34 642 Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met modernisering van de bepalingen over voorzieningenplanning

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 maart 2018

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de considerans vervalt: en dat het tevens wenselijk is het richtingbegrip bij de voorzieningenplanning in zowel de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES als ook in de Wet op het primair onderwijs en de Wet primair onderwijs BES af te bakenen.

B

Artikel I, onderdelen B en C, vervallen.

C

In artikel I, onderdeel K, wordt in het nieuw voorgestelde artikel 64, eerste lid, onderdeel b vervangen door:

b. 325 leerlingen voor een school voor havo en 130 leerlingen voor een afdeling voor havo,.

D

In artikel I, onderdeel K, worden in het nieuw voorgestelde artikel 67 de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De aanvraag vermeldt de schoolsoort en het vestigingsadres van de school. Indien de aanvraag betrekking heeft op een school voor bijzonder onderwijs, wordt in de aanvraag ook vermeld van welke verlangde richting het onderwijs zal uitgaan.

2. In het zevende lid wordt na «artikel 10b, derde lid,» ingevoegd «dan wel een school of scholengemeenschap die ontstaat na splitsing van een school of scholengemeenschap dan wel een afdeling voor havo».

E

In artikel I, onderdeel K, wordt aan het nieuw voorgestelde artikel 68, derde lid, een volzin toegevoegd, luidend: Op verzoek van het bevoegd gezag kan dit tijdstip 1 of 2 jaar worden uitgesteld.

F

In artikel I, onderdeel K, wordt in het nieuw voorgestelde artikel 70 na «leerwegondersteunend onderwijs» ingevoegd «als bedoeld in artikel 10e».

G

In artikel I, onderdeel K, wordt in het nieuw voorgestelde artikel 72, eerste lid, «voor 1 van de» vervangen door «voor alle».

H

Artikel I, onderdelen V en W, vervallen.

I

In artikel I, onderdeel X, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. «Na artikel 118cc» wordt vervangen door «Na artikel 118dd».

2. «AFDELING IV» wordt vervangen door «AFDELING V».

3. Het opschrift van het enige artikel in Afdeling V komt te luiden:

Artikel 118ee. Overgangsrecht modernisering bepalingen voorzieningenplanning.

J

Artikel II, onderdelen B en C, vervallen.

K

In artikel II, onderdeel D, worden in het nieuw voorgestelde artikel 123 de volgende wijzigingen aangebracht:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. De aanvraag vermeldt de schoolsoort en het vestigingsadres van de school. Indien de aanvraag betrekking heeft op een school voor bijzonder onderwijs, wordt in de aanvraag ook vermeld van welke verlangde richting het onderwijs zal uitgaan.

2. In het zesde lid wordt na «artikel 18, derde lid,» ingevoegd «dan wel een afdeling voor havo».

L

In artikel II, onderdeel D, wordt aan het nieuw voorgestelde artikel 124, derde lid, een volzin toegevoegd, luidend: Op verzoek van het bevoegd gezag kan dit tijdstip 1 of 2 jaar worden uitgesteld.

M

Artikel III vervalt.

N

Artikel IV vervalt.

Toelichting

Onderdeel A, onderdeel D, onderdeel 1, onderdeel K, onderdeel 1, onderdeel M en onderdeel N

In het wetsvoorstel was naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State een inhoudelijk onderwerp opgenomen. Het ging om het afbakenen van het begrip «de verlangde richting». Bij een aanvraag voor bekostiging van een school voor bijzonder onderwijs moet worden aangegeven van welke richting deze uit zal gaan. Voor de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) werd daarom voorgesteld te expliciteren dat een aanvraag voor bekostiging van één of van meer richtingen uit kon gaan. Daarbij werden wel een paar voorwaarden gesteld om te voorkomen dat gebruik zou worden gemaakt van de mogelijkheid voor een samenvoeging van richtingen, enkel om aan de vereiste stichtingsnorm te voldoen.

Aangezien dezelfde terminologie ook voorkomt in de Wet voortgezet onderwijs BES (WVO BES), de Wet op het primair onderwijs (WPO) en de Wet primair onderwijs BES (WPO BES), werd voorgesteld ook die wetten op dit punt aan te passen.

Op 20 september 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over de afwijzing van een stichtingsaanvraag voor een islamitisch/ hindoeïstische school 1. De Afdeling heeft daarbij uitgesproken dat niet per definitie iedere combinatie van richtingen voor bekostiging in aanmerking moet worden gebracht. Het moet aannemelijk zijn dat de belangstelling voor de ene richting opgeteld bij de belangstelling voor de andere richting(en) een totaal oplevert dat representatief is voor de belangstelling voor een combinatie van die richtingen. Bekeken moet worden of het in het concrete geval realistisch is uit te gaan van een te verwachten leerlingenaantal dat is bepaald door het optellen van de belangstellingspercentages van de te combineren richtingen. Daarbij mag betekenis worden toegekend aan de mate van doorwerking van de combinatie van richtingen die aan het op de school te geven onderwijs ten grondslag wordt gelegd op andere terreinen van het maatschappelijk leven, aan het draagvlak voor de scholengemeenschap binnen de geloofsgemeenschappen van de respectievelijke richtingen en aan de onderlinge verenigbaarheid van de richtingen. Op grond van artikel 23 van de Grondwet en de daarop gestoelde onderwijswetgeving kan de betrokken bewindspersoon zich in het kader van de bekostiging van het onderwijs uitspreken over de betekenis van richtingen en hun onderlinge verhoudingen. Een en ander brengt in algemene zin met zich dat alleen de belangstellingspercentages van richtingen die min of meer in elkaars verlengde liggen bij elkaar mogen worden opgeteld, aldus de Afdeling.

De uitspraak betekent feitelijk dat al onder de huidige wetgeving kan worden bereikt wat met de inhoudelijke wijzigingen in het wetsvoorstel werd beoogd, namelijk alleen scholen voor bekostiging in aanmerking brengen die naar verwachting levensvatbaar zijn op basis van de aangevraagde richting(en). Daarmee is het niet meer nodig om in dit wetsvoorstel de bepalingen over het inkaderen van het begrip richting op te nemen. Die bepalingen worden bij deze nota van wijziging dan ook geschrapt uit het wetsvoorstel. Dat betekent ook dat de WPO en de WPO BES in dit wetsvoorstel niet meer worden gewijzigd. In onderdeel A wordt de considerans overeenkomstig aangepast.

Onderdelen B, C, H en J

In het wetsvoorstel is een paar onderdelen opgenomen waardoor uit de WVO en de WVO BES de mogelijkheid zou verdwijnen om een afdeling havo (laatste twee leerjaren havo, verbonden aan een school voor mavo) te kunnen stichten en vervolgens ook om de opheffingsnorm voor die afdelingen te schrappen. De reden daarvoor was dat al in tientallen jaren nooit meer een aanvraag voor een afdeling havo is ingediend en er nu ook geen afdelingen havo bestaan.

Inmiddels is echter vanuit het veld enkele malen om informatie verzocht en er is nu ook een stichting die heeft aangekondigd daadwerkelijk een aanvraag te willen doen. Er lijkt sprake van hernieuwde belangstelling voor de afdeling havo. Daarom worden de onderdelen over het schrappen van de bepalingen over de afdeling havo uit het wetsvoorstel gehaald en wordt alsnog in de volledig herziene afdeling over de aanvang van de bekostiging in de WVO niet alleen een stichtingsnorm voor een school voor havo, maar ook voor een afdeling voor havo geregeld (zie onderdeel C).

Onderdeel D, onderdeel 2, en onderdeel K, onderdeel 2

In het nieuw voorgestelde artikel 64, derde lid, WVO is het ook mogelijk gemaakt een school of scholengemeenschap die na splitsing ontstaat voor bekostiging in aanmerking te brengen. In het nieuw voorgestelde artikel 67 was daarvoor evenwel niet voorzien in een aanvraagprocedure. In onderdeel D, onderdeel 2, wordt daarin alsnog voorzien. Tevens is met het oog op het terugbrengen van de mogelijkheid tot het stichten van een afdeling voor havo aan een school voor mavo, in genoemd onderdeel ook daarvoor voorzien in een aanvraagprocedure. In onderdeel K, onderdeel 2, wordt dat laatste ook geregeld in de WVO BES.

Onderdelen E en L

Met deze onderdelen wordt een discrepantie opgeheven tussen de wettekst en de artikelsgewijze toelichting. De wettekst bepaalde dat de bekostiging van een nieuwe voorziening waarbij geen huisvesting nodig was, per definitie zou starten op 1 augustus direct volgend op het besluit van de Minister om te gaan bekostigen. In de toelichting stond echter dat de bekostiging dan zou kunnen starten. Op verzoek van het bevoegd gezag kan in uitzonderingssituaties de bekostiging één of twee jaar later starten, bijvoorbeeld omdat men het gebouw eerst nog wil aanpassen. Die mogelijkheid is nu ook in de wettekst opgenomen.

Onderdeel F

In de WVO is geen begripsbepaling opgenomen van leerwegondersteunend onderwijs. In het nieuw voorgestelde artikel 70 wordt daarom een verwijzing opgenomen naar artikel 10e van de WVO. Dat is het wetsartikel waarin wordt aangegeven wat het leerwegondersteunend onderwijs behelst.

Onderdeel G

De in het wetsvoorstel opgenomen vereenvoudiging van de berekening voor de vereiste overlap in voedingsgebieden beperkt zich tot fusie van twee scholen of scholengemeenschappen in het voortgezet onderwijs. Het wijzigingsvoorstel voorziet er in dat dit vereiste ook geldt in geval er meer dan twee scholen of scholengemeenschappen bij de fusie zijn betrokken. Ook voor de andere scholen of scholengemeenschappen acht de regering het onwenselijk dat die op grote afstand gelegen zijn van de fusiepartners. De planning is om begin 2018 een brief aan uw Kamer te sturen over de plannen in het Regeerakkoord van het kabinet-Rutte III voor afschaffing van de fusietoets in het primair onderwijs en voor voortgezet onderwijs in geval van krimpproblematiek. Ook in dat kader blijft de eis van overlap in de voedingsgebieden overigens relevant.

Onderdeel I

Met dit onderdeel wordt in de eerste plaats rekening gehouden met het feit dat de WVO met ingang van 1 januari 2018 door de inwerkingtreding van de Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool (Stb. 2017, 327 en 399) al een artikel 118dd bevat. In de tweede plaats wordt in het opschrift van het nieuwe artikel een redactionele verbetering aangebracht.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

ECLI:NL:RVS:2017:2552.

Naar boven