34 629 Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met de verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen ten aanzien van het functioneren van de wet

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 12 juni 2018

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in verband met verbetering van het tuchtrecht en het functioneren van de wet. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met verbeteringen die worden doorgevoerd in het tuchtrecht alsmede verbeteringen van het functioneren van de wet. Met de regering zijn deze leden van mening dat dit voorstel het werken met het BIG-register verbetert. BIG-geregistreerden worden voor patiënten beter vindbaar, het tuchtrecht wordt aangescherpt en door de voorgestelde wetswijzigingen wordt het voor de patiënt inzichtelijk als een BIG-geregistreerde disfunctioneert. Tijdens de schriftelijke en mondelinge behandeling in de Tweede Kamer is het wetsvoorstel op veel punten verhelderd. Door de aangenomen amendementen en moties is het verbeterd. De leden van de PvdA-fractie hebben nog behoefte aan verheldering op een beperkt aantal punten.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel en kunnen de inzet en doelstellingen onderschrijven. Zij hebben wel nog enkele vragen over het voorstel tot wijziging van de Wet BIG.

Last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten

Met artikel 85a wordt de last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten in de Wet BIG geïntroduceerd. De IGZ-inspecteur kan met deze last de beroepsbeoefenaar verplichten zijn beroepsactiviteiten onmiddellijk te staken. De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van dit artikel, dat het mogelijk maakt om snel in te grijpen bij beroepsbeoefenaren die blijk hebben gegeven van ernstig laakbaar gedrag, waarvan het belang van de volksgezondheid verlangt dat hun handelen eerst wordt getoetst door de tuchtrechter, alvorens zij eventueel hun werkzaamheden voortzetten. Samen met de afdeling advisering van de Raad van State vragen zij zich echter af of het oordeel over het al dan niet voortduren van de last niet beter aan de tuchtrechter kan worden overgelaten dan aan de bestuursrechter. Het tuchtcollege beschikt immers over meer gespecialiseerde deskundigheid dan de bestuursrechter om in dit kader het gedrag van de beroepsbeoefenaar te kunnen beoordelen. De leden van de VVD-fractie vragen of een samenloop van bestuursrechtelijke en tuchtrechtelijke procedures niet onnodig inefficiënt is en of dit tot incongruente uitspraken zou kunnen leiden. De regering wijst immers op het verschil in beoordelingskader van de bestuursrechter en het tuchtcollege. Kan de regering aangeven wat de mogelijke consequenties zijn voor betrokkenen, wanneer het tuchtcollege op basis van de inhoudelijke toetsing tot een uitspraak komt die de door de bestuursrechter opgelegde last tot onmiddellijke onthouding van de beroepsactiviteiten niet onderschrijft?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat met het nieuwe middel van de last tot onmiddellijke onthouding van beroepsactiviteiten, kortweg LOB, een belangrijke verandering wordt ingevoerd.

Hiermee kan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd BIG-geregistreerden per direct dwingen het werk te staken, nog voordat een tuchtrechter een oordeel heeft gegeven. Het is begrijpelijk dat de regering naar een maatregel zoekt om tijdig in te grijpen als er ernstige vermoedens zijn dat de kwaliteit van de zorg in het geding is. Lastig daarbij is dat de maatregel ingezet wordt voordat er een oordeel van een rechter aan te pas is gekomen. Gezien de impact die deze maatregel zal hebben op de betrokken BIG-geregistreerde en zijn omgeving is het van belang dat volstrekt helder is wanneer deze maatregel gerechtvaardigd is. In de wetsbehandeling tot nu toe heeft de regering extreme voorbeelden aangehaald, waarin geen goede zorg geleverd wordt. Dit geeft voor patiënten en BIG-geregistreerden onvoldoende helderheid wanneer de inspectie dit middel in gaat zetten. De leden van de PvdA-fractie krijgen graag een verduidelijking op dit punt. De vraag daarbij is hoe voorkomen kan worden dat de inspectie het LOB-instrument in gaat zetten onder druk van verhalen en klachten in de media, terwijl mogelijke tekortkomingen in de zorg nog niet getoetst zijn en waarbij hoor en wederhoor nog niet is toegepast. Bij de behandeling in de Tweede Kamer is erover gesproken dat een BIG-geregistreerde compensatie van kostenderving in de vorm van een schadevergoeding kan eisen via de bestuursrechter als blijkt dat een LOB onterecht is opgelegd. De vraag op welke wijze het eerherstel van een beroepsbeoefenaar bij wie de LOB onterecht is opgelegd, wordt bewerkstelligd, bleef onbeantwoord. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aan te geven hoe het eerherstel dan gerealiseerd zal worden en wat daarbij van de inspectie verwacht mag worden.

Reikwijdte tuchtnormen

In het wetsvoorstel is geregeld dat niet alleen het handelen als beroepsbeoefenaar, maar ook gedragingen in de privésfeer onder het tuchtrecht komen te vallen. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer zijn over dit punt al vragen gesteld. De antwoorden van de regering geven de leden van de PvdA-fractie onvoldoende helderheid over welke gedragingen wel en welke gedragingen niet zullen meetellen. Tijdens de mondelinge behandeling in de Tweede Kamer sprak de Minister voor Medische Zorg en Sport over «wat betamelijk is in relatie tot de uitoefening van het beroep». Betamelijkheid wordt een tweede tuchtnorm, naast de huidige norm van goede zorgverlening, aldus de Minister. In het debat illustreerde hij dat met voorbeelden. Voor de praktijk is het van belang dat volstrekt helder is welke gedragingen onder deze norm vallen, wie dat beoordeelt en welke consequenties eraan verbonden worden. Kan de regering toelichten wat onder de norm «betamelijkheid» gaat vallen en waar de grens komt te liggen wat betreft gedragingen die niet getolereerd worden van beroepsbeoefenaren die onder de Wet BIG vallen? De vraag daarbij is of het dan moet gaan om gedragingen waarvoor de betreffende BIG-professional strafrechtelijk veroordeeld is. Zo ja, betekent dit dan dat er niet gehandeld kan worden zolang iemand verdachte is? Welk afwegingskader gaat de tuchtrechter gebruiken om te bepalen of er consequenties (en zo ja, welke) aan gedragingen in de privésfeer worden gekoppeld?

De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat een tuchtwaardige «benadeling» van een patiënt/cliënt door een BIG-geregistreerde niet altijd in werktijd, maar ook daarbuiten, plaats kan vinden. De geregistreerde kan immers ook buiten werktijd handelen in strijd met het belang van een goede uitoefening van zijn beroep, in gevallen waarin hij misbruik maakt van de relatie die hij heeft met patiënten en cliënten. De vaststelling van dat misbruik kan evenwel lastig zijn en daarmee ook de vaststelling van de gegrondheid van een klacht. Kan de regering aangeven hoe objectief die situatie gemaakt kan worden, mede om BIG-geregistreerden te beschermen tegen lichtvaardige en ongegronde klachten?

Tuchtrechtspraak

In de tweede evaluatie van de Wet BIG (ZonMw, 2013)2 wordt geconstateerd dat de betekenis van het tuchtrecht afneemt, mede doordat te weinig zaken voor de tuchtrechter worden gebracht. Ook spelen andere instanties (dan de tuchtrechter) een rol bij de normontwikkeling, zo wordt geconstateerd. Voor de tuchtrechtspraak is dat een zorgelijke ontwikkeling. Dit wetsvoorstel wil hierop een antwoord te zijn door de tuchtrechtspraak in de gezondheidszorg te verbeteren. Deze tuchtrechtspraak moet betekenisvol en adequaat zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering een reflectie te geven op de vraag of met dit wetsvoorstel de rol en functie van de tuchtrechtspraak voor de normontwikkeling in de gezondheidszorg zal toenemen.

Toegang tot tuchtrechter

Het amendement om te voorkomen dat mensen griffierecht moeten betalen als zij een beroep willen doen op de tuchtrechter3 heeft het helaas niet gehaald. De leden van de PvdA-fractie vragen waarop de stelling van de regering is gebaseerd dat mensen te makkelijk naar de tuchtrechter stappen. Is er door de regering onderzoek gedaan naar het effect van griffierechten op de geneigdheid van patiënten om een zaak voor te leggen aan de tuchtrechter? Zo nee, hoe heeft de regering dan bepaald dat een hoogte van € 50 adequaat is? Kan de regering zich voorstellen dat juist voor mensen met een kleine beurs de drempel om zich tot de tuchtrechter te wenden al hoog is en dat griffierechten deze drempel nog hoger, zo niet onneembaar, maken?

Heeft de regering in lijn met de adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, zoals verwoord in het rapport «Weten is nog geen doen, een realistisch perspectief op redzaamheid'4, onderzocht wat de voorgestelde wijzigingen in de Wet BIG betekenen voor mensen met verminderd «doenvermogen»? Zo ja, wat heeft dit opgeleverd? Zo nee, waarom heeft zij dit niet onderzocht? Is de regering bereid het effect van het invoeren van griffierechten op de toegang tot de tuchtrechter te monitoren en daarbij specifiek te letten op de effecten voor mensen met lagere inkomens en mensen met verminderd doenvermogen?

BIG-registratie

Een probleem dat al langer wordt gesignaleerd is de vindbaarheid in het BIG-register. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke maatregelen zijn getroffen om dit te verbeteren.

Strafrechtelijke ontzetting

De leden van de VVD-fractie brengen graag het volgende punt onder de aandacht. De strafrechter heeft, in het geval van ernstige strafbare feiten, de mogelijkheid een beroepsbeoefenaar, die werkzaam is op het gebied van de individuele gezondheidszorg, te ontzetten van het recht om zijn beroep uit te oefenen. Dit wetsvoorstel voegt enkele strafbare feiten toe die tot ontzetting kunnen leiden en regelt dat de ontzetting niet beperkt is tot het beroep waarin het strafbare feit is begaan. De ontzetting is een bijkomende straf, vergelding is derhalve een belangrijk doel. De strafrechtelijke ontzetting kan worden opgelegd aan eenieder die werkzaam is in de individuele gezondheidszorg en dus niet alleen aan de BIG-geregistreerde. Met betrekking tot de rechtsgelijkheid vragen de leden van de VVD-fractie of de strafrechter zulke beroepsverboden als extra straf kan opleggen in andere beroepsgroepen, zoals leraren. Indien het antwoord bevestigend is, kan de regering dan aangeven hoeveel beroepsverboden er door de strafrechter zijn opgelegd aan beroepsbeoefenaren binnen de individuele gezondheidszorg en hoeveel aan beroepsbeoefenaren in ander beroepsgroepen?

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 29 juni 2018.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Martens

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Ganzevoort (GL), De Grave (VVD), Martens (CDA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD) (vice-voorzitter), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Bredenoord (D66), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Schnabel (D66), Wezel (SP), Klip-Martin (VVD) Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA)

X Noot
2

Kamerstukken II, 2013–2014, 29 282, nr. 182.

X Noot
3

Kamerstukken II 2017/18, 34 629, 9.

X Noot
4

WRR-Rapport nr. 97 (24-4-2017).

Naar boven