Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2023
Tijdens het debat over het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de stikstofproblematiek
op 23 februari jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 57, Debat over het NPLG en de stikstofproblematiek)
diende het lid Ouwehand een motie in waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken
of en op welke manier het gebruik van trekkers bij demonstraties landelijk verboden
kan worden (Kamerstuk
34 682, nr. 124). Daarbij is gevraagd om de motie voor 6 maart te appreciëren.
De vrijheden die een ieder heeft op grond van het demonstratierecht om zijn of haar
mening te uiten, mogen niet worden misbruikt. Dat betekent dat tijdens demonstraties
zowel gevaarlijk gebruik van zware voertuigen (zoals trekkers) als het inzetten van
zware voertuigen als dwangmiddel onacceptabel is. Het demonstratierecht is namelijk
niet bedoeld om dwang uit te oefenen of om gevaarlijke situaties te creëren.
Evenwel ontraad ik de motie. Het demonstratierecht stelt de vrijheid van demonstranten
voorop. De overheid faciliteert demonstraties daarom zoveel mogelijk. Zij beperkt
de demonstratievrijheid alleen als dat noodzakelijk is ter bescherming van de gezondheid,
in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden
(zoals volgt uit artikel 9 Grondwet). Een landelijk verbod op het gebruik van trekkers
tijdens demonstraties past niet bij de ratio van het demonstratierecht en evenmin
in de systematiek van de Wet openbare manifestaties (Wom).
Aangezien de vrijheid van demonstranten voorop staat en iedere demonstratie haar eigen
bijzonderheden kent, moet per geval worden bezien of een beperking, zoals een verbod
op het gebruik van landbouwvoertuigen, noodzakelijk is. De Wom kent dan ook geen generieke
verboden. Om dezelfde reden ligt de verantwoordelijkheid voor het in goede banen leiden
van demonstraties bij het lokale gezag; de burgemeester kent de lokale omstandigheden
en kan op basis daarvan een afweging maken. De aanwezigheid van trekkers bij een demonstratie
kan tot wanordelijkheden leiden. De burgemeester kan beperkingen opleggen of in het
uiterste geval de demonstratie verbieden. Maar het is ook goed voorstelbaar dat een
demonstratie met trekkers geen problemen oplevert. Een algeheel verbod op het gebruik
van trekkers bij demonstraties gaat hieraan voorbij en is daarom een te vergaande
inperking van een belangrijk grondrecht.
Dat neemt niet weg dat het demonstratierecht grenzen kent: het geldt alleen voor vreedzame
bijeenkomsten waar de gemeenschappelijke meningsuiting voorop staat. Niet-vreedzame
bijeenkomsten of het uitoefenen van dwang vallen niet onder de bescherming van het
demonstratierecht. Bovendien is het demonstratierecht geen vrijbrief voor het plegen
van strafbare feiten en kan er worden opgetreden als daarvan sprake is. Zo is het
verboden om met een trekker op de snelweg te rijden. De wijze waarop wordt gehandhaafd
is afhankelijk van de omstandigheden en wordt afgestemd met het bevoegd gezag. De
wijze waarop de politie tijdens demonstraties optreedt, wordt bepaald binnen de lokale
driehoek. Na de vorige boerenprotesten zijn verschillende demonstranten vervolgd en
veroordeeld.
Ten slotte verwijs ik naar de brief over het demonstratierecht die ik voor deze zomer
heb toegezegd aan uw Kamer (Kamerstuk 35 324, nr. 7). Daarin zal ik reageren op het onderzoek van Amnesty International genaamd «Demonstratierecht
onder druk» en uitvoering geven aan de gewijzigde moties van de leden Sneller en Van
der Werf (Kamerstuk 36 062, nr. 15) en van het lid Michon-Derkzen (Kamerstuk 36 200 VI, nr. 59).
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot