1. Inleiding
De leden van de fractie van GroenLinks hebben van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij constateren dat de regering in dit
wetsvoorstel beoogt te voldoen aan de toezegging gedaan bij de behandeling van het
wetsvoorstel Bescherming namen en graden hoger onderwijs (Kamerstukken 34 412), door een commissie van advies in te richten voor het geval een instelling van hoger
onderwijs de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef van studenten
te bevorderen niet nakomt. Deze leden constateren voorts dat in dit wetsvoorstel wordt
bepaald dat de Minister geen besluit neemt in dergelijke gevallen dan nadat hij advies
heeft gevraagd aan de commissie van advies. De leden van de fractie van GroenLinks
hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de fracties van CDA, D66, SP, ChristenUnie, SGP en 50PLUS sluiten zich bij deze vragen aan.
2. Vragen GroenLinks-fractie
In de brief2 die de Minister op 3 maart 2017 stuurde naar aanleiding van de plenaire behandeling
van het wetsvoorstel Bescherming namen en graden hoger onderwijs, sprak de Minister,
zo constateren de leden van de fractie van GroenLinks, van een «zwaarwegend advies» en schreef zij:
«De Minister van onderwijs is in beginsel aan het advies van deze commissie gebonden.
Gelet op de eisen van de Algemene wet bestuursrecht kan van een advies alleen worden
afgeweken als onderbouwd kan worden gemotiveerd waarom dat nodig is. Indien een dergelijke
gemotiveerde onderbouwing ontbreekt of onvoldoende is, zal dit leiden tot vernietiging
van het besluit door de bestuursrechter.»
Tevens schreef de Minister dat zij de bijbehorende ministeriële regeling en samenstelling
van de commissie reeds ter hand zou nemen om geen tijd verloren te laten gaan.
Het verschil tussen de in het debat en de genoemde brief verwoorde toezegging en het
voorliggende wetsvoorstel roept de vraag op of de voorgestelde wettelijke regeling
van de commissie van advies adequaat borgt dat het gaat om een zwaarwegend advies
waar de Minister in beginsel aan gebonden is. De leden van de fractie van GroenLinks
vernemen graag van de regering of de formuleringen in dit wetsvoorstel juridisch bindend
leiden tot de toegezegde situatie dat een advies van de commissie in beginsel gevolgd
moet worden. Indien dat niet juridisch bindend is, vragen zij waarom de regering het
in dit wetsvoorstel niet geregeld heeft op de wijze zoals de Minister aan de Kamer
had toegezegd.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen de regering tevens preciezer aan te
geven welke eisen van de Algemene wet bestuursrecht de Minister in de brief van 3 maart
op het oog had en hoe die zijn verdisconteerd in het huidige voorstel.
Wat de samenstelling van de commissie betreft, begrijpen deze leden dat deze in de
ministeriële regeling wordt bepaald. Zij vragen of met het oog op de bestuurlijke
en beleidsmatige aspecten van het te vragen advies naast de benodigde kwalificaties
voor leden van de rechterlijke macht ook andere kwalificaties benodigd zijn en, zo
ja, hoe dat wordt verdisconteerd.
Ten slotte vragen de leden van de fractie van GroenLinks of de ministeriële regeling
inmiddels (definitief of in concept) beschikbaar is, zodat ze deze kunnen betrekken
bij de afweging of de Minister aan de toezegging heeft voldaan.
De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar
de memorie van antwoord en ontvangt deze graag zo spoedig mogelijk na vaststelling
van dit voorlopig verslag.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Vries-Leggedoor
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman