34 686 Raming der voor de Tweede Kamer in 2018 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten

Nr. 10 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 14 juli 2017

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 3 juli 2017 overleg gevoerd over:

  • Raming der voor de Tweede Kamer in 2018 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (Kamerstuk 34 686);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 8 juni 2017 met de beantwoording van vragen van de commissie over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij de Staten-Generaal (IIA) (Kamerstuk 34 725 IIA, nr. 6);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 5 december 2016 inzake de GRECO-tussenrapportage (Kamerstukken 34 550 VI en 34 550 VII, nr. 86).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van der Leeden

Voorzitter: Pia Dijkstra

Griffier: Hendrickx

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bruins Slot, Pia Dijkstra, Van Engelshoven, Duisenberg, Van Nispen, Öztürk en Özütok,

alsmede mevrouw Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de heer Bosma, lid van het presidium, de heer Harbers, lid van het presidium, mevrouw Voortman, lid van het presidium en mevrouw Voss, Griffier.

Aanvang 11.00 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen allemaal. Van harte welkom bij dit wetgevingsoverleg. Het is een jaarlijks terugkerend gebeuren waarbij wij het over onszelf hebben. We hebben het namelijk over de Raming van de Tweede Kamer. Ik heet van harte welkom het presidium en de leden hier aanwezig. Mijnheer Duisenberg, u bent geen lid van deze commissie maar u bent wat mij betreft wel van harte welkom. Dat neemt niet weg dat ik nu even naar de andere leden kijk of ze geen bezwaar hebben, want zo werkt het hier. Geen bezwaar, heel goed! Namens de Kamer zijn behalve de heer Duisenberg namens de VVD, aanwezig de heer Van Nispen namens de SP, mevrouw Van Engelshoven namens D66, mevrouw Bruins Slot namens het CDA en mevrouw Özütok namens GroenLinks. We hebben een spreektijd per fractie afgesproken van zes minuten en in totaal tien minuten voor de eerste en tweede termijn. Er zijn mensen die bij voorbaat zeggen dat ze dat niet gaan halen, maar we gaan toch proberen het zo dicht mogelijk te benaderen. Ik geef als eerste het woord aan de heer Duisenberg.

De heer Duisenberg (VVD):

Voorzitter. Een begroting van 135 miljoen euro. Binnen deze begroting wil ik graag een aantal opmerkingen plaatsen over twee zaken. Ten eerste wil ik een aantal algemene opmerkingen maken en het tweede deel, het grootste deel, gaat over het functioneren van de Kamer.

Kort geleden is de Tweede Kamer lijdend voorwerp geweest van een ransomware-aanval. De Rekenkamer had ook bevindingen bij de informatiebeveiliging. Dit moet de hoogste prioriteit krijgen, Wat is het tijdpad ten aanzien van de uitvoering van de motie-Aukje de Vries (34 725, nr. 5)?

Dan iets over de fysieke beveiliging. De VVD heeft zich ingezet voor meer bewapende beveiliging in de publieke ruimte en op kwetsbare plekken, ook hier bij de Tweede Kamer, een plek waar veel mensen samenkomen, niet alleen wijzelf. Ik wil de Voorzitter vragen of de fysieke beveiliging van het gebouw van de Tweede Kamer recent nog is geëvalueerd en of het beveiligingsplan nog up-to-date is.

Mijn derde punt betreft de noodwet voor ambtsdelicten. Deze wet was reeds aangekondigd maar mijn vraag is waar deze blijft. De motie-Tellegen (34 340, nr. 7) had als deadline dat er voor uiterlijk 1 januari 2017 een wetsvoorstel zou komen ter modernisering van deze wetgeving.

Het tweede deel van mijn betoog gaat over het functioneren van de Kamer. Laat ik positief starten. Ik ben trots op ons parlement en onze parlementaire democratie. Zo heeft ons parlement de afgelopen regeringsperiode toen het nodig was een groot aantal hervormingen behandeld in tijden van crisis. Internationaal staan we ook hoog in de zogenaamde Parliamentary Power Index, maar het kan altijd beter. Daar zijn verschillende signalen voor. De Kamer kan haar kennisinformatiepositie verbeteren door zich per commissie anders te organiseren, zo zegt de Klankbordgroep Versterking Kennis- en Onderzoeksfunctie, de KVKO. Een ander signaal komt van de Rekenkamer, die zegt dat de controle op de doelmatigheid van de uitgaven niet goed wordt vormgegeven. Weer een ander signaal komt van het Sociaal en Cultureel Planbureau, het SCP: het vertrouwen in de politiek is laag en ook is er weinig vertrouwen in de competentie van Kamerleden. Slechts vier op de tien mensen hebben voldoende vertrouwen in de Tweede Kamer, volgens het SCP. Ook zijn vier op de tien mensen het oneens met de stelling dat de meeste politici bekwame mensen zijn. De versnippering van het politieke landschap, de hijgerigheid en de brij aan moties, debatten en Kamervragen worden hierbij vaak genoemd. We hoeven niet te wachten op het belangrijke werk van de staatscommissie-Remkes om een begin te maken met deze punten binnen de huidige inrichting van de Kamer.

Ik wil hier drie punten behandelen. Ten eerste het verbeteren van de kennis- en informatiepositie. Voor een goede kennispositie is het van belang dat de Kamer volledig gebruikmaakt van haar instrumentarium. Ik wil de Kamervoorzitter vragen hoe zij verwacht dat de reorganisatie en het rapport van de KVKO de kennispositie van de Kamer zullen verbeteren. Met betrekking tot de reorganisatie van de Kamer merk ik op dat de wisselingen aan de top vragen oproepen. Mijn collega Harbers heeft bij de verkiezing van de Kamervoorzitter het aansturen van de Kamerorganisatie het meest onzichtbare maar nu mogelijk ook het belangrijkste werk genoemd. Hij heeft ook gevraagd naar het samenspel in het managementteam. Hoe reflecteert de Kamervoorzitter daar nu op en welk aspect zou zij in haar eigen bijdrage nog willen verbeteren? Daarnaast wil ik de Kamervoorzitter vragen, de reorganisatie met kracht voort te zetten. Kan zij dit toezeggen?

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. Ik heb een vraag.

De voorzitter:

Mijnheer Öztürk, u bent later aangeschoven. Welkom. Ik geef u graag de gelegenheid om een vraag te stellen.

De heer Öztürk (DENK):

Ik hoor dat de VVD kritisch is over het ambt van Kamervoorzitter en haar vraagt, welke handeling zij zal verrichten om zaken anders te laten verlopen. Wat zou volgens de VVD anders moeten gaan? Wat zou de heer Duisenberg de Kamervoorzitter adviseren om bepaalde zaken anders te laten verlopen?

De heer Duisenberg (VVD):

Ik vraag aan de Kamervoorzitter hoe zij dat ziet. Ik vraag dat, omdat ik niet zelf al wil zeggen dat ik weet hoe het zou moeten. Ik heb onder andere in de klankbordgroep voor de versterking van de kennis- en informatiepositie gezeten. Die klankbordgroep, waar ik echt met hart en ziel lid van ben geweest, heeft een aantal heel sterke aanbevelingen gedaan om de Kamerorganisatie te verbeteren. Als de heer Öztürk dat naleest, zal hij zien wat ik vind.

De heer Öztürk (DENK):

Misschien is het ook goed om een exitgesprek te voeren met de topmanagers die onze organisatie verlaten, om te horen welke aanbevelingen zij hebben voor de Kamerorganisatie. Of misschien is er een klein onderzoek nodig om te bekijken hoe wij het functioneren kunnen verbeteren. Is de heer Duisenberg daarvoor in?

De heer Duisenberg (VVD):

Het voeren van exitgesprekken lijkt mij inderdaad heel vanzelfsprekend. Het is ook heel gebruikelijk om dat te doen. Ik ga ervan uit dat de Kamervoorzitter dat ook in haar antwoord zal meenemen.

Dan mijn tweede punt ter verbetering. Dat heeft betrekking op het verbeteren van de Kamerinstrumenten. Het is goed dat de Kamer instrumenten heeft om haar taken uit te voeren, maar te veel moties, debatten en vragen maken instrumenten bot en de politiek hijgerig. In 2016 zijn 282 wetsvoorstellen behandeld en 95 debatten gevoerd. En op de langetermijnlijst staan er soms nog 120 uit die met spoed, een jaar na dato wellicht, aan de beurt zijn. Er zijn 3.500 moties en 1.163 amendementen ingediend en er zijn 1.182 mondelinge vragen en 2.627 schriftelijke Kamervragen gesteld. In de kabinetsperiode van Rutte II zijn er 30 moties van wantrouwen ingediend. Een te groot gebruik van instrumenten maakt deze bot.

Het is een goede zaak dat de spreektijden van afgesplitste fracties zijn aangepast. Ook is de VVD voor het voorstel van de commissie voor de Werkwijze over het ontraden door bewindspersonen van overbodige moties. Bij dertigledendebatten zou terughoudendheid het instrument ook scherper kunnen maken. Ik vind dat als je zo'n debat aan een meerderheid helpt, je dan in ieder geval niet zelf kunt wegblijven. In het Reglement van Orde zou moeten staan dat diegenen die zo'n debat aan een meerderheid helpen, automatisch worden ingeschreven en ook daadwerkelijk verschijnen bij zo'n debat. Daarnaast zou de drempel verhoogd kunnen worden naar 50 leden en zouden debatten kunnen worden afgevoerd indien ze niet binnen een maand zijn gehouden. Ik hoor graag van de Kamervoorzitter of dit geregeld kan worden.

Dan mijn derde punt ter verbetering.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben allereerst benieuwd naar de sanctie op het niet nakomen van de verschijningsplicht die zojuist is voorgesteld. Misschien heeft de heer Duisenberg daar zelf ideeën over. Ik hoor hem ook zeggen dat een debat automatisch zou moeten worden afgevoerd als het niet binnen een maand kan worden gehouden. Maar daar kan degene die een debat aanvraagt, toch helemaal niets aan doen? Die kan toch niet bepalen of zo'n debat wel of niet binnen die periode kan worden gepland? Maakt de heer Duisenberg het recht om een dertigledendebat aan te vragen, niet een beetje inhoudsloos door zo'n voorstel?

De heer Duisenberg (VVD):

Met betrekking tot het eerste deel van de vraag: die sanctie zou ik ook niet weten. Je moet erover nadenken hoe je dat zou willen doen. Ik vind het in ieder geval heel vreemd dat wanneer je een debat aan een meerderheid helpt, je niet eens komt, terwijl degenen die niet voor het debat waren, wel allemaal netjes komen. Blijkbaar vind je het belangrijk dat erover wordt gedebatteerd. Dan moet je je vooraf bedenken dat je er zelf ook naartoe gaat. Je denkt dan wel twee keer na.

Wat die maand betreft: het zijn wel vaak debatten met enig spoedeisend karakter. Ik ben het met de heer Van Nispen eens dat de aanvrager er vaak niets aan kan doen of een debat het haalt of niet. Als wij wat terughoudender zijn en het dan ook beter kunnen inpassen, moet het mogelijk zijn om ze binnen een maand te behandelen. Dat past ook bij het karakter van deze debatten, want ze zijn vaak spoedeisend van karakter.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben er helemaal voor dat spoedeisende debatten spoedig worden ingepland. Op het moment gaat het volgens mij erg goed, maar dat zullen we zo van de Voorzitter horen. Ik blijf er wel bij dat je zelf geen invloed hebt op de planning. Ik denk dus dat we heel voorzichtig moeten zijn met voorstellen in deze richting. Maar goed, we zullen zo horen wat de Voorzitter erover te zeggen heeft.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, mijnheer Duisenberg.

De heer Duisenberg (VVD):

Ik kom op mijn derde punt ter verbetering: het verbeteren van de controlerende taak. De Algemene Rekenkamer was bij Verantwoordingsdag kritisch over de controleerbaarheid en navolgbaarheid van publieke middelen. Deze signalen moeten we serieus nemen. De wijze waarop de overheid is georganiseerd en gefinancierd is door de jaren heen steeds complexer geworden en dus zowel voor de Kamer als voor de Algemene Rekenkamer moeilijker te controleren. In dat licht is het positief dat de meeste Kamercommissies nu rapporteurs hebben voor de begroting en de verantwoording en dat er toenemende aandacht is voor beleidsdoorlichtingen en effecten van beleid.

Toch is hier nog een wereld te winnen. Bij de terugkoppeling van de informateur, de heer Tjeenk Willink, zat een opmerkelijke brief, met de titel Over de uitvoerbaarheid en uitvoering van nieuw beleid. De subtitel is: Hoe geloofwaardig is de overheid? Het is jammer dat hierover geen enkele vraag is gesteld tijdens het debat over de formatie. Het is een ongebruikelijke brief. Dit moet een hartenkreet zijn geweest, bijna zoals een ouder die zijn kinderen vaderlijk nog iets meegeeft voordat zij het huis uit gaan. Het houdt de heer Tjeenk Willink blijkbaar al langer bezig. In een stuk uit 1985 vond ik de volgende uitspraak van hem: «Verbetering van de politieke controle op de uitvoering is afhankelijk van de politieke wil die controle uit te oefenen». Nu, in 2017, is de uitvoering van beleid bij politie, Belastingdienst, krijgsmacht, Sociale Verzekeringsbank et cetera nog steeds zijn zorg. Hij schrijft: «Het is voor de geloofwaardigheid van overheid en publieke dienstverlening dringend nodig dat volksvertegenwoordiging en kabinet niet alleen incidenteel maar stelselmatig letten op de uitvoeringsaspecten van het beleid (...)».

Ik denk dat de heer Tjeenk Willink zou instemmen met de grotere inzet van rapporteurs voor de begroting en verantwoording. Ik zal de vraag in de methode over doeltreffendheid, die bij de zes vragen op de kaart staat, nog meer toespitsen op de effecten van uitvoering op de burger. Ik denk dat de heer Tjeenk Willink toch erg graag meer had gesproken over zijn brief. Daarom heb ik hem na het formatiedebat gemaild en hem uitgenodigd voor een gesprek over de brief, hier in de Kamer. Ik hoop ook andere collega's erin te interesseren om hierover nader van gedachten te wisselen. Graag krijg ik hierop ook een reactie van de Kamervoorzitter. Dit gesprek zal plaatsvinden in september. Ik denk dat dat een goed moment is voor reflectie voor onze Kamer. Hopelijk start dan een nieuwe regering. Dat is een goed moment om ons parlement en het publieke vertrouwen daarin te verbeteren.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. We bespreken vandaag natuurlijk de begroting van de Tweede Kamer, maar ook de werkwijze van de Tweede Kamer komt aan de orde. Mag ik daarom allereerst een heel groot compliment geven aan al die mensen die ons parlement laten functioneren, van de bodes tot de schoonmakers, van de stenografen tot de restaurantmedewerkers, de onderzoekers, de griffiemedewerkers en alle anderen? Het valt niet altijd mee. Wij zijn niet altijd de gemakkelijksten, maar jullie dragen allemaal bij aan het functioneren van de volksvertegenwoordiging en daarvoor zijn wij jullie erg dankbaar, zeg ik tegen de medewerkers.

De behandeling van de Raming is altijd spannend. Gaat de VVD vandaag weer voorstellen dat bitter lemon terugkomt in het Kamerrestaurant? Nee, dat is nog niet gebeurd. Gaat het vandaag ook weer over de omvang van de schepschotel? Misschien gaat dat ook niet gebeuren. Ik wil wel beginnen met iets luchtigs: wel of geen jasje. Het dreigde even een gimmick te worden twee weken geleden, maar vindt de Voorzitter het haar taak om leden aan te spreken die geen jasje dragen, of mogen de leden zelf weten hoe zij het volk vertegenwoordigen?

De SP is blij dat wij sinds kort staand kunnen vergaderen. Dat doen wij in de Troelstrazaal. Helaas gebeurt dat vandaag niet, want de Troelstrazaal is vandaag buiten gebruik. Het debat wordt daardoor wel levendiger. Tegelijkertijd vestigen wij de aandacht op het feit dat te lang zitten helemaal niet gezond is. Nederland is Europees kampioen zitten en dat is een slechte zaak. Het is mooi dat wij in de Tweede Kamer het goede voorbeeld zijn gaan geven. Mijn vraag aan de Voorzitter is: worden nu ook snel de andere zalen geschikt gemaakt? Er zit wat mij betreft nog een nadeel aan. Als je gesproken hebt, zit je nog steeds heel lang, soms uren achterelkaar. Waarom werken wij niet met wat hogere tafels en stoelen, zodat je staan en zitten nog steeds kunt afwisselen? Dan werken wij echt aan een betere gezondheid en geven wij het goede voorbeeld. Afwisselend staan en zitten zou echt beter zijn.

Een andere vraag op dit gebied: waarom duurt het zo lang voordat we alle mensen in de Kamer in de gelegenheid stellen om een hoog-laagbureau te gebruiken voor hun dagelijkse werk?

Dan kom ik op het vragenuur. De SP zou graag een nieuwe vorm vinden voor het vragenuur, dat nu te vaak niet erg interessant is. Wij hebben het hier eerder uitgebreid over gehad. Er komt een werkgroep om een nieuwe vorm uit te werken. Dat is prima, maar ik heb vorig jaar bij dit debat aan de orde gesteld of de Voorzitter in ieder geval vragen van fractievoorzitters aan de Minister-President voorrang kan geven. Wat gebeurde er bijvoorbeeld twee weken geleden? Minister-President Rutte weigerde verantwoording af te leggen over uitspraken die hij heeft gedaan in Groningen, terwijl een fractievoorzitter daarover vragen had aangemeld. Hoe kan dat nu en waarom staan wij dat toe?

Er is nog iets wat mij dwarszit, namelijk dat een meerderheid kan blokkeren dat gestemd wordt over een motie. Wij zagen het ook gebeuren dat een meerderheid van de Kamer voorstelde om een reeds gepland debat van de agenda te halen, soms maar één dag van tevoren. In beide gevallen gebeurde dat zonder steun van de indiener van de motie of de aanvrager van het debat. Het heeft iets ongemakkelijks en iets onrechtvaardigs. Het is het recht van dertig leden om een debat aan te vragen. Dan is het gek wanneer vervolgens een Kamermeerderheid zo'n debat alsnog om zeep kan helpen. Het is het recht van een individueel Kamerlid om een motie in te dienen. Hoe slecht of ontijdig je zo'n motie ook vindt, dat recht is er gewoon. Als een meerderheid het blokkeert om hierover te stemmen, wordt dat recht uitgehold. Voorheen hadden wij volgens mij het gentleman's agreement om de rechten van minderheden te respecteren. Misschien zijn alle gentlemen uit de Kamer verdwenen. Ik hoop het niet, maar de SP stelt voor om het voortaan anders te gaan doen. Laten wij nu voortaan het laatste woord over het al dan niet doorgaan van een reeds gepland debat of het al dan niet stemmen over een motie aan de aanvrager van het debat of de indiener van de motie geven. Mag ik het presidium verzoeken, dit voorstel uit te werken en zo nodig een wijziging van het Reglement van Orde voor te stellen?

Wij eisen van de overheid dat zij niet te veel externen inhuurt. De overheid moet zich houden aan de Roemernorm: maximaal 10% externen. Maar de Tweede Kamer geeft niet altijd het goede voorbeeld. In 2015 en 2016 is die norm ruim overschreden. Gaat het lukken om in 2017 binnen die norm te blijven? Wat zijn de verwachtingen voor volgend jaar?

Schoonmakers zijn onderdeel van onze organisatie. Zij verdienen respect. Dit betekent ook dat wij ze eigenlijk in dienst zouden moeten nemen. Schoonmakers horen erbij. Een aantal schoonmakers is nog in dienst van de Tweede Kamer, maar het merendeel is in dienst van een extern schoonmaakbedrijf. De SP vindt dat alle schoonmakers bij de Tweede Kamer in dienst van de overheid zouden moeten zijn. Dat past ook bij de door de rijksoverheid ingezette trend; kijk naar de onlangs opgerichte Rijksschoonmaakorganisatie. Kan de Voorzitter vandaag toezeggen dat onze schoonmakers ook in dienst van de overheid zullen komen, en wel zo spoedig mogelijk?

Het belang van informatiebeveiliging bij de Tweede Kamer is zojuist al genoemd. Je moet er natuurlijk niet aan denken dat een digitale aanval slaagt. Dat verdient dus de grootste aandacht, zeker ook omdat de Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat de informatiebeveiliging achterblijft en dat actie nodig is. Er is ook een aangehouden motie van de ChristenUnie en het CDA, waarin het presidium wordt verzocht om in kaart te brengen wat nodig is om de informatiebeveiliging en het beheer van het financiële systeem zo spoedig mogelijk op orde te brengen en hiertoe de noodzakelijke maatregelen te treffen. Ik ben erg benieuwd naar een reactie van de Voorzitter hierop vandaag.

De heer Duisenberg (VVD):

Ik heb een vraag over de aangehouden motie van de leden Schouten en Omtzigt. In die motie staat dat de Kamer uiterlijk in het najaar van 2017 moet worden geïnformeerd. Dat betekent in de termen van de Kamer meestal dat je pas in het vierde kwartaal of zo iets te horen krijgt. Is de heer Van Nispen het met mij eens dat dat toch wel heel laat is voor iets wat zo urgent is?

De heer Van Nispen (SP):

Zonder meer ja. Volgens mij is in reactie op deze motie ook al gezegd dat we daar vandaag meer over zouden horen. Ik denk dat het heel goed is dat we dat vandaag horen. Sterker nog, ik hoop dat er al het een en ander in gang is gezet, niet alleen sinds de indiening van die motie, maar eigenlijk al eerder, toen de Algemene Rekenkamer met haar conclusie kwam. Ik ben het er zonder meer mee eens dat dit niet kan wachten.

De voorzitter:

Gaat u verder, mijnheer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ook ik zou graag een reactie willen op de berichten die in de media zijn verschenen over onrust in de ambtelijke organisatie. Ik wil de Voorzitter vragen om daar vandaag op te reageren. Wat is daarin nu precies de stand van zaken? Wat klopt er van die berichten in de media?

De renovatie komt er ook aan. We zullen tijdelijk het Binnenhof moeten verlaten. Wordt er in het tijdelijke onderkomen voldoende rekening gehouden met de mogelijkheid om grote aantallen bezoekers op gastvrije wijze te ontvangen? Wij vinden namelijk dat de openheid van ons democratisch proces een groot goed is. Graag een reactie daarop.

De SP blijft het van belang vinden dat we de positie van de Tweede Kamer verder versterken, als controleur van de regering, maar ook om zelf met voorstellen te kunnen komen. Daarom moeten we blijven investeren in de onderzoekers van de Tweede Kamer en in de wetgevingsjuristen bij Bureau Wetgeving. We hebben daar vaak aandacht voor gevraagd. Er is ook al het een en ander gebeurd, maar de SP denkt nog steeds dat dit ruimer kan en moet. Dan heb ik het niet alleen over de andere organisatie – er zijn goede initiatieven op dat vlak – maar ook over de formatie, dus het aantal mensen dat er werkt. Wij vinden dat een verdere uitbreiding van Bureau Wetgeving en Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven gewenst is. Is de Voorzitter ook bereid om met voorstellen hiertoe te komen? Aan de andere kant zit naar mijn mening de Afdeling Communicatie wel erg ruim in haar jasje. Kan het één in verband worden gebracht met het ander? Kan de Voorzitter toezeggen om daarnaar te kijken?

Tot slot. Nu we kijken naar de begroting van de Tweede Kamer, ontkom ik er niet aan, iets te zeggen over de salarissen van politici, de schadeloosstellingen, want die drukken op de begroting. De SP vindt ze te hoog en stelt voor, ze te verlagen, om te beginnen met 10%. Waarom? Omdat wij de salarissen nu te hoog vinden. Het gat met de grote meerderheid van de mensen die we hier vertegenwoordigen, is te groot. Daar komt nog bij dat heel veel mensen er de laatste jaren op achteruit zijn gegaan. Zo ontstaat er ook budgettaire ruimte om onze democratie te versterken. Door extra mensen, bijvoorbeeld de onderzoekers en de wetgevingsjuristen die ik net noemde, aan te nemen bij Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven en Bureau Wetgeving. Van een verlaging met 10% zouden we naar schatting twintig mensen kunnen aannemen, die direct bij gaan dragen aan sterkere parlementaire controle. Graag een reactie op dit voorstel.

De heer Öztürk (DENK):

Ik vind dit een heel populistisch verzoek van de SP. Zou de SP niet zelf kunnen beginnen door het geld dat ze nu doneert aan de SP zelf, het geld dat nu ieder jaar of iedere maand naar de heer Marijnissen gaat, te doneren aan de Kamer? Dan kunnen we met het geld dat nu ieder jaar naar de SP gaat om extra medewerkers voor de SP aan te nemen, extra medewerkers aannemen voor in deze Kamer. Ik geloof dat het tijd wordt om een einde te maken aan het systeem van de SP, die op kosten van de Belastingdienst medewerkers in dienst neemt, busjes en reclame betaalt, flyers laat drukken en vervolgens andere partijen daarmee te kakken zet.

De heer Van Nispen (SP):

Met alle respect, maar wat een belachelijke interruptie. Wat een belachelijke interruptie! Allereerst durft de heer Öztürk, die jaarlijks € 107.000 bruto in zijn eigen zak stopt...

De heer Öztürk (DENK):

Dat krijg jij ook!

De heer Van Nispen (SP):

... een ander de maat te nemen, die daar ongeveer 44% van krijgt als schadeloosstelling, en ervoor kiest om met dat geld acties te ondersteunen en te financieren die de maatschappij direct verbeteren. Hoe durft de heer Öztürk een ander de maat te nemen, terwijl ik hier een serieus voorstel doe, omdat ik van mening ben dat de salarissen van politici te hoog zijn? Hij noemt het populistisch, maar hij zou ook gewoon kunnen zeggen dat hij het met mij eens is en dat we best met een beetje minder toe kunnen. Van dat geld kunnen we heel nuttige dingen doen. U kunt nu een ander de maat nemen en u kunt van alles vinden van de manier waarop wij het georganiseerd hebben, maar geeft u dan zelf het goede voorbeeld. En hoe durft u iets te zeggen over de afdrachtregeling van de SP? Daar ben ik echt trots op. Het is een kroonjuweel van onze partij. Wij steken al dat geld niet in eigen zak, zoals u wel doet. U zit er dwars doorheen te praten; dat mag allemaal. Of nee, dat mag eigenlijk niet.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Nispen. Maakt u uw punt maar even af. Dan is de heer Öztürk weer aan de beurt.

De heer Van Nispen (SP):

U noemt dit populisme, mijnheer Öztürk. Maar u zou het gewoon moeten steunen. U stopt het geld in eigen zak; dat doen wij niet.

De voorzitter:

Nog even kort, mijnheer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

De SP-woordvoerder wordt heel emotioneel. Waarom? Omdat de SP de burger al jarenlang iets wijsmaakt. Via een belastingontduikingsconstructie stopt ze geld van de samenleving in de partijkas. Dat doen wij niet, nee. Wij vinden dat wij op een dusdanige manier belasting betalen, dat wij kwaliteitskamerleden in de Kamer kunnen laten functioneren, in plaats van hypocriet geld te geven aan de partij. Elk SP-Kamerlid ontvangt € 107.000, elk SP-Kamerlid. Wat doen ze? Dat geld stoppen ze via een belastingontduikingsconstructie in de partij. Wij zeggen dat we in plaats van twintig extra SP-medewerkers – ja, mijnheer van de SP – ...

De heer Van Nispen (SP):

Als we elkaars woorden gaan verdraaien, dan raken we heel ver van huis. Dat is niet wat ik heb voorgesteld.

De voorzitter:

Even wachten, mijnheer Van Nispen. Ik denk dat de heer Öztürk zijn punt heeft gemaakt. Ik geef u graag nog even de gelegenheid om daarop te reageren.

De heer Van Nispen (SP):

Allereerst: laten we elkaar geen woorden in de mond leggen die niet zijn uitgesproken. Ik had het over extra wetgevingsjuristen en medewerkers van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven. Dat zijn mensen die in dienst staan van ons allemaal. Een heel redelijke, minimale en beperkte salarisverlaging als eerste stap komt het democratisch proces volledig ten goede. De heer Öztürk zou dit voorstel dus serieus moeten nemen. Hij stopt het geld in eigen zak en dat doen wij niet.

De voorzitter:

Het is klaar, mijnheer Öztürk. Ook niet buiten de microfoon verdergaan.

Mevrouw Van Engelshoven (D66):

Voorzitter. In het najaar van 1988 begon ik als stagiaire bij de toenmalige Tweede Kamerfractie van D66. Dat is bijna 30 jaar geleden. Toen ik hier op 23 maart jl. opnieuw mijn intrede deed, viel mij wel een aantal zaken op. Een aantal dingen is niet veranderd, bijvoorbeeld het Kamerpersoneel. Ik kwam nog bekende gezichten uit die tijd tegen, wat heel prettig was. Ik zag gelukkig ook onbekende gezichten. Maar wat vooral hetzelfde is gebleven, is de geweldige inzet van al die mensen om het politieke bedrijf met al zijn abnormaliteiten in het functioneren werkende te houden en om al die nieuwe Kamerleden in no time op de rit te helpen. Niet veranderd is ook het gebouw met al zijn charme en gebreken. Als ik hier nu rondloop, denk ik wel: ja, die renovatie is ook echt wel nodig. Er is nog steeds het vertrouwde Reglement van Orde – daar is niet zo heel veel aan veranderd – en de vertrouwde bel. Helaas is er ook een verandering in de beveiliging. Je loopt hier iets minder makkelijk binnen dan 30 jaar geleden.

Maar het meest opmerkelijke verschil zit wel in de informatiestromen. Destijds nam ik twee keer per dag een overzichtelijke stapel papier vanuit de postkamer mee naar de D66-burelen. Dat gaat nu allemaal elektronisch, gelukkig maar, maar vooral de hoeveelheid informatie is enorm gegroeid. Dat brengt mij op het eerste thema van vandaag. Om de Kamer een stevige positie te geven ten opzichte van de regering is het beheersen en doorgronden van die overweldigende informatiestroom essentieel. In die zin hulde voor het presidium dat het de versterking van de informatiepositie van de Kamer centraal stelt.

Toch blijft het tijdig informeren van de Kamer een zorgenkind. Veel informatie komt op een laat tijdstip, waardoor de voorbereiding van een debat soms moeilijk is of een debat moet worden uitgesteld. Ziet de Voorzitter mogelijkheden om daarover strakkere afspraken te maken? En nog te vaak leest of hoort de Kamer iets in de media voordat een kabinetsbrief naar de Kamer komt. Zijn er sluitende afspraken met het kabinet te maken dat de Kamer altijd eerst wordt geïnformeerd, voordat de media worden geïnformeerd?

De Kamer wint ook informatie in via schriftelijke vragen. Het is belangrijk dat die op tijd worden beantwoord. Het rappelleren gebeurt nu niet meer via de regeling, maar standaard door de Griffie. Dat werkt efficiënter en dat is goed, maar het is tegelijkertijd minder transparant. Daarom vraag ik de Voorzitter of het mogelijk is om die rappels openbaar te maken, bijvoorbeeld via de website, zodat ook voor buitenstaanders transparant is waar vragen wel of niet op tijd worden beantwoord.

Een stevige positie van de Kamer vraagt vooral ook om openbare informatie. Toch kan D66 zich niet aan de indruk onttrekken dat steeds meer briefings en rapporten het stempel «vertrouwelijk» krijgen. Dan kan de Kamer niet zo heel veel met die informatie. Kan het presidium erop toezien dat we vasthouden aan het feit dat alle informatie openbaar is, tenzij er echt heel indringende redenen zijn om dat niet te doen? Er mag niet te makkelijk naar de beslotenheid worden gegrepen.

Zo veel mogelijk informatie van de Tweede Kamer moet bovendien transparant zijn. Dat kan heel goed via open data, maar wie een kijkje neemt op www.opendata.tweedekamer.nl, ziet dat dat nog niet zo heel erg wil vlotten. Dat is jammer, want met die open data zouden ook externen aan de slag kunnen om dit werk transparanter en voor meer mensen inzichtelijk te maken. Kan daar wat meer tempo in komen?

Ik kom op een punt dat ook de andere sprekers al hebben genoemd, digitale beveiliging. We zijn de afgelopen jaren al gewend geraakt aan stevige fysieke beveiliging, en ik wil hier mijn woord van waardering uitspreken voor alle mannen en vrouwen die dat dagelijks doen. Dat is geen eenvoudig werk. Na een aantal hacks en cyberaanvallen is er ook steeds meer aandacht voor de digitale beveiliging. D66 zou graag gebruikmaken van het aanbod om een aantal briefings te krijgen waarin wordt toegelicht wat er op dat terrein precies gebeurt; ik begrijp dat die wél vertrouwelijk moeten zijn. Uit de stukken begrijp ik dat de Kamer nog niet voldoet aan de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst, dus eigenlijk niet aan de minimumeisen die we hier zelf stellen. Het presidium geeft aan dat dit eind 2017 wel het geval zal zijn. Komt er nog een audit? Worden we daarover nog nader geïnformeerd? En hoe staat het met de informatievoorziening bij een ICT-incident? Bij de laatste ransomwareaanval op de Kamer zaten er dagen tussen de eerste besmettingen en het informeren van alle Kamerbewoners. Volgens mij moet dat sneller en beter. Pakt de Kamervoorzitter dat op en wordt dat al geregeld?

De Kamersystemen zijn ook heel kwetsbaar, omdat we te maken hebben met vele gebruikers met mobiele telefoons en iPads. Ik heb begrepen dat op de telefoons van de nieuwe leden daarom al extra voorzieningen zijn getroffen. Wordt dat nu ook heel snel uitgerold naar alle randapparatuur?

De Tweede Kamer laat zich bijstaan door externe experts van bijvoorbeeld Fox-IT. Mag ik ervan uitgaan dat die expertise bij meerdere bedrijven wordt ingehuurd? Omdat we zo'n uniek bedrijf zijn, zou het goed zijn om al het talent dat we in Nederland op dit terrein hebben te betrekken bij de beveiliging van zo'n uniek bedrijf als de Kamer.

Vorig jaar zijn ook de nodige opmerkingen gemaakt over het gebruiksvriendelijker maken van Parlis. Parlis draait nog steeds alleen goed op Internet Explorer. Wordt er tempo gemaakt met het minder platformafhankelijk maken van dit systeem?

De ICT en de telefonie van de Kamer zullen worden uitbesteed aan het Rijk. Kan de Voorzitter ons ervan verzekeren dat het daarmee niet gebruiksonvriendelijker gaat worden? Ik vraag mij ook af of het zinvol is om nog heel veel te investeren in vaste telefonie. Wij hebben allemaal zo'n vaste telefoon op ons bureau, maar ik vraag mij af hoeveel mensen in dit gebouw die nog gebruiken. Is het dan niet een beetje zonde van die investering?

Ik heb nog een tweetal punten over de reorganisatie. Ik sluit mij aan bij de punten van de vorige sprekers over de ambtelijke top. Ik neem aan dat de Voorzitter daarop ingaat.

Iets anders wat in de nota naar aanleiding van het verslag stond, baart mij zorgen. Ik las dat er pas recent afspraken zijn gemaakt over het voeren van start- en functioneringsgesprekken met alle medewerkers. Daar schrok ik toch wel een beetje van. In een normaal bedrijf is het de normaalste zaak van de wereld dat je dat met iedere medewerker doet. Waarom gebeurde het niet eerder? Hoe snel kan het worden opgestart? Het is in een professionele organisatie en ook voor het goed zorgen voor je werknemers iets wat je altijd zou moeten doen. Graag krijg ik hierop een reactie van de Kamervoorzitter.

Ik rond af. Na 30 jaar ben ik met heel veel plezier terug in dit huis. Het voelt nog steeds vertrouwd. Er zijn zaken vatbaar voor verbetering, maar ik vertrouw erop dat het presidium daarmee hard aan de slag gaat.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. De Tweede Kamer doet mij als oud-militair soms denken aan een kazerne. Ja, er zijn hier de nodige controles voordat je binnen bent, maar het is ook een 24 uursbedrijf waar mensen elkaar kennen. Ze groeten elkaar en ze doen er alles aan om de organisatie op rolletjes te laten lopen. Het CDA bedankt al die medewerkers in de Kamer die ervoor zorgen dat de Kamerleden hun werk goed kunnen doen: van de ICT, de beveiliging, de schoonmakers in de ochtend en de bodes tot en met de altijd gastvrije medewerkers van het Restaurantbedrijf. Zij maken ons dagelijks werk niet alleen mogelijk, maar ook plezierig.

Dank aan de Voorzitter. Zij heeft de leiding van de plenaire vergadering stevig in handen. Dank ook aan de leden van het presidium, waarvan een deel nu hier zit, die boven op hun werkzaamheden als Tweede Kamerlid zich ook inzetten voor een goede organisatie van de Tweede Kamer. Dat komt allemaal boven op het normale werk.

Meerdere collega's zijn al begonnen over de informatiepositie van de Kamer als geheel. De Voorzitter heeft dit ook terecht een van de speerpunten van beleid voor komend jaar gemaakt. Het is wel aardig om even terug te grijpen op het verleden. Mevrouw Van Engelshoven had het zonet over 1988. Ik ga terug naar het jaar 1980, 24 juni 1980 om precies te zijn. Toen zat mijn collega Sytze Faber hier bij de behandeling van de Raming. Hij zei het volgende. De leden van de CDA-fractie stonden op het standpunt dat inschakeling van de computer bij het parlementaire werk een goede zaak is. Zeker nu de ontwikkelingen op het gebied van de automatisering de samenleving in belangrijke mate lijken te gaan beheersen, is het verstandig, wellicht zelfs onontkoombaar diezelfde automatisering in te schakelen bij het beheersen van die ontwikkelingen. Hij zei eigenlijk: we krijgen de computer en dat is een goede zaak, maar hoe zorgen we ervoor, net zoals mevrouw Van Engelshoven aangeeft, dat we al die informatie nog goed tot ons kunnen nemen? Inderdaad, anno 2017 stellen wij onszelf nog steeds die vraag. De CDA-fractie is dan ook benieuwd naar de uitwerking van de wens van de Klankbordgroep Versterking Kennis- en Onderzoeksfunctie (KVKO) dat je je in vijf minuten op hoofdlijnen moet kunnen oriënteren en de wijze waarop de nieuwe commissieteams hun commissieleden zullen weten bij te staan bij het op maat maken van de informatie van die leden. Hoe staat het daar nu mee? In het kader hiervan ook de vraag hoe het staat met het EU-volgsysteem.

De CDA-fractie heeft nog een andere vraag over het KVKO-dienstverleningsconcept. Bureau Wetgeving, het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven en de huidige Dienst Informatievoorziening werken nu niet alleen voor de commissies. Individuele Kamerleden kunnen ook vragen aan hen stellen, op basis van vertrouwelijkheid. Blijft die dienstverlening in de huidige omvang ook bestaan? Als laatste op dit punt wil ik de Voorzitter bedanken voor het feit dat de formatie van Bureau Wetgeving weer met 2 fte is uitgebreid. Het is een belangrijke stap om de Kamer nog beter te ondersteunen.

Een van de middelen om greep te houden op informatie is een motievolgsysteem. Dat vergt meer dan alleen de jaarlijkse stand van zaken die we bij de begroting krijgen. Vorig jaar heeft de Kamer bij de behandeling van de Raming bijna Kamerbreed de motie van de collega's Amhaouch van het CDA en Schouten van de ChristenUnie aangehouden voor een volgsysteem van de uitvoering van de moties. Het idee daarachter is dat de Tweede Kamer een realtimeoverzicht krijgt van hoe het met de uitvoering van een motie is en of er inmiddels al iets mee is gebeurd, en dat betekent dat andere mensen daar ook kennis van kunnen nemen. Wat is er het afgelopen jaar gebeurd aan het bouwen van een motievolgsysteem? Eigenlijk zou het CDA graag een plan van aanpak willen krijgen van de Voorzitter, een soort routetijdtabel hoe we ervoor gaan zorgen dat er uiteindelijk een werkend motievolgsysteem gebouwd en geïmplementeerd gaat worden. Graag een reactie op dit voorstel.

Voor een deel gaat het natuurlijk ook om technische mogelijkheden. Je zou er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen dat in Parlis een verbinding gemaakt wordt tussen de aangenomen motie en de brieven van de Minister waarin de voortgang wordt besproken of waarin op een gegeven moment wordt geconcludeerd dat die is uitgevoerd. Het maakt ook wel duidelijk wat de heer Duisenberg heeft gezegd: we hebben zo ontzettend veel moties in de Kamer dat een dergelijk overzicht ons en anderen zal helpen om het goed te volgen en ook om het systeem van de Kamer daarin beter te laten voorzien.

De collega's van SP, VVD en D66 hebben zeer terecht opmerkingen gemaakt over de informatiebeveiliging. Zowel de Algemene Rekenkamer als de Auditdienst Rijk hebben naar de Tweede Kamer, naar ons toe harde noten gekraakt. Het presidium spreekt in de nota naar aanleiding van het verslag over belangrijke stappen die zijn gezet. Welke belangrijke stappen zijn dit? Ook ligt er nog de aangehouden motie van de collega's van de ChristenUnie. Zij kunnen er vandaag niet bij zijn, maar mij is gevraagd om dit punt aan de orde te stellen namens Carola Schouten en mijn collega Pieter Omtzigt. Hoe gaan we zo snel mogelijk ervoor zorgen dat we het wel op orde hebben? Daarbij vind ik de vraag van de heer Duisenberg relevant. Het najaar is eigenlijk een beetje laat, vooral als je het ziet als het eind van het jaar. Laten we vooral kijken wat we kunnen doen.

Onlangs constateerde de ADR in het samenvattend rapport 2016 dat er bij de Tweede Kamer belangrijke verbeteringen noodzakelijk zijn bij de bijsturing van informatiebeveiliging en het beheer van het financiële systeem Oracle dat we hier gebruiken, en de onderliggende database. Nog los van de brede informatiebeveiliging schijnen we op dat punt als Kamer erg kwetsbaar te zijn, en daar zit natuurlijk heel veel persoonsinformatie in. De belangrijkste punten uit het informatiebeveiligingsplan van FEZ, Financieel-Economische Zaken, zouden voor 1 juli 2017 ingevoerd moeten zijn. Mijn vraag aan de Voorzitter is: is dat gelukt?

Dan nog een paar korte vragen over de managementstructuur. D66 en VVD hebben daar ook vragen over gesteld. We hebben eigenlijk sinds 1 januari 2016 een driehoofdig managementteam. Het presidium wil dat voor de zomer van 2017 evalueren. Volgens mij zitten we nu eigenlijk wel voor de zomer, zelfs in termen van dit kabinet. Heeft die evaluatie inmiddels plaatsgevonden en wat zijn de bevindingen daarvan? Want we hebben natuurlijk binnen een korte periode afscheid moeten nemen van twee gewaardeerde mensen: de Griffier, maar ook de directeur Constitutioneel Proces. De Griffier speelt natuurlijk ook een belangrijke rol bij alle organisatieveranderingen die plaatsvinden. Welke gevolgen heeft haar vertrek voor de aansturing van de organisatieverandering waar de Tweede Kamer mee bezig is?

Een ander punt betreft de directeur Constitutioneel Proces, iemand met veel ervaring, zeer gewaardeerd ook binnen de diverse ministeries waar hij gewerkt heeft. Mij viel op dat in de stukken wordt geschreven dat hij nu is gedetacheerd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Betekent dit dat de voormalig directeur Constitutioneel Proces nog op onze loonlijst staat? En zo ja, waarom is dat het geval?

Ik heb ter afsluiting nog een financiële vraag. In de memorie van toelichting bij de suppletoire begroting staat onder de apparaatsuitgaven van de Tweede Kamer dat er ten behoeve van het financieren van overlopende verplichtingen 1,2 miljoen is doorgeschoven naar 2017. Kan de Voorzitter toelichten waarom we op dat punt zo veel geld moeten doorschuiven?

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. Ik spreek eerst een woord van dank uit aan alle medewerkers van de Tweede Kamer. Er wordt regelmatig veel van hen gevraagd: hard en efficiënt werken met onregelmatige uren. Zonder hun inzet zouden wij, de eigenwijze Kamerleden die wij nu eenmaal zijn, ons werk niet goed kunnen doen. Dag in, dag uit staan zij ons met alle vriendelijkheid en deskundigheid bij. Dat is waardevol; dat kan niet vaak genoeg worden gezegd. Wij hopen dat alle medewerkers zich realiseren hoeveel waardering wij voor ze hebben.

In de schriftelijke ronde heeft GroenLinks gevraagd naar de toegankelijkheid van Kamerdebatten voor doven en slechthorenden. Het presidium heeft aangegeven de pilot voor de ondertiteling van het vragenuur in juni te evalueren. Kan het presidium iets zeggen over wat er uit die evaluatie is gekomen?

Is het mogelijk dat de informatievoorziening tussen debatten door voortaan niet langer wordt ingesproken, maar tekstueel in beeld verschijnt? Dat vergroot de toegankelijkheid en is ook nog eens praktisch voor mensen die het geluid van de tv uitzetten in afwachting van een nieuw debat. Een tekst kan ook makkelijker worden gewijzigd dan een ingesproken boodschap, zo leert de praktijk.

Ik las vanochtend in de krant dat de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking juist bij de overheid in aantallen achterblijft. We kunnen onszelf dat natuurlijk niet toestaan. Als het bedrijfsleven wel zijn verantwoordelijkheid neemt, kan de overheid niet achterlopen. Kan de Voorzitter ingaan op die problematiek? Hoe staat het ervoor bij de Kamer? Welke stappen denkt zij te kunnen ondernemen om dit te verbeteren?

GroenLinks vindt het belangrijk dat we stappen blijven zetten om het werkproces van de Tweede Kamer zo transparant mogelijk te maken. Ik dank het presidium voor de toezegging dat de website van de Tweede Kamer verbeterd zal worden om het volgen van wetgevingstrajecten makkelijker te maken, geïnspireerd door de wijze waarop de Eerste Kamer dit heeft aangepakt. Wij blijven echter wel vragen houden bij het standpunt van het presidium dat Parlis een intern systeem moet blijven. Het is goed dat er wordt gewerkt aan het zo snel en efficiënt mogelijk verspreiden van de informatie uit Parlis op de website van de Tweede Kamer, www.tweedekamer.nl, maar we hebben nog geen duidelijk antwoord gehad op de vraag waarom twee aparte systemen nodig blijven. Kan het presidium dat nog toelichten?

Ik kom op de externe inhuur. GroenLinks betreurt dat het maximum van 10% externe inhuur in de jaren 2015 en 2016 is overschreden. We begrijpen dat externe inhuur soms nodig kan zijn, bijvoorbeeld bij ziektevervanging of piekwerkzaamheden. Het presidium spreekt echter ook van de noodzaak van het inhuren van specifieke expertise, bijvoorbeeld op het gebied van cybersecurity. Mevrouw Van Engelshoven is daarop ook ingegaan. Wat GroenLinks betreft moet aan de cybersecurity van de Kamer de hoogste prioriteit worden gegeven. Kan het presidium aangeven in welke mate we afhankelijk zijn van externe inhuur bij deze problematiek? Het zou immers zorgwekkend zijn als onze mensen in vaste dienst hiertegen niet zijn opgewassen of zich de expertise niet eigen kunnen maken.

Mijn volgende punt valt wellicht niet helemaal binnen de orde van dit debat, maar er is geen ander logisch moment om het aan te kaarten of aan te zwengelen. Het betreft de ondersteuning van de Eerste Kamer. Tweede Kamerleden moeten het al met een zeer krappe ondersteuning doen, maar in vergelijking met bijvoorbeeld de ambtelijke ondersteuning van een Minister is het met de ondersteuning van Eerste Kamerleden echt treurig gesteld. Van senatoren wordt verwacht dat ze hun parlementaire taken met andere werkzaamheden combineren. Ze kunnen daarbij slechts rekenen op twee of drie uur per week aan ondersteuning door een medewerker, zowel voor inhoudelijke als voor secretariële werkzaamheden. De Tweede Kamer kan bijvoorbeeld een beroep doen op het CIP en op Bureau Wetgeving, maar er is geen algemene staf waarop senatoren een beroep kunnen doen. Deelt het presidium onze mening dat er een gesprek op gang moet komen over de ondersteuning? Zo ja, hoe kunnen we die discussie dan vormgeven?

GroenLinks staat bekend als een partij die zeggenschap, waaronder die van medewerkers, erg belangrijk vindt. In het huis van de democratie hechten wij aan kennis, informatie en zeggenschap. In de Kamerbode, het interne nieuwsblad van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, las ik dat er een nieuwe ondernemingsraad is gekozen. Ik feliciteer de verkozen or-leden en ik wens hun veel succes en wijsheid in hun werk.

De voorzitter:

Ik wijs u erop dat de senatoren dit natuurlijk bij hun eigen presidium in de Eerste Kamer kunnen aanzwengelen.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dat antwoord had ik verwacht.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Öztürk. Hij spreekt namens DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. Ook ik bedank iedereen die zich in de afgelopen jaren heeft ingezet als medewerker van de Kamer zodat wij ons werk heel goed kunnen doen. Het functioneren van de Kamer is zeer belangrijk. De Kamer heeft een voorbeeldfunctie. Er is echter toch wantrouwen richting de politiek. Het vertrouwen tussen de burger en de Kamer moet verbeterd worden. Daar moeten we met z'n allen alles aan doen.

Met het oog daarop is de informatievoorziening heel belangrijk. Mijn complimenten voor de app Debat Direct. Die heeft toch heel veel burgers, onder wie heel veel jongeren, bij de Kamer betrokken. Ik denk dat we die moeten uitbouwen. Ik denk dat we nog meer informatie moeten en kunnen verstrekken zodat de burger beter geïnformeerd is over de wijze waarop het er hier aan toegaat.

Ik wil een aantal voorstellen doen om het vertrouwen tussen de burger en de politiek te vergroten. Veelgehoorde klachten zijn «die grote partijen doen toch maar ...», «nieuwelingen krijgen toch geen kans», «het gaat toch zoals zij dat willen» en «er verandert toch niets in Nederland». Een groep mensen is daardoor op afstand van de democratie komen te staan. Wij doen een aantal voorstellen om daar iets aan te doen.

Ik begin met de diversiteit in de Kamer. Bij de beveiliging, de technische functies en de schoonmaak is het heel goed geregeld, maar bij de hogere functies is er niet echt sprake van diversiteit. Wat hebben het presidium en de Kamervoorzitter in de afgelopen jaren gedaan en wat gaan zij in de komende jaren doen om een stukje diversiteit in die hogere functies te brengen, zodat de Kamer ook een afspiegeling van de samenleving is?

De Kamervoorzitter heeft een Facebookpagina waarop zij filmpjes zet. De app Debat Direct is interessant, maar dat de Kamervoorzitter filmpjes maakt, is nieuw. Wie maakt die filmpjes? Wie knipt ze? Het zijn niet echt kwalitatief goede filmpjes. Ik denk dat degene die deze filmpjes maakt, een cursus bij DENK zou kunnen volgen. Andere partijen maken ook dit soort filmpjes, maar die hebben dat ook een beetje onder de knie. De vraag is: moet de Kamervoorzitter filmpjes maken over bijvoorbeeld Kamerleden die geen sokken of jassen dragen? Zij stelt een aantal Kamerleden daardoor toch in een wat negatief daglicht. Is dat de functie van de Kamervoorzitter? Vindt zij die filmpjes chic?

Ik kom op de informatiepositie van de Kamer. Nog steeds merken we dat de Kamer onjuist, onvolledig en niet-tijdig wordt geïnformeerd. Kamerbrieven worden nog steeds 24 uur van tevoren verstuurd en zij zijn nog steeds onvolledig en onjuist. Het is cruciaal dat het kabinet informatie snel en compleet aanlevert. Dit is van belang zodat wij onze taak als volksvertegenwoordigers goed kunnen uitvoeren. Mijn vraag aan de Voorzitter is dan ook welke maatregelen zij kan treffen om de informatiepositie van de Kamer nog verder te verbeteren. Ik moet de Voorzitter wel nageven dat zij de informatievoorziening in de afgelopen jaren enorm verbeterd heeft, maar ik denk dat die nog beter kan.

Mijn volgende punt gaat over de mondelinge vragen. Iedere fractie wil op dinsdagmiddag mondelinge vragen stellen. Wij hebben in de afgelopen drie maanden keer op keer vragen aangemeld, maar helaas hebben wij geen enkele vraag toegekend gekregen. Je krijgt dan een standaardantwoord met uitleg over de procedure, de criteria, de onafhankelijkheid en meer van dat soort zaken. Dat is prachtig, maar het feit blijft dat de kleine fracties amper of geen mondelinge vragen kunnen stellen. Omdat anders alleen grote partijen vragen kunnen stellen en de agenda van de Kamer kunnen bepalen, stel ik voor dat iedere partij twee keer per jaar een mondelinge vraag kan aandragen, zodat ook onderwerpen die niet aan de criteria voldoen of die niet de gunfactor hebben aan bod kunnen komen. Zo kunnen we een debat voeren of een Minister bevragen over een onderwerp dat misschien niet binnen de criteria valt, maar wel door de burger belangrijk wordt gevonden. We moeten zorgen dat alle partijen minimaal twee keer per jaar mondelinge vragen aan een Minister kunnen stellen. Op dit moment is de kans groot dat bepaalde partijen geen enkele mondelinge vraag kunnen stellen. Het is goed voor onze democratie om onderwerpen die misschien in Den Haag niet, maar door de burger wel belangrijk worden gevonden toch aan te kunnen kaarten. Ik wil daarover een motie indienen. Misschien kan ik nu al de steun krijgen van collega's om die nu in te dienen om het presidium te vragen met een voorstel te komen om toch alle fracties de kans te geven om mondelinge vragen te stellen.

De voorzitter:

Is het niet een idee, mijnheer Öztürk, om eerst de beantwoording in eerste termijn af te wachten en daarna te bekijken of u de motie wilt indienen?

De heer Öztürk (DENK):

Perfect, voorzitter.

Ik ga in op de samenstelling van het presidium. De grote partijen zitten in het presidium. Het presidium bepaalt het dagelijks bestuur. Dit geeft de nieuwkomers geen eerlijke kans om ook hun ideeën in het presidium te laten uitvoeren. Ons voorstel is om de nieuwkomers ook een plek in het presidium te gunnen. We stellen voor dat er een roulatiesysteem komt, waarbij twee kleine partijen ieder jaar rouleren in het presidium. Dat zorgt voor een stukje diversiteit, maar ook voor een stukje transparantie. Dan weten kleine partijen ook hoe de besluitvorming in het presidium eraan toegaat. Daarnaast heb je ook een stukje continuïteit doordat de grote partijen in het presidium zitten. Laten we met z'n allen aan een voorstel werken waarmee wij alle partijen een kans geven om deel te nemen aan het presidium en daar een bijdrage te kunnen leveren.

Ik ga verder met burger-Kamerleden. Heel veel gemeenten hebben burgerraadsleden of commissieleden, of hoe je die ook noemt. Laten we in onze Kamer burger-Kamerleden toestaan. Zo kunnen aanstaande Kamerleden alvast ervaring opdoen in het werk. Daarnaast krijgen op deze manier kleine fracties de kans om bij meerdere onderwerpen hun inbreng te leveren. Ook op dit punt vraag ik de mening van het presidium en de Voorzitter, maar ook van mijn collega's: zijn jullie bereid om burger-Kamerleden te benoemen zodat wij meer mensen kunnen betrekken bij onze democratie?

Over haar functioneren zijn al vier, vijf vragen gesteld aan de Kamervoorzitter. Mijn vraag is of de Kamervoorzitter zelf iets gaat doen om te voorkomen dat wij weer een topmanager of een topambtenaar – laat ik het heel aardig zeggen – kwijtraken. Wat gaat zij er zelf aan doen om ervoor te zorgen dat wij in ons managementteam de mensen behouden en een stukje continuïteit krijgen?

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Öztürk.

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de fracties. Om 12.45 uur – het is fijn om even te lunchen – komen we hier weer terug voor het antwoord in eerste termijn van het presidium.

De vergadering wordt van 11.54 uur tot 12.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij zijn toe aan de beantwoording in eerste termijn van de kant van het presidium. Ik geef graag het woord aan de Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib:

Mevrouw de voorzitter. Ik moet eraan denken hoe bewindspersonen dat doen, want het is een hele klus om alle vragen op een rijtje te zetten en niemand te vergeten. Ik begin met dankzegging aan de inbreng van alle Kamerleden; niet alleen tijdens dit debat, maar ook in de aanloop naar dit debat heeft een aantal fracties bijgedragen aan de schriftelijke inbreng van de commissie voor Binnenlandse Zaken. Dank daarvoor. Het toont ook aan hoe groot de betrokkenheid is van de leden bij het Kamerwerk en de Kamerorganisatie. Ik zal proberen jullie vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Waar mogelijk zal ik de vragen bundelen en de losse vragen die overblijven zal ik aan het eind meenemen. Ik ken jullie goed genoeg om te weten dat jullie het wel zullen zeggen als ik een vraag vergeet te beantwoorden.

Eigenlijk iedereen heeft een vraag gesteld over de ambtelijke organisatie. Ik denk dat dit niet voor niets is. Voordat ik daarop inga, wil ik toch even kort stilstaan bij de afgelopen periode en de prioriteiten bij de Raming 2017. Ik heb namens het presidium in februari een overzicht van alle toezeggingen naar iedereen gestuurd, dus die zal ik niet herhalen. Vorig jaar werd tijdens de Raming als een van belangrijkste aandachtspunten geformuleerd een goed verloop van de Kamerverkiezingen. Inmiddels zijn we een paar maanden verder en kunnen we constateren dat dit is gelukt. Er zijn 71 Kamerleden vertrokken en 71 nieuwe Kamerleden geïnstalleerd. Dat heeft gigantisch veel werk met zich gebracht. Dat gebeurt allemaal zonder bemoeienis van wie dan ook; dat gaat vanzelf.

Als Kamervoorzitter dacht ik: ik ga een paar lunchafspraken organiseren met nieuwe Kamerleden, om te horen hoe zij het Kamerwerk ervaren. Zij zijn nog nieuw en zij verbazen zich over van alles. Dan is het ook heel goed om hun ervaringen te horen. Zij zijn bijna allemaal ontzettend blij en dankbaar voor de wijze waarop zij hier zijn ontvangen. Zij zijn door de wasstraat gegaan, zoals dat in de wandelgangen wordt genoemd, waarbij men allerlei papieren, bewijzen en inschrijvingen moet overleggen. Dat ging allemaal vlekkeloos en dat is niet niks, dus heel veel complimenten voor de Kamerorganisatie. Dat geldt ook voor het controleren van de processen-verbaal na de verkiezingen. Ik ben hier ook op een zaterdag geweest. Bijna iedereen zat in de plenaire zaal met gigantische containers even alles nog een keer te doen. Dat doen zij allemaal op hun vrije dag. Die complimenten van alle Kamerleden aan de Kamerorganisatie delen wij als presidium. Sterker nog, wij zijn daar ook heel trots op.

Maar goed, er gaan soms dingen minder goed, dat weten wij ook. Mevrouw Van Engelshoven heeft dat heel mooi verwoord, dat zij als stagiaire was begonnen, in de jaren dertig, en dan kom je terug en wat valt je op? Oh nee, de jaren tachtig. Zo oud is zij niet. Volgens mij ben ik ouder. Het waren de jaren tachtig, maar dat is dertig jaar geleden, dat wilde ik zeggen. Dat was een verspreking. Mevrouw Van Engelshoven viel daardoor wel het verschil op. De vriendelijkheid, gastvrijheid en loyaliteit van de medewerkers: dit is echt een soort familiebedrijf. Er zijn nog steeds enkele mensen die hier al jaren werken.

Zoals mevrouw Van Engelshoven al zei, is de samenleving veranderd. De omgevingsfactoren zijn ook anders. We leven in een enorm snelle informatiesamenleving. Kamerleden krijgen van alle kanten vragen, via artikelen, van burgers enzovoort. Het is dan ook belangrijk dat zij worden ondersteund en dat wij een ambtelijke organisatie hebben die daarop inspeelt. Dat betekent dat in de ambtelijke organisatie veranderingen moeten worden doorgevoerd. Heel veel gaat er goed, maar er zijn ook dingen die minder goed gaan. Ik vind het belangrijk dat wij als presidium deze dingen benoemen en daarin scherpe keuzes maken. Dat doen wij ook. Dat geldt niet alleen voor het presidium, want volgens mij heeft de hele Kamer vorig jaar een motie van mevrouw Neppérus aangenomen waarin het presidium wordt opgedragen stappen te zetten voor een reorganisatie. Dat betekent dat de organisatie zakelijker en professioneler moet.

Het gaat verder niet alleen om reorganisatie. Het gaat er ook om dat een kwaliteitsslag wordt gemaakt in de ondersteuning van Kamerleden. Bij de beantwoording van de schriftelijke inbreng van het CDA, de VVD en D66 is bijvoorbeeld op alle aanbevelingen uit het ABD-rapport ingegaan. Ik zal dat nu niet weer doen, maar het is wel belangrijk om te noemen dat wij niet stilstaan. Er zijn stappen gezet voor het realiseren van de veranderingen die nodig zijn. Dat houdt in dat een aantal diensten worden gereorganiseerd. De Kamer heeft zeventien diensten. Daarvan bevinden zich nu de volgende acht in een reorganisatieproces: de Dienst Automatisering, de Stafdienst Communicatie, de Dienst Informatievoorziening (DIV), het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR), de Stafdienst Personeel en Organisatie, de Stafdienst Financieel-Economische Zaken, de Beveiligingsdienst en de Facilitaire Dienst. Bijna de helft van de diensten wordt gereorganiseerd. Daar zijn bijna 260 mensen bij betrokken. In die zin delen wij het gevoel van urgentie.

Er gebeurt heel veel en ik moet zeggen dat het tot nu toe ontzettend goed gaat. Dit gebeurt ook in goed overleg met de Ondernemingsraad, die zich ontzettend constructief opstelt. Ook de Ondernemingsraad ziet dus het belang van veranderingen. Als wij dit een beetje op orde hebben, gaan we gewoon door, want de hele organisatie wordt tegen het licht gehouden. Het gaat om een unieke organisatie: er is er maar één van in het hele land en dat is de Kamer. Dat betekent ook dat eisen worden gesteld aan de mensen die hier werken. Tot nu toe ondervinden wij geen weerstand; laat ik het nog een keer noemen.

Ik was ook getriggerd door de opmerking van mevrouw Van Engelshoven – daar kom ik weer – dat zij in de antwoorden op de schriftelijke inbreng van een aantal collega's had gelezen dat er geen personeelsdossiers zijn. Voor een belangrijk deel is dat zo. Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar ook van geschrokken ben. Door elke organisatie – door de overheid, elders en zelfs door fracties – worden personeelsdossiers bijgehouden. Dat is hier niet overal hetzelfde, maar wij zijn er nu mee bezig om dat wel op orde te brengen. We hebben bij reorganisaties ook te maken met de mensen die hier werken. Het personeelsbestand heeft de nodige aandacht. Bij de schriftelijke inbreng is gevraagd naar de personeelsopbouw. We zien dat de Tweede Kamer vergrijst. Wat we in de samenleving zien, zien we in de Tweede Kamer terug. Ruim 30% van onze medewerkers is ouder dan 55 jaar. Bijna 15% is ouder dan 60 jaar. De verwachting is dat veel van deze medewerkers binnen nu en tien jaar zullen uitstromen. Gemiddeld zijn mensen hier zo'n vijftien jaar in dienst. Zelf heb ik het voorrecht om koetsjes uit te reiken als iemand 25 jaar in dienst is. Dat gebeurt bijna elke week. Dat zegt trouwens ook iets over de organisatie. Mensen voelen zich hier veilig, vinden het prettig en het familiegevoel is aanwezig. Het zegt ook iets over de loyaliteit van mensen. Maar goed, qua doorstroom is het vrij lastig. We moeten dus ruimte maken voor nieuw, jong talent, overgaan tot gesprekken met mensen en kijken naar loopbaan- en talentmanagement. Ook daar wordt de nodige aandacht aan besteed.

Ik ga naar de vraag die door bijna iedereen is gesteld over de managementstructuur en de evaluatie daarvan. Eind 2014 is in het ABD-rapport, waarover we het hebben als het gaat om de reorganisatie van het ambtelijk apparaat, geadviseerd om een nieuwe managementstructuur in te voeren. We hebben sindsdien een driekoppig managementteam: iemand voor de bedrijfsvoering, een directeur Constitutioneel Proces en de Griffier. Daar is toen voor gekozen, in de veronderstelling dat het zou beantwoorden aan de vragen en eisen die de organisatie stelt. In de afgelopen periode was er naast de Griffier een directeur Constitutioneel Proces. De Griffier heeft een grondwettelijke taak en heeft constitutionele zaken in haar portefeuille. Dat leidde tot heel veel verwarring in de organisatie en daarbuiten, omdat er heel veel overlap was. We hebben geprobeerd om daar op de een of andere manier een oplossing voor te vinden, maar dat is niet gelukt. Ook de directeur Constitutioneel Proces zag dat hij tegelijk ook taken van de Griffier had. Het is dus een beetje een dubbele rol. In goed overleg met elkaar zijn we toen tot de conclusie gekomen dat het misschien goed is om te bekijken of de structuur beantwoordt aan de vragen en eisen die wij als Kamer en als presidium stellen.

Mevrouw Bruins Slot vroeg naar de detachering van de directeur bij Binnenlandse Zaken: door wie wordt hij betaald? Hij wordt door Binnenlandse Zaken betaald.

Bij mijn verkiezing als Voorzitter heb ik open en eerlijk gezegd dat de structuur moet worden geëvalueerd. We kunnen zeggen: dit is zo afgesproken en we gaan ermee door omdat het nu eenmaal zo is, maar ik denk niet dat het een goede oplossing is. Daarom heeft het presidium op 5 april dit jaar gezegd: laten we dat laten evalueren door een extern iemand, niet dat er een uitgebreid rapport moet liggen, maar iemand van buiten moet spreken met alle betrokkenen. Dat gebeurde met de Griffier, met de directeur die nu gedetacheerd is, met mensen van de Griffie plenair, met medewerkers en met leden van het presidium: hoe is dit toen afgesproken, wat is daarvan terechtgekomen en hoe kan het anders? Die evaluatie is vorige week afgerond. Daaruit komt naar voren, en ik citeer nu maar gewoon even, dat deze managementstructuur maar gedeeltelijk heeft geleid tot het beoogde effect. Datgene wat we in 2014 hebben afgesproken, heeft dus niet het effect gehad dat we daarvan hadden verwacht. Voorts wordt gezegd: de meest wezenlijke structuurverandering, de rollen van de Griffier en de directeur Constitutioneel Proces, heeft niet gewerkt en zal naar verwachting ook niet gaan werken. Met andere woorden, wij moeten de taakverdeling die toen is gemaakt, anders gaan doen. Daar zijn we nu mee bezig.

Precies in die periode heeft de Griffier aangegeven dat zij graag terug wil naar het gebied waar haar hart lag en ligt: het onderwijs. Dat was ook precies in die periode aan de orde. Ik wist er een beetje van, maar dat gold niet voor iedereen. Er worden allemaal dingen aan elkaar gekoppeld, maar voor zover ik weet is er niets aan de hand en ook vanuit de ambtelijke organisatie heb ik niemand horen zeggen dat er een conflict was of dat topambtenaren worden weggestuurd. We zijn een gedegen organisatie. Mensen hebben rechten. Het presidium neemt mensen aan en ontslaat ook mensen. Uiteindelijk gaat ook de Kamer daarover. Dus al dat soort dingen van «wie gaat weg enzovoorts», dat is echt niet aan de orde. Tot zover de ambtelijke organisatie, waar alle woordvoerders vragen over hebben gesteld.

De heer Öztürk (DENK):

De Kamervoorzitter legt het proces uit en citeert uit een evaluatierapport dat wij niet hebben. Ik denk dat het goed is als we dat rapport ook krijgen, zodat we daarover kunnen debatteren vanuit een gelijk informatieniveau. Zij houdt zichzelf geen spiegel voor. Er is gevraagd naar het functioneren van de Kamervoorzitter in het hele proces. Wat gaat zij als Kamervoorzitter anders doen om dit soort zaken te voorkomen? Zij legt alleen uit hoe het proces is verlopen en denkt dat het daarmee klaar is. Ik denk dat het belangrijk is als ze zelf ook aangeeft hoe het in de toekomst zal verlopen.

Ik vind deze discussie een beetje lastig nu het ook over het functioneren van de Kamervoorzitter gaat. Hoe denken de overige leden van het presidium daarover? Dat is in dezen ook belangrijk. Het is heel moeilijk debatteren hierover. Ik wil de Kamervoorzitter daarom vragen om iets meer te vertellen dan alleen het schetsen van het proces en een stukje van het evaluatierapport.

Mevrouw Arib:

Het gaat over de Raming. U mag mijn functioneren zeker aan de orde stellen. Dat is uw vraag. Ik weet niet of iedereen wil weten hoe ik functioneer. Dat wil ik voor de zekerheid even checken.

De voorzitter:

Even een punt van orde.

De heer Duisenberg (VVD):

Het is inderdaad een punt van orde, omdat de Kamervoorzitter daar specifiek om vraagt. Ik had gevraagd, ook naar aanleiding van de inbreng van de VVD bij de verkiezing van de Kamervoorzitter, naar het samenspel in het MT, hoe de Kamervoorzitter daar nu op reflecteert en op welk gebied zij haar eigen bijdrage nog zou willen verbeteren. Het gaat dus om het samenspel in het MT en de reflectie daarop.

De voorzitter:

Dat is ook wat u bedoelt, mijnheer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Dat is een iets diplomatiekere en zachtere vorm van de vraag die ik heb gesteld. Het komt op hetzelfde neer, maar de heer Duisenberg doet het iets diplomatieker. Maar goed, ik houd van duidelijke taal.

De voorzitter:

Dank u wel, de vraag is inmiddels duidelijk. Ik geef graag weer het woord aan de Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib:

Prima. Ik vind het helemaal geen probleem als er kritiek is. Dat hoort ook zo, Maar waar het hier echt om gaat, is dat mensen ook op hun plek zitten. Ik geef het voorbeeld van de functie van directeur Constitutioneel Proces. Als blijkt dat dat niet helemaal het geval is, dat er bij de taakverdeling sprake is van overlap met de taken van anderen, dan is het ook aan mij als Voorzitter om daarover met elkaar in gesprek te gaan. Ik ben heel open daarin. Als ik merk dat iets niet goed gaat en anders moet, dan zeg ik dat ook. En dat zal ik ook blijven doen.

Dan ga ik naar ...

De voorzitter:

De heer Öztürk wil toch nog wat zeggen.

De heer Öztürk (DENK):

Dat is dan de tweede vraag. De Kamervoorzitter gaat er dus niet op in. Ze is continu bezig met het proces van de ander, maar de centrale vraag is hoe zij haar eigen functioneren daarin ziet. Ik kan me voorstellen dat ze moeite heeft om dat hier te bespreken. Misschien moeten we een andere manier vinden. Misschien moet het presidium onderling bekijken hoe dit toch kan worden bediscussieerd, misschien met een andere manier van discussiëren hierover. Laten we eerlijk zijn: door de mediaberichtgeving is er toch het een ander bediscussieerd in de samenleving. De samenleving wil ook weten hoe de Kamervoorzitter intern functioneert. Je kunt wel goed debatten in de Kamer leiden, maar ben je ook een goed manager? Kun je met de topambtenaren hier goed overweg? We weten van mevrouw Arib dat ze in het verleden toch moeite had met medewerkers. Als je dat allemaal bij elkaar optelt, denk ik dat het ...

De voorzitter:

Mijnheer Öztürk, probeert u nu een beetje bij de feiten te blijven en komt u nu niet met allerlei veronderstellingen. Even gewoon direct. Eigenlijk vraagt u: hoe vindt u zelf dat u als Kamervoorzitter functioneert?

De heer Öztürk (DENK):

En bent u bereid om meer te vertellen dan u net hebt verteld?

Mevrouw Arib:

Misschien weet mijnheer Öztürk meer dan ik. Als u iets concreets hebt, mijnheer Öztürk, moet u dat gewoon noemen, graag met namen. U verwijst naar een artikel waarin mensen anoniem worden geciteerd. Daar kan ik niets mee. Als u concrete kritiek hebt van medewerkers of van wie dan ook, dan hoor ik dat graag. U moet dan ook met namen en rugnummers komen. Ik kan niet in het algemeen ... Ik praat tegen u, terwijl u op uw mobiel kijkt, mijnheer Öztürk. Ik geef u gewoon antwoord. Ik luister naar u, maar dat verwacht ik ook als ik iets tegen u zeg. Met anonieme uitspraken kan ik echt niets. Ik heb tot nu toe gedaan wat ik vind dat ik moet doen. Ik zal het ook zo blijven doen. U verwijst naar het verleden. Ik weet niet welk verleden; ik weet niet of u doelt op de tijd in uw vorige fractie. Ik kan u één ding zeggen, namelijk dat wij hier allemaal gelijkwaardig en volwassen met elkaar omgaan. Dat geldt voor de Griffier, dat geldt voor de medewerkers, dat geldt voor iedereen in deze organisatie. Als er iets is wat ik niet weet, dan hoor ik dat nogmaals graag. Verder wilt u dat ik iets vertel, maar ik zou niet weten wat ik meer moet vertellen. Ik kan u alleen zeggen dat ik het zal blijven doen zoals ik het gedaan heb.

De voorzitter:

U gaat inderdaad over uw eigen woorden.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik heb een vraag van een andere orde. Het is fijn dat de Voorzitter aangeeft dat zij de managementstructuur ook extern heeft laten evalueren, dus ook ogen van buitenaf heeft laten meekijken hoe het nu verder moet. De vraag daarbij is wanneer de Voorzitter verwacht daarover meer echte duidelijkheid te hebben en ook stappen tot verandering te kunnen zetten. De Voorzitter noemde een indrukwekkend rijtje van acht verschillende diensten die op dit moment in reorganisatie zijn: de Dienst Informatievoorziening, het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven, de ICT, Personeel en Organisatie, de Stafdienst FEZ, de Beveiligingsdienst en de Facilitaire Dienst. Ik mis er dan nog een. De Griffier heeft, denk ik, ook een belangrijke rol in het aansturen van de reorganisatie. Hoe waarborgt de Voorzitter dat er continuïteit blijft in de aansturing en dit soort processen niet onnodig vertraging oploopt?

Mevrouw Arib:

Die vraag heeft mevrouw Bruins Slot gesteld. Ik ga daar graag op in. De zeventien diensten zijn op dit moment verdeeld. De Griffier heeft Personeel en Organisatie onder haar hoede. Deze dienst is nu met een soort project bezig, maar gaat nog reorganiseren. Financieel-Economische Zaken valt ook onder de verantwoordelijkheid van de Griffier. Ook deze dienst gaat nu beginnen. De derde dienst is Communicatie, maar Communicatie is bijna klaar. Desalniettemin is het belangrijk dat er continuïteit blijft. Met de Griffier, de directeuren bedrijfsvoering en Frans van Dijk, die verantwoordelijk is voor een aantal zaken hier, zeker als die raken aan het constitutioneel proces, zijn afspraken gemaakt over wie wat tijdelijk overneemt. Tegelijkertijd hebben wij als presidium gezegd dat wij, nu bekend is dat de Griffier per 1 augustus stopt, zo snel mogelijk de procedure openen voor de vacature van Griffier en voor de vacature van nog een directeur daarnaast. De Griffier heeft nu vier afdelingen onder haar hoede. Heel belangrijk bij de werving van een nieuwe Griffier is dat er naast de directeur Bedrijfsvoering ook iemand is die verantwoordelijk is voor personeelszaken en financiën, zodat dit niet belastend is voor de nieuwe Griffier. Dan kan de Griffier voor een belangrijk deel bezig zijn met constitutionele zaken, het gezicht van de Kamer en de Eerste Kamer. De motie-Tellegen is genoemd en de staatscommissie zit eraan te komen. Dat zijn zaken die echt aan de positie van de Kamer raken. Daarin heeft de Griffier straks een veel belangrijkere rol, in verband met de nieuwe taakverdeling, dan tot nu toe het geval is geweest. Daarvóór moest de Griffier naast het aansturen van die diensten ook nog dit soort dingen doen. Dat lukt gewoon niet. Dat wordt nu ook geconstateerd.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dank voor deze helderheid. Nog even ter verduidelijking: dit wil eigenlijk zeggen dat het presidium en de Voorzitter dus toewerken naar een soort taakverandering, waarbij de Griffier constitutioneel beleid en representatie doet en zich natuurlijk bezighoudt met alle andere knelpunten die er zijn, terwijl de bedrijfsvoering meer door de directeuren wordt gedaan, waarbij je kunt werven voor personen die zich specifiek op die punten profileren.

Mevrouw Arib:

Inderdaad.

Dan kom ik nu op de veiligheid. Daar is ook heel veel over gezegd en er zijn veel vragen over gesteld. U hebt kunnen zien dat wij de laatste tijd in de Kamer heel vaak hebben moeten herdenken. De aanslagen komen steeds dichterbij. Daardoor is veiligheid een van de belangrijkste speerpunten van het presidium. Zoals u weet, kunnen wij daar weinig over zeggen. Dat is een beetje inherent aan alles wat met veiligheid te maken heeft. Er wordt heel intensief samengewerkt met externe veiligheidspartners. Er worden doorlopend oefeningen georganiseerd met de politie en de marechaussee. Dan gaat het echt over de fysieke veiligheid.

Ook over digitale veiligheid zijn vragen gesteld. Daar gaat heel veel, en steeds meer, aandacht naar uit. Dat merk ik ook aan de vragen. Vorige week nog was er een grote ransomware-aanval, gericht op het bedrijfsleven. De crisisorganisatie van de Kamer, die scherp toeziet op informatiebeveiliging, heeft handelend opgetreden en bepaalde systemen van de Tweede Kamer geïsoleerd en uitgezet. Er is veel gezegd over het jaarplan 2017 met betrekking tot beveiliging. Daar kan ik het volgende over zeggen. Er is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in informatiebeveiliging. In overleg met externe experts als het NCSC en Fox-IT zijn maatregelen genomen om ons netwerk te beschermen. Het presidium heeft het Informatiebeveiligingsplan 2017 vastgesteld, met als hoofddoelstelling de Baseline Informatiebeveiliging Tweede Kamer te implementeren. Die baseline bestaat uit verschillende onderdelen. Sommige daarvan zijn technisch van aard, maar het gaat ook om het waarborgen van de continuïteit van het politieke proces en om bewustwording. Zo hebben wij, toen duidelijk werd dat Facebook- en Twitteraccounts van sommige leden waren gehackt, meteen een team van experts ingesteld dat Kamerleden, fractiemedewerkers en Kamerambtenaren kon helpen om hun account beter te beveiligen. Dat team van experts is nog steeds operationeel. Echt iedereen kan daar een beroep op doen. Er is ook een cursus cybersecurity aangeboden aan Tweede Kamerleden, maar ook aan hun medewerkers en aan de ambtelijke diensten. En er is een bewustwordingscampagne gestart, u hebt dat misschien gezien op Plein2 en in de liften. Eind 2017 moeten alle maatregelen die in het informatiebeveiligingsplan staan, zijn doorgevoerd. Wij doen er, kortom, alles aan om onze informatie zo goed mogelijk te beveiligen, maar 100% waterdicht wordt het nooit.

Er wordt in overleg met iedereen die betrokken is, gekeken wat we moeten doen als we gehackt worden. Goede interne en externe communicatie – daar is ook op gewezen – is daarin heel belangrijk. Toen er een incident was, kwamen er heel veel opmerkingen van mensen die dat van dichtbij hebben meegemaakt, met name vanuit de hoek van D66, omdat zij op de plek in kwestie zaten. Veel dingen die toen nog niet in het plan stonden, de fietsenstalling en dat soort dingen bijvoorbeeld, zijn daarna in het beveiligingsplan opgenomen. Eigenlijk zijn wij dus allemaal de ogen en de oren van onze beveiliging. Alle opmerkingen die worden gemaakt over tekortkomingen of dingen die opvallen, worden zeer gewaardeerd.

Zoals het presidium in de nota naar aanleiding van het verslag ook heeft aangegeven, zijn wij graag bereid een nadere toelichting te geven, maar dat moet dan echt in een besloten briefing. Daar moeten jullie het mee doen.

De voorzitter:

De heer Duisenberg heeft daar een vraag over.

De heer Duisenberg (VVD):

Het is voor ons als Kamer heel lastig om controlerende vragen te stellen aan de Kamerorganisatie en ook aan het presidium over zowel de informatiebeveiliging als de fysieke beveiliging. Ik denk dat zo'n briefing een oplossing kan zijn, maar ik wil toch ook vragen of de Kamervoorzitter met het presidium zou kunnen overleggen over iets anders. Is het mogelijk om op een of andere manier te waarborgen dat die beveiliging adequaat is en om dat voldoende terug te koppelen naar de Kamer, zodat wij in ieder geval niet allerlei vragen hoeven te stellen op basis van incidenten? Eerder heeft een van de collega's het woord audit genoemd. Ik denk dat je, zonder in de openbaarheid allerlei vragen ergens over te hoeven stellen, zou moeten kunnen vaststellen: dit is de baseline voor beide en zo hebben we geborgd dat ook gecontroleerd wordt of het werkt. Dat mag van mij het presidium doen. Dat hoeft helemaal niet in dit commissieverband te gebeuren, maar kunnen we daarvoor een proces afspreken?

Mevrouw Arib:

Helemaal mee eens en dat gebeurt ook. We zoeken naar manieren om, zonder alles openbaar te maken, de leden in staat te stellen, dingen mee te geven en te weten te komen wat er speelt.

De heer Duisenberg (VVD):

Het gaat mij er niet zozeer om dat wij signalen kunnen meegeven, maar dat wij het signaal krijgen dat zowel opzet als werking adequaat is. Het enige signaal dat we tot nu toe hebben gekregen, is dat van de Rekenkamer, over wat haar bevindingen zijn. Daar word je natuurlijk niet heel blij van. Ik wil gewoon het signaal krijgen: de opzet is goed en het werkt ook nog; daar zitten we bovenop en dat hebben we zus en zo vastgesteld. Dan is dat geborgd en hoeven wij ons niet meer bij elk signaal zorgen te gaan maken.

Mevrouw Arib:

Dat lijkt me prima. Dat is geen enkel probleem. Dan doen we dat ook. Ik kijk mijn team aan. Dat is volgens mij goed. We hebben in het presidium natuurlijk de nodige informatie gedeeld. Er worden vanuit de fracties via de leden ook dingen meegegeven aan het presidium. Dit nemen we graag mee.

De voorzitter:

Het enige wat ik nog wil vragen, is of u enig idee hebt wanneer het mogelijk zal zijn om daarover iets te laten weten aan de Kamer.

Mevrouw Arib:

Dit staat eigenlijk bijna elke maand minstens één keer op de agenda van het presidium. Het is dus niet «we nemen het mee» en daarna hoor je niks meer, wat je vaak bij bewindspersonen ziet. Het is de bedoeling om hierop terug te komen. Laten we zeggen dat jullie na het reces, dat over één week begint, dus begin september, via leden van het presidium worden geïnformeerd.

De voorzitter:

Mevrouw Bruins Slot? O, zij wacht even. Gaat u verder.

Mevrouw Arib:

De heer Duisenberg had ook een vraag over het beleid ten aanzien van de fysieke beveiliging. In april is dat beleid geëvalueerd en uitgebreid in het presidium besproken. Ook dat is niet openbaar, maar het is wel gebeurd.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik heb toch nog een vraag aan de Voorzitter. Ik heb er alle vertrouwen in dat er heel hard gewerkt wordt om in 2017 de baseline voor beveiliging in de Tweede Kamer te halen, maar de Algemene Rekenkamer zei al in 2015 tegen ons: jongens, maak nou eens haast, want jullie hebben jullie baseline nog niet op orde! Hoe kan het nou dat het nog zo lang duurt? En heeft de Voorzitter er echt vertrouwen in dat we in 2017 in ieder geval de baseline halen?

Mevrouw Arib:

Er is net veel gezegd over de ambtelijke organisatie, over hoe dit werkt enzovoorts. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer worden dingen zichtbaar gemaakt en gaan we hiermee aan de slag. Daar ga ik nu op in, want die vraag is door een aantal van jullie gesteld: door de heer Duisenberg, mevrouw Van Engelshoven, mevrouw Bruins Slot en mevrouw Özütok. Het gaat om de beveiliging van het financiële systeem. De Algemene Rekenkamer heeft daarover inderdaad de nodige opmerkingen gemaakt. De Tweede Kamer had in 2016 het financiële systeem nog onvoldoende beveiligd. Het beheer van het systeem was niet geheel op orde. In 2016 is weliswaar een informatiebeveiligingsplan voor het financiële systeem opgesteld, maar de implementatie daarvan verliep te traag en de maatregelen waren niet voldoende om alle risico's weg te nemen. Zo waren niet alle beveiligingsupdates doorgevoerd en was de documentatie van het databasebeheer niet op orde. Daarnaast was er geen zekerheid over het veilig opbergen en kunnen gebruiken van back-upbestanden en beschikte de beheerder niet over beheerrapportages. Dat zijn inderdaad ernstige dingen. In die zin is het helemaal legitiem dat jullie daar aandacht voor vragen. Dit kwam ook naar voren in het Verantwoordingsdebat, dat ik zelf heb voorgezeten. Mevrouw Schouten en de heer Omtzigt hadden hierover beiden vragen gesteld in de schriftelijke inbreng, maar ze hebben hierover ter plekke ook een motie ingediend. Ik heb toen gezegd: houd die motie even aan, dan kunnen wij dit betrekken bij de Raming, waar het thuishoort.

Ik kan melden dat naar aanleiding van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer direct actie is ondernomen. Het presidium heeft gevraagd om een stappenplan. Wij hebben afgesproken dat uiterlijk 1 september 2017 alle knelpunten zijn opgelost. Het gaat om de volgende stappen. De servers waarop het financiële systeem draait, zijn gehardend en voldoen daarmee aan het beveiligingssysteem. Back-ups worden gemaakt, geregistreerd en veilig opgeborgen. Zowel het maken van een back-up als het herstellen van gegevens aan de hand van deze back-up vindt plaats conform schriftelijke afspraken. De beheerrapportages worden inmiddels door de leverancier van het systeem in de afgesproken frequentie opgeleverd aan de Tweede Kamer. Er worden hersteltests uitgevoerd en incidenten worden via een classificatie geregistreerd. Ook vindt er logging plaats van bankgegevens, zodat je kunt zien wie waaraan gezeten heeft. Al deze punten zijn inmiddels klaar. Voor 1 september 2017 worden de laatste acties uitgevoerd. Dit betreft het actualiseren van procedurebeschrijvingen en technische zaken zoals pentests en jaarlijkse controle op inactieve gebruikers. Alle aanbevelingen van de ADR en de Rekenkamer zijn daarmee uitgevoerd binnen vier maanden na aanbieding van het rapport van de Algemene Rekenkamer. Dat is wat ik u daarover nu kan melden. Ik denk ook dat dat nodig is.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het is ontzettend fijn dat de Voorzitter zo duidelijk aangeeft welke stappen worden genomen en waar de mankementen zaten. Ik viel er wel even over dat de Voorzitter pentests als een technische zaak benoemt. Penetratietesten, de vraag of je kunt inbreken in een systeem, is niet echt een technische zaak. Uiteindelijk kun je daaruit opmaken of iets voldoende beveiligd is. Er vinden bijvoorbeeld uitgebreide pentests plaats bij DigiD om te bekijken of mensen daar makkelijk toegang toe kunnen krijgen. Worden op dit moment al pentests uitgevoerd?

Mevrouw Arib:

Ik kijk even naar onze deskundigen. Mag ik in de tweede termijn daarop terugkomen?

De voorzitter:

U komt er zo meteen nog even op terug.

Mevrouw Arib:

Ik ga verder met een paar vragen die daarmee samenhangen. Mevrouw Van Engelshoven had vragen over veilige en moderne telefonie. Zijn er beveiligingen op alle telefoons en waarom worden er nog vaste telefoons gebruikt? Op alle mobiele telefoons zal extra beveiliging worden aangebracht. Vaste telefoons zullen nog blijven, maar het is echt «nee, tenzij»: in principe geen vaste telefoon, tenzij het echt nodig is.

Mevrouw Özütok heeft gevraagd of wij afhankelijk zijn van externe expertise voor cybersecurity. Ik begrijp uit uw betoog dat je eigenlijk niet afhankelijk daarvan moet zijn, maar dat de mensen hier ook in staat moeten zijn om ons daarbij te helpen als dat nodig is. Dat is het uitgangspunt, maar er zijn maar een paar deskundigen op het gebied van cybersecurity. De Kamer moet van die externe expertise gebruik kunnen maken. Soms kost dat heel veel geld; ik zal er straks bij de Roemernorm op terugkomen. Maar soms kan het niet anders en moet je met externe experts werken, die je van buiten moet inhuren. Onze veiligheid staat toch boven andere zaken, zoals ook vandaag uit de inbreng van de sprekers blijkt.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik begrijp dat het nodig is om externe specialisten in te huren. Het gaat erom of er daarnaast een traject is voor onze eigen medewerkers om zich bepaalde deskundigheden eigen te maken. Is daar ook aandacht voor?

Mevrouw Arib:

Zeker, ik ben dat helemaal met u eens. Ik begrijp de achterliggende gedachte van uw vraag. Het gaat er ook om dat we hier mensen hebben die gespecialiseerd zijn en, als dat niet het geval is, dat we in die mensen moeten investeren om zich die kennis eigen te maken. Dat gaan we doen; dat doen we volgens mij ook. Het gaat er echt om dat er soms maar een paar mensen zijn in Nederland of misschien zelfs buiten Nederland – ik weet het niet – die daar verstand van hebben. Ik ben het helemaal eens met het principe dat je niet te snel mensen van buiten inhuurt.

Ik kom straks terug op de motie-Tellegen. Wat mij betreft, was dit het onderdeel veiligheid.

De voorzitter:

Ik kijk even naar iedereen. Gaat u verder.

Mevrouw Arib:

Ik zie de heer Öztürk een beetje ongeduldig kijken. Ben ik iets vergeten, mijnheer Öztürk? Zo niet, dan ga ik verder.

Er is veel gezegd over het functioneren van de Kamer. Ik ben blij dat daar ook aandacht aan wordt besteed. De heer Duisenberg noemde het feit dat wij te veel moties indienen, te veel vragen stellen enzovoorts, en dat daardoor het instrumentarium dat de Kamer heeft, bijna aan inflatie onderhevig zou zijn. Natuurlijk is het ontzettend belangrijk om zuinig met onze instrumenten om te gaan. Ik heb eerder, zowel in de Kamer als daarbuiten, daar iets over gezegd. Vroeger, als een Minister een motie aan zijn broek had – vaak was het een hij – had hij een slapeloze nacht of knikkende knieën, maar dat is tegenwoordig niet meer het geval. Dat is iets waar ik zelf als Kamervoorzitter alleen maar iets over kan zeggen en een oproep over kan doen, maar uiteindelijk is het aan de Kamerleden om daar zelf een vorm in te vinden, zodat deze instrumenten die wij hebben, niet aan effectiviteit of aan kracht verliezen.

Er zijn een paar dingen genoemd door de heer Duisenberg, bijvoorbeeld dat fracties een debat steunen, maar daar zelf niet aan meedoen. «Verschijningsplicht» werd het terecht door de heer Van Nispen genoemd. Dat is volgens mij nu twee keer voorgekomen. We hebben het in het presidium erover gehad hoe daarmee om te gaan. Uiteindelijk is het echt aan de Kamerleden om wel of niet te verschijnen. Als mensen een debat steunen, verwacht je dat ze er ook aan meedoen. Meer dan dat kun je niet doen.

Er is ook een vraag gesteld door de heer Duisenberg over het aantal dertigledendebatten. Op dit moment hebben we er twintig op de lijst. In de oude samenstelling van de Kamer hadden we iets van – ik kijk even naar Linda Kipp – bij elkaar meer dan 100 debatten: meerderheidsdebatten en dertigledendebatten. Ik heb daar toen met het presidium heel grondig naar gekeken. Ik ben ook langs een paar commissies gegaan die veel debatten op hun lijst hadden staan, zoals Economische Zaken en I en M. Ik noem ze «de vervuilers». Ik heb een beroep op ze gedaan. Dat heeft ertoe geleid dat de lijst werd opgeschoond. Fracties hebben intern met elkaar de lijst doorgenomen, zodat de nieuwe Kamer niet belast wordt met debatten van de oude Kamer. We hebben er negen in goed overleg op de lijst laten staan, maar intussen zijn er twintig dertigledendebatten bij gekomen.

Het valt ook op, en dat heeft natuurlijk te maken met de formatieperiode, dat wij niet zo heel veel wetgevingsoverleggen hebben. Je hebt dus ook de mogelijkheid om dertigledendebatten te plannen. Alleen het probleem is dat bij bijna al die dertigledendebatten wordt gezegd: eerst een brief en dan het debat. Dus we kunnen in principe heel veel plannen, maar zolang er geen brieven zijn, gebeurt dat niet en blijven de debatten op de lijst. We proberen het wel, met druk op het kabinet en druk op Kamerleden – deze week hebben we er ook een paar gepland – maar we kunnen niet zeggen dat we na een maand dertigledendebatten van de lijst halen. Want zoals net ook is opgemerkt, soms ligt het niet aan de aanvrager zelf, maar ligt het ook aan ons. Als de Kamer straks draait, is het onmogelijk om binnen een maand heel veel debatten te plannen, omdat wetgeving voorrang heeft, begrotingen voorrang hebben enzovoorts. Ik begrijp dus het ongeduld, maar ook hierbij denk ik dat terughoudendheid kan helpen. Ik vind het dertigledendebat een belangrijk instrument, vooral voor kleine fracties, maar ook daarmee moeten we zuinig omgaan. Kamerleden hebben daarin ook een verantwoordelijkheid.

De heer Van Nispen heeft een vraag gesteld over het mondelinge vragenuur. Wij vinden dat we het vragenuur wat levendiger zouden kunnen maken. Dat is een terugkerend probleem. Wij proberen bij de toekeninning van de vragen de actualiteit, de maatschappelijke discussie enzovoorts te betrekken. Het voorstel om alleen fractievoorzitters mondelinge vragen te laten stellen, is gesneuveld in de vorige Kamer. Misschien is het daarom goed om een werkgroep met een aantal oud-Kamerleden en een aantal nieuwe Kamerleden die hier nog fris en open in staan, een nieuwe formule te laten bekijken. Wat mij betreft komt er niet iets in de plaats van het mondelinge vragenuur op dinsdag – dat moet blijven – maar iets ernaast, waarmee we kunnen experimenteren. Pas als het echt iets is, gaan we misschien over tot het verbreden of het structureel invoeren daarvan. Het voorstel is om het op die manier te doen.

De heer Öztürk vroeg waarom DENK en andere kleine fracties geen mondelinge vragen krijgen toegewezen. Dat is gewoon niet waar. DENK heeft vorig jaar ook mondelinge vragen toegewezen gekregen, net als andere kleine fracties, zoals de Groep Bontes/Van Klaveren en de Partij voor de Dieren. In dat opzicht is het hetzelfde. We bekijken elke keer de criteria en op basis daarvan maken we een keuze uit de aangemelde vragen. Dat geldt voor iedereen, ook voor DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Vorig jaar zat DENK niet in de Kamer; dat kregen we iedere keer te horen als we de naam DENK naar voren brachten. DENK zit vanaf 22 maart in de Kamer en de Voorzitter heeft nog niet één mondelinge vraag van ons goedgekeurd. Dat is een feit; laten we het daarover hebben.

Ik heb een voorstel ingediend, want er is altijd discussie over het mondelinge vragenuur. Heel veel Kamerleden gaan naar de Griffier om te vragen waarom hun vraag niet op de lijst staat. Laten we alle fracties twee keer per jaar de gelegenheid geven om zelf een onderwerp te kiezen waarover zij een mondelinge vraag willen indienen. Dat zijn 26 vragen, dus 1 per week. Daardoor krijg je geen discussie in de trant van «het wordt mij niet gegund» of «ik mag niet» en voorkom je dat een bepaald onderwerp nooit aan de orde komt omdat het niet aan de criteria van de Kamer voldoet, terwijl de burger wel wil dat daarover publiekelijk aan de Minister vragen worden gesteld. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de Kamervoorzitter. Hoe kijkt zij naar het voorstel om de discussie over de vraag waarom iemand nooit aan bod komt, weg te nemen door iedere fractie twee keer per jaar de gelegenheid te geven om zelf een onderwerp op de agenda van het mondelinge vragenuur te zetten? Er worden dan niet vier, maar drie mondelinge vragen door het presidium gekozen. Bij één vraag geeft het presidium een fractie de gelegenheid om een voor haar belangrijk onderwerp aan de orde te stellen.

Mevrouw Arib:

Ik kan nu niet beslissen dat ik twee vragen per jaar ga toekennen. Zo werkt het niet, mijnheer Öztürk. Als u dat vindt, dan moet u daarover een motie indienen en dan is het aan de Kamer om daar al dan niet in mee te gaan. Ik vind het van belang om de mondelinge vragen zo veel mogelijk ... Als er schriftelijke vragen zijn gesteld ... Ik heb de criteria voor de tweede keer uitgebreid in een brief geformuleerd. De Voorzitter heeft uiteindelijk ook discretionaire ruimte. Ik maak daar niet altijd gebruik van, want ik probeer de criteria zo objectief mogelijk te volgen. Elke dinsdag is er een beetje ruzie met Kamerleden die niet tevreden zijn, dus u bent niet de enige. Er zijn meer collega's die dat vinden. De heer Van Nispen noemde net het voorbeeld van vorige week. De heer Roemer had toen vragen aangekondigd – volgens mij gingen die over de gaswinning – en die waren ook niet goedgekeurd. Ik ga me niet echt verantwoorden voor de uiteindelijke afweging die ik heb gemaakt, want dan zou ik elke dinsdag aan iemand moeten uitleggen waarom ik een bepaalde keuze wel of niet heb gemaakt. In die zin is het heel fijn dat je als Voorzitter ook een beetje ruimte hebt.

De heer Öztürk (DENK):

Juist om ruzies en discussies te voorkomen is het misschien goed om dit systeem in te voeren. Iedere fractie heeft dan immers de mogelijkheid om een van haar twee vragen in te dienen. Je voorkomt daardoor discussies over de vraag waarom vragen wel of niet worden toegekend. De Voorzitter krijgt dan ook meer ruimte om andere dingen te doen. Ik kan een motie indienen, maar ik zou het presidium toch willen vragen om mee te denken zodat we tot een oplossing kunnen komen.

Mevrouw Arib:

Dat is een opmerking en geen vraag.

De heer Duisenberg (VVD):

Ik begrijp van de Kamervoorzitter dat er een werkgroep komt die gaat kijken naar de invulling van het vragenuur. Het vragenuur is een manier om te reageren op dingen die gebeuren in de samenleving. Ik heb een punt gemaakt over het dertigledendebat. Dat is ook een manier om daarop te reageren. Ik wil de Voorzitter daarom vragen of de dertigledendebatten ook door de werkgroep kunnen worden bekeken. Kunnen die zaken in relatie tot elkaar bekeken worden? Kunnen de staat van die debatten, het aantal en het karakter ervan en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan ook door de werkgroep worden geëvalueerd?

Mevrouw Arib:

Ik vind het een lastige discussie. Ik ken deze discussie al heel lang. Ik heb die ook in mijn eigen fractie gevoerd. Als we in de oppositie zaten, waren we voor dertigledendebatten en als we in de coalitie zaten, waren we er misschien tegen. Ik ben altijd een verdediger geweest van het dertigledendebat. Zeker gelet op de huidige samenstelling van de Kamer, het politieke landschap met dertien fracties, is het belangrijk dat kleine fracties een beroep kunnen doen op zo'n instrument. Natuurlijk is het ook aan de kleine fracties om daar zuinig mee om te gaan, net als wij vinden dat er zuinig moet worden omgegaan met moties en dergelijke. Maar hoe dan ook, kan ik natuurlijk niet zeggen dat dit niet mag of dat dit niet mag worden geëvalueerd. Dat is aan de Kamer. Ik wil wel meegeven dat we dat instrument in de Kamer nodig hebben voor fracties die niet in een coalitie zitten of toch bepaalde onderwerpen willen agenderen en die daar anderen voor nodig hebben, want anders wordt de drempel heel hoog.

De heer Duisenberg (VVD):

Ik doe nog helemaal geen voorstel om iets af te schaffen. Het gaat me er ook niet om of je in de oppositie of in de coalitie zit. Ik vraag alleen om ook dit punt in de evaluatie mee te nemen. Het gaat mij er gewoon om dat de Kamer goed functioneert. Mijn betoog richt zich op de vraag hoe effectief wij zijn als parlement, hoe het publiek ons ziet en hoe het zit met het vertrouwen dat het publiek in ons heeft. De inflatie van de instrumenten, zoals de Voorzitter het zelf noemt, is een van de zaken die daar een rol bij spelen. Het gaat mij dus niet om de vraag of het om de coalitie of de oppositie gaat; het gaat mij om het functioneren van de Kamer en ik vind dat je dit dan ook moet bekijken.

Mevrouw Arib:

Volgens mij hebben we ook bij de vorige Raming geconstateerd dat het Reglement van Orde een soort kerstboom is geworden. Daar wordt elke keer een nieuwe wijziging aan opgehangen waardoor je bijna de samenhang kwijtraakt. Ik heb toen gezegd dat ik heel graag zou willen dat het hele Reglement van Orde tegen het licht wordt gehouden. Er zijn ook nieuwe ontwikkelingen waarmee je misschien rekening moet houden. Dat heb ik ook gedaan. Ik zei eerder: als de nieuwe Kamer is geïnstalleerd, kunnen we een werkgroep instellen die zich buigt over het Reglement van Orde. De heer Van der Staaij is bereid om als voorzitter van die werkgroep op te treden.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dan komt het goed.

Mevrouw Arib:

Ja, dan komt het goed. Ik kom daarop terug. Het is belangrijk dat daar fracties in worden vertegenwoordigd, zowel ietsjes grotere fracties als kleine fracties. Daarbij kan dit soort kwesties aan de orde worden gesteld. Het gaat dan niet zozeer erom dat je de instrumenten moet afschaffen, want een paar dingen zijn grondwettelijk vastgelegd, zoals hoofdelijke stemming, vraagrecht enzovoorts. Wel gaat het om de vraag welke instrumenten op welke manier kunnen worden ingezet en hoe we die instrumenten zo effectief mogelijk kunnen inzetten.

De heer Van Nispen (SP):

Over het vragenuur hebben we het al heel lang. De SP heeft voorgesteld dat fractievoorzitters vragen stellen aan de Minister-President. Dan kan het vragenuur interessanter worden en kun je misschien actuele kwesties bespreken. Daardoor neemt wellicht het aantal dertigledendebatten af. Dat valt te bezien, maar het zou kunnen. We hebben indertijd ook een motie aangenomen, een unieke VVD/SP-motie, waarin aan het presidium werd gevraagd om met voorstellen te komen op dit gebied. Die motie is in de openbaarheid aangenomen, maar vervolgens is zij in de niet-openbaarheid niet uitgewerkt. En nu moeten we een werkgroep gaan vormen. Ik vraag de Voorzitter nu toch of niet het presidium zelf met voorstellen ter zake kan komen.

Mevrouw Arib:

Ik weet precies hoe het gegaan is met de vorige motie. Het klopt dat die is aangenomen. Er is toen sprake geweest van een soort koppelverkoop: als we dat doen, dan worden daar de dertigledendebatten aan gekoppeld. Vanaf het moment dat ik Voorzitter ben geworden, is het mijn inzet om het vragenuur zo levendig mogelijk te houden. Dat wil ik heel graag. Als de heer Van Nispen mij vraagt om zelf met voorstellen te komen, dan wil ik dat met alle plezier doen. Dan moeten we in het presidium daarover spreken. Dat vind ik ook prima. Dat is geen enkel probleem.

De heer Van Nispen (SP):

Ik snap ook dat u zegt: ik ga mij niet voor ieder voorbeeld verantwoorden, want het is mijn bevoegdheid om vragen wel of niet toe te kennen. Maar we hebben vorig jaar bij de Raming wel gezegd: gelet op deze motie en de wens van de Kamer moet het mogelijk zijn om vragen te laten stellen door fractievoorzitters aan de Minister-President. Als dan een keer een fractievoorzitter een vraag aanmeldt over een actueel thema, verbaast het mij wel dat die vragen niet doorgaan. Die vraag heb ik vorig jaar gesteld. Net ging het om één concreet voorbeeld, maar er zullen er meer zijn. Ik zou een beroep op u willen doen om, als men vragen wil stellen aan de Minister-President over uitspraken die hijzelf heeft gedaan, dus niet op het beleidsterrein van iemand anders, daar wel heel zorgvuldig naar te kijken dan wel om die vragen door te laten gaan.

Mevrouw Arib:

Twee dingen. Allereerst is de motie die toen werd aangenomen, echt afgehandeld. Ik wil niet de verwachting wekken dat ik een verzoek uit een motie die toen werd aangenomen, opnieuw ga invoeren. Het politieke draagvlak is er niet voor. Laten we dat in elk geval met elkaar vaststellen. Vervolgens is er het voorbeeld dat de heer Van Nispen net noemde. Daarover heb ik uitgebreid gesproken. Ik zou het daarbij willen laten. Ik ben echt heel erg van: fractievoorzitters doen af en toe aan debatten mee, dus zij melden zich niet elke week voor het mondelinge vragenuur. Ik ben daar altijd heel coulant in. Het moet ook te verdedigen zijn. Dat heb ik uitgebreid met de heer Roemer besproken. Ik begrijp dat de heer Van Nispen het voorbeeld noemt, maar ik denk niet dat het handig is om dat voorbeeld hier met elkaar te bespreken. Het signaal is wel helder. Daar gaat het uiteindelijk om. Dit wat betreft het mondelinge vragenuur en de dertigledendebatten en alles wat daarmee samenhangt.

De heer Van Nispen had ook een vraag over moties die in stemming worden gebracht, maar waarbij die stemming toch door een meerderheid wordt tegengehouden. Formeel kan een meerderheid zeggen niet over een bepaalde motie te willen stemmen. Het indienen van moties is een individueel recht, maar het tijdstip van stemmen is aan de Kamer. Zo werkt het. Een individueel lid kan geen stemming afdwingen, maar het is wel ongebruikelijk dat de Kamer bij meerderheid een stemming tegenhoudt. Dat gebeurt niet heel vaak. Het is zelden voorgekomen. Uiteindelijk vind ik wel dat er terughoudendheid moet worden betracht bij het vragen van uitstel bij een stemming over moties, dus wat dat betreft doe ik ook een beroep op de leden. Die motie waarover we het hadden, is uiteindelijk wel in stemming gebracht, maar zij heeft het niet gehaald. Het heeft wel tot de nodige commotie geleid. Maar goed, het is echt aan de meerderheid.

Een andere vraag over de werkwijze van de Kamer gaat over de uitbreiding van het Bureau Wetgeving. Daar is extra capaciteit voor uitgetrokken. Mevrouw Bruins Slot heeft gevraagd of individuele vragen van Kamerleden bij de nieuwe werkwijze van commissies minder aan bod kunnen komen, maar dat is absoluut niet de bedoeling. Individuele leden hebben het recht om vragen te stellen en zij kunnen een beroep doen op het CIP. Over de nieuwe werkwijze van de commissies is er een rapport gekomen van Pieter Duisenberg, Linda Voortman, Stientje van Veldhoven en Mei Li Vos, met ambtelijke ondersteuning, in opdracht van het presidium; over de informatiestroom die wij dagelijks moeten verwerken. Er is soms te veel informatie en soms te weinig. Wij weten allemaal dat Kamerleden niet altijd de tijd hebben om die informatie tot zich te nemen of om die goed te gebruiken. Daarom hebben wij gezegd dat wij dat anders gaan organiseren, met als voorbeeld hoe het in andere landen is geregeld. Daar is de nieuwe werkwijze van de commissies uit voortgekomen. Ik heb er echt alle vertrouwen in dat deze tegemoetkomt aan de behoefte van Kamerleden en sterker nog, dat daarmee ook de informatiepositie van de Kamer wordt versterkt. Het is niet in plaats van, maar naast de individuele behoeftes van Kamerleden.

Deze nieuwe werkwijze wordt KVKO genoemd. De inzet daarbij is dat de commissie gezamenlijk kan optrekken en aan de hand van een jaarplanning kan zeggen: dat en dat zit eraan te komen, wij moeten op tijd de stand van de wetenschap weten of wij hebben daarover meer informatie nodig. Dat helpt ook. DIV en BOR zijn daar allebei bij betrokken. Dit is op een goede manier gaande binnen de organisatie. Je ziet heel veel mensen enorm opbloeien omdat het voor de medewerkers ontzettend fijn is – zeker voor griffiers, die heel veel kennis en ervaring hebben – als zij een actievere rol krijgen dan wanneer zij er alleen bij zitten en meeschrijven. Niet elke verandering is dus negatief. Dat is fijn om te zien.

Er is ook een vraag gesteld over rappelleren. Er worden momenteel stappen gezet om de wekelijkse overzichten van onbeantwoorde vragen per ministerie op de website te zetten. Mevrouw Van Engelshoven stelde hierover een vraag. De verwachting is dat dit uiterlijk in het najaar gebeurt. Het streven is om dit in oktober van dit jaar gerealiseerd te hebben.

Er moet mij een opmerking van het hart over schriftelijke vragen. Gelukkig komt het heel weinig voor dat in de plenaire zaal wordt gerappelleerd aan het beantwoorden van schriftelijke vragen. Als dat gebeurt, dan wordt dat meestal voorafgaand aan een debat gedaan. Kamerleden willen dan toch snel informatie hebben voordat het debat begint. Dat is ook terecht, maar het is ook weleens voorgekomen – ik ga geen namen noemen – dat echt tientallen schriftelijke vragen worden gesteld en dat dan ook wordt verzocht om die vragen binnen drie weken te beantwoorden. Ook daarover zeg ik: wees een beetje reëel. Gaat het echt om lange, technische zaken, dan kan het ook via de commissie. Dan hoeft dat niet via de schriftelijke vragen te gebeuren en dan kan iedereen daaraan meedoen. De rol van Kamerleden is ook daarbij natuurlijk heel erg belangrijk.

Mevrouw Van Engelshoven vroeg verder naar de beschikbaarheid van Parlis op een ander platform. Bij de doorontwikkeling van Parlis 1.9 is een prominente plaats ingeruimd voor het robuuster maken van Parlis voor andere browseromgevingen en mobiele apparaten. De verwachting is dat deze versie uiterlijk begin 2018 zal worden opgeleverd. Ik lees nu iets voor. Ik weet niet wat erin staat, maar het klopt. Toch? Mevrouw Van Engelshoven knikt ja, dus dan zal het wel goed zijn.

Ik ga over naar de vragen over de verhuizing. Natuurlijk houdt de verhuizing ons bezig. Zij leek eerst heel ver weg, maar ze begint steeds dichterbij te komen. Inmiddels is het presidium gaan kijken. Zelf vind ik het heel erg jammer dat we moeten verhuizen, maar dat doet er niet toe; de meerderheid heeft daartoe besloten en het begint te wennen. De voordelen ervan worden ook gezien. Iemand sprak al over de installaties hier enzovoort. Dat is nodig; dat is ook zo. De vraag van de heer Van Nispen was of mensen ons kunnen blijven volgen, of het parlementaire proces zichtbaar blijft en toegankelijk is. Al zijn we tijdelijk op een andere locatie, het is volgens mij belangrijk dat mensen het parlementaire proces kunnen blijven volgen. Het is de bedoeling dat wij daar dezelfde faciliteiten creëren als hier. Partijen zoals de NOS moeten onze debatten dus kunnen uitzenden en burgers moeten ook gewoon kunnen binnenlopen. Dat is een belangrijk punt waar bij de verhuizing op wordt gefocust. Ik kom er zo op terug, maar alles wat wij hier doen, zoals staand vergaderen in commissiezalen enzovoort, moet ook in het nieuwe gebouw plaatsvinden. Wij moeten daar niet weer van het begin af aan beginnen. Alle nieuwe ontwikkelingen die wij hier doormaken, moeten dus ook daar worden ingevoerd.

Ik ga over naar een vraag van de heer Van Nispen over staand vergaderen, die hiermee samenhangt. Wij zouden vandaag in de Troelstrazaal vergaderen. Dat is om technische redenen niet gelukt, maar ik weet wel dat dit bij Kamerleden ontzettend goed is gevallen. Kleine verbeteringen zijn nodig en die gaan we ook realiseren. Nu dit zo goed is bevallen, hebben we besloten om dit uit te breiden naar een andere zaal. Ik weet niet welke zaal dat is, maar een tweede zaal worden ingericht voor staand vergaderen. Het is geëvalueerd. De meningen zijn trouwens verdeeld. Sommigen willen toch zittend vergaderen. Ik dacht eerst dat dit alleen mensen van 50PLUS waren, maar ook jonge mensen vinden het fijn om af en toe zittend te vergaderen. Vanaf september gebeurt dit dus in twee zalen vanwaaruit live wordt uitgezonden. Dat gebeurt ook omdat alles op de plenaire zaal is gericht, maar hier ook heel veel belangrijke debatten plaatsvinden. Soms hoor je mensen zeggen: dat is maar een AO'tje. Dan denk ik: nee, het is ook een volwaardig debat. Zo moeten we er ook mee omgaan. Als we het debat aantrekkelijker maken en het goed gestreamd wordt, is dat een aanwinst. We gaan dus vanaf september naar een tweede zaal uitbreiden, die dezelfde voorziening voor staand en zittend vergaderen zal krijgen. Eén zaal houden we zoals het is, omdat vanuit de Griffies commissies werd meegegeven dat hoorzittingen, rondetafelgesprekken en dat soort zaken ook belangrijk zijn. We hebben beneden ook zalen, dus daar kan ook naar worden uitgeweken. Dat komt dus in orde.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is goed om te horen. Overigens is niemand voorstander van urenlang verplicht mensen laten staan. Dat heeft nooit iemand voorgesteld. Het was toen drie kwartier. Ik krijg nog steeds te horen dat ik mensen een keer drie kwartier heb laten staan bij de eerste termijn van een wetgevingsoverleg over sportbeleid. Dat kon er wel mee door. Vier minuten staand spreken is mooi voor een levendig debat, maar daarna ga je toch weer uren zitten. Het zou volgens mij nog beter zijn dat mensen zelf kunnen kiezen wanneer ze gaan staan of zitten. Ik snap dat dit niet van de ene op de andere dag gaat, maar misschien is het wel iets om over na te denken voor de toekomst. Dat lijkt me nou echt mooi. Dan kun je interrupties ook staand doen. Als je een uur hebt gezeten en je last van je rug krijgt, is het gewoon gezond als je eventjes mag staan. Wat daarvoor nodig is, is een hogere tafel en stoel. Dan kunnen mensen zelf kiezen of ze staan of zitten. Mijn vraag was dus eigenlijk om daar in de toekomst over door te denken.

Mevrouw Arib:

Dat moet technisch mogelijk zijn. We nemen dit punt mee, want het moet nog gebeuren. Het moet ook voor de beeldvorming een beetje kloppen dat de één staat en de ander zit. Ik weet het dus niet. Vorige keer hadden we bedacht dat het kabinet recht tegenover de woordvoerders zou zitten, maar toen dachten we: nee, dat kan niet, met hun rug naar het publiek. Je moet je er dus echt iets bij kunnen voorstellen.

De voorzitter:

Buiten de microfoon wordt een opmerking gemaakt over jurkjes; dat is een probleem als je op een hoge kruk gaat zitten. Dat zijn allemaal zaken om rekening mee te houden.

De heer Van Nispen (SP):

Mooi dat u dat nog even uitlegde, voorzitter, anders werd ik in verlegenheid gebracht omdat ik niet wist wat met die opmerking werd bedoeld. Hier hebben we ook dichte tafels. Dat zijn dus volgens mij dingen die opgelost kunnen worden. Staan en zitten kan ook opgelost worden door hogere stoelen. Het is misschien iets te gedetailleerd voor nu, maar ik wil alleen vragen om daarover te blijven nadenken, omdat we als Tweede Kamer het goede voorbeeld moeten geven.

Mevrouw Arib:

Oké, is goed.

Ik ga nog in op twee vragen van de heer Van Nispen over schoonmakers. De wens om schoonmakers in vaste dienst te nemen, maakt deel uit van het laatste regeerakkoord. Uitgangspunt was het openstellen van lagere loonschalen, zoals catering en schoonmaak, in dienst van de overheid. De Kamer heeft hier in januari 2010 met een meerderheid van VVD, PvdA en SP mee ingestemd. Ook de Tweede Kamer onderneemt stappen. Het contract met het huidige schoonmaakbedrijf van de Tweede Kamer, ISS, loopt tot februari 2018. De Tweede Kamer is momenteel bezig met voorbereidingen om per februari 2018 de werkzaamheden bij de Rijksschoonmaakorganisatie, RSO, onder te brengen. Uitgangspunt is dat alle schoonmaakmedewerkers van de Tweede Kamer, een stuk of 15, en de 25 medewerkers van ISS door de Rijksschoonmaakorganisatie met dezelfde arbeidsvoorwaarden worden overgenomen.

Dan was er nog een vraag van de heer Van Nispen en mevrouw Özütok over de Roemernorm. Op grond van de Roemernorm mag het bedrag aan inhuur van extern personeel niet de grens van 10% van het bedrag aan totale personele uitgaven overschrijden. Bij de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer was er inderdaad sprake van een overschrijding van de Roemernorm. Ik heb de percentages hier, maar die staan ook in de nota naar aanleiding van het verslag. De overschrijdingen in 2015 en 2016 hebben voor het overgrote deel te maken met de reorganisatie bij de Dienst Automatisering. Vanwege die reorganisatie zijn veel medewerkers vertrokken naar een andere baan. Om de continuïteit van het werk te garanderen, is veel ICT-personeel ingehuurd. Inmiddels zijn veel externe contracten bij de Dienst Automatisering omgezet in tijdelijke ambtelijke aanstellingen en detacheringen, waardoor de overschrijding in 2016 lager was dan in 2015.

Daarnaast is er voor alle diensten aan het begin van dit jaar een platform afgesproken voor kosten externe inhuur. Het is dus niet onbeperkt. De verwachting is dan ook dat in 2017 de uitgaven aan externe inhuur de 10% niet zullen overschrijden. We zitten tot nu toe op schema en we verwachten dat dit ook in 2018 het geval zal zijn. Ik kan namens het presidium zeggen dat wij er echt bovenop zitten. Het is niet zo dat wij eens in de zoveel tijd horen hoe het gaat, maar we krijgen gewoon een driemaandelijkse rapportage over de Roemernorm en sturen bij en grijpen ook in als we zien dat zaken niet goed gaan. Het presidium geeft dit dus zeker een hoge prioriteit.

Ik heb tussendoor al een aantal vragen van mevrouw Van Engelshoven beantwoord, maar er ligt nog een vraag over de mogelijkheid om bewoners sneller te informeren over beveiligingsincidenten. Ik had die vraag over de communicatie bij beveiligingsincidenten misschien eerder mee moeten nemen. Het informeren van de bewoners over beveiligingsincidenten heeft de aandacht. Dat heb ik ook verteld naar aanleiding van een incident. Over het incident in maart zijn binnen 24 uur zowel de direct betrokken getroffenen als de bewoners geïnformeerd. Daar hebben we ook heel veel van geleerd.

Mevrouw Bruins Slot heeft een vraag gesteld over de eindejaarsmarge. Die is noodzakelijk om overlopende verplichtingen te kunnen financieren. Het is 1% van de begroting en het betreft een standaardprocedure. Dat is altijd zo geweest.

Mevrouw Özütok had een vraag over de Participatiewet. Daarover is vorige week inderdaad veel in de media verschenen, met name over het feit dat de overheid zich niet helemaal houdt aan de gemaakte afspraken. Van de 6.500 banen die eind 2016 door de overheid gerealiseerd hadden moeten worden, moesten 3.400 banen door de ministeries en de Hoge Colleges van Staat worden gerealiseerd. Dit aantal is naar rato van de personeelsomvang verdeeld over de ministeries en de Hoge Colleges van Staat. Voor de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer geldt de verplichting om met ingang van 2014 jaarlijks 1,65 extra participatiebanen te realiseren van ten minste 25,5 uur per week. Voor 2014, 2015 en 2016 is deze doelstelling gehaald. Eind 2016 waren er bij de ambtelijke organisatie 4,92 banen gerealiseerd. Eind 2017 moeten er 6,6 participatiebanen zijn gerealiseerd. Het is uiteraard de bedoeling dat we die ook realiseren. Deze oproep is niet alleen aan onszelf gericht, maar betreft ook de fracties. Ook zij hebben daar een verantwoordelijkheid in.

Ik kom bij de vraag van mevrouw Özütok over Parlis en de website. De website van de Tweede Kamer maakt gebruik van informatie, uiteraard voor zover het openbare informatie betreft, uit afzonderlijke systemen. Het gaat onder andere om Parlis en Sesam, waarin naast persoonsgegevens van Kamerleden ook de openbare registers worden bijgehouden. Het gaat ook om VLOS, waarin verslagen van de plenaire vergaderingen en commissievergaderingen worden vervaardigd en dat de basis vormt voor bijvoorbeeld Debat Gemist en Debat Direct. Ik kan in elk geval zeggen dat de website enorm verbeterd is in vergelijking met een aantal jaren geleden, mede dankzij de kritiek van buiten op onze website, die bijna ontoegankelijk was. De website wordt nu druk bezocht. Het is echt ongelooflijk hoe veel ervan wordt gebruikgemaakt, hoewel het natuurlijk altijd beter kan. Op de website wordt de ontvangen informatie ontsloten. Dat gebeurt steeds meer op samenhangende wijze.

Het is dus de bedoeling dat op de website de informatie uit diverse systemen in toenemende mate bij elkaar wordt gebracht en in samenhang met duiding toegankelijk wordt gemaakt. Deze uitbreiding draagt dus bij aan een betere vindbaarheid van de informatie. De zoekfunctionaliteit verbetert parallel daaraan en in samenhang daarmee. Systemen als Parlis en VLOS zijn primair bedoeld om het primaire proces, dus de document- en procesvastlegging en de verslaglegging, te ondersteunen. Daarom zijn ze ingericht op de professionele gebruiker. Ik kan me voorstellen dat het niet voor iedereen duidelijk is, maar de systemen zijn echt voor ons intern bedoeld en daarom minder geschikt om ter beschikking te stellen aan de buitenwereld. De systemen leveren wel informatie aan de website, waarop we informatie zo laagdrempelig mogelijk willen ontsluiten.

Mevrouw Özütok had ook een vraag gesteld over de Eerste Kamer, maar de voorzitter redde mij daar door te zeggen dat de Eerste Kamer over haar eigen organisatie gaat. Ik heb me laten vertellen dat ze 60 formatieplaatsen heeft. We doen ook heel veel dingen samen. Ik heb een lijst van allerlei activiteiten die wij gezamenlijk ondernemen, die ik niet helemaal ga voorlezen. De Eerste Kamer maakt gebruik van ons financiële systeem. Personeel en Organisatie verzorgt ook de salarissen voor de Eerste Kamer. We onderhouden gezamenlijke betrekkingen als het gaat om interparlementaire deelname aan allerlei internationale overlegorganen. Ook de beveiliging delen we. Er gebeurt dus heel veel gezamenlijk; dat staat inderdaad vast.

De heer Öztürk vroeg iets over de mondelinge vragen, maar die vraag heb ik al beantwoord.

Ik kom bij de overige vragen. De heer Duisenberg had een vraag over de motie-Tellegen.

De voorzitter:

De heer Öztürk heeft nog een vraag, maar misschien komt die bij «overige vragen» aan de orde. Ik weet dat hij nog andere vragen heeft gesteld. Die heb ik hier ook opgeschreven. Ik kan me goed voorstellen dat de Kamervoorzitter daar nog op komt.

Mevrouw Arib:

Welke dan? Oh ja, over mijn eigen filmpjes op Facebook. Ik zal daar iets over zeggen. Volgens mij had de heer Van Nispen het over jasjes aantrekken enzovoort. Twee weken geleden was het bloedheet in de zaal. Daar zijn de nodige grappen over gemaakt. Wij hebben geen dresscode om te bepalen wat je wel en niet aan moet hebben. Dat is overal een punt van discussie. Ik zag vorige week een prachtig filmpje van het Engelse parlement, waarin de voorzitter van het parlement hierover de nodige grappen heeft gemaakt. Het is natuurlijk belangrijk, vind ik zelf, dat je er representatief uitziet. Maar ik heb weinig recht van spreken als ik aan Hans Spekman denk. Hij had een speciale outfit. Als je daar een opmerking over maakte, kreeg je reacties van boze burgers, want die herkenden zich in die outfit. Zij vonden dat dit moest kunnen. Ik krijg natuurlijk de nodige opmerkingen via de mail van burgers die zich boos maken over het feit dat iemand geen jasje aan heeft, maar ook over de decolletés en slippers in de zaal. Dat wordt allemaal opgemerkt, omdat wij live worden uitgezonden. Mensen zien dat en sturen mij brieven. Ik probeer het voor jullie op te nemen, laat ik het zo zeggen. Wij hebben echter geen dresscode en ik ben niet van plan om die te gaan invoeren. De meningen over wat wel of niet mooi is en over wat wel of niet kan, zijn verdeeld. Ik begrijp dat daar een filmpje van is gemaakt en op Facebook gezet. Volgens mij is dat alleen maar leuk. Ik krijg heel veel leuke berichten, dus ik ben van plan om meer filmpjes te maken.

De heer Öztürk (DENK):

Vorig jaar vond u de filmpjes van DENK niet echt leuk en ook niet chic. Wij zien dat de filmpjes van DENK toch heel veel Kamerleden, maar ook fracties en nu de Kamervoorzitter hebben geïnspireerd. Dat u dat chic vindt en leuk is bijzonder, want vorig jaar was er een hele discussie en was er veel commotie over de filmpjes van DENK. Ik denk dat wij nu wel zo ver zijn dat dit gewoon chic is.

Mevrouw Arib:

Ik wil geen discussie herhalen over filmpjes van de heer Öztürk en de heer Kuzu, waarin collega's werden beschimpt. Dat is van een andere orde en heeft hier niets mee te maken.

De heer Duisenberg maakte een opmerking over de motie-Tellegen. Dat is inderdaad een belangrijke motie. De heer Duisenberg heeft gelijk: in de motie stond dat voor januari 2017 een wetsvoorstel naar de Kamer had moeten worden gestuurd. Samen met de Voorzitter van de Eerste Kamer, de voormalige Minister van V en J en de Minister van Binnenlandse Zaken heb ik hier uitvoerig over gesproken. Wij hebben gezegd dat het haast heeft. Het presidium heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie gevraagd om een rapporteur aan te wijzen. Intussen zijn dat er drie: mevrouw Tellegen, de indiener van de motie, de heer Van Nispen en mevrouw Van Toorenburg, namens het CDA. Drie weken geleden hebben wij opnieuw een gesprek gevoerd met de Minister van V en J en de Minister van Binnenlandse Zaken. In dat gesprek heb ik namens de Kamer mijn ongenoegen uitgesproken over het feit dat het heel traag gaat. De laatste stand van zaken is dat het wetsvoorstel nu klaar is. Het zou afgelopen vrijdag al in de ministerraad zijn behandeld en voor advisering aan de Raad van State worden voorgelegd. Dat is de laatste informatie die ik hierover heb. Wij zitten erbovenop en ik deel een beetje de ergernis en irritatie over de traagheid waarmee een en ander verloopt. Volgens mij heb ik hiermee alle vragen beantwoord.

De voorzitter:

Niet iedereen is het daarmee eens. Mijnheer Öztürk, wilt u even kort de vraag herhalen die volgens u nog niet beantwoord is?

De heer Öztürk (DENK):

Ik had een vraag gesteld over de diversiteit van medewerkers in de hogere functies. Wat heeft de Voorzitter gedaan en wat gaat zij nog doen? Daarnaast had ik een voorstel ingediend om de samenstelling van het presidium volgens een roulatiesysteem te regelen, zodat kleine fracties om het jaar ook in het presidium kunnen zitten. En ik had nog gevraagd of het een idee is om burgerleden te benoemen in de Kamer, zodat meer mensen betrokken worden bij de democratie.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik had ten aanzien van Parlis nadrukkelijk gevraagd of die twee systemen... Ik begrijp wel dat Parlis voor een andere doelgroep is en dat het ook zodanig ingericht is, maar ze lijken heel erg op elkaar. Blij dat de toegankelijkheid van de website is verbeterd. Het komt over alsof die twee dingen makkelijk te integreren zijn, dan lijkt mij dat één systeem veel beter zou zijn. Wil de Voorzitter daar nog op ingaan? Het tweede is...

De voorzitter:

U bent nu een soort tweede termijn aan het doen, terwijl het mij nu alleen om de vragen gaat die nog niet beantwoord zijn.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

... toegankelijkheid van de debatten voor doven.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Mijn vraag of er een plan van aanpak kan komen voor de bouw en de implementatie van een motievolgsysteem zoals gevraagd in de motie-Schouten/Amhaouch (34 444, nr. 13) en mijn vraag over de stand van zaken van het EU-volgsysteem.

Mevrouw Van Engelshoven (D66):

Twee vragen. Mijn vraag of het presidium er strak op wil toezien dat alles openbaar is, tenzij dat echt niet kan. En de stevige afspraak met het kabinet dat altijd eerst de Kamer wordt geïnformeerd en dan pas de pers. Nu gebeurt het nog vaak dat er na de ministerraad allerlei persberichten uitgaan, terwijl het echt nog wel tot dinsdag of woensdag duurt voordat de Kamer de stukken krijgt.

De voorzitter:

De heer Van Nispen en de heer Duisenberg hebben hun vragen beantwoord gekregen. Dan kijk ik naar de Voorzitter.

Mevrouw Arib:

Eén vraag heb ik gemist. Ik heb twee vragen hier staan van de heer Öztürk, over diversiteit en het presidium, maar u stelde nog een vraag.

De heer Öztürk (DENK):

Burger-Kamerleden.

Mevrouw Arib:

Ja. In de vertegenwoordiging van kleine fracties in het presidium is al voorzien. Dat weet de heer Öztürk ook. Het presidium bestaat normaal uit zeven leden. Juist omdat wij nu dertien fracties hebben in de Kamer, hebben we gezegd dat ook de kleine fracties vertegenwoordigd moeten zijn in het presidium. Daar is de nodige discussie over geweest, waar de heer Öztürk ook bij betrokken was. Uiteindelijk hebben de kleine fracties besloten – daar zijn wij niet bij geweest – dat de heer Voordewind in het presidium zit en dat hij de informatie terugkoppelt aan de kleine fracties. Een presidium bestaand uit dertien mensen, dat kan niet. Dat is onwerkbaar. Dit zijn de afspraken die zijn gemaakt en dat weet de heer Öztürk ook.

De heer Öztürk (DENK):

Mijn verzoek was niet om dertien fracties in het presidium op te nemen. Ik zei dat nu de grote partijen in het presidium zitten. Als het Forum voor Democratie hier aanwezig was, zouden ze zeggen: de kartelpartijen. Mijn vraag was of door een roulatiesysteem ook een kleine fractie de kans kan krijgen om in het presidium te functioneren. We hebben met de ChristenUnie de afspraak gemaakt dat we dat één jaar proberen en dan evalueren. Ik zou het goed vinden als volgend jaar alle fracties de gelegenheid kregen om in het presidium te zitten, zodat niet alleen de grote fracties, maar ook de kleine fracties kunnen beslissen.

Mevrouw Arib:

Iedereen zit in het presidium. De kleine fracties, voor zover je ze klein kunt noemen, hebben dat met elkaar besloten. Als u daar nu anders over denkt, mijnheer Öztürk, of daar een andere mening over hebt, dan moet u dat echt met elkaar gaan bespreken en dan doen jullie eventueel een ander voorstel, maar het kan niet zo zijn dat jullie allemaal bij elkaar zijn gaan zitten: de heer Voordewind, de heer Bisschop, ik begrijp ook iemand van het Forum voor Democratie, DENK, de Partij voor de Dieren, 50PLUS... Jullie hebben dit gezamenlijk besloten. Als u daarvan afwijkt, dan moet u dat daar aan de orde stellen. We gaan hier niet beslissen dat we het presidium anders gaan samenstellen omdat u er nu anders over denkt. Zo werkt dat niet.

Er is ook een vraag gesteld over burgerleden. Ik begrijp dat dit best ingewikkeld ligt omdat wij gekozen volksvertegenwoordigers zijn. Je kunt er niet zomaar een burger naast zetten of zo; ik weet niet wat precies de bedoeling is. Op gemeentelijk niveau schijnt dit overigens wel te kunnen. Ik zag laatst bij toeval wel iets over Kamerwatch. Bijna alle 150 Kamerleden hebben iemand die hen volgt. Ik weet niet wie mij in de gaten houdt, maar in elk geval was het ontzettend interessant. Er was live in De Balie een discussie tussen Kamerleden. De heer Duisenberg was daar trouwens ook bij. Ik vond dat een ontzettend mooi initiatief. Het zou mooi zijn om er wat breder bekendheid aan te geven.

De heer Öztürk stelde ook een vraag over diversiteit. Daarin heeft hij in die zin gelijk dat de personeelsopbouw van de Kamerorganisatie, zoals ik ook heb toegelicht, een afspiegeling van de samenleving is in die zin dat veel mensen hier boven de 50, deels boven de 60 zijn. Mensen blijven ook lang zitten. Op het gebied van schoonmaak en beveiliging zien wij wel verschillende culturele achtergronden, mannen én vrouwen enzovoorts, maar naarmate je verder in de organisatie komt, zie je een bepaalde eenzijdigheid, of dat nu gaat om de man-vrouwverdeling, de seksuele achtergrond van mensen of iets anders. Ik ben er wel van overtuigd dat hoe diverser een organisatie is, hoe gezonder ze is. Dit geldt natuurlijk ook voor vrouwen. Waar de mogelijkheid zich voordoet, zullen we hier zeker rekening mee houden. We kijken naar vertegenwoordiging van bijna iedereen.

De heer Öztürk (DENK):

Is dat niet een béétje ...

De voorzitter:

Heel kort, mijnheer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Ik had iets meer daadkracht verwacht: een beleidsplan, actie, targets. Fijn dat we het met elkaar eens zijn, maar laten we hier iets meer gewicht aan geven.

Mevrouw Arib:

Ja, nou ja. Ik geef aan dat ik dat ook ontzettend belangrijk vind. Waar vacatures zijn, kijk je ook naar het aanbod. Ik ben het met de heer Öztürk eens dat dat beter kan als het gaat om bepaalde lagen. Meer dan dat kan ik ook niet toezeggen.

Mevrouw Bruins Slot heeft gelijk: zij had inderdaad een vraag gesteld over een motie van de heer Amhaouch en mevrouw Schouten over het volgsysteem. Daarover hebben wij bij de beantwoording van de schriftelijke inbreng ook iets gezegd. Ik begrijp de vraag wel, maar het is ontzettend lastig om vanuit de Kamer alle moties te volgen. Het gaat er niet alleen om dat je een motie volgt; je moet die motie ook duiden. Soms ontstaat er discussie over de vraag wat wel en niet is uitgevoerd. Dan kom je in een politieke discussie terecht. Het wordt ingewikkeld om het op die manier te doen. Daarom hebben wij gezegd dat het goed zou zijn om in het kader van de nieuwe werkwijze, het KVKO-traject, bij het maken van de jaarplanning ook zo'n volgsysteem in te voeren. Dan zie je per commissie of de gevraagde brief gestuurd is en of de aangenomen motie uitgevoerd is. Dat is dan de geëigende plek om dit aan de orde te stellen. Zo hebben wij deze motie willen uitvoeren.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat is mij nog vrij ongericht. Ik heb de antwoorden op die schriftelijke vragen gelezen. Ik snap best dat de Voorzitter zegt dat de uitvoering van een motie vaak ook een politieke beoordeling betreft. Dat snap ik. Daarvoor kun je de Kamerorganisatie niet vragen om een politieke beoordeling te plegen. Waar je wel mee zou kunnen beginnen, is om brieven waarin iets wordt gezegd over de uitvoering van een motie, te koppelen aan de motie zelf, bijvoorbeeld in Parlis. We krijgen nu een enorme hoeveelheid stukken. Ik begon natuurlijk met het citaat van 24 juni 1980. Voor mensen die een motie niet hebben ingediend maar die wel graag uitgevoerd zien worden, is het bijna niet meer mogelijk om te achterhalen waar wat staat als het gaat om de uitvoering van die motie. Dus een concrete koppeling tussen de brieven waarin de uitvoering van de motie wordt beschreven en de motie zelf, bijvoorbeeld in Parlis, zou volgens mij al een belangrijke stap zijn om die helderheid te kunnen verschaffen.

Mevrouw Arib:

Dan begrijp ik uw vraag. Het is eigenlijk een beetje dezelfde vraag die ook bij de schriftelijke inbreng is gesteld over het op de website kunnen zien in welk stadium bepaalde wetsvoorstellen verkeren. Dan zou dit zeker ook meegenomen kunnen worden als het gaat om een motie en wat daarmee samenhangt, zoals brieven die erover zijn gestuurd. Dan vind ik het wel legitiem om daarnaar te kijken. Dat is geen probleem.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat vind ik een mooie toezegging van de Kamervoorzitter. Het zou in ieder geval mij als Kamerlid ontzettend helpen bij het uitvoeren van mijn werk en ook de beleidsmedewerkers en de mensen die nu meekijken. Kan de Voorzitter ons in het najaar laten weten hoe het staat met de uitvoering hiervan en of het inderdaad mogelijk is om die koppeling in Parlis te maken?

Mevrouw Arib:

We zijn bezig om achter dit soort kwesties die zowel voor de Kamer als daarbuiten een rol spelen, in de zin dat je wilt weten in welk stadium zich iets bevindt, vaart te zetten. Dus ik zal het zeker meenemen in de discussie over de vraag in welk stadium wetgeving zich bevindt. Ik zal het dus laten weten.

De voorzitter:

Dat betekent dat u zichzelf in staat acht om dit in het najaar aan de Kamer te laten weten.

Mevrouw Arib:

Als blijkt dat het onmogelijk is, laat ik het ook weten, maar ik ga ervan uit dat wel het goed zou zijn om te weten wat er met zo'n motie gebeurt. Wel herinner ik eraan dat er in een vorige periode sprake was van gemiddeld 200 ingediende moties per week. Ik wil de verwachtingen dus wel een beetje temperen maar we gaan kijken wat we eraan kunnen doen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Een kleine tip: de ANP-monitor werkt met zo'n soort systeem. Die heeft dat gewoon. Dus technisch moet het uitvoerbaar zijn.

Mevrouw Arib:

Prima. Dank u wel.

Dan ga ik naar de vraag over het EU-volgsysteem. Daar heb ik inderdaad niet op gereageerd omdat we dat systeem in het kader van het KVKO-traject, de nieuwe werkwijze van de commissies, gaan uitproberen, waarbij we ook zullen nagaan of dat een meerwaarde heeft. Als dat laatste het geval is, is dat prima en als dat niet het geval is, gaan we kijken naar andere mogelijkheden. Het wordt dus gewoon in het kader van de nieuwe werkwijze van commissies meegenomen.

Mevrouw Özütok heeft gevraagd waarom er ten aanzien van de website sprake is van twee systemen naast elkaar. Dat heeft ermee te maken dat het geen twee systemen zijn die apart worden bijgehouden. Het ene systeem is nodig om het andere systeem te voeden. Daarom kun je niet het ene systeem afschaffen en het andere handhaven.

Mevrouw Van Engelshoven heeft een vraag gesteld – een heel belangrijke vraag overigens, net als alle andere vragen – over de vertrouwelijkheid van stukken. Dat is een terugkerend probleem. Met name bij het vorige kabinet was dat een punt van discussie. Ik hoop dat als we straks een nieuw kabinet hebben, we daar anders mee zullen omgaan. Bij dit kabinet hebben we een paar keer meegemaakt dat het stempel «vertrouwelijk» te snel wordt gedrukt op stukken en dat Kamerleden stukken vertrouwelijk ter inzage krijgen. Aan de ene kant is dat heel fijn, maar aan de andere kant is het heel lastig, want je kunt er niets mee. Je mag het ook niet gebruiken in een debat. Ik heb in debatten weleens meegemaakt dat Kamerleden iets hadden gezien, maar er niets over konden zeggen. Soms is dat terecht, maar soms ook niet.

Naar aanleiding van de ervaringen van Kamerleden heb ik een gesprek gehad met het huidige demissionaire kabinet, met name met de Minister van Binnenlandse Zaken. Ik heb hem gevraagd om opnieuw te bekijken hoe om te gaan met vertrouwelijke stukken en ook met informatie richting de Kamer. Het gaat niet alleen om vertrouwelijkheid van stukken. Soms krijg je op het laatste moment, om vijf voor twaalf, stukken en heel veel informatie waardoor de voorbereiding in de knel komt. Ook moeten Kamerleden soms vragen om informatie, terwijl het kabinet de plicht heeft om de Kamer actief te informeren en niet alleen wanneer de Kamer daarom vraagt. Het kabinet kan ook zeggen: dit is belangrijk, dit delen we met de Kamer. Dat heeft ertoe geleid dat de Minister een brief aan de Kamer heeft gestuurd over actualisatie van artikel 68 van de Grondwet over de informatieplicht richting de Kamer. Die brief is in de commissie voor Binnenlandse Zaken behandeld, maar er moet nog een debat over plaatsvinden. Het is heel belangrijk voor de Kamer om daarover duidelijk te zijn. Wat er nu ligt, is de zienswijze van het kabinet. Het is belangrijk dat de Kamer aangeeft wat zij verstaat onder vertrouwelijkheid, staatsgeheimen en dat soort kwesties en dat de Kamer ook een kader kan formuleren. Dat is echt een opdracht aan de Kamer. Voor mij ligt er ook de opdracht om als er een nieuw kabinet is, met de bewindspersonen goede afspraken daarover te maken.

Onder die afspraken hoort ook dat de Kamer als eerste moet worden geïnformeerd en niet via de media. Ik moet erbij zeggen dat dat niet voor alle bewindspersonen geldt. Er zijn bewindspersonen die dat doen, maar de meesten doen dat niet. Het is goed om daar van het begin af aan duidelijk over te zijn. Ik hoop dat we op korte termijn een kabinet hebben. Dan kunnen we daar gelijk mee aan de slag.

Volgens mij heb ik alle vragen beantwoord, maar misschien heb ik weer iets over het hoofd gezien.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ik had een vraag gesteld over de toegankelijkheid van debatten voor doven en slechthorenden. De Kamervoorzitter is daar helaas nog niet op ingegaan. Ik wacht met geduld af.

Mevrouw Arib:

Dat gebeurt al bij het mondelinge vragenuur en het werkt hartstikke goed. We gaan de ondertiteling uitbreiden naar plenaire debatten. Het is heel belangrijk dat doven en slechthorenden weten wat hier wordt gezegd. Het is een grote groep. Dingen die bijna vanzelfsprekend zijn, vergeet ik bijna. Het is heel belangrijk dat u dat noemt. Het is belangrijk om daar aandacht aan te geven en wij doen dat ook.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we aan het einde van de beantwoording in eerste termijn van de kant van het presidium. Er is mij gevraagd om even voor een paar minuten te schorsen voor de tweede termijn van de kant van de Kamer.

De vergadering wordt van 14.37 uur tot 14.44 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef voor de tweede termijn het woord aan de fracties, als eerste de heer Duisenberg namens de VVD.

De heer Duisenberg (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Kamervoorzitter, en met haar natuurlijk alle ambtenaren die haar ondersteunen, voor de antwoorden. Ik heb nog een viertal opmerkingen.

Allereerst over de beveiliging, waar ik in eerste termijn naar heb gevraagd. Dat betreft de fysieke beveiliging en de informatiebeveiliging. Ik ben blij te horen dat er uiterlijk 1 september zo veel acties worden ondernomen ten aanzien van de informatiebeveiliging. In zijn algemeenheid wil ik hier herhalen dat als het niet mogelijk is om informatie te wisselen hierover, gegeven het karakter van de beveiliging, ik toch denk dat we naar een manier van werken toe moeten dat er met beperkte informatie toch comfort geboden kan worden over de opzet en werking die dan objectief beoordeeld worden. Hoe de Voorzitter en het presidium dat doen, is dan een tweede, maar ik denk toch dat het zal helpen.

Het proces rond de noodwet ambtsdelicten is frustrerend. Dat deel ik volledig. Ik ben blij dat het in ieder geval nu in de ministerraad is geweest en naar de Raad van State gaat. Ik heb uit betrouwbare bron begrepen – tenminste, betrouwbaar, hij zit hier naast me, de heer Van Nispen – dat in september die wet al hier in de Kamer behandeld zou kunnen worden. Hoe sneller, hoe beter, wat de VVD betreft.

Ik ben niet helemaal tevreden met de antwoorden over het botte instrumentarium. Ik begrijp dat er wel een projectgroep gaat kijken naar het mondelinge vragenuur. Maar ik noem bijvoorbeeld het aantal moties. In 2000 waren dat er nog maar 1.000, in 2007 waren het er 2.000 en inmiddels zijn het er 3.500. Dan is toch die botheid van instrumenten echt wel een ding. Ik ga het dan langs een andere weg maar inbrengen – ik denk in die commissie-Van der Staaij – want ik denk wel dat ernaar gekeken moet worden.

Tot slot kom ik bij de reorganisatie en de versterking van de kennispositie van de Kamer. Het is belangrijk om te benadrukken dat die processen gewoon worden doorgezet. Ik wil de Voorzitter en alle medewerkers heel veel succes daarbij wensen.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Veel vragen zijn naar mijn tevredenheid beantwoord. Over digitale veiligheid wil ik me aansluiten bij de vragen die daar zojuist over gesteld zijn. De Roemernorm wordt niet overschreden. Dat is mooi. Er is geen formele dresscode, dus iedereen mag weten hoe hij of zij het volk vertegenwoordigt. Overigens vind ik wel dat de Voorzitter, wanneer zij dat wil, daar grappen over mag blijven maken. Dat vind ik natuurlijk geen enkel probleem.

Het staand vergaderen zal worden uitgebreid en het mondelinge vragenuur zal levendiger worden gemaakt. Op dat laatste punt komt er dus een werkgroep. Is dat dezelfde werkgroep die het Reglement van Orde in zijn totaliteit gaat herschrijven en herzien, ofwel die werkgroep-Van der Staaij? Aan de ene kant kan ik mij dat voorstellen. Aan de andere kant zou dat volgens mij veel te lang gaan duren. Die vraag wil ik hierbij aan de Voorzitter voorleggen.

Verder ben ik verheugd over het bericht dat de Tweede Kamer bezig is om de werkzaamheden van de schoonmakers onder te brengen bij de Rijksschoonmaakorganisatie, in dienst van de overheid dus, ook al per februari 2018. Dat vind ik echt goed nieuws. Ik had hierover een motie voorbereid, maar die zal ik niet indienen, want dit is een uitstekende toezegging. Ik zou wel graag willen vragen om ons daarvan op de hoogte te houden. Zeker als er onverhoopt een kink in de kabel mocht komen, hoor ik dat natuurlijk graag. Nog liever heb ik dat we gewoon kunnen constateren dat in februari 2018 ook de schoonmakers er volledig bij horen.

Mijn pleidooi om de vergoedingen voor politici omlaag te brengen, kreeg nog niet heel veel bijval. Daarop zullen we op een ander moment moeten terugkomen. Ik vind dat niet iets wat je nu eventjes bij motie regelt, ook niet omdat het in wetgeving vastligt die we niet per se vandaag bespreken. Ik wilde het toch alvast polsen, maar de bijval is tot nu toe niet heel overweldigend.

Ik kom tot slot op het Bureau Wetgeving en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven. De Kamer heeft behoefte aan de allerbeste ondersteuning en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Kamerleden ondersteuning nodig hebben bij de parlementaire controle en het wetgevingsproces vanuit de Kamer;

van mening dat het wenselijk is wanneer de formatie van Bureau Wetgeving en het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven verder wordt uitgebreid, ter versterking van het democratische proces;

verzoekt het presidium, deze formaties uit te breiden en de dekking daarvoor te vinden in de formatie van het aantal voorlichters en communicatiemedewerkers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (34 686).

Wat zeg ik daarna ook alweer?

Mevrouw Arib:

Dan maakt zij deel uit van de beraadslaging.

De voorzitter:

Dan maakt zij deel uit van de beraadslaging!

De heer Van Nispen (SP):

Onderdeel van de beraadslaging. Dank u wel.

Mevrouw Van Engelshoven (D66):

Voorzitter. Ik dank de Voorzitter en het presidium voor de uitvoerige beantwoording. Ik ben blij met het antwoord van de Voorzitter op mijn vraag over de functioneringscyclus voor medewerkers. Wij praten hier, ook voor de rest van de samenleving, over wetgeving die vraagt om een zorgvuldig personeelsbeleid, waarin je medewerkers helpt om na te denken over hun loopbaanperspectief. Dat horen wij hier ook te doen. Het is heel goed dat dat nu de standaard wordt.

Het is ook goed om te horen dat de interne communicatie bij beveiligingsincidenten nu zo is georganiseerd dat het binnen 24 uur gebeurt, zo heb ik de Voorzitter in ieder geval begrepen.

Ik kom op de informatiebeveiliging. Ik zou het prettig vinden om toch een keer een besloten briefing te hebben, maar ik weet niet hoe de collega's daarover denken. Dan weten we goed wat er gebeurt. De Voorzitter zegt dat de baseline in het najaar – waarschijnlijk in september – op orde is en dat die dan wordt geaudit. Het lijkt me goed als we dan worden geïnformeerd over die audit, zodat we kunnen bekijken of er geen restrisico's blijven hangen die we te groot vinden.

Het is ook fijn om te horen dat de rappels straks weer op de website komen.

Een belangrijk punt is de vertrouwelijkheid en de tijdigheid van stukken. We gaan inderdaad nog een debat voeren over artikel 68 van de Grondwet. Het lijkt mij goed als de Kamer dan heel helder aangeeft wat volgens haar de interpretatie van dat artikel is. Het kan niet zo zijn, zoals nu soms gebeurt, dat burgers stukken kunnen krijgen op basis van de WOB, terwijl de Kamer ze niet krijgt. Dat is een wat typische interpretatie van artikel 68. Het lijkt mij daarom heel goed dat we daarover een debat voeren en dat de Kamer daaraan een heldere interpretatie geeft. Ik verwacht van het presidium dat het handhavend optreedt als dat nodig is.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Ik kan mij alleen maar aansluiten bij de laatste woorden van mevrouw Van Engelshoven over het belang van artikel 68 en de wijze waarop de Kamer daar zelf mee om moet gaan. Wij stellen daarvoor zelf de grenzen en niet het kabinet. Het is goed als de Kamer zich daarin nog verder verdiept en tot een stevige richting komt.

Ik kom terug op de rest van het debat. Ik wil de Minister bedanken voor de toezegging ...

Mevrouw Arib:

De Minister?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Wie weet, mevrouw Arib. Ik wil de Kamervoorzitter bedanken voor de toezegging om concreet aan de slag te gaan met het motievolgsysteem, want dat ligt er al een jaar. De heer Duisenberg gaf terecht aan dat we heel veel moties aannemen. Er staan vaak zaken in moties waarvan het van belang is om ze met zijn allen uit te voeren, want anders waren ze niet aangenomen. Het zou een meerwaarde zijn als de brieven die daarover gaan, in Parlis gekoppeld kunnen worden aan de moties zelf, zodat je in één keer een overzicht krijgt. Misschien kan de nieuwe werkwijze van de commissies en van de KVKO hierin samenkomen. Griffiers weten vaak naadloos te vertellen wat er precies in de brieven staat.

Ik kom op de informatiebeveiliging. Ik deel datgene wat D66 zegt over het belang van de briefing. Ik zou daaraan graag willen deelnemen. Als het systeem in september wordt geaudit, dan willen wij daarvan graag de resultaten krijgen.

Ik heb nog een andere vraag over de informatiebeveiliging. De baseline die we nu met zijn allen op orde krijgen, is eigenlijk een soort basisbescherming. Het is heel goed als we de basis in september op orde krijgen, maar gaan we daarna nog vervolgstappen zetten? Proberen we nog een hogere graad van beveiliging te bereiken?

Ik heb nog een korte vraag over de nieuwe werkwijze. In het rapport over de versterking van de kennis- en onderzoeksfunctie komt de wens naar voren dat Tweede Kamerleden zich in vijf minuten op hoofdlijnen kunnen oriënteren op een bepaald onderwerp. Gaan we dat halen? Hoe gaan we dat precies uitvoeren? Dat uitgangspunt komt immers wel duidelijk naar voren in het rapport.

Mijn volgende vraag komt onder andere voort uit de opmerking die de Voorzitter en de woordvoerder van GroenLinks maakten over het feit dat je goed inzichtelijk moet hebben wanneer debatten en dergelijke plaatsvinden. Er kijken ook veel mensen naar NPO Politiek, waarop op een interessante en creatieve wijze aandacht wordt besteed aan de debatten hier. Ik hoor weleens terug dat het ook daar vrij moeilijk is om een overzicht te krijgen van wat wanneer wordt uitgezonden. Heeft de Voorzitter weleens geprobeerd om daar wat meer duidelijkheid in te brengen?

Mijn laatste vraag gaat over de pentesten. Ik krijg daar vast en zeker een antwoord op.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de Kamervoorzitter voor de uitvoerige beantwoording van al onze vragen. Ik ben blij om te horen dat de toegankelijkheid van de debatten voor doven en slechthorenden haar aandacht heeft. Terwijl wij in dit debat zaten, kreeg ik via social media al tips om tot verbetering te komen. Een daarvan houdt in dat de sprekers zodanig ten opzichte van de camera gestationeerd moeten worden dat liplezen mogelijk wordt gemaakt. Ik geef u de tips graag mee. Volgens mij zijn er naast ondertiteling een aantal dingen die makkelijk in te voeren zijn waarmee je de toegankelijkheid kunt verbeteren.

Er zijn verschillende opties genoemd om het volgsysteem met betrekking tot wetgevingsoverleggen makkelijker te maken. Ik ben benieuwd naar het moment in het najaar waarop we daar verder over zullen praten. Ik denk dat het heel belangrijk is om kritisch naar onszelf te kijken zodat we echt tot een manier kunnen komen om de toegankelijkheid niet alleen te vergroten, maar om daar ook iets vanzelfsprekends van te maken.

Ik ben verheugd over de aandacht die de Kamervoorzitter heeft voor het punt van de externe inhuur. Ze zit er goed bovenop. Ik zou zeggen: houden zo! Er moeten alleen externen worden ingehuurd als het noodzakelijk is. Er moet niet al te makkelijk worden overgegaan tot het inhuren van een batterij externe mensen.

Ik begrijp dat het met betrekking tot de ondersteuning van de Eerste Kamer toch wat genuanceerder ligt dan het mij in eerste instantie voorkwam.

Ik ben heel blij om te horen dat de Kamerorganisatie de doelstellingen met betrekking tot de participatie van mensen met een beperking haalt. De oproep van de Voorzitter dat de fracties daar uiteraard ook een taak in hebben, neem ik ter harte.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. Politieke partijen willen belangrijke onderwerpen tijdens de mondelinge vragen aan de orde stellen. De toekenning leidt altijd tot discussie. Om de toekenning anders te laten verlopen zodat belangrijke onderwerpen ook aan de orde komen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

draagt het presidium op om voor te stellen om in het Reglement van Orde op te nemen dat iedere fractie tweemaal per jaar een mondelinge vraag kan aanmelden die ongeacht de procedurele criteria door de Voorzitter aangemeld wordt voor het vragenuurtje,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (34 686).

De heer Öztürk (DENK):

De rol van het presidium is best wel belangrijk. De grote partijen zitten daarin. De kleine partijen worden door de grote partijen min of meer bestuurd. Dat is niet altijd leuk. Ik denk dat het goed is dat we naar een roulatiesysteem gaan. We hebben nu onderling voor een jaar een systeem afgesproken, maar ik dien alvast een motie in om te bekijken of we volgend jaar de Presidiumleden kunnen laten rouleren, zodat alle leden en alle partijen de gelegenheid krijgen om de Kamer mee te besturen. Het is belangrijk dat alle partijen kunnen meepraten, meedenken en meebeslissen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kleine fracties onvoldoende worden vertegenwoordigd in het presidium;

overwegende dat het presidium een afspiegeling moet vormen van de Tweede Kamer;

verzoekt het presidium, een roulatiesysteem voor kleine partijen in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34 686).

De heer Öztürk (DENK):

Het laatste punt. Een aantal topambtenaren hebben onze organisatie verlaten of gaan die verlaten. Kamerleden en fracties hebben daar vragen over gesteld. Ik zie dat de Kamervoorzitter daar niet echt diepgaand antwoord op geeft. Ik denk dat het een sterkte is, ook voor de Kamervoorzitter, om zelfkritiek te hebben en om kritisch naar jezelf te kijken. Ik denk dat het goed is als de Kamervoorzitter een cursus, een training of een coaching overweegt om de omgang met ambtenaren te verbeteren, zodat we niet iedere drie maanden, iedere zes maanden of ieder jaar nieuwe topambtenaren hoeven aan te stellen.

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de Kamer. De Kamervoorzitter kan meteen antwoorden.

Mevrouw Arib:

Voorzitter. Ik dank de leden voor de inbreng in tweede termijn.

Tegen de heer Duisenberg zeg ik dat het wetsvoorstel Wet ministeriële verantwoordelijkheid inderdaad eindelijk naar de Kamer komt, naar aanleiding van de motie-Tellegen c.s. Het is goed om te weten dat dit eindelijk in gang is gezet.

De heer Duisenberg merkte in het kader van de kennispositie van de Kamer op dat hij hoopt dat het doorgang vindt. Daar gaan we echt van uit. Als ik zie hoe het ambtelijk apparaat, zoals de Griffie commissies, daarbij betrokken is, maar ook hoe Kamerleden erbij betrokken zijn, heb ik er alle vertrouwen in dat het goed komt.

In dat verband ga ik in op de vraag van mevrouw Bruins Slot over de KVKO. Op dit moment zijn drie commissies aangewezen als proeftuin. Ze zijn volgens mij al bezig. Het gaat om OCW, I en M en Financiën. De vraag was: hoe snel ga je je die informatie straks eigen maken; is dat allemaal reëel of niet? Dat moet uit de proeftuinen naar voren komen. We gaan dit invoeren bij alle commissies. Het is belangrijk om te bekijken hoe dat in de praktijk eraan toegaat. Er is gesproken over de wijze waarop tot nu toe met informatie is omgegaan. We weten allemaal dat het BOR alleen notities aanleverde, maar de een maakt daar gebruik van en de ander weer niet. Dat ging ook niet helemaal zoals het zou moeten. We gaan erop toezien dat dit gebeurt.

Ik was vergeten om te vermelden in dit verband dat het presidium heeft gezegd dat de kennis- en informatiepositie moet worden versterkt. De commissies krijgen straks een belangrijke rol. Tegelijkertijd, alles wat in zo'n commissie gebeurt, valt of staat met de wijze waarop ten eerste zo'n integrale staf functioneert en ten tweede de rol van de voorzitter wordt ingevuld. Het presidium heeft de taakomschrijving van commissievoorzitter tegen het licht gehouden. Natuurlijk is het aan de fracties om zelf te bepalen wie straks commissievoorzitter kan worden, maar het is daarbij behulpzaam als de toekomstige commissievoorzitters weten wat hun rol is. Ikzelf ben ook commissievoorzitter geweest. Ik deed het er een beetje bij. Naast dat je AO's enzovoorts bijwoont, zit je ook een commissie voor. Het wordt toch anders straks. Dat vraagt ook veel meer van commissievoorzitters dat zij ondersteund worden, dat zij bijgeschoold worden en dat zij een veel stevigere positie krijgen. Dat zal straks ook in het Reglement van Orde worden verankerd. Dat is ook in het kader van de nieuwe werkwijze. Ik heb er alle vertrouwen in dat het goed komt.

De dresscode blijft altijd een leuk onderwerp. Dat is ook iets waarover burgers mij schrijven.

Een ander probleem dat burgers vaak irriteert – en dan kijk ik naar de heer Bosma, naast mij – is dat Kamerleden tijdens het debat met hun mobiele telefoons bezig zijn. Dat is echt ergernis nummer 1. Mijn antwoord daarop is dat het tegenwoordig niet anders kan. Als je uren in de zaal zit, wil je weten of er moties zijn. Die worden ook per mail gestuurd. Bijna alles gaat digitaal. Weet dat als mensen zo'n beeld zien dat ook iets van ongeïnteresseerdheid uitstraalt tegenover degene die antwoordt. Dat geef ik ook even mee.

De voorzitter:

Toen de krant nog werd gelezen in de Kamer, was dat ook ...

Mevrouw Arib:

Dat was in de jaren dertig, nee sorry.

De voorzitter:

Nee, toen werden de Kamervergaderingen nog niet uitgezonden, dus toen viel het niet op.

Mevrouw Arib:

Ja, dat klopt. Ik kan mij de uitspraak van een Kamervoorzitter herinneren, maar ik weet niet meer welke, dat hij zich ergerde aan een Kamerlid dat de krant las. Toen vroeg de voorzitter aan dat Kamerlid om de krant zo te vouwen en klein te maken dat het voor hem minder zichtbaar was en hij zich er niet meer aan ergerde, maar dat gaat hierbij ook niet, dus in die zin heeft de voorzitter helemaal gelijk.

De heer Van Nispen sprak over digitale veiligheid. Het klopt dat niemand het heeft over de vergoeding van politici. Het heeft altijd iets ongemakkelijks om over je eigen salaris te praten, maar goed, we hebben een schadeloosstelling en daarover kunnen altijd voorstellen worden gedaan.

De heer Van Nispen heeft ook een motie ingediend op stuk nr. 7. Bureau Wetgeving is pas uitgebreid. Eerst waren er vier, toen zes en nu zijn het er acht. Ik kan meegeven dat het presidium en ik vinden dat het primaire proces waar Kamerleden middenin zitten, prioriteit heeft. Dat betekent dat de ambtelijke organisatie alles op alles moet zetten om dat primaire proces te ondersteunen en daarvoor dienstbaar te zijn. Bureau Wetgeving krijgt heel veel vragen. Mocht blijken dat er meer geld nodig is, dan kan men ervan uitgaan dat het presidium dat geld ergens vandaan haalt waar het minder nodig is en dat het wordt ingezet voor Bureau Wetgeving. Degenen die hier dagelijks mee te maken hebben, vinden acht formatieplaatsen op dit moment genoeg. Dat heeft echt voorrang, mocht het nodig zijn. In die zin laat ik het aan de heer Van Nispen over om deze motie wel of niet in stemming te brengen. Dat is aan de Kamer.

De voorzitter:

Uw beoordeling is ook dat u het overlaat aan de Kamer?

Mevrouw Arib:

Wij hebben ons voorgenomen om bij de Raming alles aan de Kamer over te laten.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind het heel waardevol dat de Voorzitter zegt dat het primair proces prioriteit heeft. Dat is natuurlijk ook zo, maar in het formatieoverzicht zie je dat Bureau Wetgeving acht plaatsen heeft en Bureau Onderzoek Rijksuitgaven 12 formatieplaatsen, dus samen 20. Als je kijkt naar de Stafdienst Communicatie, dan zijn het er 27. De vraag die ik opwerp, is of dat niet een beetje uit balans is. Zouden we niet meer moeten bekijken of we dat primaire proces nog beter dan nu kunnen faciliteren? Ik snap heel goed dat Bureau Wetgeving het nu aankan, omdat het nog niet zo heel druk is met nieuwe wetten, maar er gaat natuurlijk een enorme storm komen aan nieuwe wetten. Wat betreft de ondersteuning, soms hebben Kamerleden heel ingewikkelde vragen of willen zij met een initiatiefwet komen. Het is heel fijn als daarmee dan direct aan de slag gegaan kan worden. Dat is de achtergrond, de reden waarom ik deze motie heb ingediend.

Mevrouw Arib:

Dat begrijp ik. Het is ook heel belangrijk om te weten dat het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven en de DIV, Dienst Informatievoorziening, in het kader van het versterken van de kennis- en informatiepositie worden gereorganiseerd. Natuurlijk is daarbij bekeken waar men precies behoefte aan heeft. Het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven heeft op dit moment twaalf formatieplaatsen, maar na de reorganisatie is het aantal plaatsen uitgebreid. Op dit punt wordt u op uw wenken bediend, mijnheer Van Nispen. Volgens mij zijn vorige week in het kader van de nieuwe werkwijze advertenties geplaatst voor het werven van informatiespecialisten. Dit is gewoon onderdeel van de nieuwe werkwijze van de Kamer. De heer Van Nispen verzoekt het presidium «de formatie uit te breiden en de dekking daarvoor te vinden in de formatie van het aantal voorlichters en communicatiemedewerkers». Daar heeft ook een reorganisatie plaatsgevonden; die is al klaar. Het aantal formatieplaatsen is daarbij teruggebracht van 27 naar 21. Ik laat het aan u over, mijnheer Van Nispen, om de desbetreffende motie al dan niet in stemming te brengen.

Mevrouw Van Engelshoven sprak over het personeelsbeleid. Dat is echt een andere manier van werken. Zij merkt wel dat dat ook weer de nodige vragen oproept. Veranderingen brengen soms ook onzekerheden met zich. Tot nu toe is op geen enkele manier, noch van de betrokken diensten noch van de Ondernemingsraad, kritiek geuit op de manier waarop wij het doen. In goed overleg en in alle openheid worden gesprekken gevoerd. Mensen zien ook in dat het anders moet. Tot nu toe heb ik daar geen enkele klacht over gehad, behalve dan van de heer Öztürk. Hij wil zijn bronnen echter niet prijsgeven, dus daar kan ik weinig mee.

Dan ga ik in op de vertrouwelijkheid, artikel 68. Ik ben het helemaal met mevrouw Van Engelshoven eens dat dit echt aan herziening toe is, op het gebied van interpretatie en op het gebied van uitleg, want iedereen kan dat gebruiken, zeker bewindspersonen.

Mevrouw Bruins Slot stelde vragen over de beveiliging en het financieel informatiesysteem. Er worden regelmatig pentests uitgevoerd in het gehele systeem van de Tweede Kamer, maar niet specifiek in het financiële informatiesysteem. Maar, dat gaat vanaf 1 september 2017 gebeuren. Dat is dan dus ook opgelost.

Mevrouw Özütok sprak over doven en slechthorenden. Het klopt dat het erg wordt gewaardeerd. Zij sprak over liplezen. Ik neem aan dat dit ook wordt meegenomen. Hoe breder deze doelgroep wordt bereikt, hoe beter dat is. Het gaat nu om de toegankelijkheid voor doven en slechthorenden. Het is niet door iedereen genoemd, maar het gaat erom dat de Kamer toegankelijk is. Tijdens de behandeling van de Raming 2017 heb ik samen met het presidium gezegd dat het mooi zou zijn als wij op 5 mei zouden opengaan. Op de een of andere manier blijft het voor mensen ontzettend interessant om de Kamer te bezoeken. Dit gebouw kent een verborgen geschiedenis. We weten ook niet alles. Een aantal collega's van jullie was erbij toen ik op 20 juni de Gerrit Kasteinkamer onthulde in aanwezigheid van de dochter en kleindochter van... Wat zei u? De heer Öztürk heeft behoefte om tussendoor van alles te roepen, maar ik moet er niet op reageren, zegt de voorzitter. Dat is maar goed ook.

De Gerrit Kasteinkamer is een hoekkamertje bij de SGP-fractie waar de heer Kastein werd gemarteld. Hij wilde onder die marteling niet zijn kameraden verklikken en is uit het raam gesprongen. De onthulling was een ontzettend mooi en waardig moment om mee te maken. Ik denk dat wij meer van dit soort dingen in dit gebouw hebben, waar we dan ook iets mee gaan doen. De heer Menno de Bruyne heeft daar een belangrijke rol in. Hij was laatst trouwens in verband met Gerrit Kastein – hij is degene die dat heeft aangekaart – bij Hart van Nederland en werd daar neergezet als de fractievoorzitter van de SGP. Hij is bereid om met ons mee te kijken naar de geschiedenis van ons gebouw.

We waren voor het eerst open op 5 mei. Er waren meer dan 3.000 bezoekers. In het meireces hebben we ongeveer 7.000 bezoekers gehad. Dat is mooi om te noemen.

De heer Öztürk heeft twee moties ingediend. De eerste gaat over mondelinge vragen. Daarover heb ik het nodige gezegd. Ik ga dat niet herhalen. Datzelfde geldt voor de vertegenwoordiging in het presidium. Er zijn afspraken over gemaakt, waar u deel van uitmaakt. Als u daar spijt van hebt, is dat een probleem dat u met anderen moet bespreken. Een roulatiesysteem in het presidium kan ook niet. We hebben vaste en plaatsvervangende leden. Dat heeft te maken met de verantwoordelijkheid die je hebt als Presidiumlid, maar ook met de continuïteit en het delen van informatie met elkaar. Het kan niet zo zijn dat je elk jaar weer nieuwe leden krijgt. Dat gaat niet. Dat moeten we echt niet willen. Maar goed, het is aan u. U hebt twee moties ingediend waarover de Kamer zich zal moeten uitspreken.

Dat was het wat mij betreft.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik heb twee korte vragen gesteld aan de Kamervoorzitter. Als we de baseline voor informatiebeveiliging in brede zin hebben gehaald, gaan we dan werken aan het verhogen van het veiligheidsniveau?

Naar aanleiding van de goede woorden van de Kamervoorzitter over de toegankelijkheid van ons proces, ook via verschillende bronnen, wil ik zeggen dat veel mensen gebruikmaken van NPO Politiek om naar onze debatten te kijken. Ik krijg weleens terug dat onduidelijk is wanneer welk debat daar wordt uitgezonden. Hoe kunnen we daar meer duidelijkheid in verschaffen? Misschien ligt dat niet op onze weg, maar kan de Minister iemand een keer van een advies voorzien.

Mevrouw Arib:

U noemt mij consequent «Minister», maar dat geeft niet: één keer per jaar, ik kan het me voorstellen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het is een gewoonte na zeven jaar en ik moet eerlijk bekennen dat dit de eerste keer in zeven jaar is dat ik de Raming doe. Het is dus nog even wennen: Kamervoorzitter.

De voorzitter:

Misschien moeten we even inventariseren? Of is het handiger als u het één voor één afhandelt?

Mevrouw Arib:

Inventariseren is prima.

De voorzitter:

Laten we het toch meteen afhandelen, want anders blijft er misschien weer wat liggen.

Mevrouw Arib:

Wat de laatste opmerking van mevrouw Bruins Slot betreft, dat lijkt me geen enkel probleem. Er wordt ook meegeluisterd en het wordt gewoon meegenomen. Dat lijkt alleen maar een aanvulling op wat we doen.

Mevrouw Bruins Slot heeft gelijk als het gaat om de Baseline Informatiebeveiliging. Het eerste doel is het invoeren van de baseline. De baseline ontwikkelt zich ook door. Als er mogelijkheden zijn voor extra maatregelen, zullen we die zeker nemen.

De voorzitter:

Dan de heer Van Nispen en vervolgens mevrouw Van Engelshoven.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb de opmerkingen over de motie over het primaire proces, Bureau Wetgeving en Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven even op me in laten werken en ik denk dat ik de motie zal aanhouden. Ik vond de toezegging dusdanig waardevol dat ik niet denk dat nu een stemming nodig is.

Er zijn nog twee vragen blijven liggen. Ik had nog gevraagd of we op de hoogte gehouden kunnen worden van de schoonmakers die in dienst van de overheid moeten komen. Het was ook een waardevolle toezegging dat zij per 1 februari 2018 in dienst zouden komen. Ik hoor graag of dat gaat lukken. Mijn andere vraag ging over de werkgroep die naar het vragenuur zal kijken. Is dat nu wel of niet dezelfde werkgroep als de werkgroep die het Reglement van Orde zal herschrijven? Kan daarvan een soort eerste planning worden gegeven?

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor, zijn motie (34 686, nr. 7) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik geef graag weer het woord aan de Kamervoorzitter.

Mevrouw Arib:

De heer Van Nispen vraagt om de Kamer te informeren over het in dienst nemen van de schoonmakers. Dat lijkt me prima. Dan doen we dat. Dat is geen enkel probleem.

Hij vroeg voorts of er een aparte werkgroep wordt ingesteld om naar het vragenuur te kijken of dat deze materie wordt meegenomen in de werkgroep-Van der Staaij. Ik zou willen voorstellen om dit mee te nemen in het presidium. Dan kunnen we daar bekijken waar het onderwerp het beste tot zijn recht komt. Het gaat niet zozeer om het middel. Als het bij de werkgroep-Van der Staaij meegenomen kan worden, doen we dat. Als blijkt dat het beter is om het apart te doen, doen we dat. Ik zal de Kamer daar nog over informeren.

De heer Van Nispen (SP):

Kan de Kamervoorzitter daarbij in overweging nemen dat een aparte werkgroep voor het vragenuur waarschijnlijk veel sneller klaar zal zijn dan een algehele herziening van het Reglement van Orde? Dat wil ik nog maar even meegeven.

Mevrouw Arib:

U zou zomaar gelijk kunnen hebben.

Mevrouw Van Engelshoven (D66):

Ik heb nog gevraagd of de Kamer wordt geïnformeerd over de audit die wordt uitgevoerd op de beveiliging van de Kamer, zodat we kunnen checken dat het echt op orde is en er geen restrisico's blijven die wij in ieder geval niet aanvaardbaar vinden.

Mevrouw Arib:

Dat is geen enkel probleem. Dat kan.

De heer Duisenberg (VVD):

Ik wil nog even reageren op wat de heer Van Nispen vroeg. Als de Kamervoorzitter dat meeneemt in het presidium, zou ik juist willen zeggen: alles is gerelateerd aan alles. Dan zou ik juist zeggen: trek het niet uit elkaar.

Ik wil de heer Van Nispen nog even een compliment maken. Zo zorg je er dus voor dat je van 3.500 moties naar 3.499 moties gaat. Dat kun je aan het eind van het debat al zeggen. Hij heeft de motie in ieder geval aangehouden, maar terugtrekken zou nog een stap beter zijn. Maar zo eenvoudig is het dus. Mijn complimenten voor de heer Van Nispen!

De voorzitter:

Dank u wel. De Kamervoorzitter wil hier nog even op reageren.

Mevrouw Arib:

Zowel de heer Van Nispen als de heer Duisenberg kan deelnemen aan die werkgroep. Dan wordt het wel iets. Het is duidelijk dat de meningen daarover verschillend zijn.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde van de tweede termijn gekomen. De motie op stuk nr. 7 wordt aangehouden. Over de andere twee moties wordt waarschijnlijk donderdag, de laatste dag voor het reces, gestemd.

Ik noem nog even de toezeggingen van de Kamervoorzitter en het presidium.

  • In september volgt informatie over de beveiliging van de informatiesystemen van de Kamer. De Kamervoorzitter heeft aangeboden hierover een besloten briefing te geven. Dat aanbod is omarmd door de Kamer.

  • In het najaar van 2017 volgt de informatie over de mogelijkheid om een motievolgsysteem op te zetten.

  • De Kamervoorzitter zal de Kamer informeren over de voortgang rond het in dienst nemen van de schoonmakers door de rijksdienst.

  • De Kamervoorzitter zal de Kamer op de hoogte stellen over de audit die zou volgen.

  • Ik dank het presidium en de ambtelijke ondersteuning voor hun aanwezigheid en voor de antwoorden. Ook dank ik de collega's.

Sluiting 15.22 uur.

Naar boven