoelig. Je moet zeker weten dat daar met voldoende afstand en met voldoende checks-and-balances naar gekeken wordt. Dat is altijd zo. Dat zou ook op Terschelling een probleem zijn als je zou zeggen: hier heb je een hoop geld – ik ga geen bedragen noemen – en bekijk het verder maar. Zo gaan we het dus niet inrichten. We zullen daar dus een vorm voor moeten zoeken. Daar zijn we nu mee bezig, interdepartementaal maar ook in afstemming met de diverse andere partners, bijvoorbeeld ook internationaal.

De voorzitter:

We gaan nog even kijken of de heer Öztürk hier een tweede vraag aan toe wil voegen.

De heer Öztürk (DENK):

Ik begrijp uit de antwoorden van de Minister dat hij, als in Maastricht of in Roermond iets zou zijn gebeurd, dezelfde houding zou innemen als de houding die hij nu inneemt ten opzichte van Sint-Maarten. Het is dus niet een bijzondere, andere houding dan ten opzichte van een gemeente in Nederland. Dat is dus de houding die de Minister op dit moment ten opzichte van Sint-Maarten wil innemen.

Minister Plasterk:

Er zitten twee kanten aan die vraag. Het aspect dat wij schouder aan schouder staan om hulp te verlenen en bij te staan, geldt binnen het Koninkrijk inderdaad voor eenieder, of je nou in Maastricht woont, op Saba, op Statia of op Sint-Maarten. De andere kant daaraan is dat er ten opzichte van Maastricht wel een verschillende verhouding is dan ten opzichte van Sint-Maarten, omdat Sint-Maarten een ander land is, met een eigen regering en een eigen parlement. Dat is precies ook de reden waarom er een verschil is tussen het Franse deel van het eiland en het Nederlandse deel van het eiland en dat is ook de reden waarom ik nog even terughoudend ben met precies zeggen hoe we de wederopbouw gaan inrichten. Ik ga straks nog in op het feit dat er ten opzichte van Saba en Statia natuurlijk een andere constitutionele situatie is.

De voorzitter:

Ik begreep dat de heer Van Ojik ook wil interrumperen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Nee, hoor.

De voorzitter:

Dat heb ik dan verkeerd begrepen. Dan kom ik bij de heer Voordewind, die volgens mij nog wel iets wil zeggen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Nog even over die wederopbouw. Ik weet nog dat, toen Haïti getroffen was door die vreselijke aardbeving – ik ben daar toen zelf geweest – met name de Wereldbank een belangrijke rol in de wederopbouw heeft gespeeld. Ik heb begrepen dat Minister Koenders de VN probeert te mobiliseren. Het is prima als daar fondsen van komen, maar de Wereldbank heeft grote capaciteiten om juist in deze situatie een leidende rol te kunnen spelen. Ziet de Minister zo'n rol voor de Wereldbank weggelegd?

Minister Plasterk:

Het antwoord is bevestigend. Als ik de Wereldbank niet genoemd heb – ik heb die volgens mij inderdaad niet genoemd; ik heb de Verenigde Naties en de EU wel genoemd – is het goed dat die wordt toegevoegd. Ik zeg daar wel bij dat mijn gedachte tot dusver is dat de Wereldbank het voortouw neemt en een leidende rol speelt in het geval van landen en statelijke eenheden die het zelf niet kunnen oppakken. Dat is natuurlijk wel een verschil met het Koninkrijk der Nederlanden, want het is een beetje raar als wij als Nederland de Wereldbank in een ander deel van het Koninkrijk in positie zouden brengen en zouden zeggen: zoekt u het maar uit en we horen het wel. Ik denk dus dat we moeten zoeken naar een arrangement waarin we optimaal profiteren van de kennis die de Wereldbank en andere internationale organisaties hebben, zonder als Koninkrijk naar achteren te stappen, want we zijn met onze 18,4 miljoen inwoners natuurlijk wel in staat om daar een hoop te doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het ging mij met name om de kennis en kunde van de Wereldbank, die je hier heel goed bij zou kunnen gebruiken, maar als het financiële beheer het daar op dit moment nog niet toelaat om geld rechtstreeks in het bestuur te pompen, zou het natuurlijk ook mogelijk kunnen zijn dat de Wereldbank daar een bemiddelende rol in speelt. Dat leg ik de Minister ook even voor.

Minister Plasterk:

Ja, dat is genoteerd. Dat stond mijn mensen overigens ook al voor ogen, maar dat is een goed punt.

Dat brengt mij bij Saba en Statia. Daar ben ik ook geweest. Ook daar zijn mensen die het dak van hun huis kwijt zijn en ook daar zijn verwoestingen. Dat is buitengewoon afschuwelijk, maar het is wel een andere orde van grootte. Het verlies van controle is daar ook veel minder. Er is daar schade, maar die is overzichtelijk. Op Saba gaat het om een aantal huizen. Volgens mij zijn op Sint-Eustatius in totaal 100 huizen beschadigd, in verschillende gradaties. Dat is buitengewoon ernstig, maar dat is in beeld te krijgen. De statelijke verhoudingen zijn natuurlijk ook anders, want daar kunnen we gewoon met de diverse ministeries doen wat we ook in Maastricht zouden doen, namelijk vanuit I en M verantwoordelijkheid nemen voor de infrastructuur, vanuit EZ verantwoordelijkheid nemen voor de telecommunicatie et cetera, ook vanuit andere departementen. Saba en Statia worden wat dat betreft dus zeker niet vergeten en ze zijn ook een onderdeel van het herstelprogramma.

Voordat ik aan de individuele vragen toekom, maak ik nog een paar algemene opmerkingen. Er werden wat vragen gesteld over de lessen die we trekken uit eerdere orkanen en misschien ook uit deze orkaan. Ik heb dat tot dusver nog even geparkeerd. Er moet natuurlijk een moment komen dat we lessen gaan trekken, maar we zitten nu nog heel erg in de noodhulpstand en schakelen langzaam over naar een begin van wederopbouw. Natuurlijk zal er een moment moeten komen, maar ik wil daar niet op vooruitlopen, want ik ben ook nog eens een demissionaire Minister. Ik ben vol aan de bak, maar juist op dit punt zeg ik dat er even bij. Te zijner tijd zal er iets moeten worden ingericht om te bekijken hoe het is gegaan en of dingen beter voorzien hadden moeten worden. Lessen trekken moet dus te zijner tijd gebeuren.

Dat geldt ook voor conclusies over het verband tussen deze gebeurtenis en het klimaat. Ik ben natuurwetenschapper. Op één gebeurtenis baseer je nooit een trend, maar dit is niet de enige gebeurtenis. Ik weet dat. Ik kijk de heer Van Ojik nu aan, die het verband met het klimaat goed legde. Ik blijf daar nu even buiten, maar hij maakte terecht het punt dat dit het gevolg is van een slecht klimaat, maar dat je bij de wederopbouw ook kunt bijdragen aan de verbetering van het klimaat. Point well taken. Ik blijf dus nog even weg van alles evalueren en er verstandige dingen over zeggen, omdat het in deze fase voornamelijk «alle hens aan dek» is.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik kan me voorstellen dat het nu te vroeg is om deze ramp te evalueren, maar mij is van meerdere kanten ter ore gekomen dat het draaiboek van Luis, waarin geleerd was van een dergelijke orkaan, nauwelijks op tafel is geweest. Ik kan me dat niet voorstellen, maar ik zou er graag wat meer over horen.

Minister Plasterk:

Het laatste woord daarover is nog niet gezegd. Dat moet bij gelegenheid maar door onafhankelijke anderen gebeuren. Bij de vorige orkaan, die aanmerkelijk minder ernstig was, zijn meer doden gevallen. Er zijn mensen naar shelters gegaan. Voordien zijn Nederlandse militairen naar Saba, Statia en Sint-Maarten gestuurd. Zij hebben daar bijgedragen aan het brengen van mensen naar shelters, als gevolg waarvan de persoonlijke schade voor mensen, dus aan hun lichaam, beperkter was dan de vorige keer. Ik heb dus de indruk, met mensen sprekend en rondkijkend, dat er over het algemeen wel lessen geleerd zijn, ook op Sint-Maarten. Veel leidingen zijn wel onder de grond aangebracht. Veel nieuwbouw is in de afgelopen jaren hurricane-proof gebeurd, alleen is niet alles wat er al stond, hurricane-proof gemaakt, om maar eens wat te noemen. Het zou natuurlijk beter zijn geweest als dat wel was gebeurd. In die termen kun je ernaar kijken, maar het is nu niet het moment om ook de zonnige kant te belichten. Het blijft een heel grote ramp, maar er zijn dingen goed gedaan door mensen, ook van tevoren al. Op een ander moment zal het laatste woord hierover moeten worden gezegd.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Plasterk:

Over Europa heb ik eigenlijk al gesproken. Ik vond het mooi om te zien dat ook vanuit het Europees Parlement al in een vroeg stadium werd gezegd dat het eigenlijk niet uit te leggen is aan de mensen daar dat het Franse deel van de eilanden anders wordt behandeld dan het Nederlandse deel. Dat is ook vanuit de Nederlandse regering zeer ondersteund. Dat lijkt mij alleszins redelijk, dus we zullen dat ook blijven doen. In goed gesprek met Europa zullen we bekijken hoe we de wederopbouw zo kunnen inrichten dat Europa er een significante bijdrage aan kan leveren. Daar mikken we zeker op. Dit is wat ik in algemene zin wilde zeggen over Sint-Maarten, voordat ik toekom aan de beantwoording per spreker.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voordat de Minister de verschillende bijdrages langsloopt, zeg ik het volgende. Ik heb goed naar hem geluisterd. Ik snap heel goed dat hij zegt dat hij nog bezig is te bekijken hoe hij het precies wil organiseren; ik vat het even in mijn eigen woorden samen. Tegelijkertijd geldt: hoe meer diversiteit of versnippering er nu ontstaat in de verschillende initiatieven, des te moeilijker het straks wordt om alsnog stroomlijning tot stand te brengen. Er is dus iets van een tijdsklem. Het is misschien makkelijker gevraagd dan beantwoord, maar ik ben benieuwd hoe de Minister denkt te voorkomen dat hij straks met een heel versnipperde structuur zit. We hebben net al die fondsen, instellingen en budgetlijnen genoemd. Een van de dingen die we weten van al die andere natuurrampen is dat het daar vaak misgaat.

Minister Plasterk:

Ik ben me daar zeer van bewust. Dat bepaalt elke dag, van dag tot dag mijn handelen. Om een voorbeeld van gisteren te noemen: bij het voorbereiden van een maatregel die we zouden kunnen nemen op rijksministerraadniveau, die ik het liefste aanstaande vrijdag in de rijksministerraad had gehad, zeiden juristen tegen mij dat er toch meer afstemming en overleg nodig was voordat we het op alle details goed kunnen inrichten. Dat begrijp ik dan, maar ik heb wel gezegd dat we er dan in ieder geval op moeten mikken dat er bij het Nederlandse kabinet volgende week vrijdag een beslisnotitie voorligt, zodat Nederland alvast zo veel mogelijk sturing geeft aan wat we nu aan het doen zijn en dat ook kan delen. Ik richt alles er dus voortdurend op om zo veel mogelijk vaart te maken. We denken dan niet aan maanden, maar inderdaad aan weken, maximaal. Het Rode Kruis is een organisatie die gewend is om in de meeste chaotische situaties de noodhulp op de goede plek te krijgen, maar als andere internationale organisaties zich met herbouw en wederopbouw bezig gaan houden, komen voordat je het weet mensen elkaar tegen. Ik hoop dat we de solidariteit die nu breed wordt gevoeld in het Koninkrijk, op Aruba en Curaçao maar zeker ook in Nederland, kunnen behouden. Ik ben me er zeer van bewust dat die snel beschadigd zou kunnen worden als er berichten komen over organisaties die langs elkaar heen werken of elkaar tegenwerken. Vandaar dat ik het er helemaal mee eens ben dat er op korte termijn een helder kader moet komen waarbinnen het allemaal moet gebeuren.

De voorzitter:

Mijnheer Van Ojik nog?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Misschien nog even heel precies. Er is al een aantal structuren aangekondigd: de programmaorganisatie wederopbouw, de ministeriële commissie wederopbouw en het coördinatiecentrum op Curaçao samen met de Britten, de Fransen en de andere eilanden. Dat zijn dingen die naar ik heb begrepen, al besloten zijn. Die komen er dus in ieder geval. Of zegt de Minister nu dat dit volgende week vrijdag allemaal in samenhang wordt bekeken tijdens de ministerraad, waarna een aantal knopen wordt doorgehakt?

Minister Plasterk:

Er moet nu geen verkeerd beeld ontstaan. Het kabinet is een paar keer in crisissetting bijeengeweest in de situation room, zoals die in The West Wing heet, met van die grote schermen en geüniformeerde mensen rond de tafel.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat klinkt in ieder geval goed!

Minister Plasterk:

In die setting zijn we een aantal malen bijeengeweest onder voorzitterschap van de Minister-President. We hebben na twee weken besloten dat we er nu een andere vorm voor kiezen. We maken er een ministeriële commissie van, zoals die er ook was voor de MH17. Er zijn ook vaste ministeriële commissies. In principe komt deze commissie op dinsdagochtend bijeen. De heer Öztürk vroeg naar de samenstelling ervan. Regulier zitten daarin: Defensie, I en M, BZ, BZK, V en J en Algemene Zaken. De commissie wordt voorgezeten door de Minister-President. Daarnaast staat er een standing invitation voor bijvoorbeeld de Minister van VWS, want aspecten van volksgezondheid zullen zeker een rol gaan spelen, voor de Minister van OCW en voor andere departementen die willen aanschuiven. Ze kunnen dat sowieso altijd uit zichzelf doen, maar kunnen ook worden uitgenodigd. Dit is in feite een verbijzondering van het Nederlandse kabinet. Het is dus geen nieuwe structuur, maar gewoon een ondercommissie van het kabinet. Als de dingen die ik zeg voorbespreking vergen, doe ik dat daar. Het is gewoon een manier waarop we als kabinet ons standpunt organiseren.

Het coördinatiecentrum op Curaçao heeft inderdaad een internationaal karakter, omdat buiten het Koninkrijk veel andere eilanden in de regio door vergelijkbare rampen zijn geraakt. Het is dus heel rationeel om dat daar te doen. Ik was zelf in het meteorologisch centrum op Curaçao. Dat had al een internationale rol, die nu is uitgebreid doordat de internationale erkenning nog is toegenomen. Dat betekent dat men inderdaad met vroege waarschuwingen kan werken en de orkanen kan zien aankomen. U hebt de plaatjes in de media allemaal gezien. Die komen voor een groot deel daar vandaan. Het is zeer waardevol om de kracht, de richting, de route en het tempo te kunnen inschatten. Dat middel was er 40 jaar geleden natuurlijk nog niet. Ik was onder de indruk van wat men daar allemaal doet op dit punt. Wat betreft de organisatie van de wederopbouw ...

De voorzitter:

Gaat u nu verder met uw betoog of is dit nog in reactie op de heer Van Ojik?

Minister Plasterk:

Nee, nog even het laatste op dit punt. Ik denk dat daar het leeuwendeel zit van wat we nu moeten organiseren. Het bruto nationaal product van Sint-Maarten ligt in de orde van grootte van 200 miljoen. De schade zal groter zijn dan dat. Als er wordt bijgedragen aan de wederopbouw, kun je dat voor een deel doen in de vorm van een garantstelling of een lening, maar reëel kan men dat op korte termijn allemaal natuurlijk nooit uit die 200 miljoen terugbetalen. Er moet dus echt groot geld in. Dat komt vanuit het Koninkrijk, waarvan 98% van de bewoners in Nederland woont. Als je naar het bnp kijkt, vormt Nederland een nog groter deel. We zullen het dus op zo'n manier moeten verankeren dat de Tweede Kamer weet dat het geld op een goede manier terechtkomt en er geen verkeerde dingen mee worden gedaan in de samenleving. Dat is even de context waarin ik dit de komende tijd probeer te organiseren.

De voorzitter:

Dat was het antwoord op de interruptie van de heer Van Ojik. Hartelijk dank. Mevrouw Van den Berg heeft ook een interruptie.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

In aanvulling op de vragen van de heer Van Ojik: u heeft al wel iemand aangesteld om het programma samen te stellen. Kunt u nader toelichten wat de taakomschrijving van deze persoon is ...

De voorzitter:

U bedoelt waarschijnlijk de Minister.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Wat zegt u?

De voorzitter:

U vraagt dit waarschijnlijk aan de Minister.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik vraag het aan de Minister. Sorry, voorzitter, mijn excuses. Kan de Minister dit nog wat toelichten? Hetzelfde geldt voor het bericht in de krant over de 260 miljoen. Of is dit ook iets wat pas volgende week vrijdag naar buiten zal komen?

Minister Plasterk:

Op het eerste punt: de heer Leijtens is directeur-generaal en hij is aangesteld als project-dg om het ambtelijk voorportaal te vormen van de ministeriële commissie en op het hoogste niveau binnen het departement de regie te nemen. Alles wat ik hier nu zeg, wordt voorbereid door hem, door de directeur Koninkrijksrelaties, door hun medewerkers maar ook door de ambtelijke leiding op andere departementen. Hij doet dat en hij zal dat ook blijven doen. Ik stel mij voor dat er daarnaast en los daarvan een fonds komt. Dat fonds zal moeten worden aangestuurd. Die aansturing moeten we nog inrichten. Ik denk dat we dat op Koninkrijksniveau zullen moeten verankeren. Dat laat onverlet dat deze project-dg van het Nederlandse Ministerie van BZK de komende periode leiding geeft aan wat we van dag tot dag doen.

De omvang van het fonds en het schadebedrag waarover ik in de krant las, herken ik niet. Ik kan ook geen bron daarvan achterhalen. Laat ik met u delen dat dit nog wel een dilemma oplevert. Vanuit het oogpunt van deugdelijk financieel beheer zou je er graag zo snel mogelijk een bedrag aan willen hangen. Dat is ook de manier waarop we werken in Nederland. Als je iets begroot, wil je er geen open einde aan maken. Aan de andere kant weten we op dit moment natuurlijk nog niet waar we staan, terwijl we toch snel moeten kunnen instemmen. Ik zou me dus kunnen voorstellen dat we kiezen voor een structuur met een tweede beslismoment of met een eerste en tweede tranche, dus dat we daar op een of andere manier een temporisering zoeken.

De voorzitter:

Dan komen we nog even bij de heer Bosman.

De heer Bosman (VVD):

Toch nog even over die ministeriële commissie. Ik hoorde een heel rijtje Ministers voorbijkomen, maar volgens mij mis ik er een. Dat is ofwel een omissie, ofwel is er bewust niet voor gekozen. Het gaat om de gevolmachtigd Minister van Sint-Maarten. Hoort die daar niet bij?

Minister Plasterk:

Dit is een commissie van het Nederlandse kabinet. De ministeriële commissies, de ene na de andere, vinden regulier op de dinsdagochtend plaats. Dit is dus een nieuwe ministeriële commissie, vergelijkbaar met de MH17-commissie, die verantwoordelijk is voor het Nederlandse aandeel in het geheel. Het is niet logisch om daar gevolmachtigde Ministers van andere regeringen in op te nemen. Wat we doen, doen we wel in nauwe samenspraak. Het ligt ook bij de dg om zaken van dag tot dag af te stemmen met het Sint Maartenhuis. Dat doen we. Ik moet zeggen dat het in die allereerste fase bijna andersom was, omdat het contact tussen het Sint Maartenhuis en de regering van Sint-Maarten minimaal was. Het enige contact dat we hadden, liep via de militaire kanalen, via de satelliettelefoons. Het was dus eerder zo dat we andersom moesten bijpraten over de situatie op Sint-Maarten. Dat zal natuurlijk snel veranderen nu de communicatie zich weer herstelt. Ik heb de gevolmachtigd Minister vorige week uitgebreid op bezoek gehad. Ik heb een goed gesprek met haar gehad. Gisteren heb ik haar ook weer gesproken. Die contacten zijn dus goed.

De heer Bosman (VVD):

Is het juridisch of staatsrechtelijk niet mogelijk, of is het ongewenst? Volgens mij gaat het over Sint-Maarten. Dat zijn de directe lijnen met elkaar. Misschien gebeurt het niet iedere keer, maar ik kan me voorstellen dat nu en dan op uitnodiging het gesprek wordt gevoerd.

Minister Plasterk:

De ministeriële commissie is een onderraad van de ministerraad met alleen Nederlandse Ministers, die vergezeld zijn van hooguit één ambtenaar. Dat is dus de samenstelling van die commissie. Je kunt ook in theorie een onderraad van de rijksministerraad organiseren, maar die raad is nog nooit bijeen geweest.

De heer Bosman (VVD):

Dat klinkt als een goed plan.

Minister Plasterk:

Ja, maar we willen niet te veel gremia organiseren. Laat ik die suggestie meenemen. We zoeken dus naar een goede manier om de communicatie steeds volledig in positie te houden.

De voorzitter:

Zet u uw beantwoording voort.

Minister Plasterk:

Het is ingewikkeld. De meeste vragen gaan weliswaar over Sint-Maarten, maar er zijn ook een paar andere punten aangeroerd. Ik zal die vragen eerst beantwoorden en denk dat dit kort kan.

Mevrouw Van den Berg stelde vragen over IPKO. Ik vraag haar of zij het goed vindt dat ik die schriftelijk beantwoord, want die betreffen deels andere departementen. Ik moet de gegevens erop naslaan en kan er dan voor zorgen dat de beantwoording er is, bijvoorbeeld voordat de begroting Koninkrijksrelaties in de Kamer wordt behandeld.

De voorzitter:

Dat is akkoord. Dat gaan we zo doen.

Minister Plasterk:

Ik meen dat twee leden vragen hebben gesteld over de situatie van de Rijksvertegenwoordiger. Anders dan net hebben we het dan over Caribisch Nederland. Voordat de zittende Rijksvertegenwoordiger in beeld kwam, is op basis van ervaringen al geconcludeerd dat de zittingsduur van zes jaar in de WolBES onwenselijk lang is. Ik heb toen een brief aan de Tweede Kamer gestuurd die ik onlangs heb herlezen. In die brief staat dat dit betekent dat we voor de aanstelling van de nieuwe Rijksvertegenwoordiger de wet moeten veranderen, of dat we anderszins vorm moeten geven aan de gedachte dat betrokkene gedurende drie jaar zijn werk zal moeten doen.

Vervolgens hebben we in het profiel opgenomen dat het praten over de zittingsduur onderdeel van het sollicitatiegesprek zou worden. Dat is gebeurd en met betrokkene is toen afgesproken dat we na drie jaar opnieuw naar de zittingsduur zouden kijken. De Rijksvertegenwoordiger is conform de wet wel voor een periode van zes jaar aangesteld. Secretaris-generaal Van Zwol heeft, ongeveer een half jaar voordat die drie jaar voorbij waren – op 1 september jl. waren die drie jaar voorbij – een paar gesprekken gevoerd met het oog op die driejaarstermijn. En onlangs is er weer een gesprek gevoerd. De inhoud van die gesprekken beschouw ik als personeelsvertrouwelijk, dus die laat ik voor wat die is. Maar die gesprekken hebben tot de conclusie geleid – ik heb die naar buiten gecommuniceerd – dat de zittingsduur van drie jaar eigenlijk afgelopen zou zijn maar dat we midden in de kabinetsformatie zitten en dat mijn opvolgeer een nieuw profiel moet kunnen opstellen. Ik denk dat mijn opvolger de WolBES ook niet zo snel veranderd krijgt en dat hij of zij misschien opnieuw moet kijken of hij of zij voor dezelfde constructie kiest, of dat mijn opvolger dit toch anders wil vastleggen. Dat moet hij of zij dan maar zien. Maar die opvolger zal een profiel Rijksvertegenwoordiger moeten maken en personen moeten werven. In die context stel ik het op prijs dat de huidige Rijksvertegenwoordiger bereid is gebleken om tot januari 2018 die functie te vervullen. Dat is dus drie jaar en vier maanden. Daarmee is ongeveer voldaan aan dat wat we ons destijds hadden voorgenomen. Ik zeg nogmaals dat er wat vertraging is vanwege de kabinetsformatie. Ik wist ook niet dat die zo lang zou duren. Dat is wat ik kan zeggen op het punt van de Rijksvertegenwoordiger.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Moet ik dan toch concluderen dat de Rijksvertegenwoordiger conform de wet die toen nog van toepassing was, een zesjarig contract heeft gekregen en dat hem tussentijds werd gevraagd om daar toch een eind aan te maken? Ik vind dat in ieder geval juridisch gezien een aparte situatie, als ik dat zo mag noemen.

Minister Plasterk:

Aan die conclusie zou ik willen toevoegen dat dit in het functieprofiel al besloten lag. Er is gezegd: de WolBES kent nu eenmaal een aanstellingsperiode van zes jaar, maar wij nemen ons voor om al in het sollicitatiegesprek met betrokkene te bespreken dat de opvatting van het kabinet is – deze wordt overigens in de Kamer breed gedeeld – dat die functie redelijkerwijs gedurende drie jaar vervuld zou moeten worden.

Er zouden ook afspraken worden gemaakt om voor afloop van die driejaarperiode daarover met elkaar in gesprek te gaan en dat is gebeurd. Terugkijkend denk ik dat we, toen we dit zo bespraken, dachten dat het advies van de commissie-Spies wellicht zou zijn de hele WolBES op de schop te nemen. Dat is niet gebeurd en ik heb er toen voor gekozen te zeggen dat het een kwestie was van de wet veranderen of dit niet doen. Ik heb dit wel met de Kamer gedeeld en dat profiel was publiek, dus zij wist dat ik de keuze zou maken om niet voor die ene functionaris een wetswijziging in gang te zetten. Dat is de situatie.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik denk niet dat het erom gaat of die informatie naar de Kamer is gegaan, althans vanuit het perspectief van het CDA gaat het daar niet zozeer om. Maar naar de persoon toe vinden wij dat dit arbeidsrechtelijk gezien niet heel erg zorgvuldig is. Ik hoop dan ook echt dat er voor de toekomst een andere procedure en processen afgesproken kunnen worden.

De voorzitter:

Voordat de Minister op deze vraag antwoordt, wijs ik erop dat wij een politiek orgaan zijn en dus niet de afdeling personeelszaken van Nederland. We moeten wat dat betreft altijd enige terughoudendheid betrachten, maar misschien kan de Minister er nog iets over zeggen.

Minister Plasterk:

Daar heb ik weinig aan toe te voegen, anders dan dat dus wel in alle openheid, voordat de personen in beeld kwamen, gecommuniceerd is dat dit voornemen er was.

De voorzitter:

Nu komt de heer Bosman, adjunct van de afdeling personeelszaken.

De heer Bosman (VVD):

Nee, want het staat in de profielschets en het is allemaal gecommuniceerd. Maar de Minister zegt dat hij niet de hele wet gaat aanpassen voor een functionaris, terwijl het wel een heel belangrijke functionaris is. Ik vind het jammer dat we de wet niet een heel klein beetje hebben veranderd, dus dat we de WolBES niet hebben aangepast. De Minister zei zojuist dat het aan zijn ambtsopvolger is. Mijn vraag is wat er al klaarligt op basis waarvan die ambtsopvolger op dag één kan zeggen: boem, ik fiks het!

Minister Plasterk:

Als je dit zou willen en die keuze wordt gemaakt, is het een heel eenvoudige wijziging: je verandert gewoon de termijn in die wet. Het wijzigingsvoorstel moet dan naar de Raad van State, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, maar het is niet heel ingewikkeld. Het zou dus kunnen.

De heer Bosman (VVD):

Er ligt niets klaar?

Minister Plasterk:

Nee, maar deze kan ik zelf nog wel schrijven op een achternamiddag.

De voorzitter:

Wie weet!

Minister Plasterk:

Nee, nee. Dit is geen aanbod.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw beantwoording.

Minister Plasterk:

Er zijn veel punten aangestipt, maar ik probeer snel door mijn notities heen te wandelen en te kijken of er resterende vragen zijn.

Mevrouw Diertens wijst terecht op de rol van UNICEF, met name voor kinderen. We zijn al een hele periode bezig met het verbeteren van de rechten van kinderen. Ik denk dat dit destijds deels mede door UNICEF is ingestoken. Zij heeft daar in ieder geval toen al aandacht voor gevraagd en de Kamer heeft dit gehonoreerd met, als ik mij goed herinner, een motie met 3 miljoen. Dat programma is samen met de landen opgezet, zowel binnen Caribisch Nederland als met de landen ter plekke. Ik heb dus een hoge pet op van de bijdrage van UNICEF en we zullen kijken of we haar op dat specifieke punt een rol kunnen geven bij de wederopbouw. Dit zeg ik toe en we noteren dit.

Wat de samenwerking betreft moeten we het goed doen. Daar hebben we vrij uitgebreid over gesproken. Dit geldt ook voor de samenwerking ten aanzien van Frankrijk. Mijn indruk op afstand was dat het op het niveau van Buitenlandse Zaken altijd wel oké was maar dat er met name in de eerste dagen nogal wat ruis op de lijn zat, mede als gevolg van het gebrek aan communicatie ter plekke. Dit heeft ertoe geleid dat er even onduidelijkheid was over het sluiten van de grenzen et cetera. Ik ben blij dat dit inmiddels is opgehelderd. En iedereen realiseert zich nu dat, als de hele wereld te hulp springt, het natuurlijk wel van belang is te voorkomen dat men aan twee kanten van de grens geen goede samenwerking organiseert.

Over Saba en Sint-Eustatius heb ik gesproken. Ook heb ik gesproken over het leren van lessen. En op het punt van het klimaat heb ik gezegd dat ik mij daar allerlei conclusies bij kan voorstellen, maar dat ik dit nu laat voor wat het is.

Mevrouw Van den Berg heeft het een en ander gezegd over de uitspraken van Minister-President Marlin. Ik doe nu geen duit meer in het zakje.

Over het tijdspad, het noodfonds en de omvang van de schade hebben we met elkaar gesproken.

Ik kom op de commerciële zender daar. Ja, dat was inderdaad een gekke toestand. Het enige massacommunicatiemiddel dat op de een of andere manier in de lucht was, was radio Laser 101. Dat bood de regering wel de gelegenheid om op die commerciële zender boodschappen aan de bevolking te zenden. Ik ben blij dat de eigenaar van die zender dat mogelijk heeft gemaakt. Ik heb begrepen dat inmiddels niet meer alleen die ene radiozender in de lucht is, maar dat er nu een tweede zender is. Veel mensen luisteren naar de radio, dus het is toch wel een machtig hulpmiddel. Van de vertegenwoordiging daar heb ik gehoord dat dit middel ook is gebruikt om mensen op te roepen zich te houden aan de nachtklok, de curfew et cetera. Het is dus ook gebruikt om de mensen te adviseren verstandige dingen te doen, maar duidelijk is dat het geen ideale situatie is voor regeringscommunicatie.

Over de Rijksvertegenwoordiger hebben we met elkaar gesproken en over IPKO heb ik toegezegd dat er voor de begrotingsbehandeling een brief komt.

De heer Öztürk onderschrijft het belang van het Koninkrijk. Hij spreekt met grote empathie over de mensen daar en relateert dit ook aan zijn ervaring met een aardbeving op een ander moment.

Op de vraag over de kosten heb ik in mijn algemene deel antwoord gegeven. Ook de vraag over de samenstelling van de ministeriële commissie heb ik beantwoord.

De heer Van Ojik vroeg naar al die verschillende instanties. Op die vraag heb ik in het algemene deel antwoord gegeven. De vraag staat open hoe we dat gaan financieren. De heer Van Ojik geeft een schot voor de boeg door te zeggen dat hij toch mag hopen dat dit niet van het budget voor Ontwikkelingssamenwerking wordt gedaan. Dat is genoteerd. Ik denk dat alle mensen met enige affiniteit met enig departement dat mogen hopen, maar het geld zal toch ergens vandaan moeten komen. Op enig moment zullen we met z'n allen moeten lappen. Dat is niet anders. Daar komen we echt op terug.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voor alle duidelijkheid, ik vind het prima als we met z'n allen lappen. Ik teken voor precies het laatste wat de Minister zegt: met z'n allen lappen.

De voorzitter:

U bedoelt ook GroenLinks?

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ook GroenLinks. Dat bedoelde ik niet per se, maar er is een groot verschil tussen met z'n allen lappen en hoe het in het verleden vaak is gegaan, ook op het moment van de vorige orkaan op Sint-Maarten. Toen is alleen bekostigd uit de begroting van Ontwikkelingssamenwerking. Dat is het cruciale verschil. Ik teken dus voor de toezegging van deze Minister dat we met z'n allen lappen.

Minister Plasterk:

Nogmaals, wat ik heb gezegd, is genoteerd. Ik denk dat sommigen in vak-P van het parlement mij schuin zullen aankijken als ik te veel toezeggingen ga doen op dat punt, want dit overstijgt mijn demissionaire status.

De voorzitter:

Ik denk dat de heer Voordewind een aanvullende vraag heeft.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat is een ruimhartig gebaar van mijn collega Van Ojik, maar ik betwijfel of dit zo kan. We hebben afspraken over de besteding van ODA-gelden, ontwikkelingssamenwerkingsgelden. Dat geld is voor armoedebestrijding. Dat hebben we internationaal zo gedaan en daar houden we ons netjes aan. Maar hier gaat het niet om een eiland dat onder de criteria van ODA valt. Ik formuleer de vraag van de heer Van Ojik dus iets scherper: mag ik ervan uitgaan dat het budget voor de directe armoedebestrijding uit de begroting van de huidige Minister Ploumen ontzien wordt, aangezien er heel veel is bezuinigd op dat ministerie?

Minister Plasterk:

Ik adviseer de heer Voordewind om dat met zijn nieuwe vrienden uit te zoeken. De vraag is hoe dat uiteindelijk gedekt gaat worden. Dat probleem gaan wij de komende drie weken niet oplossen. Het beantwoorden van die vraag, inclusief het uitsluiten van dekkingen, overstijgt mijn demissionaire status. Ik ben juist blij dat alle collega's van verschillende politieke kleur hebben gezegd, ook collega's uit de oppositiepartijen van nu die binnenkort al dan niet tot de coalitie gaan toetreden, eerst te willen doen wat er moet gebeuren en dat er op een later moment over de rekening zal worden gepraat. Daartoe moet ik mij nu beperken. Ik begrijp het allemaal heel goed, maar dit is de stand.

De voorzitter:

De heer Voordewind probeert het nog een keer.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik begrijp dat het langer gaat duren dan de komende weken, maar de Minister heeft wel aangegeven dat er de komende weken ergens een klap op gegeven gaat worden. Dat betekent dat hij een eerste bedrag gaat bepalen voor die noodhulpfase. Als de Minister aangeeft wat het bedrag moet zijn zonder dat hij daar een dekking voor heeft, komt hij volgens mij weer in de knoop met zijn Minister van Financiën. Ik neem dus aan dat daarover de komende weken toch wel een besluit moet worden genomen en voorzie niet dat, mocht er een regering komen waarvan wij deel uitmaken, dit over twee weken al geregeld is.

Minister Plasterk:

Die twee weken zijn genoteerd, dus ik ga mijn herfstvakantie nu boeken. Ik las in de krant dat de onderhandelaars in het herfstreces zouden uitrusten, maar kennelijk is dat niet het geval. We gaan het allemaal beleven.

Nee, in alle ernst. Ik denk dat het in het kader van de continuïteit naar een nieuwe coalitie uiteindelijk aan de Minister-President is om erop toe te zien dat de plannen die de komende weken worden gemaakt, op steun kunnen rekenen. Dat vertrouw ik hem ook toe. Ik denk dat dit het kanaal is waar dit moet worden afgestemd. Want ik ben het ermee eens: het kan niet zo zijn dat wij in de komende twee weken over de dekking gaan beslissen, terwijl we weten dat er over drie weken of over tweeënhalve week een andere regering aantreedt.

De voorzitter:

Prima. Het lijkt me goed om het daarbij te laten wat dit punt betreft. Gaat u verder.

Minister Plasterk:

Dank voor de steun, voorzitter.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb toch even een punt van orde, voorzitter.

De voorzitter:

Dat mag altijd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De Minister geeft antwoord op een vraag die ik niet heb gesteld. Ik ging er namelijk wel van uit dat de Minister, als hij een bedrag noemt, daar ook een dekking voor moet aangeven. Als ik het programma van de Minister zo beluister, voorzie ik dat hij dat de komende twee weken wel moet gaan doen. Dit gaat niet spelen in de loop van maanden, denk ik, maar in de komende twee weken.

Minister Plasterk:

Daar heb ik antwoord op gegeven. De dekking daarvoor zal moeten worden vastgesteld door het zittende kabinet, met dien verstande dat degenen die wellicht doorstarten in een volgend kabinet zich ervan zullen verzekeren dat er ook in de nieuwe coalitie Kamermeerderheidssteun is voor de aangebrachte dekking. Ik denk dat dat de manier is waarop we het moeten doen.

Dan zijn er nog twee punten van de heer Van Ojik. Hij vroeg aandacht voor de illegalen. Dat lijkt mij een goed punt. Het is waar dat er op Sint-Maarten op dat punt wel twee werkelijkheden zijn, de werkelijkheid van de bevolkingsadministratie en de andere werkelijkheid. Die andere mensen zijn ook mensen. Die hebben ook een leven en die kunnen ook hun huizen kwijt zijn geraakt. Dat is juridisch gezien natuurlijk een andere situatie, maar dat laat onverlet dat we die helder voor ogen zullen moeten hebben. Ik zeg toe dat wij die bij het programma zullen betrekken en niet zullen vergeten.

De heer Van Ojik maakte ook het punt van duurzaamheid. Dat lijkt mij een heel goed punt, om twee redenen. Ten eerste is het na zo'n orkaan natuurlijk wijs om zodanig te herbouwen dat een gebouw het kan hebben als zich opnieuw zo'n orkaan voordoet. In de tweede plaats is het, als je toch gaat nieuwbouwen, natuurlijk een mooie gelegenheid om dat op een verstandige manier te doen. Ik denk dat dat over de hele wereld geldt, in de context van de doelstellingen van Parijs en klimaatbestendig bouwen. De maatvoering daarvan et cetera zal nader moeten worden ingevuld.

Ik dank de heer Bosman voor zijn steun. Ik heb in het algemene deel geantwoord op zijn vragen over de positie van het bestuur. Ik heb dat ook geadstrueerd met het voorbeeld van de Minister van Onderwijs. Ik ben het volledig met hem eens. Ik denk dat hij beaamt wat je ook vorige week bij die schitterende actie van het Rode Kruis hoorde van mensen, namelijk dat het niet aan de strijkstok moet blijven hangen. Het Rode Kruis is typisch een organisatie die dat goed georganiseerd heeft en die daar veel ervaring mee heeft. We zullen ook bij wat wij inrichten ervoor moeten zorgen dat het geld op de goede plek terechtkomt.

Dan had de heer Bosman nog een vraag over Aruba. Ik ga maar gewoon in volgorde door de thema's heen. Op Aruba is de rentelast inderdaad zeer hoog. Dat komt mede door het feit dat men moet lenen op de internationale kapitaalmarkt tegen de rente die er staat voor een klein autonoom land in de Cariben. Die rente ligt in de orde van grootte van 6% à 7%. Het is een beetje een kip-eisituatie, want als men zou kunnen lenen via de lopende inschrijving van Nederland, dan zou de helft van die rentelast verdwijnen. Dan zou men tegen minder dan 1% kunnen lenen, of in ieder geval in die orde van grootte. Maar dat is dan omdat Nederland dat risico naar zich toe haalt. Nederland heeft altijd gezegd: dat kan pas als de schuldquote ook gaat dalen. Er zou dus eerst sprake moeten zijn van een eigenstandige beweging naar beneden van de schuldquote van naar ik meen 80% van het bnp. Die moet eerst wat naar beneden.

Ik had eerlijk gezegd het liefst gezien dat dat in mijn zittingsperiode was gebeurd, want dan waren we net over het hobbeltje heen geweest en hadden we kunnen bijspringen. Dan krijg je een zelfversterkend effect, want als je tegen lage rente laat lenen, dan neemt het positieve saldo natuurlijk toe. Dan kun je aflossen op die schuld en dan nemen de rentelasten verder af. Dat punt is nog niet bereikt. Het CAft (College Aruba financieel toezicht) is uiteindelijk de instantie die we gezamenlijk hebben ingesteld om daarover te adviseren. Ik hoop dat dat punt wel snel bereikt wordt, opdat men kan gaan lenen tegen die lage rente. Daar wordt uiteindelijk iedereen beter van. Dat is hoe we het hebben afgesproken. Ik heb goede hoop dat dat binnenkort ook wordt bereikt. Ik zie wel dat Minister van Financiën Bermudez daar de afgelopen jaren erg zijn best voor heeft gedaan. Maar goed, het feit blijft dat het saldo negatief was en dat daardoor de schuldquote is gestegen. Dat kan ik nu zo niet veranderen.

De heer Bosman (VVD):

De Minister heeft goede hoop dat het binnenkort beter gaat met Aruba. Ik noemde net twee voorbeelden waarbij incidenteel geld naar binnen wordt getrokken. Dat geldt zeker ten aanzien van die raffinaderij. Je moet je maar afvragen of die raffinaderij überhaupt gaat draaien. Daarbij hebben we de kosten van de gasaansluiting nog niet eens benoemd. Het tweede voorbeeld ging over een lening van 439 miljoen florin, waarvan ze 414 miljoen gebruiken voor de aflossing. Er verdwijnt ergens dus nog 25 miljoen. Het financiële beheer is op Aruba dus niet op orde. Ik ben dan ook ontzettend blij dat ze via die rente te maken krijgen met de tucht van de markt. Want het is zo meteen nog veel makkelijker om via de Nederlandse kant te gaan lenen en te zeggen: nou, dan weet ik nog wel meer feest te vieren. Het is gewoon niet op orde. De kern is dus – dat was volgens mij ook de afspraak in het Witte Donderdagakkoord – dat Aruba zijn financiën op orde moet hebben en ervoor moet zorgen dat de inkomsten en de uitgaven in balans zijn en dat het overheidstekort en de staatsschuld lager zijn. Dan pas is er een mogelijkheid om te komen tot Nederlandse renteondersteuning. Het is dus geen antwoord op mijn vraag.

De voorzitter:

De heer Öztürk is een beetje aan het bewegen.

De heer Bosman (VVD):

Ja, ik vind het heel irritant.

De voorzitter:

Mijnheer Öztürk, de heer Bosman heeft het woord. Hij is de Minister aan het interrumperen, en er is geen behoefte ...

De heer Öztürk (DENK):

Maar wat is zijn vraag?

De voorzitter:

Volgens mij gaat de voorzitter daarover. Wilt u de microfoon uitdoen?

De heer Öztürk (DENK):

Ik wil een punt van orde maken. Er wordt hier een land toegesproken op een koloniale manier. Ik wil de vraag horen?

De voorzitter:

En wat is uw punt van orde?

De heer Öztürk (DENK):

Mijn punt van orde is: laten we dit soort gedrag toe? Laten we naar de vraag gaan?

De voorzitter:

U bedoelt uw eigen gedrag? Ik sta het nu even toe, maar uw punt wordt me niet helder.

De heer Öztürk (DENK):

Ik denk dat het heel duidelijk is wat ik heb gevraagd, voorzitter.

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter, ik was heel duidelijk. Meneer Öztürk is kennelijk nog niet helemaal op de hoogte van onze historie met Aruba en de afspraken die we maken met Aruba. Ik heb gesprekken gevoerd met Minister-President Mike Eman, ook in deze commissie, waarbij we gezamenlijk afspraken hebben gemaakt. De Minister-President van Aruba komt die afspraken niet na. Volgens mij heb ik dan het volste recht om in deze commissie openlijk die vraag te stellen. Als de heer Öztürk daar moeite mee heeft, is het misschien handig als hij vaker bij de commissievergaderingen verschijnt en die discussies meemaakt.

De voorzitter:

Mijnheer Bosman, mag ik u ook vragen om u te richten tot de Minister in plaats van tot de heer Öztürk? Die debatten vecht u op een ander moment maar uit. In uw eigen termijn kunt u zeggen wat u wilt, maar niet in een interruptie op de Minister. Heeft u nog een vraag aan de Minister?

De heer Bosman (VVD):

De kern is dat de Minister zegt dat Aruba goedkoper kan gaan lenen als het allemaal goed gaat. Maar is de Minister zich ervan bewust dat ze nog niet op dat punt zijn, en dat het risico dus vele malen groter is dan we nu laten zien?

Minister Plasterk:

We zijn het volgens mij niet oneens over de stand van zaken. Er moet eerst groen licht komen van het CAft, het College Aruba financieel toezicht. Dat moet zeggen: de schuldquote begint nu te dalen, dus dat lijkt een aanleiding te zijn om recht te doen aan de toezegging om de inschrijving op de lopende rekening mogelijk te maken, zodat men niet meer tegen die krankzinnig hoge marktrente hoeft te lenen. Ik wil daar twee dingen over zeggen. Allereerst kun je over die marktrente zeggen: wij juichen de tucht van de markt toe. Maar het gaat natuurlijk om geld dat het Koninkrijk der Nederlanden uiteindelijk netto uitgeeft en dat we niet zouden hoeven uitgeven als we voor de lopende inschrijving voor Nederland konden gaan. Dat doen we niet, en dat vind ik ook terecht. Aruba moet eerst eigenstandig het saldo in de positieve cijfers brengen. Maar ik mag wel hopen dat dat gebeurt, want het is wel zondegeld. Het is geld waarmee men anders buurten zou kunnen opknappen in Aruba en dat nu naar de moneylenders gaat. Over die doelstelling zijn we het dus wel eens, denk ik.

Ik wil daar toch nog een punt aan toevoegen. Een paar jaar geleden ben ik nog weleens gegispt omdat ik een discussie aanging over het instellen van financieel toezicht op Aruba. Maar dat is er nu. Dat is ook breed geaccepteerd. Bij mij laatste bezoek aan Aruba heeft de Minister van Financiën tegen mij gezegd: ik wil eigenlijk wel met u praten over hoe we daar een gevolg aan gaan geven, want ik ben er zeer mee geholpen dat er enige vorm van onafhankelijk financieel toezicht is. Ik denk dat we ook moeten constateren dat alle vier de landen in het Koninkrijk onder financieel toezicht staan. Nederland staat onder toezicht van de EU. Sint-Maarten en Curaçao staan onder toezicht van het Cft (College financieel toezicht) en Aruba nu onder dat van het CAft. Enigerlei vorm van doorstart lijkt me inderdaad verstandig. Dat kan ook de Minister van Financiën helpen om tegen de spending departments te zeggen: hoor eens, we hebben een aantal kaders waar we ons aan moeten houden. Ik denk dus dat het goed is om te constateren dat het inmiddels onbetwist is dat het verstandig is om dat wel te doen.

Ik ga snel door. Ik kom bij de laatste vragensteller, de heer Voordewind. Ik heb gesproken over de kosten en de schatting daarvan. Ik heb ook gesproken over het in ieder geval streven naar het zo veel mogelijk parallel vormgeven van de steun aan het Franse en het Nederlandse deel, al was het maar om het voor de EU mogelijk te maken om in te stappen. Hoe heeft de regering van Sint-Maarten het gedaan? Ik heb al gezegd dat ik nu niet in de evalueerstand sta. Ik moet wel constateren dat mensen naar shelters zijn gegaan, en dat er, hoewel er slachtoffers te betreuren zijn, ook veel mensen zijn geweest die het juiste hebben gedaan en daardoor niet zijn blootgesteld aan het geweld van de orkaan. Ook als je naar andere eilanden en eerdere orkanen kijkt, zijn er dus een hoop dingen goed gegaan.

De heer Voordewind vroeg hoe ik de stelling zou willen duiden dat de mariniers opereren binnen de grenzen van hun mandaat. Ik wil ervoor oppassen om te veel in de communicatie tussen verschillende instanties daar te belanden. In algemene zin is het Nederlandse leger godzijdank wel helemaal geïnstrueerd om te doen waartoe het gerechtigd is, en heeft het dat ook geïnternaliseerd. In een ander land is dat niet het tegengaan van fietsendiefstal of andere schendingen van de openbare orde, maar noodhulp en oorlogshandelingen, als daar een wettelijk kader voor aanwezig is. Ze kunnen wel behulpzaam zijn bij het handhaven van de openbare orde, maar dan moet dat natuurlijk altijd onder aansturing van het lokale gezag gebeuren. Dat zijn dus de grenzen waar deze verklaring op doelt. Nogmaals, die gelden in algemene zin. Dat zeg ik dus zonder op individuele casussen in te gaan.

Komt er een fonds voor niet-verzekerden? Er is geen intentie om dat als zodanig te regelen. We zullen sowieso een fonds moeten opzetten. De grotere vraag is hoe we omgaan met hele situatie ter plekke en wat dat betekent voor de mensen daar. Er zijn heel veel mensen niet verzekerd. In die zin komt alles wat we nu doen ten goede aan de niet-verzekerden. Gisteren is de Karel Doorman afgevaren. Dat is de grootste goodiebag die ooit is gemaakt, vol met vorkheftrucks, vrachtwagens, bussen en weet ik wat allemaal. Dat is allemaal om mensen daar te helpen, en daarbij wordt niet gevraagd of die mensen verzekerd zijn of niet. Het is geen fonds, maar er wordt dus wel van alles voor die mensen gedaan.

Over het Sint Maartenhuis heb ik gesproken. Ik dacht dat ik daarmee alle vragen had gehad.

De voorzitter:

Dan zijn we toe aan de tweede termijn. Ik had eerder begrepen dat er nog behoefte was aan een korte pauze. Dat is niet het geval? Prima. Dan gaan we dat niet doen. Dan wil ik voorstellen dat u maximaal twee minuten spreekt in tweede termijn.

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank aan de Minister. Ik ben heel blij met deze uiteenzettingen. Ik besef ook wel dat niet alle vragen concreet en feitelijk beantwoord kunnen worden. Maar ik zou het wel prettig vinden als we, wellicht over een aantal maanden, nog eens een update kunnen krijgen waarin wellicht al een begin wordt gemaakt met evaluaties, zodat we kunnen bijsturen waar het nog niet goed gaat. In ieder geval heel hartelijk dank voor alle inzet tot nu toe.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Op de eerste plaats wil ik de Minister bedanken voor alle antwoorden, maar ook voor de acties die hij de afgelopen weken heeft ondernomen. Ik maak me nog wel zorgen over de communicatie. Die commerciële zender heeft dat toen opgepakt, maar hebben de autoriteiten ondertussen ook hun eigen communicatiekanalen? Ik heb er alle begrip voor dat heel veel dingen op dit moment nog niet zichtbaar zijn. Maar ik zou graag zien dat de Minister, zoals hij al aangaf, ons informeert wanneer er bijvoorbeeld tijdpaden bekend zijn of wanneer inventarisaties beschikbaar zijn.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Mijnheer Öztürk van DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Ik dank de Minister ook voor zijn antwoorden. Ik denk dat het voor de gemiddelde burger heel moeilijk is om een verzekeringspremie van € 9.000 te betalen. Daar kunnen we misschien iets aan doen met onze eigen verzekeringsorganisaties en pensioenfondsen. Daarnaast hebben wij heel veel woningbouwverenigingen die dure Maserati's of boten kopen. Misschien is het goed als onze woningbouwverenigingen ook daar duurzaam gaan investeren. Misschien moeten we daar wat meer aan trekken en onze pensioenfondsen vragen om daar te investeren. Daardoor kunnen de middelen die wij naar die gebieden moeten sturen, minder worden.

Als laatste punt. De Minister zegt dat hij het gaat overdragen aan het nieuwe kabinet. Ik hoop dat daar een Minister komt die de VOC-mentaliteit achter zich laat. Ik hoop heel eerlijk gezegd niet dat er een VVD-minister komt die met dat vingertje gaat wijzen hoe zij in dat deel van de wereld moeten gaan leven. Ik wil de Minister bedanken dat hij zich daar niet aan schuldig heeft gemaakt.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Meneer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dank u, voorzitter. Ook van mijn kant dank. Aan het begin van zijn betoog zei de Minister dat bestaande verschillen tussen arm en rijk door zo'n ramp vaak worden uitvergroot. Dat is precies waar de zorg van mijn fractie zit. Het gaat om mensen die illegaal zijn, die vaak niet verzekerd zijn. Dat zijn er op Sint-Maarten heel veel op de totale bevolking. Zij verliezen als eersten hun huis, omdat die het slechtste gebouwd zijn, en zij raken ook nog hun baan kwijt, omdat zij bijna allemaal in de toerismesector werken, die nu totaal is stilgevallen. Ik ben blij met de toezegging van de Minister over de plannen die er de komende weken gemaakt gaan worden. Hij sprak over illegalen, maar het kunnen ook mensen zijn die wel legaal zijn maar die in dezelfde omstandigheden zitten. Ik interpreteer zijn antwoord zo dat ook daar zijn zorg ligt. Ik ben blij met de toezegging dat er voor die groep, die heel omvangrijk is op Sint-Maarten, zeg ik nogmaals, extra aandacht is.

Mijn tweede en laatste opmerking gaat over duurzaamheid. Ook daarvoor geldt natuurlijk de tijdsklem. De besluiten die je in de komende weken of misschien maanden neemt, zijn richtinggevend voor heel veel jaren hierna. De Minister sprak ook over de vragen op het gebied van duurzaamheid, klimaatverandering en hoe je het eiland opnieuw gaat inrichten. Ik hoop hierover eerlijk gezegd heel snel wat te horen van de ministerraad, als hierover is gesproken met de Rijksministerraad. Dat is misschien eerder een kwestie van weken dan van maanden. Ik hoop ook de mogelijkheid te hebben om met het kabinet van gedachten te wisselen over de richting waarvoor uiteindelijk wordt gekozen, samen met alle andere betrokkenen.

Dank u.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Mijnheer Bosman.

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik ben nu zeven jaar lid van de commissie Koninkrijksrelaties. Ik doe dat met veel enthousiasme, veel plezier, veel toewijding en ook met heel veel zorg, zowel voor de mensen op de eilanden als hier. Scherp op de inhoud, ja, maar warm op de mens, en dat moet ook. Ik heb heel goede contacten op Aruba, Curaçao, Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Ik heb nu ook heel goed contact op Sint-Maarten. Mensen bellen mij en ik bel hen om te kijken hoe het met ze gaat. Er kan van alles over de VVD gezegd worden, maar we hebben hele goede contacten en we weten wat er speelt en we zijn daar heel zorgvuldig in.

Voorzitter. Ik wil de Minister, maar vooral zijn mensen op het directoraat Koninkrijksrelaties en de ministeriële commissie heel veel succes wensen en heel veel voortgang met de opbouw van Sint-Maarten, samen met de Sint-Maartenaren. Ik hoop dat dit in goed overleg en zo snel mogelijk gebeurt.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u zeer. Mijnheer Voordewind, ten slotte.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Een paar losse vragen waar ik nog antwoord op zoek. Ik begrijp dat de communicatie tussen Frankrijk en het Franse deel goed is gegaan, ondanks de orkaan, maar dat deze uitviel tussen Nederland en Sint-Maarten. Ik heb volgens mij nog geen antwoord gehad waarom die communicatie helemaal uitviel, ondanks dat je die met satelliettelefoonverbindingen natuurlijk prima in stand kunt houden.

De inzet van de mariniers was begrensd. Mag ik uit de woorden van de Minister opmaken dat premier Marlin onze mariniers niet heeft gevraagd om ordehandhavend op te treden en het leeghalen van de winkels tegen te gaan? Is dat waar hij op doelt? Ik hoor graag zijn antwoord op dat punt.

Voorzitter. Met betrekking tot de financiering spreek ik nogmaals de hoop uit dat het niet uit de ODA-middelen wordt betaald maar uit andere middelen, aangezien daarvoor andere doelstellingen zijn.

Ten slotte had ik nog een vraag gesteld over die bouwbedrijven die van hier die kant opgaan. Wordt er ook rekening gehouden met de capaciteit van de lokale mensen en wordt die vooral ingezet? Ik weet dat zij staan te springen om te helpen.

Is de informatievoorziening naar het Sint Maartenshuis hier in Nederland voldoende toegerust?

Dat waren mijn resterende vragen. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Ik kijk even naar de Minister. Hij kan meteen antwoorden. Gaat uw gang.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Mevrouw Diertens vroeg om een update. Laat ik de intentie uitspreken om niet alleen over een paar maanden te updaten, maar voortdurend. Ik probeer dat elke keer meteen te doen als er wat is. Je merkt juist in zo'n chaotische situatie dat er voortdurend verhalen de ronde doen die niet waar zijn. Laat ik er een noemen. De gevangenismuur is ingestort en er zijn gevangenen ontsnapt. Het deel daarvan dat waar was, is dat die muur is ingestort. Het deel ervan dat ook waar was, is dat er aan de Franse kant inderdaad gevangenen zijn ontsnapt. Maar wat niet waar was, is dat er op die plek waar aan de Nederlandse kant de gevangenismuur was ingestort, gevangenen waren ontsnapt. Maar dat beeld vermenigvuldigde zich snel en dan komen er ook foto's van die ingestorte muur. Die foto's klopten ook, maar feitelijk bleek dat er niemand was ontsnapt, want er was onmiddellijk bewaking. Dat is zomaar een voorbeeld. Voor je het weet, komen er allemaal verhalen op gang. Wat wij kunnen doen is het bevestigen, zodra we iets zeker weten, zodat dat ook publiek is. Dat zeg ik toe. Dat laat onverlet dat er natuurlijk inderdaad op enig moment teruggekeken zal moeten worden. Dat zal ongetwijfeld weer discussies oproepen over hoe je dat inricht en wie dat gaat doen, maar dat is iets voor een later tijdstip.

Mevrouw Van den Berg heeft iets gezegd over communicatie en autoriteiten. Misschien kan zij mij even helpen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

De autoriteiten waren afhankelijk van die commerciële zender. Hebben zij intussen hun eigen communicatiemiddelen weer op orde?

Minister Plasterk:

Helemaal op orde is een groot woord, maar er zijn verschillende zenders waarlangs zij nu zenden. Er is kennelijk een website weer in de lucht. Facebook is open, dus er zijn wel wat kanalen. Er is in ieder geval iets.

Wat betreft de tijdspaden zal ik de Kamer informeren zodra ik er meer over weet. Ik denk misschien al volgende week vrijdag en anders daarna.

De heer Öztürk vroeg naar de hoogte van de verzekering. Het verbaasde mij ook om te horen hoe hoog die daar was. Dat is natuurlijk ook wel omdat er elk jaar hurricane season is. Dit jaar was het dramatisch, maar ook in andere jaren vliegen er dingen af en ontstaat er schade. Dat is duurder om te verzekeren omdat er dan meer schade is. Op zich is dat een markt voor verzekeraars. Iemand die een lagere premie rekent, zou een betere klandizie moeten hebben, maar kennelijk reflecteert dat ook het risico dat men daar heeft.

Op het punt wie mijn opvolger is, past mij slechts stilte. Daar blijf ik buiten.

De heer Van Ojik kwam terug op het punt van arm en rijk. Ik zit mij ook voortdurend af te vragen hoe je de armen het beste zou kunnen helpen; juist de groep die moeilijk bereikbaar is, omdat die anoniem en niet-geregistreerd is. Wij zijn allebei geen kapitalisten van politieke origine. Mevrouw Diertens zegt: wij ook niet. Niemand niet, maar het beste is als de economie weer zo snel mogelijk gaat draaien, zodat mensen weer banen krijgen. Dat brengt mij op de communicatie over hoe groot de schade is en hoe lang het gaat duren. Hoe langer de gezichten, hoe beter, waarbij men zegt: nou, dat gaat jaren duren. We weten vaak dat in crisisgebieden – dat is bijna ironisch – een paar maanden later het strand weer wordt opgeschoten en dan komt de zon weer door. Dan worden er op Front Street een paar winkeltjes ingericht en dan komen de boten alweer. Terwijl het herstel nog helemaal niet structureel is, komt dat weer op gang. Ik denk dat het ook dienstbaar is, juist aan de armen daar, als we dat versnellen en niet blijven zeggen dat het land nog jaren op zijn achterste ligt. Volgend voorjaar zou je al kunnen zeggen: als je dat wilt, is het best mooi daar, ook al zijn niet alle voorzieningen zoals zij altijd waren. Die kant zit er ook aan. Dan kunnen mensen gewoon weer aan het werk en dat is toch de beste manier om ze te helpen.

Nog een punt. Ik wil niet al te beschouwend worden, maar we zitten hier nu toch. Over duurzaamheid. Ik merk dat het onderwerp bijvoorbeeld op Aruba in de afgelopen jaren wel degelijk centraal is gesteld, met ledverlichting en noem maar op. Op Curaçao speelt het ook een rol. De economie op Sint-Maarten is heel eigenaardig. Als je er buiten kantooruren bent, is het in Philipsburg doodstil. Die cruiseschepen leggen 's ochtends aan. Dan komen er duizenden mensen, voor een groot deel Amerikaanse toeristen, die de Front Street op stromen. Daar staan hele dure winkeltjes, waar je kunt shoppen. Dat is met een prijsniveau zoals dat in Miami ook is. Zelfs het avondeten doen ze er al bijna niet meer, want dan zitten ze alweer op de boot. Het is een heel eenzijdige economie, die ook niet gericht is op dienstverlening of productie op lange termijn, maar allemaal op het invullen van zo'n bezoek. De state of mind van mensen is ook niet heel erg om daarmee bezig te zijn, maar veel meer op hoe je geld kunt verdienen aan mensen die daar een dagje zijn, en dat is legitiem.

Als er toch een doorstart wordt gemaakt, zou het ook wel goed zijn om hier nog eens wat meer over na te denken, want het is een prachtig eiland en je kunt er veel meer dan alleen maar shoppen op Front Street. Er zijn ook andere manieren om te genieten van de schoonheid van Sint-Maarten, misschien door een langer verblijf, door meer van de natuur te genieten of door andere dingen te doen. Dat kan ook weer behulpzaam zijn bij het duurzaam inrichten van de economie en ook van de gebouwde omgeving. Ik voel me geïnspireerd door de woorden van de heer Van Ojik hierover.

De heer Bosman dank ik voor zijn bijdrage nu en voor alle debatten in de afgelopen jaren. Hij is ook degene die af en toe de zaken op scherp stelt, zoals hij zojuist ook op het punt van Aruba heeft gedaan. Dat moet ook. Ik weet ook dat hij een warm hart heeft voor de Cariben en dat hij dat elke keer weer laat blijken. Dank voor de goede samenwerking.

Ten slotte vroeg de heer Voordewind of de communicatie aan de Franse kant beter was. Het gekke is – daar hebben we het intern ook over gehad – dat de Franse media berichtten dat ze het aan de Nederlandse kant echt goed deden. Het is buurmans gras dat altijd groener is. Aanvankelijk leek het inderdaad alsof zij het daar sneller op orde hadden, maar ik weet eerlijk gezegd niet of dat waar is. Er was ook een commentaar, dat misschien wat cynisch is, dat zij daar al zes doden hadden gerapporteerd en dat wij onze zaken niet op orde hadden. Dat is natuurlijk raar commentaar, want uiteindelijk zijn er minder slachtoffers gevallen aan Nederlandse kant en misschien was dat ook wel omdat het beter op orde was. Dat weet je gewoon niet. Ik wil een beetje van die vergelijking wegblijven.

Over het mandaat voor de mariniers heb ik in algemene zin geantwoord. Als u het goed vindt, zou ik het daarbij willen laten. Er is uitgebreid over gecommuniceerd, van verschillende kanten. Dat is niet allemaal even gelukkig geweest. Er is een punt achter gezet en nu moeten we voor de mensen van Sint-Maarten gewoon allemaal doen wat er moet gebeuren.

De opvatting over de financiering is genoteerd. We hebben dat debat wel gehad, meen ik.

Een goed punt over de bouwbedrijven. Ik denk dat het ook rationeel is, voor de werkgelegenheid van de mensen daar en voor de kosten, om gebruik te maken van de capaciteit die er onder de arbeidende bevolking op Sint-Maarten is. Tegelijkertijd zullen er ook mensen vanuit andere windstreken naartoe gaan om werkzaamheden uit te voeren. Het is een goed punt.

Ten slotte, het Sint Maartenhuis. Ik zeg toe dat we daar gewoon open contacten mee hebben. Ik heb op Prinsjesdag nog met de gevolmachtigde Minister gesproken. Dat zullen we de komende tijd voortzetten.

De voorzitter:

Dank u zeer. Daarmee komen we aan het einde van de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik heb als toezegging genoteerd dat er een schriftelijk antwoord komt op de vragen van mevrouw Van den Berg over het Interparlementair Koninkrijksoverleg, voor de plenaire behandeling van de begroting. Ik heb ook als toezegging genoteerd dat de Kamer met grote regelmaat schriftelijk geïnformeerd wordt over de voortgang en over de wederopbouw.

Er is geen verslag algemeen overleg aangevraagd. Dat is mooi. Geen moties, maar wel emoties. Daarmee komen we aan het einde van dit algemeen overleg. Ik dank de Minister, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune, de mensen die dit elders gevolgd hebben, uiteraard onze onvolprezen griffier en de leden voor hun bijdrage en de ondersteuning. Ik wens u allen, en in het bijzonder de mensen op de eilanden, een mooie dag toe en een spoedig herstel.

Sluiting 16.00 uur.

Naar boven