34 675 Wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbesthoudende producten)

G VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING1

Vastgesteld 23 april 2019

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het uitbrengen van verslag met daarin de volgende opmerkingen en vragen.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken de regering voor de beantwoording van de vele vragen van de zijde van de Eerste Kamer. Deze leden hebben daarbij de navolgende aanvullende vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord d.d. 7 februari 2019 naar aanleiding van vragen van zes fracties inzake het voornemen om te komen tot een wettelijk verbod op asbestdaken.

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel «Verwijdering asbest en asbesthoudende producten».

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord d.d. 7 februari 2019. Deze leden hebben nog enkele aanvullende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord van 7 februari 2019, de uitkomsten van de deskundigenbijeenkomst van 26 maart 20192, alsmede de Kamerbrief van 18 januari 2019 aan de Tweede Kamer3. Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de SP-fractie de behoefte om de regering de volgende vragen voor te leggen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord. Zij hebben naar aanleiding hiervan en op basis van de deskundigenbijeenkomst die op 26 maart jl. heeft plaatsgevonden de onderstaande vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden van de regering en willen graag nog enkele vervolgvragen stellen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbesthoudende producten). Deze leden begrijpen dat het vervangen van asbest en asbesthoudende producten, zoals dakpanelen, van belang is voor de volksgezondheid. Zij hebben daarbij nog enige vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en de memorie van antwoord. Zij maken zich ernstige zorgen over de haalbaarheid, betaalbaarheid en proportionaliteit van het op grond van het voorliggende wetsvoorstel in te voeren verbod op asbestdaken. Zij hebben in dit verband nog enkele vragen, mede naar aanleiding van de in deze Kamer gehouden deskundigenbijeenkomst van 26 maart jl.

Naar aanleiding van de deskundigenbijeenkomst op 26 maart 2019 hebben de leden van de 50PLUS-fractie de volgende vragen.

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering ingrijpt in de huishoudportemonnee van mensen. Zij haalt de onderhoudskosten voor eigenaren voor hun eigen dak naar voren, met als argument dat iedereen om de zoveel tijd moet investeren in zijn of haar dak. Dit blijkt bij heel veel daken niet na 30 jaar al het geval. Bovendien zijn de asbestdaken in het verleden legaal aangebracht. Veel inwoners zitten klem tussen wetgeving, asbestbranche, banken en verzekeraars. Ze krijgen in te veel gevallen geen hulp, hebben onvoldoende geld, kunnen een lening niet terugbetalen en kunnen een renovatie van hun eigen dak niet koppelen aan een logisch moment, zoals verbouwing, verhuizing of verduurzaming. Ziet de regering mogelijkheden om meer financiële ruimte te bieden, meer ruimte voor logische momenten van ingrijpen en derhalve ook meer ruimte in tijd te bieden?

De gemeentelijke koepelorganisatie Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft aangegeven4 na 2024 niet te gaan handhaven als inwoners zich geen lening kunnen permitteren. Hoe kijkt de regering hier tegenaan met het oog op de handhaving van het asbestdakenverbod per 1 januari 2025?

In zijn position paper ter gelegenheid van de deskundigenbijeenkomst over asbestverwijdering op 26 maart jl. in de Eerste Kamer schrijft prof. Ira Helsloot dat de in opdracht van de regering uitgevoerde maatschappelijke kosten-batenanalyse (mkba) aangeeft dat door het verbod in de tien jaar tussen 2014 en 2024 maximaal één statistische dode door minder asbest in de lucht voorkomen zal worden. De regering gaat daarmee (met voorliggend wetsvoorstel) in tegen haar eigen visie op risicobeleid zoals beschreven in de Kamerbrief «Bestuurlijk balanceren met risico’s en verantwoordelijkheden» uit 20155. Daarin staat duidelijk verwoord dat een positieve mkba de basis is voor besluitvorming over veiligheidsbeleid. Volgens Helsloot heeft zelfs de regering niet ontkend dat de kosten van het wetsvoorstel onevenredig zijn ten opzichte van het te bereiken doel van de volksgezondheid. Hoe kijkt de regering hier tegenaan, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Het onderzoeksrapport van maart 2019, getiteld «Inzichten voor proportioneel asbestbeleid»6 geeft kort samengevat aan dat het wettelijk afgedwongen saneringstempo onnodig is en de te hanteren veiligheidsmaatregelen overdreven. Wat is de reactie van de regering op dit rapport?

De Raad van State waarschuwde er eind 2016 al voor dat in het algemeen geldt dat de voor één of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een regeling niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met de regeling te dienen doelen. Het evenredigheidsbeginsel in de Wet milieubeheer is geconcretiseerd in artikel 15.21, in samenhang met artikel 15.20. Gelet op de directe verplichting om in het verleden veelal rechtmatig aangebrachte asbestdaken te verwijderen en gezien het grote aantal belanghebbenden dat het treft, is het niet onwaarschijnlijk dat velen een beroep zullen doen op het genoemde artikel met het oog op een schadevergoeding. De regering is tot de conclusie gekomen dat hier geen aanleiding voor bestaat. Heeft de regering deze overtuiging nog steeds, gezien het grote aantal reacties en het genoemde onderzoeksrapport van maart 2019, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

Het voorliggende wetsvoorstel roept bij de leden van de VVD-fractie vragen op met betrekking tot de algemene beginselen van ons bestuur, namelijk het evenredigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel – daken zijn immers legaal aangebracht – en het zorgvuldigheidsbeginsel. Hoe kijkt de regering hier tegen aan?

De asbestmarkt is voor deze leden een wat ondoorzichtige markt, die de indruk wekt van een gesloten markt met een eigen certificerings- en controlesysteem. Werken de principes van de vrije markt hier nog wel en zou hierbij ook een rol zijn weggelegd voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa), zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De gedachte dat een absoluut asbestdakenverbod per 1 januari 2025, zowel gelet op de (beperkte) gezondheidsrisico’s als op de uitvoerbaarheid, beter heroverwogen zou kunnen worden leeft bij veel organisaties en inwoners. De overgrote meerderheid begrijpt en accepteert dat asbestdaken op termijn vervangen moeten worden, maar pleit voor een proportioneel asbestbeleid.

Hoe kijkt de regering hier tegenaan en tegen een saneringstraject via risicogericht maatwerk (zoals bijvoorbeeld via de door de Vereniging Eigen Huis voorgestelde «stoplichtmethode»)?

De leden van de VVD-fractie wachten de beantwoording van de regering met grote belangstelling af.

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

Allereerst vinden de leden van de CDA-fractie het niet duidelijk wat in juridische zin onder het begrip «asbestdak» moet worden verstaan. Een nadere definitie en duiding van dit begrip achten deze leden noodzakelijk, temeer omdat in de praktijk een niet-sluitende definitie tot veel onduidelijkheid en onzekerheid zal leiden. Ook de Regeling Bouwbesluit 2012, waarnaar wordt verwezen, ontbeert een juridisch houdbare definitie van het begrip.

In algemene zin is duidelijk gemaakt, ook in de memorie van toelichting, dat het om een dak of dakbedekking gaat die uit asbestplaten of asbestleien bestaat. Wat betekent één en ander als het om een dak gaat waarbij asbestplaten worden bedekt door enig ander materiaal, zoals riet, dakpannen, hout met bitumen of enig andere vorm van bedekking? Als een dergelijk dak eveneens onder de definitie valt, wat zijn dan hiervan de consequenties? Is hiervan een inventarisatie gemaakt en om hoeveel vierkante meters gaat het?

Uit het antwoord van het ministerie op de vraag wat onder een asbestdak verstaan moet worden zou kunnen worden geconcludeerd dat het slechts om asbest gaat dat in contact staat met de buitenlucht. Is dit nader te definiëren, zodat het ook bij de bestuursrechter «houdbaar» is? En zou dit ook kunnen betekenen dat het aanbrengen van een coating op asbestplaten of leien voldoende is om veronderstelde risico’s verder te minimaliseren? Indien dit niet het geval is, zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd naar de argumenten van de regering.

Omdat de kosten van sanering en vervanging van dergelijke asbestdaken die niet of minder goed zichtbaar zijn aanzienlijk hoger zullen uitvallen, zijn deze leden benieuwd of en op welke wijze hierin is voorzien.

Verder is inmiddels duidelijk geworden dat ook verzekeraars geen eenduidig beleid voeren ten aanzien van het begrip asbestdak. Ook wanneer asbestplaten zich onder een andere vorm van afdekking bevinden, wordt het afsluiten van een verzekering voor een dergelijk dak onmogelijk, moeilijk of slechts alleen mogelijk tegen aanzienlijke kosten. Is hierover reeds overleg geweest met verzekeraars en zo ja, wat is daarvan de uitkomst, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

Verder blijkt in de praktijk dat in sommige gevallen asbestdaken middels de constructie van het betreffende pand met gevels van woningen, boerderijen of andere (bedrijfsgerelateerde) gebouwen zijn verbonden. Ook hier geldt dat door een niet-juridisch sluitende definitie van het begrip asbestdak verwarring en onzekerheid ontstaat. Op welke wijze denkt de regering dit praktische probleem op te lossen?

Tijdens de deskundigenbijeenkomst op 26 maart jl. in de Eerste Kamer werden onder meer door vertegenwoordigers van de GGD en de Radboud Universiteit Nijmegen een groot aantal kritische kanttekeningen bij het wetsvoorstel geplaatst. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de inhoudelijke reactie op de kritiek van de zijde van deze wetenschappers. Allereerst gaat het om de vraag in hoeverre de nog aanwezige asbestdaken inderdaad onverantwoorde (gezondheids)risico’s met zich meebrengen. Deelt de regering de twijfel die met name vanuit de GGD naar voren wordt gebracht? Indien dit niet het geval is, op grond van welke recente studies en argumenten beoordeelt de regering dit? Omdat kennelijk ook de Gezondheidsraad vraagtekens plaatst bij nut en noodzaak van het voorgenomen verbod, zijn deze leden eveneens benieuwd of door de Gezondheidsraad recent een nader advies is gegeven.

Voorts werd tijdens de deskundigenbijeenkomst aangegeven dat de maatschappelijke kosten geenszins opwegen tegen de mogelijke baten. Kan de regering een recent overzicht geven van de maatschappelijke kosten en baten, verbonden aan het voornemen? Op basis van de mkba van Ecorys wordt in de ogen van de wetenschap onvoldoende aangetoond dat de maatschappelijke gevolgen van het uitblijven van een verbod op asbestdaken onevenredig groot zullen zijn. Ook wordt volgens deze wetenschappers uitgegaan van een te optimistische aanname dat (bijna) alle asbest in de lucht afkomstig is van asbestdaken en dat een verbod derhalve alle slachtoffers gerelateerd aan asbest in de lucht kan voorkomen. De leden van de CDA-fractie stellen een reactie hierop zeer op prijs en vragen of wellicht een second opinion op de eerder verschenen mkba met het oog op de nu bestaande inzichten wenselijk is. Zo nee, waarom niet?

Ook vragen deze leden in hoeverre de door wetenschappers gesignaleerde minimale risico’s zich verhouden met de in 2015 verschenen Kamerbrief «Bestuurlijk balanceren met risico’s en verantwoordelijkheden»7, waarin wordt aangegeven op welke wijze moet worden omgegaan met mogelijke risico’s. Zou er mogelijk sprake kunnen zijn van tegenstrijdigheid tussen het voorliggende wetsvoorstel en de onderbouwing daarvan met de genoemde Kamerbrief over risico’s? Zo nee, waarom niet?

Zoals eerder is aangegeven, heeft ook de Raad van State een kritisch advies gegeven en gewaarschuwd dat de gevolgen voor individuele belanghebbenden van voorgenomen maatregelen niet onevenredig groot mogen zijn ten opzichte van het beoogde doel. De leden van de CDA-fractie vragen de regering dit bijvoorbeeld door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) nader te laten beoordelen. Overigens geeft de Wet milieubeheer aan dat wanneer sprake is van onevenredige kosten voor belanghebbenden een beroep kan worden gedaan op de overheid. Is in deze beroepsmogelijkheid voorzien? En zo nee, waarom niet? Dit temeer omdat in de eerdere toelichting op het voorstel wordt aangegeven dat er sprake kan zijn van substantiële kosten voor dakeigenaren. Wat kan worden gezegd over de omvang van de vergoedingen en/of claims waarmee rekening wordt gehouden?

Een aantal belanghebbenden heeft inmiddels aangegeven voornemens te zijn het Rijk in financiële zin aan te zullen spreken op onevenredige kosten. Is dit de regering bekend en welke maatregelen worden getroffen om procedures te voorkomen? Is een nader advies van de Raad van State, ook met het oog op de complexiteit van het juridische begrip asbestdak, gewenst? Zo nee, waarom niet?

Vanuit de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO) is tijdens de deskundigenbijeenkomst op 26 maart jl. ingegaan op een aantal van de genoemde aspecten. Alleen al in de landbouwsector schat LTO dat er nog circa 80 miljoen vierkante meter asbestdak gesaneerd moet worden. Het saneringstempo wordt niet als toereikend ingeschat om voor 2025 alle genoemde daken te saneren. Dit geldt zowel voor de omvang van de saneringsoperatie als ook de kosten van de sanering. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de reactie van de regering op deze stellingname.

Ook vragen deze leden of het de regering bekend is dat banken niet altijd bereid zijn de beoogde sanering te financieren. Zo ja, wat moet er dan worden gedaan? Overigens zijn deze leden ook benieuwd naar de omvang van de totale saneringsambitie. LTO geeft, zoals hierboven gesteld, aan dat alleen al in de landbouw sprake is van 80 miljoen vierkante meter asbest op de daken van agrarische panden. Ook in andere sectoren liggen naar de inschatting van de leden van de CDA-fractie nog asbestdaken. Te denken valt aan overige bedrijfsgebouwen, fabriekshallen, garages en woningen. Graag zien deze leden met het oog op de haalbaarheid en de betaalbaarheid van het voornemen van de regering een nadere duiding van de totale omvang aan asbestdaken en de mogelijke saneringskosten. Ook door de Vereniging Eigen Huis en verenigingen van eigenaren zijn zorgen geuit over de gevolgen van het verbod. Is de regering hiervan op de hoogte en hoe oordeelt de regering over deze zorgen?

LTO schat in dat alleen al in de agrarische sector ongeveer een derde van alle eigenaren niet in staat zal zijn om sanering van een asbestdak te betalen en sanering derhalve achterwege blijft. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd wat dit in de praktijk betekent. Deelt de regering deze inschatting en wat zijn de mogelijke gevolgen?

Gemeenten zijn in principe verantwoordelijk voor handhaving van het asbestdakenverbod, zo merken de leden van de CDA-fractie op. Op welke wijze worden gemeenten instrumenten gegeven om te handhaven en wat wordt concreet van een gemeentelijke toezichthouder verwacht als na 1 januari 2025 nog sprake is van de aanwezigheid van asbestdaken? En wat is de rol van provincies bij toezicht en handhaving? Moeten de betreffende bedrijven worden gesloten? Zo ja, wat kunnen dan de gevolgen zijn voor ondernemers, hun bedrijven en de activiteiten? En wat als huishoudens na 1 januari 2025 nog wonen in een pand waarop nog sprake is van een asbestdak?

Op welke wijze worden woningbouwcorporaties en andere eigenaren hierop aangesproken? Heeft de regering op deze vragen inmiddels een antwoord?

Dit alles staat in de ogen van de leden van de CDA-fractie nog los van de vraag wat er gebeurt als omwonenden vanwege de vermeende gezondheidsrisico’s waarop het wetsvoorstel duidt, besluiten juridische stappen te zetten omdat in hun omgeving sprake is van een asbestdak of asbestdaken. Wie is dan in juridische zin aansprakelijk: de eigenaar of eigenaren van het betreffende pand of panden of de toezichthoudende instantie, in veel gevallen de gemeente?

Eerder is aangegeven de saneringscapaciteit te vergroten. Wetende dat op dit moment in de bouw de capaciteit beperkt is, zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd hoe de regering op korte termijn de saneringsambitie denkt te vergroten en de kosten van sanering te verlagen. Wanneer kunnen nadere voorstellen worden verwacht en welke (prijs)garanties worden vanuit de markt gegeven?

Verder is meermalen aangedrongen op aanvullende financiële ondersteuning teneinde een nieuwe impuls te geven aan de sanering. Wanneer kunnen betrokkenen nieuwe voorstellen verwachten en wat zal inhoudelijk worden geboden? De afgelopen jaren zijn al belangrijke stappen gezet, maar zoals door LTO werd opgemerkt, werd met name «het laaghangend fruit» geplukt. De Vereniging Eigen Huis stelde tijdens de deskundigenbijeenkomst dat «slechts de gemakkelijke vierkante meters op schuurtjes zijn of worden gesaneerd.» Complexe daken, zoals daken met leien, blijven vanwege de hoge kosten of bouwtechnische aspecten liggen. Deelt de regering deze waarnemingen? Wat is erop tegen om af te zien van het verbod per 1 januari 2025 en te kiezen voor een breed stimuleringspakket voor de nog te saneren daken, bij voorkeur in combinatie met mogelijke klimaatmaatregelen? Is de regering met de leden van de CDA-fractie van oordeel dat keuze voor een win-win situatie belangrijker is dan het op korte termijn nastreven van een praktisch gezien onhaalbare ambitie met grote juridische en financiële risico’s voor overheden en andere betrokkenen?

De Vereniging Eigen Huis heeft bij de Kamer aangedrongen op introductie van een zogenaamd risico-gestuurd «stoplichtenmodel», waarbij de meest risicovolle daken en objecten het eerst zouden moeten worden aangepakt. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar het oordeel van de regering over deze in haar ogen interessante suggestie. Past deze benadering in de ogen van de regering ook niet beter in het rijksbeleid met betrekking tot het voorkomen en aanpakken van risico’s zoals hierboven reeds verwoord?

Ten slotte denken deze leden dat ook bij de introductie van het door Vereniging Eigen Huis bepleite model een wettelijk algemeen verbod moeilijk vorm gegeven kan worden. Dit omdat er ook bij de introductie van een dergelijk beleid juridisch veel haken en ogen te verwachten zijn. Deelt de regering de opvatting van de leden van de CDA-fractie dat het voorstel van Vereniging Eigen Huis alleen op basis van een algemene beleidslijn vorm kan worden gegeven en dat een verbod per 1 januari 2025 niet het beoogde maatwerk biedt?

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie merken op dat tijdens de deskundigenbijeenkomst op 26 maart jl. sommige deskundigen, zoals prof. Ira Helsloot, hebben gesteld dat dit wetsvoorstel maatschappelijk onverantwoord is omdat de regering niet duidelijk aan kan tonen dat de baten opwegen tegen de kosten. Zou de regering hier op willen reageren?

Ook Ben Rozema van de GGD had kritische kanttekeningen bij de inschatting van de regering over de gevaren van het blootstellingsniveau van (verweerde) asbestdaken voor burgers. De leden van de D66-fractie vernemen graag van de regering hoe zij deze kritische houding inschat ten opzichte van het position paper van de GGD GHOR van 4 oktober 20178 ten behoeve van een hoorzitting in de Tweede Kamer waarin wel duidelijk wordt gepleit voor preventie om zo blootstelling aan een kankerverwekkende stof te beperken. Zo staat er in dit position paper op pagina 2:

«GGD GHOR Nederland is voorstander van het vervangen van asbestdaken in de komende jaren en vraagt met name aandacht voor de risicolocaties. Veel asbestdaken zijn oud en verweerd. Als er geen dakgoten zijn, kunnen asbestvezels op de grond terechtkomen en naar binnen worden gelopen. Daarnaast is er de kans op asbestincidenten door brand of extreme weersomstandigheden, met alle nadelige gevolgen van dien.»

De leden van de D66-fractie ontvangen daarom graag nadere (wetenschappelijke) onderbouwing waaruit blijkt dat de volksgezondheid wel degelijk gevaar loopt als deze wet niet wordt aangenomen.

De genoemde leden kunnen zich goed voorstellen dat het voor buitenstaanders lastig is om een goede inschatting te maken van het nut en de noodzaak van deze wet. Daarom horen de leden van de D66-fractie graag de inschatting van de regering over hoe deze stellingname van bijvoorbeeld prof. Helsloot en de heer Rozema zich verhoudt tot de oproep van een groot aantal provincies om juist wel haast te maken met de verwijdering van de asbestdaken.

Hierbij vinden de leden van de D66-fractie het zorgelijk dat het evaluatiemoment in 2022 zou kunnen zorgen voor afwachtend gedrag van eigenaren van woningen en/of objecten met asbestdaken in de hoop dat deze evaluatie tot uitstel van de invoering van de wet zou kunnen leiden. Hoe ziet de regering dit? Zou de regering ook willen ingaan op de zorgen van eigenaren van bijvoorbeeld agrarische bedrijven dat het lastiger wordt hun panden te verzekeren omdat verzekeraars de definitie van «asbestdak» heel ruim nemen?

Uit de zorgen van de Vereniging Eigen Huis en uit brieven van burgers aan Eerste Kamerleden blijkt toenemende onrust over de mogelijke hoge kosten voor particulieren en ondernemers met gebouwen met bedrijfsmatige doeleinden, bijvoorbeeld in de agrarische sector, als zij moeten overgaan tot het saneren van asbestdaken waar op dit moment nog geen problemen mee te verwachten zijn. In artikel 1a van de Woningwet is sprake van zorgplicht van eigenaren. De leden van de D66-fractie nemen aan dat de regering hiernaar verwijst in haar stelling dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig vervangen van een dak primair bij de eigenaar ligt. Graag vernemen deze leden een reactie van de regering op deze aanname.

Tegelijkertijd zijn er mensen die het argument gebruiken dat eigenaren nu verantwoordelijk worden geacht voor het verwijderen van asbest terwijl de Nederlandse overheid al veel eerder een strenger asbestbeleid had moeten invoeren waardoor er niet zo lang met asbest is gebouwd. Wat vindt de regering van dit argument?

De Vereniging Eigen huis heeft een plan van aanpak geïntroduceerd met een zestal stappen. Daarnaast heeft zij een «stoplichtmodel» geïntroduceerd. Kan de regering reageren op dit plan van aanpak van de Vereniging Eigen Huis en het stoplichtmodel? Tevens vernemen de leden van de D66-fractie graag hoe de regering de rol van de gemeenten ziet in de uitvoering, de handhaving en het toezicht met betrekking tot dit plan van aanpak (inclusief als het stoplichtmodel zou worden ingevoerd). Hierbij zouden de leden van de D66-fractie ook graag bijzondere aandacht zien voor kleinere gemeenten in landelijke gebieden. Wat betekent dit voor de extra kosten voor gemeenten in een periode waarin al veel andere handhavingsopgaven bij gemeenten worden neergelegd?

Verder horen de leden van de D66-fractie graag van de regering hoe zij tegen de toenemende onrust rondom dit wetsvoorstel aankijkt en hoe zij inschat dat dit invloed kan hebben op de uitvoering van de versnelling van de verwijdering van asbest en asbesthoudende producten in asbestdaken? De vraag is voor hoeveel huiseigenaren dit een onoverkomelijk financieel probleem kan gaan opleveren. Wat zou de regering kunnen doen om mensen gerust te stellen en wil de regering nog eens op een rij zetten wie eventueel wel in aanmerking kan komen voor financiering vanuit het nog op te richten asbestfonds? Op welke manier wordt dit uitgewerkt in de AmvB? Welke mogelijkheden ziet de regering om een beroep te doen op het Europees Investeringsfonds om kapitaal in te leggen in dit asbestfonds?

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

Uit de deskundigenbijeenkomst betreffende wijziging van de Wet milieubeheer (verwijdering asbest en asbesthoudende producten) op 26 maart jl. in de Eerste Kamer is naar de opvatting van de leden van de PVV-fractie gebleken dat asbestdaken minder gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid dan in eerste instantie werd aangenomen. Hierdoor is de noodzaak voor een verbod op het hebben van een asbestdak na 31 december 2024 niet meer aanwezig. Dit maakt onverhoopt niet dat er geen goede aanwijzingen dienen te zijn voor het veilig verwijderen van een asbestdak en dat eenieder die dit betreft hiervan goed doordrongen dient te zijn. Er valt hierbij te denken aan een jaarlijkse voorlichtingscampagne. Is de regering het hier mee eens? Zo ja, is de regering het er dan ook mee eens dat, mede gezien de deskundigenbijeenkomst in de Eerste Kamer, vanuit de overheid goede voorlichting over het veilig verwijderen en afvoeren van asbest dient te worden verstrekt?

De website van de rijksoverheid over dit thema vinden de leden van de PVV-fractie erg summier.9 Hier is bijvoorbeeld geen instructies te vinden over hoe veilig asbest kan worden verwijderd. Deelt de regering deze mening?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De regering heeft in 2016 de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken opengesteld om het proces van sanering te versnellen. Die regeling, met een totaal subsidiebedrag van 75 miljoen euro, voldeed aan een grote vraag. Zodoende is het maximale bedrag aan aanvragen inmiddels bereikt en kunnen er geen subsidieaanvragen op grond van deze regeling meer worden ingediend.

De leden van de SP-fractie stellen vast dat ondanks het succes van de regeling en de nog steeds grote behoefte aan een dergelijke subsidieregeling de regering niet bereid is om de regeling te heropenen of voort te zetten. De leden van de SP-fractie vinden dit onbegrijpelijk, maar ook onjuist en onredelijk.

Onbegrijpelijk omdat er een grote behoefte bestaat aan de bedoelde subsidie in de komende jaren. Door het achterwege blijven van die subsidie wordt de kans op het slagen van de tijdige asbestverwijdering verkleind en de kans op extra uitgaven en kosten voor rekening van de overheid vergroot.

Onjuist en onredelijk vinden de leden van de SP-fractie de weigering van de regering om de subsidieregeling voort te zetten omdat daardoor een ongefundeerd onderscheid wordt gemaakt tussen de groep burgers enerzijds die wel aanspraak heeft kunnen maken op subsidie, terwijl er anderzijds een groep burgers is die in een vergelijkbare positie verkeert als de eerste groep burgers, maar door de regering niet gelijk behandeld wordt. Derhalve is het naar de mening van de leden van de SP-fractie niet te verantwoorden dat er in gelijke situaties ongelijke regels worden toegepast.

In de memorie van antwoord d.d. 7 februari 2019 wordt op pagina 7 vermeld dat TNO momenteel onderzoek doet naar de mate van blootstelling tijdens het saneren van asbestdaken, zodat kan worden nagegaan of de sanering in bepaalde gevallen eenvoudiger kan waardoor niet-gecertificeerde bedrijven een deel van de saneringsopgave kunnen uitvoeren.

De leden van de SP-fractie vragen in dat verband of niet reeds het TNO-rapport uit 200410, getiteld «Risicogerichte classificatie van werkzaamheden met asbest», voldoende informatie bevat om de hier aan de orde zijnde vraag te beantwoorden. En zo nee, waarom niet?

Voorts vernemen de leden van de SP-fractie graag of TNO bij haar lopende onderzoek ook kennis zal nemen van soortgelijke onderzoeken in het buitenland. Ook vernemen de leden van de SP-fractie graag wanneer naar verwachting het lopende TNO-onderzoek zal zijn afgerond.

De leden van de SP-fractie nemen aan dat de regering kennis heeft genomen van de brief11 van de «asbestambassadeurs» voor versnelling van de aanpak van asbestdaken van 12 april 2019, gericht aan de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving van deze Kamer. Graag vernemen de leden van de SP-fractie de reactie van de regering op de inhoud van deze brief.

Meer in het bijzonder vernemen de genoemde leden graag of de regering bereid is, zoals in de brief wordt gevraagd, extra subsidie toe te kennen voor de op zich kleine groep van eigenaar-bewoners met een asbestleidak, die buiten hun schuld met een onevenredig grote financiële last geconfronteerd worden. De leden van de SP-fractie verzoeken de regering daarbij ook te betrekken de opmerkingen die zij heeft gemaakt in haar brief van 18 januari 201912 aan de Tweede Kamer inzake het asbestfonds.

Tot slot zouden de leden van de SP-fractie het op prijs stellen indien de regering een inhoudelijke reactie zou willen geven – naast haar eerste korte reactie van 27 maart 201913 – op de publicatie getiteld «Inzichten voor proportioneel asbestbeleid»14 van februari 2019 waarin het resultaat is weergegeven van een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van Aedes en enkele woningcorporaties, het zogenaamde Aedesrapport.

Het komt de leden van de SP-fractie voor dat zowel de kwaliteit als het resultaat van het Aedesrapport veel vragen oproept en zeker op onderdelen bepaald discutabel te noemen is. Naar de mening van deze leden komt het rapport vooral voort uit de financiële wens van woningcorporaties, die samenhangt met de kosten van verwijdering van asbestdaken die op de corporaties drukken, en trachten de auteurs van het rapport aan die wens tegemoet te komen door de wettelijke en noodzakelijke eisen verbonden aan de asbestsanering ter discussie te stellen zonder dat de auteurs daarvoor steekhoudende argumenten aanvoeren.

De leden van de SP-fractie verwijzen in dat verband naar het RIVM-rapport uit 2017 getiteld «Gezondheidseffecten van asbest»15. Het ligt naar de mening van de leden van de SP-fractie derhalve voor de hand het RIVM om een oordeel te vragen over het Aedesrapport.

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

Tijdens de deskundigenbijeenkomst werd door de aanwezige belangenorganisaties van particulieren met klem gesteld dat voor een succesvolle sanering van asbestdaken een regierol voor de gemeenten een absolute randvoorwaarde is vanwege de grote praktische en financiële voordelen en de soms absolute technische noodzaak van een collectieve aanpak.

Uit de reactie van de aanwezige vertegenwoordiger van de VNG bleek echter dat er geen sprake is een sluitende regie-aanpak door gemeenten. Dit brengt de leden van de PvdA-fractie tot de volgende vragen.

Deelt de regering de conclusie dat een gemeentelijke regierol randvoorwaardelijk is voor een succesvolle sanering van particuliere asbestdaken? Zo nee, waarom niet?

Zo ja, is de regering voornemens om hierover sluitende afspraken met de gemeenten te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn naar verwachting de kosten hiervan?

Wat zijn volgens de regering de gevolgen als de gemeenten deze regierol niet op zich nemen?

In de memorie van antwoord stelt de regering in antwoord op de vraag van de leden van de PvdA-fractie over een uitsplitsing van het aantal slachtoffers als gevolg van arbeidsomstandigheden en het aantal slachtoffers door diffuse verontreiniging in de buitenlucht veroorzaakt door erosie van asbestdaken dat het genoemde RIVM-rapport geen antwoord op deze vraag kan geven. Dit brengt de genoemde leden tot de onderstaande vraag:

Is er (internationaal) onderzoek beschikbaar dat ingaat op het onderscheid van het aantal asbestslachtoffers uitgesplitst naar het aantal slachtoffers als gevolg van arbeidsomstandigheden en het aantal door diffuse verontreiniging in de buitenlucht?

De Vereniging Eigen Huis presenteerde tijdens de genoemde deskundigenbijeenkomst een «stoplichtmodel», waarbij groen betekent dat een dak nog jaren veilig mee kan en op een later, natuurlijk moment kan worden vervangen. Rood betekent dat sanering wel op korte termijn nodig is. De aanwezige deskundige van de GGD noemde deze meer risicogerichte sanering een interessante optie. Daarom stellen de leden van de PvdA-fractie de volgende vragen.

Is deze of andere vorm van risicogerichte sanering overwogen en/of onderzocht? Zo ja, wat zijn hiervan de resultaten? Zo nee, is de regering bereid dit alsnog te onderzoeken?

Kan de regering een vergelijking maken, qua kosten en baten, van deze wijze van risicogericht saneren in vergelijking met het voorliggend wetsvoorstel?

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in de beantwoording ten aanzien van de kosten van het verwijderen van asbest de regering verwijst naar de mkba van Ecorys uit 2012, die is geactualiseerd in 2015. In die actualisatie wordt uitgegaan van een gemiddelde prijs van € 25 per m2, met een range van € 15 tot € 25 per m2 voor agrarische opstallen en van € 35 tot € 50 per m2 voor de overige sectoren. Op basis van signalen uit de markt en van zowel woningeigenaren als eigenaren van agrarische percelen lijken deze prijzen niet meer actueel. Kan de regering dit beeld van toenemende prijzen bevestigen en ziet zij het risico van een verdere toename naarmate 2024 dichterbij komt? Beschikt de regering over actuelere cijfers dan die van de mkba uit 2015?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben gevraagd naar de omvang van het aantal vierkante meter dat nog moet worden gesaneerd. Kan de regering nogmaals aangeven waarop de schatting is gebaseerd dat er nog zo’n 80 miljoen m2 moet worden gesaneerd? Op de landelijke kaart van de Versnellingsaanpak16 waarnaar eerder werd verwezen is namelijk voor een groot aantal gemeenten (met name in de provincies Groningen, Noord-Brabant, Noord-Holland en Friesland) nog geen inventarisatie van asbestdaken beschikbaar. Kan dit betekenen dat er nog meer (of juist minder) moet worden verwijderd?

Tevens hebben deze leden eerder gevraagd of hun indruk klopt dat tot nu met name het laaghangend fruit is geplukt. Beschikbare inventarisaties van de provincies Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht en Limburg laten zien dat 75% van de astbestdaken in het landelijk gebied ligt. Sanering heeft tot nu toe met name in landelijk gebied plaatsgevonden. Genoemde provincies zijn tevens de provincies die als koplopers beschouwd worden bij de aanpak van asbestdaken. Aannemelijk is dat in andere provincies het aandeel asbestdaken in stedelijk gebied mogelijk zelfs hoger dan 25% zal zijn. Kan de regering in dit licht nogmaals ingaan op de indruk van de leden van de GroenLinks-fractie dat een substantieel deel van de nog resterende opgave wat meer complex zal zijn?

De regering schat in, daarbij steunend op gegevens van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn), dat de sanering van 20 miljoen m2 (oftewel 25% van de resterende opgave) lastig financierbaar zal zijn. De regering geeft aan te werken aan een fonds dat minder draagkrachtigen moet helpen de sanering van een asbestdak betaalbaar te maken. Zowel de rijksoverheid als decentrale overheden als banken zouden aan dit fonds moeten bijdragen. Hoe ver zijn inmiddels de gesprekken hierover gevorderd, gezien de ambitie om dit fonds nog in 2019 in werking te laten treden?

Deelnemende overheden moeten het aantal te saneren asbestdaken in beeld hebben als voorwaarde om aanspraak te kunnen maken op het Asbestfonds. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of dit concreet betekent dat inwoners van een gemeente die (om welke reden dan ook) nalaat asbestdaken te inventariseren, daarmee dus ook geen mogelijkheden hebben financieel ondersteund te worden bij de sanering van hun daken? Welke mogelijkheden hebben zij om bij hun gemeente te bevorderen dan wel af te dwingen dat die deze inventarisatie ter hand neemt?

In de eerdere beantwoording is de regering maar in beperkte mate ingegaan op de vraag naar de capaciteit en deskundigheid bij gemeenten om het verbod te handhaven. Hebben gemeenten daar momenteel middelen en budget voor? Zo niet, is het Rijk bereid om de lagere overheden financieel tegemoet te komen en voor te bereiden op deze opgave? Hoe zorgt de regering ervoor dat er geen te grote verschillen ontstaan tussen gemeenten?

De vorige vraag moet mede in het licht worden gezien van het door Vereniging Eigen Huis gesuggereerde «stoplichtsysteem», waarbij de focus van een door risico gestuurde aanpak vooral zou liggen bij de daken die in slechte staat zijn (rood) en daken waar nog geen verwering heeft plaatsgevonden (groen) pas in een latere fase aan de beurt zouden zijn. Hoe kijkt de regering tegen dit systeem aan? Acht zij gemeenten in staat tot een dergelijke aanpak, met de huidige wettelijke mogelijkheden en beschikbare middelen en budgetten?

In de beantwoording op eerdere vragen van de leden van de GroenLinks-fractie gaf de regering aan dat de grens van een oppervlakte tot 35 m2 waarbij particulieren zelf asbest kunnen verwijderen niet nieuw is maar al eerder wettelijk is vastgelegd. In het kader van de uitvoerbaarheid van het huidige wetsvoorstel zijn deze leden benieuwd of het in de praktijk vaak voorkomt dat particulieren dit zelf doen, of dat de meesten het zekere voor het onzekere nemen en dit door een gespecialiseerd bedrijf laten doen, dan wel dat gemeenten aanvullende eisen stellen?

Zowel agrariërs als particulieren met asbestdaken geven aan dat het verzekeren van hun eigendom lastiger wordt, dat verzekeraars aanvullende eisen stellen of polissen omhoog gaan. Is de regering bekend met deze belemmeringen en kent zij voorbeelden van verzekeraars die eigenaren van asbestdaken niet langer willen verzekeren, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie?

Wat opvalt bij de aanpak van asbestverwijdering is dat er provincies zijn die voorop lopen, gemeenten die samen met bewoners voor een wijkaanpak kiezen en banken en private ondernemingen die initiatieven ondernemen met agrariërs. Daar staan afwachtende gemeenten en provincies en weinig actieve banken en private partijen tegenover. Hoe ziet de regering de eigen regierol om de verwijdering van asbest op daken tussen nu en eind 2024 tot een succes te maken?

Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat tussen 2012 en 2017 de totale oppervlakte asbestdaken afgenomen is van 120 miljoen m2 naar 80 miljoen m2. De jaarlijkse afname van de het aantal vierkante meters asbestdaken neemt af. De pilots uitgevoerd in de versnellingsaanpak sanering asbestdaken geven goede resultaten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel versnelling nog nodig is in de huidige afbouw van het aantal asbestdaken om het doel in 2024 te realiseren? Zij vragen eveneens of deze extra versnelling waar te maken is, zeker in het licht van het nagenoeg uitgeputte subsidieregeling. Zij vragen of het uitbreiden van deze subsidieregeling niet gewenst is, om het tempo in de saneringsopgave te houden en of het aflopen van deze subsidieregeling geen rechtsongelijkheid geeft tussen «early adaptors» en andere burgers en (agrarische) ondernemers, nu zij geen aanspraak meer kunnen doen op deze regeling.

De regering stelt in de memorie van toelichting dat de saneringskosten worden terugverdiend met een waardestijging of betere verkoopbaarheid van het gebouw. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of dit voordeel na afronding van de saneringsopgave en inwerkingtreding van het verbod niet de status quo geworden is en dus geen voordeel meer betekent. Zij vragen de regering hoe dit gegeven zich verhoudt tot het terugverdienen van de investering.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de reactie van de regering op de gevolgen van de krapte in de bouwsector en de naderende deadline, terwijl twee-derde van de asbestdaken nog gesaneerd moet worden, voor de kosten van de sanering van een asbestdak.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij heeft overwogen om krediet beschikbaar te stellen aan (agrarische) ondernemingen om voor 2024 aan de wetsverplichtingen te voldoen en of dit middel niet kan bijdragen aan het versnellen van de saneringsopgave.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het handhaven van het asbestverbod. Deze leden vragen of de voortgang in de saneringsoperatie de regering aanleiding geeft om de wijze waarop en de mate waarin de regering de handhaving wenst vorm te geven te wijzigen. Tevens vragen deze leden naar de voortgang van de motie-Laçin c.s.17 betreffende de handhaving van het asbestverbod door gemeenten.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering welke andere belangrijke bronnen van asbestvezels resteren in de bebouwde omgeving en of zij de wens heeft ook deze toepassingen te verbieden, en zo ja, op welke termijn zij daarmee wenst aan te vangen.

Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie

De regering geeft aan dat het voor voorspoedige sanering van asbestdaken van belang is dat dakeigenaren collectieven vormen. Decentrale overheden spelen daar een belangrijke rol in. Verschillende gemeenten zijn hiermee aan de slag. Dat geldt echter niet voor alle gemeenten. Dakeigenaren weten vaak niet wie er in de buurt nog meer een asbestdak heeft. Deelt de regering de mening van de leden van de SGP-fractie dat de inzet van gemeenten met betrekking tot het vormen van collectieven een belangrijke randvoorwaarde is voor de haalbaarheid van een verbod per 2025 voor individuele dakeigenaren? Kan de regering garanderen dat elke gemeente haar rol pakt?

De leden van de SGP-fractie wijzen in dit verband op de inbreng van de Verenging Nederlandse Gemeenten (VNG) bij de deskundigenbijeenkomst. De VNG uitte haar grote zorgen over de haalbaarheid en betaalbaarheid voor woningeigenaren en, in het verlengde hiervan, wat dit voor gemeenten betekent. Gemeenten kunnen het er «niet eventjes bij doen». Ze vrezen dat risico’s en problemen op hun bord geschoven worden. Het is voor hen volstrekt onduidelijk op welke wijze het verbod gehandhaafd zou moeten worden. Deze leden horen graag wat de regering van gemeenten verwacht en hoe zij gemeenten in staat gaat stellen om deze rol waar te maken?

De regering wijst erop dat in 2018 sprake was van een verdubbeling van de sanering ten opzichte van vijf jaar geleden. De leden van de SGP-fractie willen erop wijzen dat 2018 het laatste jaar was waarin subsidie aangevraagd kon worden bij het Rijk. Deelt de regering de analyse van deze leden dat tenminste een deel van de in 2018 gerealiseerde «versnelling» te wijten is aan de aflopende subsidieregeling en dus nog niet zoveel zegt over de saneringssnelheid in de komende jaren? Is de veronderstelling juist dat de afgelopen jaren met name daken met grote oppervlakten gesaneerd zijn, dat ongeveer 400.000 woningen en kleine schuurtjes nog gesaneerd moeten worden, met hogere kosten en saneringstijd per m2, en dat deze laatste opgave in de komende zes jaar nog gerealiseerd moet worden? Hoe weegt de regering de signalen van diverse experts en betrokkenen in de sector, zoals ook verwoord tijdens de deskundigenbijeenkomst, dat een verbod per 2025 niet haalbaar is? Deelt de regering de mening van de leden van de SGP-fractie dat het voorgestelde evaluatiemoment in 2022 niet mag betekenen dat een reële inschatting van de haalbaarheid vooruitgeschoven wordt?

De regering verwijst naar de maatschappelijke kosten en baten analyse (mkba) voor vervanging van asbestdaken, waarin voor woningen een kostenplaatje van 35 tot 50 euro per m2 genoemd wordt. De praktijk is dat woningeigenaren offertes krijgen met bedragen tot 200 euro vanwege de beperkte saneringscapaciteit. De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een duiding van de kostenontwikkeling voor sanering en vervanging van asbestdaken.

De regering is bezig met het opzetten van een asbestfonds ter ondersteuning van minder draagkrachtige eigenaren. De leden van de SGP-fractie hechten grote waarde aan voldoende financiële steun voor minder draagkrachtige eigenaren en vinden het met het oog op zorgvuldige besluitvorming van belang dat voor besluitvorming over het asbestdakenverbod duidelijk is hoe het genoemde asbestfonds vormgegeven zal worden. Deze leden ontvangen daarom graag een nadere uitwerking van het voornemen zoals genoemd in de brief van 18 januari jl.18 Hoe groot is het beschikbare budget? Welke voorwaarden zullen gaan gelden?

De leden van de SGP-fractie vinden dat de mogelijke gezondheidsrisico’s van het laten liggen van asbestdaken afgewogen moeten worden tegen onder meer de risico’s als gevolg van illegale saneringen en dumpingen. De regering schrijft dat zij geen signalen heeft ontvangen dat illegale dumping van asbest toeneemt. Heeft de regering kennisgenomen van het feit dat alleen al in de gebieden van Staatsbosbeheer het aantal dumpingen van asbest de afgelopen jaren is verdubbeld? Deelt de regering de inschatting van experts dat het aantal dumpingen van asbest de afgelopen jaren is toegenomen en dat met het naderen van de datum van het definitieve verbod het aantal illegale saneringen en dumpingen sterk zal stijgen?

Tijdens het rondetafelgesprek werd aangegeven dat de concentratie van asbestvezels in de buitenlucht varieert van 20 tot 200 asbestvezels per kubieke meter, terwijl de Gezondheidsraad heeft vastgesteld dat onder een concentratie van 2.000 asbestvezels per kubieke meter sprake is van een verwaarloosbaar risico. De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de regering in dit licht de proportionaliteit van het voorgestelde verbod op asbestdaken per 2025 beoordeeld. Is de veronderstelling juist dat het effect van invoering van het verbod bijvoorbeeld per 2030 in plaats van 2025 op de volksgezondheid heel beperkt is?

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat TNO bezig is met onderzoek naar verschillende scenario’s en methoden voor de verwijdering van asbestdaken. Wanneer wordt dit onderzoek afgerond? Is het mogelijk om het rapport zo snel mogelijk te ontvangen, zodat het betrokken kan worden bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel ten behoeve van een zorgvuldige weging van haalbaarheid en betaalbaarheid van het voorgestelde verbod? Kan de regering al een indicatie geven van de uitkomsten?

Tijdens de deskundigenbijeenkomst werd gewezen op de rol van certificatiebeheerder Ascert en haar invloed op het bepalen van certificatie-eisen en het tegenhouden van innovatieve saneringsmethoden. De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de regering ervoor wil gaan zorgen dat innovatieve saneringsmethoden niet alleen op papier, maar ook in de praktijk ruimte krijgen.

Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie

Er zijn verschillende soorten asbest. Blauw asbest bezit de meest dodelijke eigenschappen, dit wordt veelal in de scheepsbouw gebruikt. Wit asbest wordt vooral in dakplaten gebruikt. Volgens deskundigen is daarnaast bruin asbest tien keer gevaarlijker dan wit asbest terwijl deze bruine asbest vooral gebruikt is in plafonds en muurplaten binnen woningen. In woningen is 2000 vezels asbest per m2 toegestaan. Uit onderzoek zou blijken dat als iemand wordt blootgesteld aan maximaal 2000 vezels per m2 gedurende zijn leven dit geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Levert blootstelling aan asbest binnenshuis niet vele malen meer gezondheidsrisico’s op dan asbest op daken, zo vragen de leden van de 50PLUS-fractie?

Het asbestareaal van woningen is 14 miljoen m2, het gaat in totaal om 400.000 gebouwen. Verwijdering van asbesthoudend materiaal toegepast als dakbedekking kan alleen gerealiseerd worden als een strakke regie wordt gevoerd door gemeenten en provincies. Uit de memorie van antwoord komt naar de opvatting van de leden van de 50PLUS-fractie het beeld naar voren dat de inventarisatie van het aantal asbesthoudende daken nog niet door alle provincies en gemeenten is voltooid. Is er inmiddels een compleet overzicht beschikbaar? Zo ja, kan de regering dit verstrekken? Zo nee, wanneer verwacht de regering een complete inventarisatie?

Vooralsnog valt asbesthoudende gevelbeplating niet onder een bredere definitie van dakbedekking terwijl daar dezelfde gezondheidsrisico’s aan verbonden zijn als voor asbesthoudende dakbedekking. De verzekeringsmaatschappijen hebben al aangegeven hun afschrijvingspercentages bij schade aan te passen, niet alleen in geval van asbesthoudende dakbedekking maar ook voor asbesthoudende gevelbekleding. In voorkomende gevallen betekent dit dat een huiseigenaar bij lange na niet al zijn schade vergoed krijgt. Op welke wijze kan een huiseigenaar die een pand bezit met asbesthoudende gevelbekleding zich nog adequaat verzekeren?

Wie draagt het risico van schadeveroorzakende incidenten bij verwijdering van asbesthoudende daken? Het gecertificeerde bedrijf dat voor verwijdering zorgt of de eigenaar van het pand? Hoe verhoudt de aansprakelijkheid van de huiseigenaar zich tot de wettelijke verplichting tot verwijdering van asbesthoudende dakdelen wanneer een schadeveroorzakend voorval zich voordoet en het voor de huiseigenaar niet mogelijk is om zich hiertegen vooraf te verzekeren? Preventief asbestverwijdering wordt namelijk niet gedekt in opstalverzekeringen, zo merken de leden van de 50PLUS-fractie op.

Vaststaat dat er te weinig gecertificeerde bedrijven bestaan om asbesthoudende dakbedekking op verantwoorde wijze te verwijderen binnen de daarvoor gestelde termijn. In de memorie van antwoord meent de regering dat ook dakbedekkers met een deelcertificaat een bijdrage kunnen leveren om het gebrek aan gekwalificeerd personeel te ondervangen. Het zou dan gaan om eenvoudige verwijdering van asbesthoudende dakdekking. Wat verstaat de regering onder eenvoudige verwijdering?

De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat dit wetsvoorstel ziet op verwijdering van asbest en asbesthoudende producten juist ter vermijding van gezondheidsrisico’s bij een ieder die mogelijk kan worden blootgesteld aan asbestvezels. Hoe verhoudt de wettelijke eis dat enkel gecertificeerde bedrijven voor asbestverwijdering dienen zorg te dragen zich met de door de regering geopperde mogelijkheid dat dakbedekkers met slechts een deelcertificaat de verwijdering ook op verantwoorde wijze kunnen uitvoeren?

Kan de regering nadere informatie verschaffen over de vraag op welke wijze huiseigenaren die verplicht worden tot asbestsanering over te gaan in aanmerking kunnen komen voor mogelijke financiering nu daar veel onduidelijkheid en onrust over bestaat? De subsidie van € 4,50 per m2 is volstrekt ontoereikend ten opzichte van de reële saneringskosten, zo stellen de leden van de 50PLUS-fractie.

Is de regering bereid om, gelet op hetgeen tijdens de deskundigenbijeenkomst naar voren is gebracht, een extra voorlichtingscampagne over het veilig verwijderen en afvoeren van asbest te starten? Zo nee, waarom niet, gelet op de mogelijke gezondheidsrisico’s die asbestverwijdering met zich mee kan brengen?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het verslag. Onder voorbehoud dat de in dit verslag gestelde vragen en gemaakte opmerkingen uiterlijk 17 mei 2019 voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet – voorzien voor 28 mei 2019 – genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, Nooren

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, De Boer


X Noot
1

Samenstelling: Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), P. van Dijk (PVV), Atsma (CDA), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Jorritsma-Lebbink (VVD), (vice-voorzitter), N.J.J. van Kesteren (CDA), Köhler (SP), Meijer (SP), Nooren (PvdA), (voorzitter), Pijlman (D66), vacature (D66), Stienen (D66), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van der Sluijs (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA), Teunissen (PvdD) en Binnema (GL).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2018/19, 34 675, F

X Noot
3

Kamerstukken II, 2018/19, 25 834, nr. 154

X Noot
5

Kamerstukken II, 2015/16, 34 300 VII, nr. 15

X Noot
7

Kamerstukken II, 2015/16, 34 300 VII, nr. 15

X Noot
8

Position Paper GGD GHOR Nederland t.b.v. hoorzitting Tweede Kamer over sanering asbestdagen d.d. 4 oktober 2017 https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2017A02263

X Noot
10

TNO Rapport 2004/523 «Risicogerichte classificatie van werkzaamheden met asbest» https://www.publicspaceinfo.nl/media/uploads/files/TNO_2004_0001.pdf

X Noot
11

Ter inzage gelegd onder griffienummer 164110.38

X Noot
12

Kamerstukken II, 2018/19, 25 834, nr. 154

X Noot
13

Reactie van de Staatssecretaris van SZW nav publicatie «Inzichten voor proportioneel asbestbeleid» https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/03/27/reactie-staatssecretaris-op-extern-rapport

X Noot
15

RIVM Rapport 2017-0194 «Gezondheidseffecten van asbest», https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2017-0194.pdf

X Noot
17

Kamerstukken II, 2018/19, 34 675, nr. 32

X Noot
18

Kamerstukken II, 2018/19, 25 834, nr. 154

Naar boven