34 677 Wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten op het terrein van accountantsorganisaties en het accountantsberoep in verband met het versterken van de governance van accountantsorganisaties (Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties)

F NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 13 maart 2018

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de Partij van de Arbeid (PvdA) hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord naar aanleiding van het voorlopig verslag van het wetsvoorstel ter wijziging van de Wet toezicht accountantsorganisaties (34 677). Zij hebben hierover nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord. Zij merken op dat de regering hierin de vragen van de leden van deze fractie inzake de implicaties en noodzaak van de verlenging van de verjaringstermijn voor tuchtzaken, abusievelijk heeft toegeschreven aan de leden van de fractie van de VVD, die in het voorlopig verslag over hetzelfde onderwerp vragen hebben gesteld.2

Aanleiding wetsvoorstel

Naar aanleiding van de vraag van de PvdA-fractie waarom de algemene maatregel van bestuur, waarmee verschillende instellingen worden aangewezen als organisaties van openbaar belang (oob's) in de zin van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta), nog niet is vastgesteld, antwoordt de regering dat er na de aankondiging van de betrokken oob’s per medio 2015 vertraging is ontstaan. Deze vertraging zou zijn voortgekomen uit het feit dat nadere aandacht moest worden besteed aan de goede inbedding van het besluit waar het gaat om de eisen die worden gesteld ten aanzien van de auditcomissie van de betrokken instellingen. Daarnaast zou het overgangsrecht nader moeten worden bezien om een zorgvuldige overgang naar het nieuwe regime te waarborgen.

Betekent deze vertraging dat er aldus de afgelopen jaren niet gewerkt is met de strengere eisen voor de uitvoering van wettelijke controles van de jaarrekening, zo vragen de leden van de fractie van de PvdA. Indien dit inderdaad niet het geval is geweest, acht de regering dit verantwoord, mede gelet op de urgentie die destijds met het instellen van het nieuwe regime voor oob’s gold?

En kan de regering aangeven wat er nu precies zo veel tijd vergt in het formuleren van eisen ten aanzien van de auditcommissie? Is de regering het met deze leden eens dat hier zowel internationaal als nationaal en zowel voor winstgerichte als voor niet-op-winstgerichte ondernemingen en organisaties reeds een uitgebreide praktijk geldt, waaraan relatief eenvoudig een gouden standaard kan worden ontleend? Kan de regering tevens aangeven wat er nu precies zo veel tijd vergt in het nader bezien van het overgangsrecht? Had hier niet reeds in een eerder stadium aandacht voor kunnen zijn?

De regering geeft in de memorie van antwoord aan wel woningcorporaties aangewezen te hebben als organisaties van openbaar belang (oob's), maar geen zorginstellingen en wel de grote instellingen voor het wetenschapsbeleid (KNAW, KB en NWO), maar geen onderwijsinstellingen (inclusief de universitaire medische centra). Kan de regering aangeven waarom zij voor deze prioritering heeft gekozen? Welke criteria zijn hierbij gehanteerd en hoe is in dit kader de score per sector geweest? De leden van de PvdA-fractie ontvangen hiervan graag een overzicht.

De regering geeft in de memorie van antwoord aan dat als verbetering van de kwaliteit van wettelijke controles door de accountantsorganisaties uitblijft, de afweging in beeld komt of de vergunning van de betreffende accountantsorganisatie(s) als ultimum remedium moet worden ingetrokken. De leden van de PvdA-fractie onderschrijven dat. Tegelijkertijd constateren deze leden dat de regering aangeeft dat de effecten van het pakket van maatregelen de komende jaren zichtbaar moeten worden, terwijl uit het onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in 2010, 2014 en 20173 naar de kwaliteit van de wettelijke controles bij Deloitte, EY, KPMG en PWC4 blijkt dat hiervan geenszins sprake is. Hoeveel tijd acht de regering nog aanvaardbaar voor de genoemde accountantsorganisaties om hun wettelijke controles over de gehele linie op een voldoende niveau te brengen?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met belangstelling en bij voorkeur binnen vier weken tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, De Grave

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), Backer (D66), Ester (CU), De Grave (VVD) (voorzitter), vac. (CDA) (vice-voorzitter), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Van Beek (PVV), Van Apeldoorn (SP), N.J.J. van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA) (vice-voorzitter), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vac. (PvdA), Overbeek (SP).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2017–2018, 34 677, B, p. 3.

X Noot
3

Autoriteit Financiële Markten (AFM), Kwaliteit OOB-accountantsorganisaties onderzocht. Uitkomsten van onderzoeken naar de implementatie en borging van verandertrajecten bij de OOB-accountantsorganisaties en de kwaliteit van de wettelijke controles bij de Big 4-accountantsorganisaties, Amsterdam: 28 juni 2017; AFM, Uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4-accountantsorganisaties, Amsterdam: 25 september 2014; AFM, Rapport algemene bevindingen kwaliteit accountantscontrole en kwaliteitsbewaking, Amsterdam: 1 september 2010.

X Noot
4

De namen van de hier genoemde organisaties zijn in alfabetische volgorde genoteerd.

Naar boven