34 730 Voorjaarsnota 2017

Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2017

De vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer heeft verzocht om bij de Voorjaarsnota 2017 (Kamerstuk 34 730, nr. 1) in te gaan op het begrotingsoverschot in 2016 in relatie tot de achterblijvende koopkracht van huishoudens. In deze brief zal ik hierop ingaan en daarmee recht doen aan dit verzoek.

Relatie Koopkracht en EMU-saldo

Er is geen directe relatie is tussen het begrotingsoverschot in een bepaald jaar en de koopkracht van huishoudens. Wel zijn beide een uitkomst van het samenspel tussen macro-economische ontwikkelingen en beleid.

De koopkrachtontwikkeling van huishoudens is afhankelijk van macro-economische ontwikkelingen en het gevoerde inkomensbeleid. Vooral de reële loonontwikkeling (ontwikkeling lonen minus inflatie) is hiervoor van groot belang. Als de reële loonontwikkeling positief is kunnen huishoudens meer consumeren van hun loon. Dit geldt ook voor uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden doordat de ontwikkeling van veel uitkeringen, waaronder de AOW en bijstand, is gekoppeld aan de loonontwikkeling.

Daarnaast stuurt de overheid met inkomensbeleid de koopkrachtontwikkeling bij. In augustus wordt door het kabinet bezien hoe de verwachte koopkrachtontwikkeling voor het aankomende jaar ervoor staat. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de meest recente CPB-ramingen voor onder andere de contractlonen, de inflatie en de economische groei. Vanaf het moment dat de koopkrachtmaatregelen zijn genomen (uiterlijk in het Belastingplan) worden veranderingen in het (verwachte) koopkrachtbeeld nog uitsluitend door economische ontwikkelingen gedreven.

Het EMU-saldo wordt gedreven door het verschil in inkomsten en uitgaven van de overheid en de economische ontwikkeling.

Ontwikkeling koopkracht en EMU-saldo 2016

In de tabel 1 is het koopkrachtbeeld voor 2016 te zien. De eerste keer dat het CPB het koopkrachtbeeld voor 2016 raamde was bij het CEP ’15 (gepubliceerd in maart 2015). Tussen het CEP ’15 en de MEV ’16 (Prinsjesdag 2015) zorgen de koopkrachtmaatregelen uit het 5-miljardpakket voor een aanzienlijke verbetering van de verwachte koopkrachtontwikkeling. De verbetering in het verwachte koopkrachtbeeld tussen de MEV ’16 en de CEP ’16 (maart 2016) is vooral het gevolg van de naar beneden bijgestelde inflatieverwachting. Hierdoor pakte de verwachte reële loonontwikkeling fors hoger uit. De toename in de verwachte koopkrachtontwikkeling tussen de CEP ’16 en MEV ’17 (september 2016) werd wederom veroorzaakt door een afname in de inflatieverwachting. De gerealiseerde koopkrachtontwikkeling voor 2016 was uiteindelijk nog een tiende procentpunt lager dan tijdens de MEV ’17 doordat de inflatie toch een tiende hoger uitpakte. In het voorjaar van 2015 leek het er dus nog op dat de koopkracht zou blijven steken rond de nul, waarna er middels inkomensmaatregelen forse stijging van de verwachte koopkracht werd bewerkstelligd. Daarna is een bijna net zo sterke stijging van de koopkrachtontwikkeling gerealiseerd veroorzaakt door economische ontwikkelingen waar het kabinet geen invloed op heeft.

In tabel 1 zijn ook de ramingen en realisaties van het EMU-saldo voor 2016 weergegeven. Bij de CEP ’15 raming was het verwachte saldo nog – 1,2% bbp. Tijdens de MEV ’16 was het verwachte begrotingstekort iets groter, als saldo van enerzijds het effect van de hogere economische groei en anderzijds lastenverlichting in de vorm van het 5-miljardpakket. Tussen de MEV ’16 en het CEP ’16 zijn de geraamde economische groei en het EMU-saldo verslechterd. Bij de MEV ’17 is de economische groeiverwachting daarentegen weer naar boven bijgesteld, net als de verwachting voor het EMU-saldo in 2016. Na publicatie van de realisaties door het CBS in maart werd duidelijk dat er een begrotingsoverschot was gerealiseerd van 0,4% van het bbp. Dit had wederom te maken met positiever uitgevallen economische groei en hogere belastinginkomsten.

Tabel 1. Ramingen en realisaties voor 2016
 

Ramingsmoment1

CEP ’15

MEV ’16

CEP ’16

MEV ’17

CEP ’17

Koopkracht, statisch, mediaan alle huishoudens (%)

0,0

1,4

2,3

2,8

2,7

Inflatie (%, hicp)

0,9

1,1

0,3

0,0

0,1

EMU-saldo (% bbp)

– 1,2

-1,4

– 1,7

– 1,1

0,32

Bbp-groei (%)

1,8

2,4

1,8

1,7

2,13

X Noot
1

Alle cijfers betreffen ramingen voor 2016, behalve CEP ’17 waar de realisaties over 2016 bekend waren.

X Noot
2

Op basis van later gepubliceerde CBS realisaties was het EMU-saldo 0,4% van het bbp.

X Noot
3

Op basis van later gepubliceerde CBS realisaties was de bbp-groei 2,2%.

Hiermee heb ik u hopelijk voldoende geïnformeerd over de relatie tussen de koopkracht en het begrotingssaldo.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven