34 685 Wijziging van de Regeling Grote Projecten naar aanleiding van een evaluatie van deze regeling

Nr. 2 VOORSTEL

De krachtens artikel 31 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer vastgestelde Regeling Grote Projecten wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «de commissie die ingevolge artikel 31 van het Reglement van Orde wordt belast met de uitvoering» vervangen door: de commissie die wordt belast met de uitvoering van de parlementaire controle op een groot project.

2. In onderdeel c vervalt: der Staten-Generaal.

3. In onderdeel d wordt «een rapport» vervangen door: een accountantsrapport.

4. In onderdeel e wordt «alle overige vormen van onderzoek, niet zijnde het in onderdeel d genoemde accountantsrapport,» vervangen door «alle vormen van onderzoek, met uitzondering van een accountantsrapport als bedoeld onder d,».

5. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. de Auditdienst Rijk, wordt bedoeld de auditdienst van het Rijk, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001.

II

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Commissies kunnen op elk moment voorstellen» vervangen door: Een commissie kan een voorstel.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste zin wordt «De Kamer» vervangen door: De Tweede Kamer.

b. In de eerste zin, onder c, wordt «en/of» vervangen door: of.

III

In artikel 5 wordt in de tweede zin «uitvoering» vervangen door: uitvoering van de parlementaire controle op het groot project.

IV

In artikel 6 wordt «uitvoering» vervangen door «uitvoering van de parlementaire controle op een groot project,» en wordt «controle» vervangen door: parlementaire controle.

V

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «Rapporteur» vervangen door: Rapporteurs.

2. In het eerste lid wordt «31a» vervangen door «30a» en wordt aan het slot toegevoegd: De commissie kan tijdens het groot project besluiten een of meer van de rapporteurs te vervangen.

VI

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste zin wordt «aanwijzing tot groot project» vervangen door: aanwijzing van een groot project.

b. Aan de tweede zin, onder a, wordt vóór de puntkomma toegevoegd:, dan wel de duur van de fase, bedoeld in artikel 11, eerste lid, waarin het groot project zich bevindt.

c. In de tweede zin, onder c, wordt «voorzover» vervangen door: voor zover.

d. In de tweede zin, onder d, wordt «voorzover» vervangen door: voor zover.

e. In de tweede zin, onder e, wordt «frequentie en verschijningstijdstip van» vervangen door: de frequentie en het verschijningstijdstip van de.

2. Aan het tweede lid wordt voor de punt toegevoegd: en, indien de commissie dat wenst, de Auditdienst Rijk of een afvaardiging van een openbaar accountantskantoor.

3. Onder vernummering van het derde tot en zevende lid tot vierde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. Indien de commissie ter voorbereiding van de notitie een voorafgaand technisch overleg wenst met een of meer bewindspersonen, de Auditdienst Rijk of onder een bewindspersoon werkzame ambtenaren, verzoekt zij dit aan de Minister.

4. In het achtste lid (nieuw) wordt «het eerste lid onder e.» vervangen door «het eerste lid, onder e,» en wordt «3 maanden» vervangen door: drie maanden.

VII

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onder a wordt «doelstelling(en)» vervangen door: doelstellingen.

b. Onder h wordt «middellijk en onmiddellijk» vervangen door: middellijk of onmiddellijk.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «indien en voorzover» vervangen door: voor zover.

b. Onder c wordt «(waaronder eventueel te voeren flankerend beleid)» vervangen door: , waaronder eventueel te voeren flankerend beleid,.

c. Onder d wordt «evaluatie(s)» vervangen door: evaluaties.

d. Onder i wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma.

3. In het vierde lid wordt «departementale auditdienst» vervangen door: Auditdienst Rijk.

VIII

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «eerste lid onder a en b» vervangen door «eerste lid, onder a en b,» en wordt «project; de onder c en d» vervangen door: project. De in het eerste lid, onder c en d,.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. Zodra in een groot project een nieuwe fase als bedoeld in het eerste lid ingaat, of een besluit als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, aanhef en onder a, tot voortzetting van de grootprojectstatus is genomen, kunnen de gemaakte afspraken en de basisrapportage worden geactualiseerd en zo nodig worden aangepast of uitgebreid.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. Zodra een besluit als bedoeld in artikel 11a, onder b, tot voortzetting van de grootprojectstatus is genomen, worden de gemaakte afspraken en de basisrapportage in ieder geval geactualiseerd en aangepast of uitgebreid. Daarbij wordt ten minste de notitie over de uitgangspunten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, aangepast aan de nieuwe fase.

IX

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a. Besluitvorming voortzetting groot project

De commissie beslist steeds of zij de grootprojectstatus wenst voort te zetten:

a. na verloop van vijf jaren na een besluit tot aanwijzing van een groot project of tot voortzetting van de grootprojectstatus, en

b. bij het ingaan van een nieuwe fase als bedoeld in artikel 11, eerste lid, indien krachtens artikel 9, eerste lid, tweede volzin, aanhef en onder a, in de notitie over de uitgangspunten de duur van de fase waarbinnen het groot project zich bevindt als uitgangspunt is genomen.

X

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «indien en voorzover» vervangen door: voor zover.

b. Onder a wordt «doelstelling(en)» vervangen door: doelstellingen.

c. Onder h wordt «middellijk en onmiddellijk» vervangen door: middellijk of onmiddellijk.

2. In het tweede lid, onder c, wordt «post onvoorzien» vervangen door: post.

XI

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «één maal» vervangen door: eenmaal.

2. In het derde lid wordt «departementale auditdienst» vervangen door: Auditdienst Rijk.

XII

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «dat het groot project als beëindigd kan worden beschouwd,» vervangen door: dat het groot project als beëindigd kan worden beschouwd of de grootprojectstatus om een andere reden eerder kan worden beëindigd,.

2. Het tweede lid vervalt, onder het vervallen van de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

XIII

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h wordt «t/m» vervangen door: tot en met.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. een plan van aanpak over de informatievoorziening aan de Tweede Kamer na beëindiging van de grootprojectstatus, in ieder geval rondom het moment waarop de maatschappelijke doelen van het groot project worden geëvalueerd.

Toelichting

I. Algemeen

Dit voorstel strekt ertoe naar aanleiding van een extern uitgevoerde evaluatie enige wijzigingen aan te brengen in de Regeling Grote Projecten. In december 2015 heeft de Tweede Kamer besloten de Regeling Grote Projecten (RGP) extern te laten evalueren. Het eindrapport van deze evaluatie is op 28 september 2016 aan de Tweede Kamer, i.c. de vaste commissie voor Financiën, aangeboden.1 In een procedurevergadering van 26 oktober 2016 heeft de commissie de conclusies en aanbevelingen uit de externe evaluatie besproken en hierbij besloten op welke wijze zij hier gevolg aan wil geven. De commissie heeft de minister van Financiën en gezien de bijzondere positie van de auditdienst bij de Regeling Grote Projecten de Auditdienst Rijk (ADR) verzocht een reactie te geven op de door haar voorgenomen wijziging van de regeling. De reactie van de minister van Financiën en de ADRis in overweging genomen bij de nu voorliggende wijziging.2

Uit de evaluatie is gebleken dat de RGP over de breedte gezien een effectief instrument is om als Tweede Kamer grote projecten nauwgezet te kunnen volgen. De regeling heeft daarnaast ook vaak een positieve disciplinerende werking die doorwerkt in alle lagen van de projectorganisatie bij ministeries. De RGP zorgt dat een groot project extra aandacht krijgt van zowel de Tweede Kamer als de verantwoordelijke ministeries. De Tweede Kamer wordt op gerichte momenten per jaar in staat gesteld om de voortgang van grote projecten in de afgelopen periode te bespreken in overleggen en via schriftelijke vragenrondes.

Uit de evaluatie vloeien enkele aanbevelingen voort voor het aanscherpen van zowel het instrument van de RGP zelf als voor de toepassing ervan. De aanbevelingen richten zich op betere informatievoorziening en derhalve verbetering van de controlerende taak van de Tweede Kamer en op het verbeteren van de projectbeheersing.

Enkele aanbevelingen uit de evaluatie, suggesties van de Minister van Financiën en ADR, en keuzes die de commissie op basis daarvan heeft gemaakt, leiden tot de nu voorliggende voorstellen tot wijziging van de RGP. Op hoofdlijnen gaat het om het verbeteren van de dialoog tussen ministerie en Kamercommissie met behulp van technische briefings (artikel 9), het betrekken van de ADR bij de dialoog over de uitgangspuntennotitie (artikel 9), het aanbrengen van een koppeling tussen de fase van een project en de uitgangspuntennotitie (artikelen 9, 11 en 11a), het standaard herijken van de grootprojectstatus eens in de vijf jaar (artikel 11a), het mogelijk maken van beëindiging van de grootprojectstatus voordat het project is afgerond (artikel 15), het standaard maken van afspraken over de informatievoorziening aan de Tweede Kamer na beëindiging van de grootprojectstatus (artikel 16) en het opnemen van de planning van een evaluatie van de maatschappelijke doelen in de eindevaluatie (artikel 16).

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om technische correcties in de RGP aan te brengen.

De commissie voor Financiën stelt voor de wijzigingen in de artikelen te laten ingaan voor zowel grote projecten die momenteel al lopen, als voor nieuw aan te wijzen grote projecten. Voor reeds lopende projecten betekent dit feitelijk dat deze onderworpen zullen worden aan de eis van een vijfjaarlijks herijkingsmoment (artikel 11a), het mogelijk wordt om tot beëindiging van de grootprojectstatus over te gaan voordat het project is afgerond (artikelen 15), afspraken gemaakt moeten worden over de informatievoorziening aan de Tweede Kamer na beëindiging van de grootprojectstatus (artikel 16), en in de eindevaluatie een planning moet worden opgenomen van een evaluatie van de maatschappelijke doelen (artikel 16).

Verbeteren van de dialoog tussen Kamer en Minister met behulp van technische briefings (artikel 9)

Uit de evaluatie volgt dat voor het verbeteren van de dialoog van de Kamercommissies met de bewindspersonen, in het bijzonder in de beginfase van het project, het nuttig kan zijn een technische briefing te organiseren. De uitgangspuntennotitie is de eerste concrete uitkomst van een grootprojectstatus. Bij een groot project kan worden overwogen te starten met een (eventueel besloten) technische briefing in de Tweede Kamer door projectleiders en beleidsmedewerkers van de betrokken ministeries. Technische briefings kunnen ook plaatsvinden bij een nieuwe kabinetsperiode zodat nieuwe Kamerleden op de hoogte worden gebracht van een groot project.

Betrekken van de ADR bij de dialoog over de uitgangspuntennotitie (artikel 9)

Uit de evaluatie volgt dat de Tweede Kamer – ondersteund door de ambtelijke organisatie – komt tot een uitgangspuntennotitie om verwachtingen en voorstellen voor afspraken rond de informatiebehoefte te expliciteren. De bewindspersoon kan met een reactie komen waarna in overleg met in eerste instantie de verantwoordelijke commissie de afspraken in de uitgangspuntennotitie nader aangescherpt worden. Daarna volgen vanuit de bewindspersoon een basisrapportage en vervolgens de voortgangsrapportages. De ADR levert bij de basisrapportage en voorts jaarlijks een accountantsrapport op. Deze partij wordt in de praktijk echter niet of nauwelijks betrokken in de dialoog rondom de uitgangspuntennotitie.

Aangezien de ADR ook een belangrijke rol speelt in de controle op de informatievoorziening omtrent grote projecten, is het aan te raden dat zij ook betrokken wordt in de afspraken omtrent die informatievoorziening. De RGP stelt dat de auditdienst een oordeel dient te geven over de kwaliteit en volledigheid van financiële én niet-financiële informatie en over de beheersing en het beheer van het project. Om een oordeel te kunnen geven, zijn normenkaders nodig welke voor niet-financiële informatie en voor de informatie omtrent de beheersing en het beheer (bijvoorbeeld een beheersingsmodel voor een project) meestal niet voorhanden zijn. Door de ADR ook mee te nemen in de dialoog rondom de uitgangspuntennotitie kan worden afgestemd over welke onderdelen van de informatievoorziening een oordeel gegeven kan worden en wat daar dan voor nodig is (bijvoorbeeld een projectbeheersingsmodel). Onderdelen waarvoor geen normenkaders te formuleren zijn, kunnen in de accountantsrapporten in de vorm van bevindingen worden besproken. Ook hiervoor geldt dat het wenselijk is als bij de start al duidelijk is voor alle partijen voor welke onderdelen dit geldt en voor welke niet. Artikel 9, eerste lid, onder d, biedt ruimte om afspraken te maken over de reikwijdte van de accountantscontrole.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat de ADR in het kader van de RGP in een andere betrekking tot de Tweede Kamer staat dan vanuit haar gebruikelijke positie het geval is. Waar de ADR in principe de ministeries als opdrachtgever kent, is dit bij de RGP de Tweede Kamer, en is het vanuit die hoedanigheid passend om vanuit de rollen van opdrachtgever en opdrachtnemer in dialoog te treden.

Aanbrengen van een koppeling tussen de fase van een project en de uitgangspuntennotitie (artikelen 9, 11, en 11a)

De uitgangspuntennotitie kan helpen de RGP scherp te houden door de informatie-eisen van de Tweede Kamer afhankelijk te maken van de fase waarin een groot project zich bevindt. De Kamer krijgt de mogelijkheid om uitgangspuntennotities per fase van het groot project op te stellen. De commissie past de uitgangspuntennotitie aan als een fase is voltooid. Op dat moment worden opnieuw de informatiebehoefte en -afspraken tegen het licht worden gehouden. Met name bij langdurige projecten kan het nuttig zijn om informatieafspraken per fase te maken.

Standaard herijken van de grootprojectstatus eens in de vijf jaar (artikel 11a)

Het te lang laten doorlopen van de status van groot project zonder aanpassing van de informatievoorziening kent meerdere nadelen: de werklast van de ministeries voor het opstellen van de rapportages weegt niet meer op tegen de meerwaarde van de rapportages als sturingsinstrument, de meerwaarde van de eindevaluatie neemt af en de status van de regeling zelf devalueert. Het initiatief voor het beëindigen van de grootprojectstatus ligt in eerste instantie bij de commissie. Om de scherpte van het instrument RGP te borgen kunnen er momenten worden ingebouwd waarop de status van groot project aan de orde komt. Er is gekozen voor een vijfjaarlijks herijkingsmoment waarop een commissie zich zal moeten uitspreken over de (aangepaste) informatiebehoefte rondom een groot project dan wel de beëindiging van de grootprojectstatus. De vaste commissie voor Financiën kan als hoeder van de regeling een commissie erop wijzen dat een project al meer dan bijvoorbeeld vijf jaar onder de RGP valt en agendering van een herijking gewenst is. Dit zal zij doen aan de hand van haar jaarlijkse evaluatie van grote projecten die de commissie op Verantwoordingsdag aan de Tweede Kamer aanbiedt.3 Indien de commissie besluit tot beëindiging dan is de in de RGP beschreven procedure van toepassing (zie de artikelen 15 t/m 20).

Mogelijk maken van beëindiging van de grootprojectstatus voordat het project is geëindigd (de artikelen 16b en 17)

De flexibiliteit van de beëindiging van de grootprojectstatus wordt momenteel beperkt doordat de huidige regeling het niet mogelijk maakt om bij nog doorlopende projecten de grootprojectstatus op te heffen, als de commissie van mening is dat een intensievere informatievoorziening (met accountantscontrole) niet meer nodig is. Om hierin te voorzien wordt in deze wijziging van de RGP de mogelijkheid geïntroduceerd om de status van een groot project te beëindigen voorafgaand aan de beëindiging van het project.

Standaard maken van afspraken over de informatievoorziening aan de Kamer na beëindiging van de grootprojectstatus (artikel 16 en 16b)

Het beëindigen van de grootprojectstatus betekent niet het einde van aandacht voor een specifiek beleidsterrein. In de eindevaluatie moet de Minister voortaan een plan van aanpak opnemen over de informatievoorziening aan de Tweede Kamer na beëindiging van de grootprojectstatus.

Midtermevaluaties (artikel 10)

Tot slot vindt de commissie het van belang om aandacht te vragen voor de mogelijkheid van het uitvoeren van tussentijdse evaluaties (midtermevaluaties) bij grote projecten. Tussentijdse evaluaties dragen bij aan de beheersing van projecten voor zowel projectorganisaties als de Tweede Kamer. Het is tevens het moment waarop de tussenbalans wordt opgemaakt en deze evaluaties kunnen ook worden gebruikt voor bijsturing. Met name bij langjarige projecten kan dit een zinvolle aanvulling zijn. Hiervoor is aanpassing van de RGP niet nodig. Artikel 10, tweede lid, onder d, schrijft reeds voor dat, voor zover van toepassing, de procedure en het tijdstip voor het verrichten van tussentijdse evaluatie(s) over de voortgang van het project in de basisrapportage dienen te worden opgenomen.

De afzonderlijke wijzigingsvoorstellen worden hieronder nader toegelicht.

II. Artikelsgewijs

Artikelen I t/m IV

Artikel VI, onderdeel 1, onder a, c, d, e, onderdeel 4

Artikel VII

Artikel VIII, onderdeel 1

Artikel X en XI

Artikel XIII, onderdeel 1

Via deze onderdelen worden een aantal technische wijzigingen aangebracht in de RGP. Deze niet-inhoudelijke wijzigingen strekken ertoe grammaticale correcties door te voeren, onjuiste verwijzingen te corrigeren, de terminologie in de RGP meer eenvormig te maken, en enige wetstechnische correcties door te voeren.4

Artikel V

Deze wijziging geeft, naast enige technische correcties, nader invulling aan aanbeveling 6 (rondom de inzet van rapporteurs) van het eindrapport van de evaluatie van de RGP. In het huidige artikel 8, eerste lid, ligt reeds besloten dat na de aanwijzing van een groot project de commissie de eventuele inzet van rapporteurs standaard moet agenderen. Via onderdeel 2 wordt met het oog op de mogelijkheid van roulatie verduidelijkt dat gedurende het groot project rapporteurs kunnen worden vervangen. Onderdeel 1 strekt ertoe in het opschrift van artikel 8 te verduidelijken dat op basis van het artikel ook meerdere rapporteurs kunnen worden aangewezen.

Artikel VI, onderdeel 2

Deze wijziging geeft invulling aan aanbeveling 2 van het eindrapport (betrekken Auditdienst Rijk). Daarbij wordt in artikel 9, tweede lid, opgenomen dat de commissie desgewenst de auditdienst of een afvaardiging van een openbaar accountantskantoor kan betrekken bij het overleg over de uitgangspuntennotitie.

Artikel VI, onderdeel 3

Deze wijziging geeft invulling aan aanbeveling 1 van het eindrapport (technische briefings). Daarbij wordt in artikel 9 een nieuw derde lid ingevoegd, waarin wordt verduidelijkt dat de commissie, indien zij dit wenst ter voorbereiding van de uitgangspuntennotitie, zich voor een technisch overleg met bewindspersonen of hun ambtenaren tot de bij het groot project betrokken Minister kan richten. Het artikellid laat uiteraard de mogelijkheid open om in een later stadium nadere technische briefings te organiseren.

Artikel VI, onderdeel 1, onder b

Artikel VIII, onderdelen 2 en 3

Artikel IX

Deze wijzigingen geven invulling aan de aanbevelingen 4 (rondom de koppeling van o.a. de uitgangspuntennotitie aan de fase waarin het groot project zich bevindt) en 7 (vijfjaarlijkse herijking grootprojectstatus).

Artikel VI, onderdeel 1, onder b, past vanuit aanbeveling 4 artikel 9, eerste lid, onder a, zodanig aan dat in de uitgangspuntennotitie de keuzemogelijkheid komt te ontstaan om als uitgangspunt te nemen (1) de duur van het gehele project of (2) de duur van de fase. Optie 1 is gelijk aan de huidige inhoud van het artikelonderdeel, waarbij dus de duur van het gehele project in de uitgangspuntennotitie als uitgangspunt wordt genomen. Optie 2 vormt de aanvulling van het artikelonderdeel, waarbij in de uitgangspuntennotitie dus de duur van een bepaalde fase van het project als uitgangspunt wordt genomen. Bij «fase» wordt daarbij gedoeld op een fase van het project als bedoeld in artikel 11, eerste lid, dus de initiatieffase, uitwerkingsfase, uitvoeringsfase of realisatie-/exploitatiefase. Indien in de uitgangspuntennotitie wordt overgegaan tot de aanwijzing van de duur van zo’n projectfase, dan zijn de informatieafspraken in de uitgangspuntennotitie en voortgangsrapportages van toepassing op die fase. Voorts heeft de keuze voor optie 2 tot gevolg dat bij de overgang naar een nieuwe fase, de commissie moet beslissen over voortzetting van de grootprojectstatus.

Artikel IX voegt mede daartoe, alsmede vanuit aanbeveling 7 (vijfjaarlijkse herijking grootprojectstatus), een artikel 11a in de RGP in ten behoeve van de besluitvorming over de voortzetting van de grootprojectstatus.

Het artikel regelt dat de commissie in een tweetal situaties dient te beslissen of zij de grootprojectstatus wenst voort te zetten.

Op basis van onderdeel a dient deze beslissing steeds door de commissie te worden genomen na het verstrijken van een periode van vijf jaren na een besluit tot aanwijzing of tot voortzetting van een groot project. Hierdoor wordt gerealiseerd dat iedere vijf jaar een voortzettingsbeslissing dient te worden genomen.

Op basis van onderdeel b dient voorts bij grote projecten waarbij krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, in de uitgangspuntennotitie de duur van de fase waarbinnen het groot project zich bevindt als uitgangspunt geldt (de hierboven geschetste «optie 2»), bij het ingaan van een nieuwe fase een voortzettingsbeslissing te worden genomen. Bij deze grote projecten, waarbij in de uitgangsnotitie de projectfase als uitgangspunt is genomen, dient bij het intreden van een nieuwe fase in beginsel dus actief te worden besloten tot voortzetting van het project.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat na een voortzettingsbeslissing op basis van onderdeel b de vijfjarentermijn uit onderdeel a opnieuw gaat lopen. Indien bijv. drie jaren na de aanwijzing van het groot project in verband met het intreden van een nieuwe projectfase een voortzettingsbeslissing is genomen, dient een voortzettingsbeslissing als bedoeld in onderdeel a pas vijf jaar nadien (dus acht jaar na de aanwijzing) te worden genomen. Andersom heeft een vijfjaarlijkse voortzettingsbeslissing op basis van onderdeel a geen gevolgen voor de noodzaak tot het nemen van een voortzettingsbeslissing op basis van onderdeel b. Bij een groot project waarin krachtens artikel 9, eerste lid, onder a, in de uitgangspuntennotitie de duur van de fase waarbinnen het groot project zich bevindt als uitgangspunt is genomen, kan het dus bijv. voorkomen dat vijf jaren (op basis van onderdeel a) en zeven jaren (op basis van onderdeel b, door het intreden van een nieuwe projectfase) na de aanwijzing van het groot project een voortzettingsbeslissing dient te worden genomen.

Daarnaast dient bij beide typen voortzettingsbeslissingen (zowel die op basis van onderdeel a als b) te worden opgemerkt dat het uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de betrokken commissie is om de voortzettingsbeslissing te initiëren. Wel kan de vaste commissie voor Financiën, vanuit haar verantwoordelijkheid binnen de RGP, een commissie wijzen op de noodzaak tot het initiëren van een voortzettingsbeslissing.

Hierbij wordt tevens opgemerkt dat de wijzigingen uit dit voorstel ook direct gevolgen hebben voor de grote projecten die lopen bij de inwerkingtreding van dit voorstel, waarvoor dus ook vijf jaar na de aanwijzing van het groot project door de commissie moet worden beschouwd of voortzetting noodzakelijk is.

Indien een commissie op basis van artikel 11a, onderdeel a, na vijf jaren besluit tot voortzetting van de grootprojectstatus, is hiervoor geen nadere besluitvorming vereist. Wel kan dit moment worden aangegrepen om de gemaakte afspraken en de basisrapportage te actualiseren, waartoe artikel VIII, onderdeel 2, artikel 11, vijfde lid, aanpast. Daarbij wordt tevens in het lid verduidelijkt dat bij het ingaan van iedere nieuwe fase de gemaakte afspraken en de basisrapportage kunnen worden geactualiseerd, aangepast of uitgebreid. Dit kan dan dus ook bij het intreden van de realisatie-/exploitatiefase na de uitvoeringsfase, wat thans niet uit de tekst van het artikellid blijkt.

Indien een commissie op basis van artikel 11a, onderdeel b, besluit tot voortzetting van de grootprojectstatus van een groot project wat aan een projectfase is gekoppeld, dienen sowieso de gemaakte afspraken te worden geactualiseerd en aangepast, aangezien de uitgangspuntennotitie is gericht op de afgelopen projectfase. Hiertoe wordt via artikel VIII, onderdeel 3, een zesde lid toegevoegd aan artikel 11.

Indien een commissie besluit dat zij geen voortzetting van de grootprojectstatus wenst, zal zij de beëindiging van de grootprojectstatus dienen te initiëren, waartoe zij de Minister om een eindevaluatie dient te verzoeken (zie artikel 15).

Artikel XII

Via dit onderdeel wordt artikel 15 gewijzigd om mogelijk te maken dat, indien een commissie beslist dat zij de grootprojectstatus niet wenst voort te zetten, de opheffing van de grootprojectstatus kan plaatsvinden zonder dat het groot project als beëindigd kan worden beschouwd. Hiertoe wordt in het artikel verankerd dat indien de commissie voortijdige beëindiging van de grootprojectstatus wenst – tot welk inzicht zij normaliter bij een voortzettingsbeslissing als bedoeld in artikel 11a zal komen – zij de Minister kan verzoeken om een eindevaluatie van het groot project (waarmee de beëindiging van de grootprojectstatus wordt ingezet).

Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 15, tweede lid, te schrappen, aangezien dit artikellid geen zelfstandige betekenis heeft naast artikel 16.

Artikel XIII, onderdeel 2

Deze wijziging geeft invulling aan aanbeveling 8 (informatie na beëindiging grootprojectstatus). Hiertoe wordt aan artikel 16 een nieuw onderdeel i toegevoegd, op basis waarvan in de eindevaluatie een plan van aanpak rondom de informatievoorziening na beëindiging van de grootprojectstatus dient te worden opgenomen. Het plan van aanpak moet in ieder geval ingaan op het moment waarop de maatschappelijke doelen van het groot project worden geëvalueerd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Duisenberg Omtzigt Neppérus Tony van Dijck Thieme Bashir Mei Li Vos Harbers Groot Ziengs Van Vliet Anne Mulder Dijkgraaf Koolmees Bruins Slot Schouten Klein Kerstens Merkies Van Weyenberg Nijboer Aukje de Vries Van der Linde Van Laar Grashoff Vermue


X Noot
2

Zie Kamerstukken II 2016/17, 26 399, nr. 17. De Minister van Financien heeft zijn reactie afgestemd met andere ministeries.

X Noot
3

Zie Kamerstukken 26399 voor de jaarlijkse rapportages grote projecten.

X Noot
4

Daarbij is vermeldenswaardig dat de term «departementale accountantsdienst» wordt vervangen door «Auditdienst Rijk» om aan te sluiten bij de gewijzigde benaming van deze dienst in de Comptabiliteitswet 2001 (Zie Stb. 2014, 310). De term «Auditdienst Rijk» sluit voorts aan bij de huidige benaming in de Regeling financiële ondersteuning fracties 2014 voor deze autditdienst.

Naar boven